Vissen in het Valleikanaal. Door Pim Swemmer



Vergelijkbare documenten
Vissoorten Aal Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Lengte afgebeelde vis: Lengte tot circa: Snoek Herkenning: Verspreiding: Voedsel:

Je zou hem de koning van de plas kunnen noemen. Exemplaren van deze rover tot 1 meter zijn al gezien.

Winde. Willie van Emmerik Jochem Koopmans

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O

Vissen in de Palmerswaard, met advies voor toekomstige inrichting

SPREEKBEURT SLUIERSTAARTGOUDVIS

SPREEKBEURT MAANVIS VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden

Werkstuk Biologie Vissen uit de Noordzee

Nieuwsbrief 18 van RAVON Afdeling Utrecht Maart 2015

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Pagina 1/7 De Karper (Cyprinus Carpio)

SPREEKBEURT SUMATRAAN

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages

edna vismonitoring van grote modderkruiper naar soortsamenstelling (KRW)

l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n SPREEKBEURT AXOLOTL AMFIBIEËN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN

SPREEKBEURT Vissengroep Harnasmeervallen

SPREEKBEURT VUURSTAARTLABEO

8.6. Ecologie van zoetwatervissen

DE DAPPERE REIZIGER WERKBLAD DE STEKELBAARS: 1. DE STEKELBAARS IN BEELD 2. DAPPERE REIZIGER. De stekelbaars is een veelvoorkomend visje in Nederland.

Soorten monitoren met Environmental DNA in de praktijk Jelger Herder

SPREEKBEURT Chinese vuurbuiksalamander

Dieptekaart van de Munnikenhank Diepenveen De nieuwe situatie na het project ruimte voor de rivier

SPREEKBEURT ZWAARDDRAGER

KNNV afdeling Delfland

Naam:_ KIKKERS. pagina 1 van 6

Nieuwsbrief 14 van RAVON Afdeling Utrecht mei 2013

Altolamprologus calvus. Geschreven door: Lubbito

in de s sloten & plassen

SPREEKBEURT MARMERBIJLZALM

SPREEKBEURT DISCUSVIS

Resultaten veldwerk t.b.v. de ontwikkeling van kansenkaarten voor beschermde vissoorten in Flevoland

De Groenzoom Struweelvogels

Viskartering van de Haarlemmermeer. Habitatkartering voor beschermde vissoorten in de Haarlemmermeerpolder

SPREEKBEURT MARMERBIJLZALM

SPREEKBEURT GEELWANG-, GEELBUIK- en ROODWANGSCHILDPAD

Eigenschappen van vissen die we regelmatig vangen. Blankvoorn. Baars. Brasem. Kolblei

Informatie: zoetwaterdiertjes

Hoofdstuk 1: Veldkenmerken en voorkomen 3. Hoofdstuk 2: Voedsel en vijanden 4. Hoofdstuk 3: Voortplanting en verwanten 6

SPREEKBEURT BETTA VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

De Heikikker De Heikikker

SPREEKBEURT NEONTETRA

Het visperspectief. Een blije blik? Veel vragen, weinig antwoorden! Peter Heuts Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

De kwabaal. Kabeljauw van het zoete water

SPREEKBEURT GUPPY VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

SPREEKBEURT VUURNEON VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

MONITORING VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2012

Stel jezelf voor: schrijf je naam op een plek die goed te zien is. Afspraak: luister naar elkaar, als je wat wil zeggen steek dan je vinger op.

Keuzeopdracht Biologie Guppy's

Werkblad slootdiertjes

De Dender ontspringt in... en mondt uit in de... in de stad... Deze stad dankt zijn naam hieraan.

Rivierkreeften, wat doen we ermee? Menno Soes

De visstand in vaarten en kanalen

Zaterdag 10 oktober 2015

Steeknet & Hengelvangstregistratie

Bekdraden en rugvinnen in Gelderland Determinatie en visgemeenschappen

Kreeftachtigen hebben meestal kleine ogen, waar ze maar weinig mee zien. Ze kunnen wel bijzonder goed ruiken.

Voorbereiding post 5. Bochten in beken Groep 1-2-3

SPREEKBEURT Vissengroep Cichliden

Bijlage VMBO-GL en TL

Een leefgebied voor de rugstreeppad

Helder water door quaggamossel

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: Kenmerk: /not02 Status: Definitief Opsteller: J.

Migratie door een temporele nevengeul en habitatgebruik door vissen in de Itterbeek. Arthur de Bruin

RAPPORT VISSERIJKUNDIG ONDERZOEK. Veersche Kreek. Op 1 en 2 december 2004 uitgevoerd in opdracht van de Hengelsportvereniging Middelburg 2L PB

SPREEKBEURT KOI VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Kijfhoekvijver. te Zwijndrecht

Visdag in Leidsche Rijn Terwijde

Corydoras trilineatus. Geschreven door: colisa lalia

2.2 Beschrijver van de vis Deze killivis werd in 1846 door Cuvier en Valenciennes wetenschappelijk beschreven onder de naam Panchax lineatum.

flamingo Klasse vogels

Waterlanders : op weg met Sam de salamander. Poelenproject Herzele ter uitbreiding van de amfibieënpopulatie met als kernsoort de kamsalamander.

Kardinaaltetra. Paracheirodon axelrodi. Serie vissen

Chaetostoma cf. thomsoni - Bulldog pleco. Geschreven door: Sonja (Pasody)

Een project van het IVN Veldhoven / Vessem voorjaar 2009

Onderzoeksrapport. onderdeel van het. Vissenschool Lespakket. Dit onderzoeksrapport is van:

WOLF. Huilend roofdier

Visseninventarisatie terrein Simon Loos

WOORDENBOEK VAN DE VLAAMSE DIALECTEN =========================================

DE HUMBOLDT PINGUÏN. Een levend kostuum

Nevengeulen als kraamkamer voor vis Onderzoeksresultaten

Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer:

! " # # $ ( ) * +, ( " - +. ( '. / / #

Naamloos :31:36

Peter in de polder, week 20.

LANGENHOLTE: TOPNATUUR

Natuurvriendelijke oevers Hotspots voor vis? Meetverslag

Onderhoudsbeelden wateren en waterkeringen Overzicht beschermde flora en fauna Overzicht probleemflora en -fauna

Verspreiding van exotische vissoorten, bedreigingen en beheersmaatregelen

Apistogramma cacatuoides

Opdrachten Oevergroep

GEWONE ZEEHOND. Huiler

Viswater De Steeg te Grubbenvorst

VAN BRON TOT DELTA. Paul de Kort. een studie naar landschapskunst in de Blaricummermeent. Eemmeer. Eem. Amersfoort.

Nader onderzoek beschermde soorten Obdam, complex de Weelde

Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg 17a (Zwolle) voor de knoflookpad.

