VONNIS VAN DE ARBITRAGECOMMISSIE van het Instituut Sportrechtspraak

Vergelijkbare documenten
VONNIS VAN DE ARBITRAGECOMMISSIE van het Instituut Sportrechtspraak

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ter zake van een geschil tussen 1. A. P., 2. T. P., hierna te noemen opdrachtgevers, e i s e r s,

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen. 1. A., 2. MEVROUW B., hierna te noemen opdrachtgevers,

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

Uitspraak in de zaak tussen: [naam appellant], wonende te [naam woonplaats], appellant,

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

B., hierna te noemen onderneemster,

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

inachtneming van het bepaalde in artikel 4 voorlegt aan de geschillencommissie.

ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9024

Bij de memorie van eis zijn producties gevoegd (genummerd 1 17).

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

UITSPRAAK VAN DE TUCHTCOMMISSIE

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBUTR:2009:BL0337

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ter zake van een geschil tussen M. B. hierna te noemen opdrachtgeefster, e i s e r e s,

ter zake van een geschil tussen de besloten vennootschap R. EN D. B.V., hierna te noemen aanneemster, M. V., hierna te noemen: opdrachtgeefster,

VONNIS VAN DE ARBITRAGECOMMISSIE van het Instituut Sportrechtspraak

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: / KG ZA van

Koninklijke Nederlandse Voetbalbond. College van Arbiters. ARBITRAAL VONNIS nr d.d. 25 januari 2013 in de zaak van:

ECLI:NL:RBDHA:2015:16283

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

ECLI:NL:RBLIM:2016:661

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Koninklijke Nederlandse Voetbalbond. College van Arbiters. ARBITRAAL VONNIS nr d.d. 25 januari 2013 in de zaak van:

ECLI:NL:RBNHO:2016:9102

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ter zake van een spoedgeschil tussen J.J., hierna te noemen: opdrachtgever, e i s e r, L.H., H.O.D.N. BOUWBEDRIJF H., hierna te noemen: aannemer,

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBROT:2016:665

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ter zake van een geschil tussen M.M., hierna te noemen: opdrachtgever, de besloten vennootschap D. B.V., hierna te noemen: aanneemster,

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBLIM:2014:6535

R A A D V O O R G E S C H I L L E N

Samenvatting. Consument,

ECLI:NL:RBGEL:2013:2662

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

SCHEIDSRECHTERLIJK INCIDENTEEL VONNIS in het bevoegdheidsincident in hoger beroep tussen. A., tevens handelend onder de naam B., hierna te noemen A.

ECLI:NL:RBNNE:2017:1905

de coöperatie coöperatieve Rabobank Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest, gevestigd te Leiden, hierna te noemen Aangeslotene.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

ECLI:NL:RBROT:2017:4009

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBOVE:2016:5109

ECLI:NL:RBNNE:2013:6272

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

de besloten vennootschap Verbrugge Financieel Advies B.V., gevestigd te Raamsdonksveer, hierna te noemen Aangeslotene.

Zaaknummer : 2013/129

ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBROT:2016:3340

ECLI:NL:RVS:2016:2861

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

SCHEIDSRECHTERLIJK INCIDENTEEL VONNIS in een geschil tussen. de besloten vennootschap A., hierna te noemen leverancier,

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:OGEAC:2017:86

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RVS:2014:1169

UITSPRAAK VAN DE TUCHTCOMMISSIE

Transcriptie:

VONNIS VAN DE ARBITRAGECOMMISSIE van het Instituut Sportrechtspraak Kamer : Arbitrage Leden van de kamer : (kamervoorzitter) : mr. G. Vrieze (lid) : mr. ing. H. Kasperts (lid) : mr. drs. H. Vegter (juridisch secretaris) : mr. A. van der Landen Zaaknummer : A 2018003/2018-63-03 In de zaak van: Verzoekende partij Naam : [betrokkene] Wonende te : [adres betrokkene] Verder ook te noemen : [betrokkene] Lid van de sportbond : Nederlandse Postduivenhouders Organisatie tegen: Verwerende partij Naam : [verweerder] van de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie (NPO), in deze procedure vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger verweerder], voorzitter van het bestuur Gevestigd te : [adres verweerder] Verder ook te noemen : [verweerder] Gemachtigde : [gemachtigde verweerder] 1. Het verloop van de procedure 1.1. De procesgang blijkt uit de volgende stukken: - het verzoekschrift van [betrokkene] met bijlagen, bij het Instituut Sportrechtspraak (ISR) ingekomen op 19 juni 2018; - de brief van het ISR aan [betrokkene] van 28 juni 2018 met de vraag welke vorm van geschillenbeslechting hij wenst; - de brief van [betrokkene] van 3 juli 2018 waarin is vermeld dat partijen naar een mediator gaan en dat, indien dat niet slaagt, hij het geschil door middel van arbitrage bij het ISR wil laten behandelen; - de e-mail van [betrokkene] van 19 augustus 2018 waarin is bericht dat het mediationgesprek niet tot een oplossing heeft geleid; Uitspraak arbitragecommissie 1

- het verweerschrift van [verweerder] met producties, bij het ISR ingekomen op 31 oktober 2018; - de tussen partijen gesloten arbitrageovereenkomst waarin zij onder meer zijn overeengekomen dat de arbitragecommissie van het ISR bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen en dat op het geschil het Arbitragereglement van het ISR van toepassing is; - de e-mail van het ISR van 11 februari 2019 aan partijen met een verwijzing naar een website alsmede met twee artikelen; - de pleitaantekeningen van beide partijen, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2019, waarbij [betrokkene] in persoon is verschenen, vergezeld van [persoon 1] en [persoon 2], en [verweerder] werd vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger verweerder], voorzitter, en [gemachtigde verweerder], jurist. 1.2. Hierna is de datum van de uitspraak bepaald. 2. De feiten 2.1. [betrokkene] is lid van de NPO. 2.2. [betrokkene] is woonachtig in [woonplaats betrokkene]. [woonplaats betrokkene] valt in het werkgebied van [verweerder]. 2.3. [betrokkene] heeft op [datum wedvlucht] met zijn duif met ringnummer [ringnummer duif betrokkene] (verder ook te noemen: de duif) deelgenomen aan de wedvlucht vanuit [startplaats wedvlucht] ([land startplaats wedvlucht]). 2.4. De aan de wedvlucht deelnemende duiven, in totaal 8.578, zijn om 13:10 uur gelost in [startplaats wedvlucht]. De duif van [betrokkene] is om 16:09:42 uur geconstateerd bij het (thuis)hok. Dit levert een snelheid op van 1.412,62 meter per minuut (mpm). De eerstvolgende duif heeft een snelheid behaald van 1.153,33 mpm. 2.5. [verweerder] heeft daags na de wedvlucht besloten om de duif van [betrokkene] niet te klasseren, omdat het onwaarschijnlijk zou zijn dat de duif in de betreffende wedvlucht zo'n grote snelheid heeft bereikt. 2.6. Er heeft onderzoek plaatsgevonden door de NPO naar de inkorf- en afslagbescheiden alsmede naar de situatie op en rondom de losplaats en het lossingsmoment. Daarbij zijn geen onregelmatigheden geconstateerd. 3. Het geschil 3.1. [betrokkene] verzoekt de arbitragecommissie om de beslissing van [verweerder] nietig te verklaren en [verweerder] op te dragen om de duif in de uitslag van de op [datum wedvlucht] plaatsgevonden hebbende wedvlucht vanuit [startplaats wedvlucht] terug te plaatsen, met veroordeling van [verweerder] in alle kosten. 3.2. [verweerder] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [betrokkene] in zijn verzoeken, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [betrokkene] in de door [verweerder] gemaakte kosten. 3.3. Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan. Uitspraak arbitragecommissie 2