Vismonitoring Hollandse IJssel 2003

SPREEKBEURT BRUINE ANOLIS

Transcriptie:

Vissen in het Valleikanaal Een stage bij Stichting RAVON Juni 2006 Door Pim Swemmer Begeleiding Frank Sikmans 1

INHOUDSOPGAVE Pagina INLEIDING 2 1. GEBIEDSBESCHRIJVING 3 1.1 Het Valleikanaal 3 1.2 Geschiedenis 4 1.3 Beheer 5 1.4 De Blauwe kamer 6 2. ONDERZOEKSMETHODE 8 3. RESULTATEN 9 3.1 Verloop van het onderzoek 9 3.2 De Monsterpunten 10 4. KORTE BESCHRIJVING VISSOORTEN 41 CONCLUSIE 60 2

INLEIDING In het verleden is er een aantal keren onderzoek gedaan naar de vissen in het Valleikanaal. Het is belangrijk dat deze gegevens regelmatig ververst worden zodat deze ook echt kloppend zijn. Om deze reden heeft er een visseninventarisatie in het Valleikanaal in het najaar van 2005 plaatsgevonden. Het Valleikanaal(de grift) is een kanaal dat begint in het natuurgebied de blauwe kamer in Rhenen. Hier loopt het water vanuit de Rijn het kanaal binnen. Het water stroomt noordwaarts via Wageningen, Veenendaal door de Amersfoortse gracht en de Eem naar het Eemmeer bij Spakenburg. Het zuidelijke deel van het kanaal vormt precies de grens tussen de provincies Gelderland en Utrecht. Dit deel van het kanaal en de omliggende sloten en beken zijn tijdens dit onderzoek onder de loep genomen wat betreft de vissoorten. 3

1 GEBIEDSBESCHRIJVING 1.1 Het Valleikanaal (De Grift) Het Valleikanaal vormt samen met de Eem de belangrijkste watergang van Waterschap Vallei & Eem. Het Valleikanaal wordt wel als een onderdeel van de Grift of Grebbe beschouwd. Bijna al het water uit de omgeving wordt via dit kanaal afgevoerd. Deze Grift, gegraven in de Middeleeuwen, loopt van de Nederrijn bij Rhenen(aan de voet van de Grebbeberg) naar de Eem in Amersfoort. Het Valleikanaal is een onderdeel daarvan en ligt tussen Veenendaal en Wageningen. Het kanaal is tevens de grens tussen Gelderland en de Provincie Utrecht. Het kanaal had anno 2004 veel vervuild slib. Er zijn daarom baggerwerkzaamheden geweest om dit probleem te verhelpen. 4

1.2 Geschiedenis De meeste historici zijn van mening, dat ooit door de Gelderse Vallei een zijtak van de Rijn stroomde welke water afvoerde naar de Zuiderzee. De Kromme Eem, een riviertje dat voorkomt op oude kaarten en in oude beschrijvingen, zou daar nog een overblijfsel van zijn. In de middeleeuwen was het zuidelijk deel van de Gelderse Vallei, een groot hoogveengebied, ook wel bekend als de Rhenense Veenen. In het midden van de 15e eeuw zijn de verveningen hier begonnen. De bekende Bisschop David van Bourgondië liet voor de afvoer van turf de Grift graven. Deze Grift (afvoerkanaal), die de Bisschop Davidsgrift ging heten, diende niet alleen voor de afvoer van gestoken turf met scheepjes naar de Rijn, maar tevens voor de afvoer van het overtollige water uit de veenderijen. Dit was destijds nog mogelijk aangezien de bedding van de Rijn lager was dan nu. Ook was het maaiveld van de Vallei door de aanwezigheid van het hoogveen twee a drie meter hoger dan heden. Door gebrekkig onderhoud verlandde de Grift weer, zodat deze praktisch niet meer te gebruiken was. In het midden van de 16e eeuw werd de grift met octrooi van Keizer Karel V (1546) weer opgegraven en verlegd tot de Klomp nabij Ederveen. De verlengde Grift is bekend gebleven als Boveneindse Grift terwijl het gedeelte vanaf de Zwaai richting Grebbesluis Benedeneindse Grift heette. 1 Keizer Karel V (1500 1558) 2 Koning Philips II (1527-1598) Uit de vennootschap van veengenoten ontstond bij octrooi van Koning Philips II van 31 augustus 1563 het college der Veenraden die later de naam kreeg: Veenraadschap der Geldersche en Stichtsche Veenen. Pas in 1948 werd deze opgeheven bij de oprichting van de Waterschappen Grebbe en Ede-Wageningen. 5

Het Valleikanaal is tussen 1935 en 1941 gegraven om de afwatering in de Gelderse Vallei te verbeteren. Er was tot die tijd in het gebied regelmatig wateroverlast. Bij de aanleg van het kanaal is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande watergangen. Deze werden verdiept en verbreed. Het Valleikanaal kwam te liggen langs de Grebbelinie, waar al een gracht lag. In de zestiende eeuw werd in de omgeving van Veenendaal veel turf weg gegraven, waardoor het maaiveld meters lager kwam te liggen. De hele waterhuishouding raakte hierdoor verstoord. Voorheen liep het water door de Bisschop Davidsgrift naar de Grebbe en zo de Rijn in. Nu was de helling in het terrein verdwenen en werd het steeds moeilijker om op de Rijn af te wateren. De enige oplossing zou zijn om een kanaal te graven naar het noorden, richting de Eem. Het graven van het Valleikanaal (1939) In het noorden zaten ze niet te wachten op deze plannen. Daar hadden ze hun eigen problemen met het water. Bovendien was het daar Utrecht, in die tijd min of meer een andere staat. Gelderland in het zuiden had echter een middel om druk uit te oefenen op Utrecht. Gelderland was verantwoordelijk voor de Grebbedijk. Als deze doorbrak, liep het water direct door naar het noorden en hadden ze daar de meeste overlast. In de loop van de zeventiende eeuw brak de Grebbedijk een aantal keer door en stond het gebied tot aan Amersfoort onder water. Utrecht wist daar wel iets op en besloot langs de provinciegrens een dijk aan te leggen: de Slaperdijk. Zo bleef het water in Gelderland staan, maar werd ook de gewone afwatering belemmerd. Onderhandelingen liepen keer op keer op niets uit. Pas door de aanleg van het Valleikanaal werd het probleem van de afwatering opgelost. De aanleg van het Valleikanaal werd mogelijk doordat in 1932 de Zuiderzee was afgesloten. Hierdoor kon de waterstand op het IJsselmeer op het gewenste peil worden gehouden, zodat afwatering van de Eem was verzekerd. 1.3 Beheer Het Valleikanaal is een zogeheten primaire watergang. Waterschap Vallei & Eem voert zowel het jaarlijkse onderhoud (verwijderen van planten en vuil) als het groot onderhoud (beschoeien en baggeren) aan de watergang zelf uit. Het bouwkundig onderhoud van de inliggende kunstwerken (bruggen e.d.) doet de wegbeheerder, de provincie of andere belanghebbenden. Het jaarlijkse en groot onderhoud aan deze kunstwerken doet het waterschap. 6

1.4 De Blauwe Kamer De Blauwe Kamer is een rivieroeverreservaat langs de Nederrijn en vormt een onderdeel van project Noordoever Nederrijn. In 1992 is een deel van de zomerdijk afgegraven met als gevolg dat de Blauwe Kamer regelmatig overstroomt. Deze toegenomen rivierdynamiek geeft het landschap vorm en heeft grote invloed op de vegetatie. Er ontstaan bloemrijke graslanden met soorten als kruisdistel en kattedoorn, er ontwikkelen zich moerassen en op diverse plaatsen groeit inmiddels wilgenbos (ooibos). Het rivieroeverreservaat is een uitstekend leefgebied voor vogels als visarend, ijsvogel, kwartelkoning, aalscholver en vele soorten steltlopers en ganzen. In de strangen en geulen wemelt het van de vissen. Ook zijn runderen (galloways) en paarden (koniks) ingezet die met hun begrazing het landschap mede bepalen. Legenda 7