4. De beoordeling Formele verweren 4.1. [verweerder] heeft ter zitting haar formele verweren, opgenomen onder randnummer 4 van het verweerschrift, ingetrokken. Deze behoeven derhalve geen bespreking meer. Inhoudelijke beoordeling 4.2. Ter beoordeling ligt voor of [verweerder] heeft kunnen en mogen besluiten om de duif van [betrokkene] uit de uitslag van de op [datum wedvlucht] plaatsgevonden hebbende wedvlucht vanuit [startplaats wedvlucht] te halen. 4.3. Bij die beoordeling stelt de arbitragecommissie voorop dat zij overeenkomstig artikel 6 van de arbitrageovereenkomst beslist als goede mannen naar redelijkheid en billijkheid. Dit brengt met zich, anders dan [verweerder] heeft betoogd, dat het besluit niet getoetst dient te worden aan het bepaalde in de artikelen 2:14 en 2:15 van het Burgerlijk Wetboek. 4.4. De arbitragecommissie neemt verder tot uitgangspunt dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering. Dit geldt temeer nu er door [verweerder] geen onregelmatigheden zijn aangetroffen tijdens de onderzoeken naar de inkorving, de afslag, de losplaats en het lossingsmoment. [verweerder] heeft gesteld dat sprake is van een onwaarschijnlijke snelheid als bedoeld in artikel 25 van het Wedvluchtreglement en heeft ter zitting zeven aanwijzingen voor die onwaarschijnlijkheid genoemd, te weten de volgende omstandigheden: 1. het grote verschil tussen de nummers 1 en 2. Zij verwijst hierbij naar een onderzoek van de TU Delft waaruit volgens haar blijkt dat snelheidsverschillen groter dan 100 mpm onwaarschijnlijk zijn; 2. de kleine verschillen tussen de nummers 2 tot en met 11; 3. de relatief korte afstand van de vlucht. Bij een grotere afstand is de kans groter dat het verschil met de nummer 2 groot is; 4. bij andere afdelingen waren er het weekend van de wedvlucht geen grote verschillen tussen de nummers 1 en 2; 5. op de bewuste wedstrijddag was er in Nederland geen enkele duif die ook maar in de buurt kwam van de snelheid van de duif van [betrokkene] ; 6. de kans op een groot verschil tussen de nummers 1 en 2 is kleiner omdat er maar liefst 8.578 duiven aan de wedvlucht deelnamen; 7. volgens een door [verweerder] geraadpleegde deskundige waren er op de dag van de wedvlucht geen extreme windsnelheden of verschillen in windsnelheid op grote hoogten die het verschil zouden kunnen verklaren. In feite zijn deze omstandigheden terug te brengen tot twee omstandigheden, te weten een onwaarschijnlijk groot verschil tussen de nummers 1 en 2 van de wedvlucht, alsmede de afwezigheid van bijzondere luchtstromingen/weersomstandigheden die het grote verschil kunnen verklaren. Deze zullen hierna worden besproken. Luchtstromingen 4.5. [verweerder] heeft gesteld dat de windsnelheid geen rol kan hebben gespeeld bij de uitslag van de wedvlucht. Ter onderbouwing van die stelling heeft [verweerder] allereerst gewezen op de windsnelheden die zijn gemeten rondom het lossingstijdstip, vlakbij de losplaats (bijlage 2 bij het verweerschrift). Uitspraak arbitragecommissie 3