Temidden van deze nieuwe riviernatuur staan de restanten van de steenfabriek De Blauwe Kamer. Vanaf circa 1900 tot 1975 werden hier wekelijks maximaal 500.000 stenen in de zogeheten ringoven gebakken. Door de veranderde productiewijze is sterke schaalvergroting opgetreden en is deze fabriek, net als de meeste steenfabrieken langs de rivier, gesloten. De ringoven, de helft van de vroeger 65 meter hoge schoorsteen en de ruïnes van de machinekamer en het pomphuis vertellen iets over het verleden van deze eens bedrijvige plek. Vandaag de dag worden de ruïnes gebruikt door grootoorvleermuizen en wilde bijen maar ook door de koniks, die daar op warme dagen verkoeling zoeken. De aangrenzende Grebbeberg (de zuidoostelijkste punt van de Utrechtse Heuvelrug) is in 2001 verbonden met de Blauwe Kamer. De toevoeging van dit 60 hectare grote stuwwalbos aan de Blauwe Kamer is van essentieel belang voor de ontwikkeling van beide gebieden. Van nature zijn grote hoefdieren, zoals runderen en paarden, maar ook edelherten, geneigd om in de lage, voedselrijke uiterwaarden hun voedsel te zoeken. Tijdens hoog water zoeken ze echter de veilige, hoger gelegen, beschutte bossen op de stuwwallen op. Door het aaneenschakelen van beide gebieden wordt aan de koniks en galloways hiertoe de mogelijkheid geboden. 8

2 ONDERZOEKSMETHODE Om de vissen te vangen heb ik gebruik gemaakt van een steeknet van 70 cm breed met een maaswijdte tot 7 mm. Dit net is op verschillende manieren te gebruiken. De meest effectieve manier is het steeknet van bovenaf, snel langs de bodem door het water te halen. Hiermee worden voor witvissen gemakkelijk gevangen. Het net is zo ook goed vanaf de kant bruikbaar. Een andere techniek is het vanaf onderwater naar boven scheppen langs de oever. Hierbij is een waadpak onmisbaar. Ook kan je met het vissen het net rechtopstaand op de bodem zetten waarna er vanaf een aantal meters ervoor vissen het net in worden gedreven. Het is vooral voor witvissen een efficiënte techniek. Helaas is het vaak lastig om dit alleen uit te voeren. Vanuit het monsterpunt is tot ongeveer 50 meter van het water onderzocht. Op deze manier is er op 36 verschillende plaatsen in en rond het valleikanaal gevist. Vangst Riviergrondel 9

3 RESULTATEN 3.1 Verloop van het onderzoek Het onderzoek liep vanaf het begin goed. In Ede heb ik bij het station een fiets gehuurd waarmee ik naar de monsterpunten in het gebied gefietst ben. Dit deed ik elke onderzoeksdag. De eerste dag ben ik samen met Piet Spaans van Sitchting RAVON naar het gebied gegaan. Dit was ook meteen de meest succesvolle dag wat vissoorten betreft. Gedurende het onderzoek ben ik steeds minder gaan vangen. Dit heeft waarschijnlijk met de sterk dalende temperaturen in november te maken(als het kouder wordt trekken de meeste vissen naar dieper water). Er zijn gedurende het onderzoek uiteindelijk negentien verschillende vissoorten gevangen. Baars in Buitengrift. 10

3.2 De monsterpunten In dit hoofdstuk beschrijf ik in het kort alle monsterpunten waar ik vissen gevangen heb. Elke pagina bevat een kaartje met daarop een rode stip die de plaats van het monsterpunt weergeeft. Voor elk monsterpunt is er een staafdiagram waarin het aantal gevangen vissen per soort is af te lezen. De Brasem en Kolblei zijn als een soort weergegeven omdat de vissen meestal te klein waren om vast te stellen om welke van deze soorten het gaat. Soorten die niet in het diagram staan zijn op deze plek niet gevangen. De enkele monsterpunten waar geen vissen gevangen zijn worden niet behandeld. Op dit overzichtskaartje geven de zwarte stippen de monsterpunten weer. 11

Monsterpunt 1 Dit is het punt waar het onderzoek is begonnen. Het water stroomt hier via de Grebbesluis het Valleikanaal binnen. Hierdoor is het een plek met relatief veel stroming en op de bodem liggen plaatselijk veel stenen. Het is de enige plek waar ik Marmergrondels gevangen heb. Deze uitheemse vis komt in Nederland voor sinds het Rijn/Donaukanaal in Duitsland is gegraven. Monsterpunt 1, ten noorden van de Grebbesluis Monsterpunt 1 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Baars Pos Brasem / Kolblei Marmergrondel 12

Monsterpunt 2 Dit is de enige onderzoeksplaats aan de buitengriftzijde. Er liggen woonboten en de oever is sterk begroeid met oevervegetatie. De bodem is modderig en er is een lichte stroming. Monsterpunt 2, ten zuiden van de Grebbesluis Monsterpunt 2 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Baars Brasem / Kolblei Blankvoorn Ruisvoorn Bittervoorn 13

Monsterpunt 3 Het vissen in monsterpunt 3, bij een brug, heeft veel soorten opgeleverd. Er is veel variatie in stroming en bodemtype, van grind en stenen tot modder. Ook is er de schaduw van de brug en zijn er verschillende slootjes die op deze plek uitmonden op het kanaal. Monsterpunt 3, bij Laareind. 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Monsterpunt 3 Alver Baars Pos Brasem / Kolblei Blankvoorn Ruisvoorn Bittervoorn Driedoornige ste Snoek 14

Monsterpunt 4 In deze afvoersloot stroomt het water vrij hard richting het Valleikanaal. De bodem bestaat uit modder en grind en er groeien her en der wat plantjes in de sloot. Voor de meeste vissen lijkt dit water weinig te bieden. Ook de verwachte Bermpjes ontbraken bij de schepnetvangsten. Er zijn 3 vissoorten aangetroffen die erom bekend staan dat ze weinig eisen stellen aan hun leefmilieu. Monsterpunt 4, een afvoersloot. Monsterpunt 4 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Zeelt Driedoornige ste Tiendoornige ste 15

Monsterpunt 5 Het vissen in monsterpunt 5, bij een brug, heeft veel soorten opgeleverd. Het is de enige plaats waar ik tijdens het vissen op een Rivierdonderpad ben gestuit. Er is een zeer lichte stroming richting het noorden en de bodem is modderig. Er is schaduw van de brug en er zijn enkele slootjes die op deze plek uitmonden op het kanaal. Monsterpunt 5, De Hooijlanden Monsterpunt 5 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Baars Brasem / Kolblei Blankvoorn Bittervoorn Zeelt Riviergrondel Kleine modderkru Rivierdonderpad 16

Monsterpunt 6 Dit snelstomende water is onderdeel van de Nerganabeek. Deze beek vervoerd water vanaf de plaatselijke waterzuivering naar het Valleikanaal. Het water is ondiep en de bodem bestaat uit zand en modder. Hier stuitte we op verschillende vissoorten, waaronder de Bittervoorn en de Winde. Monsterpunt 6, De Nerganabeek Monsterpunt 6 12 10 8 6 4 2 0 Baars Blankvoorn Winde Bittervoorn Zeelt Kleine modderkru 17

Monsterpunt 7 Het Nieuwe Kanaal zorgt voor de afvoer van water vanuit het centrum van Wageningen. Er komen veel vissoorten voor, echter er zijn op dit monsterpunt maar twee soorten gevangen. De Brasem/Kolblei en de Bittervoorn. Vooral het aantal Bittervoorntjes is hoog. De bodem is variabel van modder en zand tot kiezels. Monsterpunt 7, Het Nieuwe Kanaal Monsterpunt 7 30 25 20 15 10 5 0 Brasem / Kolblei Bittervoorn 18

Monsterpunt 8 Deze snelstromende sloot heeft drie soorten opgeleverd. Vooral de Driedoornige stekelbaars komt er in grote aantallen voor. De bodem bestaat voor een klein deel aan zand en voor het overgrote deel uit modder. Monsterpunt 8, een afwateringssloot Monsterpunt 8 35 30 25 20 15 10 5 0 Brasem / Kolblei Driedoornige ste Tiendoornige ste 19

Monsterpunt 9 Evenals monsterpunt 6 onderdeel van de Nerganabeek. De bodem is modderig en er ligt plaatselijk veel grind. Uit de vangsten zijn geen spectucalaire soorten naar voren gekomen. Het verwachte Bermpje ontbrak. Monsterpunt 9, De Nerganabeek Monsterpunt 9 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Baars Brasem / Kolblei Driedoornige ste Tiendoornige ste Snoek 20

Monsterpunt 10 Onderdeel van het Valleikanaal. De bodem is modderig en de oever is dicht begroeid met riet. Dit monsterpunt leverde weinig vissen op. Monsterpunt 10, Valleikanaal Monsterpunt 10 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Baars Blankvoorn Zeelt Driedoornige ste 21

Monsterpunt 11 Afwateringssloot, veel stroming en een modderige bodem. Veel stekelbaarsjes gevangen, zowel driedoornige als tiendoornige. Monsterpunt 11, Achterbergsche Hooijlanden Monsterpunt 11 35 30 25 20 15 10 5 0 Driedoornige ste Tiendoornige ste 22

Monsterpunt 13 Sloot met plaatselijk zeer langezaam en zeer hard stromend water. De bodem bestaat in de langzaamstromende delen uit modder en in de snelstromende delen uit stenen. Monsterpunt 13, Haarwal Monsterpunt 13 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Bittervoorn Zeelt 23

Monsterpunt 14 In dit deel van het valleikanaal is heel veel variatie in diepte en vegetatie. De bodem is modderig. Het monsterpunt heeft veel vissoorten opgeleverd. Monsterpunt 14, De Hooijlanden Monsterpunt 14 14 12 10 8 6 4 2 0 Brasem / Kolblei Blankvoorn Ruisvoorn Zeelt Riviergrondel Driedoornige ste Tiendoornige ste 24

Monsterpunt 15 Onderdeel van een grote sloot die vanaf het centrum van Veenendaal richting het Valleikanaal stroomt. De bodem is modderig en er is een zeer lichte stroming. Er dreven zeer veel planten in het water waardoor het vissen met schepnet bemoeilijkt werd. Monsterpunt 15, De Kampjes Monsterpunt 15 14 12 10 8 6 4 2 0 Brasem / Kolblei Zeelt Driedoornige ste Snoek 25

Monsterpunt 16 Monsterpunt 16 bevind zich bij een brug. Er is nagenoeg geen oeverbegroeiing en vanaf hier gaat het kanaal vanaf het buitengebied, de bebouwde kom in. De bodem is modderig met plaatselijk wat stenen. De brug en de bomen zorgen voor schaduw. Dit is het meest noordelijke monsterpunt van het kanaal. Monsterpunt 16, Bennekommer meent Monsterpunt 16 7 6 5 4 3 2 1 0 Baars Pos Brasem / Kolblei Driedoornige ste Snoek 26

Monsterpunt 17 Sloot in Veenendaal voor een bedrijventerrein. Hoogteverschil door verscheidene stuwen. Weinig vissen gevangen. Monsterpunt 17, Nijverkamp Zeelt 3 2 1 0 1 Monsterpunt 17 27

Monsterpunt 18 Op deze plek van de grote sloot tussen het centrum van Veenendaal en het Valleikanaal staat een grote stuw. De bodem is modderig en er drijven her en der wat plantenresten. Het monsterpunt leverde vijf vissoorten op. Monsterpunt 19, De Kampjes 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Monsterpunt 19 Brasem / Kolblei Blankvoorn Karper Zeelt Riviergrondel 28

Monsterpunt 20 Onderdeel van het Nieuwe Kanaal. De bodem is modderig en er groeit plaatselijk veel riet. De brug zorgt voor schaduw. Er zijn in dit stromende water zeer veel vissen gevangen, allemaal witvissen. Monsterpunt 20, het Nieuwe Kanaal Monsterpunt 20 30 25 20 15 10 5 0 Brasem / Kolblei Blankvoorn Bittervoorn Roofblei 29

Monsterpunt 21 Op deze plaats komt een snelstromende afwateringssloot in het kanaal uit. De bodem is modderig. Gevangen: Baars, Zeelt en Driedoornige stekelbaars. Monsterpunt 21, de rimboe Monsterpunt 21 3 2 1 0 Baars Zeelt Driedoornige ste 30

Monsterpunt 22 Onderdeel van het Valleikanaal. Modderige bodem en een dikke rietkraag langs de oever. Monsterpunt 22, achterbergse hooilanden Monsterpunt 22 3 2 1 0 Baars Driedoornige ste 31

Monsterpunt 23 Zuidelijk deel van het Valleikanaal. Ruwe bodem met veel klei. Alleen Blankvoorn aangetroffen. Monsterpunt 23, achterbergse hooilanden Blankvoorn 4 3 2 1 0 1 Monsterpunt 23 32

Monsterpunt 24 Slootje met veel waterpest en een modderige bodem. Alleen geschikt voor stekelbaars. Monsterpunt 24 Monsterpunt 24 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Driedoornige ste Tiendoornige ste 33

Monsterpunt 25 Slootje met veel waterpest en een modderige bodem. Alleen geschikt voor stekelbaars. Monsterpunt 25 momsterpunt 25 12 10 8 6 4 2 0 Driedoornige ste Tiendoornige ste 34

Monsterpunt 26 Onderdeel van de Nergana beek, snelstromend met kiezel en modder op de bodem. Snoek gevangen bij duiker. Monsterpunt 26 Monsterpunt 26 6 5 4 3 2 1 0 Tiendoornige ste Snoek 35

Monsterpunt 27 Grote sloot waarin alleen Stekelbaarsjes zijn aangetroffen. Modderige bodem en veel verschillende oeverplanten. Monsterpunt 27, breede sloot Monsterpunt 27 35 30 25 20 15 10 5 0 Driedoornige ste Tiendoornige ste 36

Monsterpunt 29 Nergana beek, veel stroming en variatie. De bodem bevat zowel modder en zand als stenen. Alleen Stekelbaarsjes gevangen. Monsterpunt 29, Nergana beek Monsterpunt 29 25 20 15 10 5 0 Driedoornige ste Tiendoornige ste 37

Monsterpunt 30 Monsterpunt 30, Nerganabeek Monsterpunt 30 35 30 25 20 15 10 5 0 Driedoornige ste Tiendoornige ste 38