4.6. De arbitragecommissie stelt vast dat de windsnelheid is gemeten bij de losplaats. [verweerder] heeft niet gesteld of en zo ja, waar en hoe vaak, en op welke hoogte op de route van de vlucht (ook) de windsnelheid is gemeten. Dit had wel voor de hand gelegen. Immers, van belang zijn de windsnelheden gedurende de gehele vlucht en niet enkel die bij de losplaats. Daarover heeft [verweerder] evenwel geen (nadere) feiten en omstandigheden gesteld, anders dan de onder 7 genoemde omstandigheid. 4.7. [verweerder] heeft namelijk gesteld dat de door haar geraadpleegde Belgische meteoroloog [naam meteoroloog] heeft aangegeven dat er op de dag van de wedvlucht sprake was van een zeer lage windsnelheid en dat hij betwijfelde of er wel sprake was van een zuidelijke luchtstroming die hoger gelegen zou zijn zoals door [betrokkene] is gesteld. [verweerder] heeft deze stelling echter niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met een schriftelijke verklaring van de meteoroloog. De juistheid van deze stelling blijft daarom in de lucht hangen. Dat klemt temeer omdat [betrokkene] daartegen - onder verwijzing naar bijlage 6 bij het verzoekschrift - heeft ingebracht, dat veel duiven van liefhebbers uit [Nederlandse provincie] tijdens de wedvlucht in kwestie in de hogere luchtlaag hebben gevlogen en met hoge snelheid voorbij hun hok zijn doorgevlogen en door liefhebbers in de noordelijke provincies zijn opgevangen. [verweerder] heeft dit niet, althans onvoldoende, gemotiveerd betwist. 4.8. Gelet op het voorgaande is de arbitragecommissie van oordeel dat de declassering van de duif van [betrokkene] niet (mede) kan worden gegrond op de geringe windsnelheid of het ontbreken van verschillen in windsnelheid op grote hoogten onderweg op de dag van de wedvlucht. Onwaarschijnlijk groot verschil tussen de nummers 1 en 2 4.9. [verweerder] heeft haar besluit voorts gegrond op een onwaarschijnlijk groot verschil tussen de nummers 1 en 2 van de betreffende wedvlucht. De daartoe door [verweerder] aangevoerde omstandigheden zijn hiervoor onder 4.4. sub 1 tot en met 6 genoemd. 4.10. [verweerder] heeft ter onderbouwing van de onwaarschijnlijkheid van de snelheid onder meer gewezen op een artikel van Nico Meuwsen1. Daarin is vermeld: Ook vorig jaar is weer een duif op basis van artikel 25 uitgesloten. Dit was voor mij aanleiding de Technische Universiteit Delft, alsmede de Vereniging van Nederlandse Zweefvliegclubs te laten onderzoeken of het mogelijk is dat een duif tijdens een zelfde wedvlucht een aanmerkelijk hogere snelheid kan bereiken dan de rest. Uit de van hen ontvangen onderzoeksresultaten blijkt dat, afhankelijk van het verschil in vlieghoogten tussen de te onderscheiden duiven, snelheidsverschillen mogelijk zijn tot wel ( ) 100m/min/. Het lag op de weg van [verweerder] om het betreffende onderzoek in te brengen in de procedure. Dat heeft zij echter niet gedaan zodat, zoals van de zijde van [betrokkene] ook naar voren is gebracht, thans niet valt na te gaan wat voor onderzoek het betrof en waar het gestelde verschil van tot wel 100 mpm op is gebaseerd. Ook de andere door [verweerder] genoemde en als 2 tot en met 5 geciteerde omstandigheden kunnen niet leiden tot de conclusie dat de duif van [betrokkene] onwaarschijnlijk snel heeft gevlogen. 4.11. Daarbij komt dat uit het door [betrokkene] overgelegde artikel uit het Belgisch duivenblad blijkt dat bij de wedvlucht op dezelfde dag vanuit Quiévrain de winnende duif een snelheid heeft behaald van 1.421 mpm en dat ook bij die vlucht er een groot verschil was tussen de nummers 1 en 2. De suggestie van [verweerder] dat de winnende duif in België misschien ook is gedeclasseerd, wordt door de arbitragecommissie als niet onderbouwd terzijde geschoven. Ten slotte heeft [betrokkene] nog onweersproken gesteld dat de duif daags voor de wedvlucht voor het eerst bij een doffer was geweest en daarom een extra prikkel had om snel terug te vliegen naar het thuishonk. 1 http://www.duivenvlucht.nl/nieuwsberichten/column/68-nico-meuwsen/2049-het-bewijs-tegen-het-gedrochtonwaarschijnlijk-hoge-snelheid.html Uitspraak arbitragecommissie 4