Monsterpunt 31 Monsterpunt 31 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Baars Pos Brasem / Kolblei Kleine modderkru 39

Monsterpunt 33 Monsterpunt 33 3 2 1 0 1 Tiendoornige stekelbaars 40

Monsterpunt 36 Monsterpunt 36 3 2 1 0 1 Blankvoorn 41

4 KORTE BESCHRIJVING VISSOORTEN Alver Deze zilverkleurige vis met een groen/bruinachtige rug heeft een bovenstandige bek en een opvallend lange anaalvin. De alver voedt zich voornamelijk met insecten die zich op het wateroppervlak bevinden en met plankton. De vis houdt zich voornamelijk in scholen op, waardoor het een geliefde prooi voor visetende vogels en vissen is. De paaitijd van de alver loopt van half april tot in juni. Daarvoor trekt de vis in scholen stroomopwaarts. Opvallend is dat de alver meerdere malen per seizoen paait. De vis komt vrij algemeen in Nederland voor, waarbij het een voorkeur heeft voor grotere wateren of rivieren. In beekjes en slootjes wil de alver plaatselijk nog wel eens talrijk voorkomen. De vis is bezig met een (hernieuwde) opmars in de Nederlandse wateren, nadat het een tijd lang een schaars visje is geweest. Een grote alver is een vis van ongeveer 20 centimeter lang, de vis kan in Nederland maximaal 25 centimeter lang kan worden. Alver, Alburnus alburnus 42

Baars De baars komt bijna overal in Europa maar ook in het noorden van Azië en Noord- Amerika voor. Hij is een van onze fraaiste zoetwatervissen met zijn gestreepte huid en zijn stekelige rugvin. De grotere exemplaren (tot 50 cm.) zijn echte jagers. Op hun menu staan vooral glasaaltjes en witvis. Jongere vissen doen zich tegoed doen aan kreeftachtigen en insectenlarven. De kuit wordt dicht bij de oever in ondiep water in lange geleiachtige strengen afgezet en vastgehecht aan waterplanten, stenen of andere voorwerpen. Vervolgens wordt de kuit door één of meerdere mannetjes bevrucht. Deze kuitstrengen kunnen vaak een lengte van één meter hebben en zijn ca. 2 cm breed. Het aantal eitjes is natuurlijk afhankelijk van de grootte van het wijfje; maximaal zijn het er 300.000. Omdat het broed niet wordt bewaakt, gaan er veel eitjes verloren maar toch komen er na ca. 8 à 16 dagen, al naar gelang de watertemperatuur, enkele duizenden larven uit. De larven kunnen reeds zwemmen en vormen grote scholen, die zich aanvankelijk met dierlijk plankton voeden. Al spoedig daarna voeden ze zich met andere diertjes, want de jonge baarzen groeien snel. In de herfst zijn ze al 6 à 8 cm lang, een jaar later 9 à 13 cm. Op z'n vroegst aan het eind van het tweede levensjaar, als ze een lengte van 14 à 16 cm hebben bereikt, zijn ze geslachtsrijp. Baars, Perca fluviatilis 43

Pos De pos is bij hengelaars meestal niet erg populair. Waarschijnlijk komt dit door het geringe formaat van de vis; meestal is hij niet veel groter dan 12 cm. Toch is het bij nadere beschouwing een heel mooi visje. Hoewel hij lijkt op een klein baarsje, zijn er duidelijke verschillen. Zo zijn de 2 rugvinnen vergroeid tot één doorlopende rugvin, en de bij de baars aanwezige verticale strepen zijn bij de pos vervangen door zwarte vlekken. Soms is de kop roodachtig alsof de vis bloost. Zijn kieuwdeksel is in het bezit van een krachtige stekel en voorzien van groeiringen waaruit is op te maken hoe oud de vis is. Overdag zijn ze vaak in scholen te vinden, ze jagen dan gezamenlijk op voedsel. Toch zullen ze zich minder snel in het open water wagen dan baarzen. De pos gaat liever, over de bodem, op zoek naar vlokreeftjes, aasgarnalen en muggenlarven. 's Nachts rusten ze, onafhankelijk van de rest, ergens op de bodem. Na bevruchting in de maanden april en mei, hangt het vrouwtje haar eitjes in lange kettingachtige snoeren aan planten en stenen. Na ongeveer 10 dagen komen de eitjes uit en voegen de jonge posjes zich bij hun even grote soortgenootjes en vormen ze kleine schooltjes. Ze zijn dan zo'n 3 mm. groot en teren de eerste tijd nog volledig op hun dooierzak. Ze groeien langzaam, maar na één jaar, bij een lengte van tussen de 6,5 en 7 centimeter, is de vis toch al geslachtsrijp. De pos wordt overigens zelden ouder dan 3 jaar. Pos, Gymnocephalus cernuus 44

Brasem De brasem is een grijsbruin gekleurde vis, met zilverkleurige flanken, die -naarmate de brasem groter wordt- bronskleuriger worden. De brasem heeft 12-14 schubben tussen de rugvin en zijlijn. De vis heeft een, ver uitstulpbare, onderstandige bek. De brasem is na ongeveer zes jaar geslachtsrijp. De paaitijd ligt tussen april en juni. De brasem is een bodemvis die voornamelijk van watervlooien en kleine bodemorganismen leeft. Brasems leven in scholen in voornamelijk stilstaande wateren en traag stromende benedenrivieren. Tegenwoordig komt de brasem in bijna heel Nederland voor. Algemeen wordt gedacht dat de brasem en sterk troebel water (vaak water dat vaak teveel meststoffen bevat -eutroof water-) bij elkaar horen. De brasem is weliswaar een algemene vis in dit soort water, maar groeit hier echter slecht en is vaak in een slechte conditie. De overlevingskansen van jonge brasem in troebel water zijn echter groter, omdat troebel water een handicap is voor roofvis. De jonge brasems eten de algen etende watervlooien, waardoor de algen (en de vertroebeling) toenemen. Een terugbrenging van de meststoffen in het water en het verwijderen van brasems kan ervoor zorgen dat het water wederom helder wordt. De maximale leeftijd ligt rond de 15 jaar. Een grote vis is een brasem langer dan 50 centimeter en zwaarder dan 3 pond. Brasems van rond de 10 pond zijn een zeldzaamheid. De vis kan tot 90 centimeter groot worden. Brasem, Abramis brama 45

Kolblei De kolblei, bij de meeste sportvissers bekend onder de naam 'bliek', is een vis die vaak verward wordt met de brasem. Het verschil met de brasem is echter dat de kolblei lichter gekleurd is en dat de vinnen van de kolblei enigszins oranje-roodachtig zijn. Daarnaast is de afstand van het oog tot aan de punt van de bek kleiner dan de diameter van het oog. In tegenstelling tot de brasem heeft de kolblei geen uitstulpbare bek. Ten slotte heeft de kolblei 7 tot 10 schubben tussen de voorzijde van de rugvin en de zijlijn. De brasem heeft er daar 12 tot 14. De kolblei is na drie tot vijf jaar geslachtsrijp. De paaitijd ligt tussen mei en juli. De kolblei is een bodemvis die voornamelijk van kleine kreeftachtigen, waterplanten, slakjes en algen. De kolblei heeft in zijn omgeving waterplanten nodig, met name voor de paai. De kolblei komt in geheel Nederland voor. Kruisingen met de brasem zijn niet zeldzaam. De maximale leeftijd ligt rond de 10 jaar. Een grote vis is een kolblei van 30 centimeter. Een kolblei van 35 centimeter mag een specimen exemplaar genoemd worden. De maximale afmeting is 40 centimeter. Kolblei, Abramis bjoerkna 46

Blankvoorn De blankvoorn komt vrij algemeen voor in de meest uiteenlopende wateren. Het zijn langzame groeiers en ze bereiken pas na zo'n 10 jaar een lengte van 30 cm. De maximale lengte is ongeveer 40 cm. De jonge exemplaren vormen een belangrijke voedselbron voor roofvissen als de snoek, snoekbaars en baars. De blankvoorn zelf eet vooral algen, zachte planten en verder nog wat kleine waterdiertjes. De blankvoorn onderscheidt zich van de rietvoorn, ook wel ruisvoorn genoemd, door zijn lichtere kleur en zijn meer naar voren staande rugvin. De paaitijd is in mei en juni en daarbij legt het vrouwtje zo'n 100 a. 200.000 eitjes. Deze 1.5 mm. kleine doorzichtig gele eitjes kleven aan ondiepe waterplanten. Blankvoorn, Rutilus rutilus 47

Ruisvoorn (rietvoorn) De ruisvoorn is een groen/bronskleurige vis met een goudachtige schittering op de rug en een zilverwitte buik. De vis heeft een bovenstandige bek, een goudkleurige iris en de voorzijde van de rugvin begint duidelijk achter de voorzijde van de buikvinnen. De buik en anaalvinnen zijn oranje tot donkerrood van kleur. De ruisvoorn kan makkelijk verward worden met de blankvoorn, doch de blankvoorn heeft een rode vlek boven het oog, de bek is eindstandig en de rugvin begint ter hoogte van de buikvinnen. De ruisvoorn is na ongeveer 2 tot 3 jaar (mannetjes eerder dan de vrouwtjes) geslachtsrijp. De paaitijd ligt tussen mei en juli. De jonge ruisvoorn voedt zich voornamelijk met watervlooien. De oudere ruisvoorn gaat over op insectenlarven, slakjes en kreeftachtigen. De ruisvoorn voedt zich bovendien met waterplanten en insecten die op het wateroppervlak vallen. De ruisvoorn komt in vrijwel heel Nederland voor, doch is zeer gevoelig voor watervervuiling. De ruisvoorn heeft een voorkeur voor stilstaande wateren, grote plassen en kleine rivieren. De ruisvoorn verblijft voornamelijk in helder water en in de nabijheid van waterplanten. Een grote ruisvoorn is een vis langer dan 35 centimeter en zwaarder dan een pond. De vis kan echter tot 45 centimeter groot en meer dan 4 pond worden (al is in het laatste geval de vis dan meestal een kruising met een brasem). De ruisvoorn kan 20 jaar oud worden. Ruisvoorn, Scardinius erythrophthalmus 48

Winde De winde is een vis die op een blankvoorn, ruisvoorn en kopvoorn lijkt. Een duidelijk herkenningspunt van de winde is een ietwat hol ingesneden anaalvin. Daarnaast heeft een winde een minder ronde rug en buik. De 56 tot 61 schubben op de zijlijn van de winde voelen wat ruw aan. Opvallend is dat de iris van het oog dezelfde kleur heeft als de rest van de kop van de winde. De winde heeft een zilver- tot geelwitkleurige buik en een groenzwarte rug. Alle vinnen zijn grijsachtig, de buikvinnen echter meestal oranje/rood. De bek wijst naar voren (eindstandig). De winde is na ongeveer 3 a 4 jaar geslachtsrijp. De paaitijd begint in maart en duurt tot de maand mei. De jonge winde voedt zich voornamelijk met watervlooien en waterplanten. De volwassen winde eet tevens insecten en soms vis. Jonge windes leven vaak in dichte scholen. De winde is een in populatie groeiende vis, die in de meeste grotere wateren in Nederland voorkomt. De maximale leeftijd van de winde ligt rond de 18 jaar. Een grote winde is er één van 70 centimeter. Vissen van meer dan 80 centimeter worden zelden gevangen. Winde, Leuciscus idus 49

Bittervoorn De Bittervoorn is een kleine karperachtige met grote schubben en een hoge rug. Ze hebben een vrij lange rug en aarsvin en meestal blauwgroene streep op de staartsteel. Gemiddeld worden Bittervoorns 5 a 6 cm lang. Een belangrijk kenmerk is dat de zijlijn onvolledig is. Deze stopt al achter de 5 e of 6 e schub. Mannetjes hebben in de paaitijd een rood aangelopen borst en buik, blauwgroene rug en flanken en grofkorrelige paringsuitslag op de kop. Bij kuitrijpe vrouwtjes is de anaalpapil uitgegroeid tot een lange legbuis. Met deze legbuis worden de eieren in een zoetwatermossel afgezet. De Bittervoorn is een van de kleinste Europese karperachtigen. Hij wordt ook wel samen met zon veertig overwegend Oost-Aziatische soorten in een aparte familie ondergebraht. Deze dieren lijken allemaal veel op elkaar. Bittervoorns leven in ondiep, sterk begroeid water bij de oever. Ze bewonen zowel langzaam stromende als stilstaande wateren, soms zelfs in kleine poelen. Wateren met een dikke sliblaag worden meestal gemeden. Het liefst hebben de Bittervoorns is een zandbodem met een dun laagje molm en waar voldoende Schildersmossels of Zwanenmossels aanwezig zijn. Deze zoetwatermossels hebben ze nodig voor de voortplanting. Bittervoorns zijn na 2 jaar geslachtsrijp en worden maximaal een jaar of 5 oud. Bittervoorn, Rhodeus sericeus 50

Roofblei De roofblei is eigenlijk een vreemde vis in de Nederlandse wateren. Oorspronkelijk komt de vis uit Oost-Europa (Donau stroomgebied). Onder andere door een verbeterde waterkwaliteit is de roofblei met een opmars in Nederland bezig en kan men voorzichtig al over een in zichzelf standhoudende populatie gaan spreken. De roofblei is een vis die doet denken aan een flinke voorn. Deze vis heeft echter een bijzonder grote, bovenstandige, bek en een lang doorlopende kaak (tot onder het oog). De vis heeft een zilverachtige buik en een ietwat groen/bruine rug. De staartvin heeft opvallend scherpe punten. De jonge roofblei eet voornamelijk insecten en watervlooien. Wordt de vis ouder, veranderd het menu in vis en grotere bodemdieren. De roofblei is bezig met een opmars. De vis wordt geregeld gevangen in de grote rivieren, van de Rijn tot aan de Biesbosch. Een vangst van een roofblei mag echter nog steeds bijzonder genoemd worden. Een grote roofblei is een vis van ongeveer 90 centimeter lang, de vis kan in Nederland maximaal 100 centimeter lang kan worden. Roofblei, Aspius aspius 51