4.12. De arbitragecommissie concludeert op basis van wat hiervoor is overwogen dat het hier bedoelde groot verschil tussen [betrokkene] s winnende duif en de nummer 2 evenmin grond oplevert voor het besluit van [verweerder]. Conclusie 4.13. Het voorgaande betekent dat de arbitragecommissie het besluit van [verweerder] zal vernietigen. Het verzoek van [betrokkene] tot terugplaatsing van de duif in de uitslag van de betreffende wedvlucht zal daarom worden toegewezen. De arbitragecommissie bepaalt dat [verweerder] hieraan binnen twee weken na de datum van verzending van dit vonnis gevolg dient te geven. 4.14. De arbitragecommissie ziet aanleiding om, overeenkomstig artikel 34 lid 2 van het arbitragereglement, te bepalen dat [verweerder] dit vonnis binnen twee weken na de datum van verzending ervan integraal publiceert in de Officiële Mededelingen van zowel [verweerder] als van de landelijke NPO. 5. De kosten 5.1. [verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij, op de voet van artikel 7 lid 1 van de arbitrageovereenkomst, worden veroordeeld in de kosten van de arbitrage. Deze kosten zijn door de arbitragecommissie vastgesteld op 3.380,00. Omdat de kosten inmiddels het door [verweerder] betaalde voorschot (ad 1.000,00) met een bedrag van 2.380,00 overstijgen, zal de arbitragecommissie [verweerder] gelasten een aanvullend bedrag van 2.380,00 aan het ISR te betalen. 5.2. De aan de eigen zijde gevallen kosten blijven voor eigen rekening, zoals overeengekomen in artikel 7 lid 2 van de arbitrageovereenkomst. De tot vergoeding daarvan strekkende vordering zal dus worden afgewezen. 6. De beslissing De arbitragecommissie: 6.1. vernietigt het besluit van [verweerder]; 6.2. draagt [verweerder] op om de duif van [betrokkene] met ringnummer [ringnummer duif betrokkene] binnen twee weken na de datum van verzending van dit vonnis in de uitslag van de wedvlucht vanuit [startplaats wedvlucht] op [datum wedvlucht] terug te plaatsen; 6.3. bepaalt dat [verweerder] dit vonnis binnen twee weken na de datum van verzending ervan integraal publiceert in de Officiële Mededelingen van zowel [verweerder] als van de landelijke NPO; 6.4. veroordeelt [verweerder] tot betaling aan het ISR van het aanvullend bedrag van 2.380,00 in verband met de kosten van arbitrage. Betaling van dit bedrag dient binnen twee weken na de datum van verzending van dit vonnis te geschieden op rekening NL16ABNA0847972526 ten name van Instituut Sportrechtspraak te Amsterdam, onder vermelding van arbitrage A 2018003/2018-63-03 [betrokkene]/[verweerder]; 6.5. bepaalt dat overeenkomstig de arbitrageovereenkomst partijen ieder voor zich de aan eigen zijde gevallen kosten, waaronder die van rechtsbijstand, zullen dragen; 6.6. wijst af het meer of anders gevorderde. Uitspraak arbitragecommissie 5

Aldus gewezen te Amsterdam door de arbitragecommissie van het ISR, bestaande uit mr. G. Vrieze, kamervoorzitter, mr. ing. H. Kasperts en mr. drs. H. Vegter, arbiters, en uitgesproken door mr. G. Vrieze ten kantore van het ambtelijk secretariaat van het Instituut Sportrechtspraak te Amsterdam op 27 maart 2019, in tegenwoordigheid van mr. A. van der Landen, juridisch secretaris. mr. G. Vrieze (kamervoorzitter) mr. A. van der Landen (juridisch secretaris) Afschrift verzonden d.d.: 27 maart 2019 Paraaf ambtelijk secretaris: Van een uitspraak van de arbitragecommissie is geen beroep mogelijk. De uitspraak is bindend voor partijen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 34 lid 1 van het Arbitragereglement van het Instituut Sportrechtspraak is het origineel van dit vonnis, nadat een afschrift van dit vonnis aan partijen was gezonden, per gelijke datum gedeponeerd ter griffie van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht. Een vonnis kan worden gepubliceerd in de Officiële Mededelingen van de desbetreffende bij het Instituut Sportrechtspraak aangesloten sportbond, hetzij omdat de arbitragecommissie aldus heeft bepaald, hetzij omdat het bestuur van de desbetreffende van de bij het Instituut Sportrechtspraak aangesloten sportbond aldus heeft besloten. Het bestuur van het Instituut Sportrechtspraak kan tevens bepalen dat de uitspraken van de arbitragecommissie al dan niet geanonimiseerd worden gepubliceerd door het Instituut Sportrechtspraak en/of op zijn website worden geplaatst. Uitspraak arbitragecommissie 6