karper De karper varieert in kleur, vorm en manier waarop de schubben aan het lijf zitten. De karper heeft vier tastdraden om de bek; twee grote bij de mondhoeken en twee kleinere op de bovenlip (bastaardvormen hebben twee baarddraden). De 'wilde' karper heeft een lange, bol ingesneden, rugvin en 35 tot 40 schubben op de zijlijn. Er bestaat ook een wilde slanke geschubde variëteit (de boerenkarper). Er zijn gekweekte karpervariëteiten, waarbij de schubben ontbreken (naaktkarper), met onregelmatig over het lijf voorkomende schubben van verschillend formaat (spiegelkarper), met grote rijen schubben op de zijlijn (rijenkarper) of met een opvallend goud/oranje kleur (goudkarper). Daarnaast bestaan er in Nederland andere karperachtigen (zilverkarper, grootkopkarper, graskarper en kroeskarper), maar deze behoren niet tot de familie van de cyprinus carpio, maar tot een ander geslacht. De karper is na ongeveer 3 tot 5 jaar geslachtsrijp. De paaitijd ligt tussen mei en juni. Alleen in zéér gunstige zomers zorgt de karper in Nederland voor nageslacht. Jonge karpers voeden zich voornamelijk met watervlooien. De oudere karper gaat over op insectenlarven, wormen, mosselen en kreeftachtigen. Karpers zijn echte bodemvissen. Karpers komen in vrijwel heel Nederland voor, doch heeft een voorkeur voor grotere wateren en langzaam stromende rivieren. Een grote vis is een karper langer dan 78 centimeter en zwaarder dan 20 pond. De vis kan echter tot 120 centimeter groot en enkele tientallen jaren oud worden. Vangsten van meer dan 40 pond behoren tot de uitzonderingen. Karper, Cyprinus carpio 52

Zeelt De zeelt is een groenbruin gekleurde vis. Naar de rug en kop toe wordt de kleur donkergroen/bruin tot zelfs zwart. De zeelt heeft een opvallend oranjegekleurd oog, een opvallend dikke slijmlaag en twee korte baarddraden. De zeelt is naongeveer drie à vier jaar geslachtsrijp. De paaitijd ligt tussen mei en juni. De zeelt is een vooral nachtelijke bodemvis, die voornamelijk van watervlooien, kleine bodemorganismen en waterplanten leeft. Ook op zonnige dagen in het voorjaar is het goed zeelt vangen. Zeelten leven in voornamelijk stilstaande en traag stromende wateren, die zijn voorzien van een modderige bodem. De zeelt komt in zo goed als heel Nederland voor. De zeelt kan tot 65 centimeter lang worden. Een grote zeelt is langer dan 50 centimeter en zwaarder dan 4 pond. Zeelten van rond de 9 pond zijn een zeldzaamheid. Zeelt, Tinca tinca 53

Riviergrondel Riviergrondels behoren tot de karperfamilie. Het is een langgerekte, kleine bodembewoner (max. 20 cm.), met een rij van donkere vlekken op de flanken. De twee korte tastdraden aan de bek worden gebruikt om op de bodem te zoeken naar klein dierlijk voedsel, zoals borstelwormen en kreeftjes. Riviergrondels stellen geen zeer hoge eisen aan de waterkwaliteit en worden in een groot aantal watertypen aangetroffen. Van een populatie riviergrondels heeft een deel de neiging te zwerven, waardoor nieuwe wateren snel gekoloniseerd kunnen worden. De aanwezigheid van goede paaiplekken is vaak de belangrijkste factor die de dichtheden van riviergrondels bepaalt. Succesvolle voortplanting vindt plaats in koel en schoon stromend water, met een zand- of grindbodem. De riviergrondel is verspreid over geheel Nederland te vinden en wordt volgens de Rode lijst thans niet bedreigd. Wel is de soort opgenomen in de Visserijwet, maar er gelden geen vangstbeperkingen. Riviergrondel, Gobio gobio 54

Kleine Modderkruiper De Kleine modderkruiper is een kleine, langgestrekte vis met drie paar baarddraden aan de mondrand, en een rij donkere vlekken op de flank. De vis wordt gemiddeld 7 cm maar wordt ook wel groter aangetroffen, maximaal 13 cm. De neusopeningen zijn buisvormig verlengd. Onder het oog zit een opzetbare, gevorkte stekel. Schubben zijn zeer klein en de zijlijn is onvolledig. De bovenzijde van de vissen is geel en bruin gemarmerd. Het is een echte bodemvis. Hij heeft een naar beneden gerichte bek waarmee hij, geholpen door 6 baardharen, de bodem afzoekt naar iets eetbaars. Bij gevaar schiet hij heel snel in de modder of zandbodem. Overdag houdt hij zich meestal helemaal schuil. In tegenstelling tot zijn familielid het bermpje, gedijt de modderkruiper wel goed in zuurstofarm water. Hij zwemt dan naar het wateroppervlak om lucht te happen, waaruit dan via zijn darmkanaal zuurstof wordt onttrokken. In de maanden mei t/m juni vindt de voortplanting plaats. Na ongeveer twee jaar is de modderkruiper geslachtsrijp. Meestal wordt hij niet ouder dan 5 jaar. Kleine modderkruiper, Cobitis taenia 55

Driedoornige stekelbaars Bijna elk kind heeft in zijn jeugd wel eens met een schepnetje op stekelbaarsjes gevist. Hij wordt dan ook meestal gezien als een heel 'ordinair' visje. Desondanks blijkt het toch een heel bijzonder visje te zijn. Alleen al vanwege het feit, dat het stekelbaarsje één van de sterkste vissoorten is wat betreft leefomgeving. Hij is zelfs nog in de kleinste sterk vervuilde slootjes of kanaaltjes te vinden. Hij komt ook voor in het zoute water van de Grevelingen en de Oosterschelde. Het gewone driedoornige stekelbaarsje wordt maximaal 8 cm. Hij heeft in plaats van een rugvin met stekelstralen, alleen 3 stekels op zijn rug. Op zijn buik heeft hij één stekel, en een zachte vinstraal. De kleur van zijn, met beenplaten beklede, rug is donker en wordt naar de buik toe zilverachtig. Naast het driedoornige stekelbaarsje bestaat er bij ons nog het tiendoornige stekelbaarsje, maar in Nrd. Amerika en in andere landen kent men ook nog de tweedoornige, de vierdoornige, ja zelfs de vijftiendoornige stekelbaars. De in het zoute water voorkomende, zeenaalden, zeepaardjes en de in de tropen levende lancetvissen werden ook lange tijd als familie leden gezien. Dit kwam door een aantal oppervlakkige overeenkomsten, zoals: afzonderlijke stekels als rugvin, benige plaatjes als huidbedekking en verlenging van de kaken. Tegenwoordig worden zij nu toch als een aparte groep gezien. De stekelbaarsjes zijn geen hele snelle zwemmers, dus is hun menu aangepast. Ze voeden zich met insectenlarven, kleine weekdieren maar deinzen er ook niet voor terug om zich te voeden met viskuit van andere vissen. Heel bijzonder is hun broedzorg. En zelfs de hofmakerij door het mannetje is al heel speciaal. Eerst maakt het mannetje een nest van plantendelen op de bodem. Dan voert hij, ten opzichte van het vrouwtje, een baltsdans uit, hij heeft zich daarvoor zelfs in zijn bruidskleed gestoken; rode keel en buik en helderblauwe ogen. Hiermee lokt hij het vrouwtje naar zijn nest en dwingt haar, daar de eerste paar dagen blijven bewaken. Driedoornige stekelbaars, Gasterosteus aculeatus 56

Tiendoornige stekelbaars De Tiendoornige stekelbaars heeft niet persé tien stekels op zijn rug, het kunnen er ook acht of negen zijn. Daarnaast heeft het visje ook nog eens drie doornen aan de buikzijde. Twee daarvan zitten in het midden en één doorn nabij de anaalvin. Het is een zilverachtig tot bruinachtig visje. Het mannetje heeft in de paaitijd, dat ligt zo rond april/juli, een bijna zwarte kleur. De vissoort komt voor in langzaam stromende beken, sloten en in brak water. Opvallend is dat het visje vaak als eerste voorkomt in nieuw aangelegde wateren. Het houdt van wateren met een dichte begroeiing. Het visje komt bijna in heel Nederland voor. De Tiendoornige stekelbaars wordt niet groot. In het eerste levensjaar wordt het visje ongeveer vier centimeter groot. In het tweede levensjaar komt daar nog ongeveer drie centimeter bij. Daarmee is deze vis de kleinste inheemse Nederlandse vissoort. Ook echt oud wordt het visje niet. Meestal sterft het na de voortplanting in het tweede levensjaar. Tiendoornige stekelbaars, Pungitius pungitius 57

Snoek De snoek komt in bijna alle soorten water voor, van de grote heldere meren tot de kleinste dichtbegroeide slootjes. Een volwassen snoek kan wel tot 1 1/2 meter lang worden, met een gewicht tot 15 kilo.de snoek is een echte roofvis. Hij voedt zich met alle soorten vis, zelfs zijn kleinere soortgenoten zijn niet veilig voor zijn roofzucht, maar in het algemeen zijn het toch de zieke of zwakke vissen die aan hem ten prooi vallen. Niet vanwege speciale voorkeur voor deze vissen, maar omdat deze makkelijker door hem zijn te vangen. Deze eigenschap zorgt ervoor dat de visstand in water waar de snoek voldoende in voorkomt gezond blijft. Van maart tot en met april worden de eieren afgezet op dichtbegroeide plaatsen dicht onder het wateroppervlak. Als na ongeveer 13 dagen de eitjes uitkomen teren de jonge snoekjes nog enige tijd op hun dooierzak. De jonge snoekjes groeien zeer snel. In het eerste jaar kan hij al 22 cm. groot worden, afhankelijk van de voedsel omstandigheden. Vanwege hun vroege geboorte en hun snelle groei zijn ze altijd verzekerd van voldoende prooi. Snoek, Esox lucius 58

Rivierdonderpad De rivierdonderpad is een klein visje met een opmerkelijk uiterlijk. Opvallend zijn z`n dikke, platte kop met een brede bek en dicht bij elkaar staande ogen bovenop. Deze kop kan hij alle kanten op draaien, wat zeer ongebruikelijk is bij vissen. Als het donker is wordt de rivierdonderpad actief en gaat hij over de bodem op zoek naar voedsel. Dit bestaat geheel uit kleine ongewervelde diertjes. In de paaitijd maken de mannetjes een nestholletje waarin de vrouwtjes haar eieren afzet die vervolgens door het mannetje bevrucht én bewaakt worden. Vaak is het samen met de beekforel een dominante soort in snelstromende wateren, maar ook in langzaam stromende of stilstaande wateren worden ze aangetroffen. Grote populaties rivierdonderpad worden gevonden in het IJsselmeer, het Noord- Hollands Plassengebied, Waal, IJssel en Maas. In kleinere aantal kan de soort door geheel Nederland worden aangetroffen. Hoewel de rivierdonderpad in Nederland op het moment niet bedreigd wordt, moet men toch rekening houden met de gevoeligheid van deze soort voor veranderingen in zijn omgeving. De rivierdonderpad is namelijk erg honkvast en komt in zijn leven vaak niet verder dan 20 m. vanaf zijn geboorteplek. Natuurlijke hervestiging van de rivierdonderpad, op plekken waar hij verdwenen is, zal dus moeizaam verlopen. De Europese Habitatrichtlijn, de Conventie van Bern en de Natuurbeschermingswet zorgen voor de wettelijke bescherming van de soort. Rivierdonderpad, Cottus gobio 59

Marmergrondel De Marmergrondel is de meest recente toevoeging van de in de Benelux voorkomende vissen. Deze vis, die oorspronkelijk uit het gebied rond de Kaspische en Zwarte Zee komt, is via de Donau zelfstandig steeds hoger Europa binnengezwommen en via het Main-Donau kanaal in het stroomgebied van de Rijn terecht gekomen. In de Gelderse poort zijn in 2002 meerdere marmergrondels gevangen, waardoor duidelijk is dat hij zich in Nederland gevestigd heeft. De Marmergrondel heeft zich vanuit zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied rond de Kaspische- en Zwarte Zee via de Donau steeds verder uitgebreid naar West-Europa. In 1985 werd de soort voor het eerst waargenomen in de bovenloop van de Donau, in het Duitse Beieren. Via het Main-Donau kanaal, dat in 1992 verder is uitgegraven, kwam de soort in 1998 aan in de Main, een zijrivier van de Rijn. In 2000 was de grondel tot Bonn gevorderd en dit voorjaar bleek de soort in ons land gearriveerd. De marmergrondel is thuis in brak en zout water, het is dus de vraag waar de opmars van dit visje zal stoppen. Gemarmerde grondel, Proterorhinus marmoratus 60

CONCLUSIE Tijdens het onderzoek is gebleken dat er in en rond het valleikanaal veel vissen voorkomen. Zowel in soorten als in aantallen. Hoe verder de tijd van het onderzoek verstreek, hoe minder vissen en ook soorten ik ving. Waarschijnlijk komt dit door de lagere temperaturen waar ik mee te maken kreeg. De meeste vissen zoeken dan diepere delen in het water op. Het is me opgevallen dat er op een aantal plaatsen, bepaalde soorten niet voorkwamen die ik daar wel had verwacht. Het Bermpje bijvoorbeeld, is een visje die ik op veel plaatsen had verwacht te vangen. Tijdens het gehele onderzoek heb ik echter geen enkel Bermpje gevangen. De vangsten van de Bittervoorntjes zijn ook opmerkelijk te noemen omdat ik ze veelal in stromend water aantrof. Dit terwijl bittervoorntjes er om bekend staan dat ze van rustig water houden. Bij de vistrap heb ik geen vissen gevangen. Normaal gesproken is dit juist een plek waar ik veel vissen had kunnen aantreffen. De vistrek ligt waarschijnlijk stil als het koud is omdat de vissen zich dan rustig houden. Om een goed beeld te krijgen over het gebruik van de vistrap is het raadzaam in warmere tijden nogmaals te vissen. Voor het hele gebied geldt dat er eigelijk nog een grote inventarisatie plaats moet vinden om een beeld te krijgen van de vissen als het wel warmer is. In de zomer bijvoorbeeld. Alle gegevens zijn ingevoerd met het programma Spot. Vervolgens zijn deze ingevoerde gegevens in kaart gezet met het Stipt. Spot en Stipt zijn progamma s van RAVON. De gegevens van dit onderzoek worden gebruikt door stichting RAVON. Het is belangrijk voor het in kaart brengen van de vissen in deze omgeving. Op dit moment zijn de vrijwilligers van RAVON bezig met een grote inhaalslag wat betreft het verzamelen van vissengegevens. Meer info is te vinden op www.ravon.nl. 61