DEEL 2 PERSOONSVOLGENDE FINANCIERING OVER DE GRENZEN HEEN



Vergelijkbare documenten
Persoonsvolgende financiering over de grenzen heen Wie, wat, waar, wanneer en hoe?

GRIP WERKFORUM VN-VERDRAG VOOR DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP

Implementatie van en transitie naar PVF. Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Persoonsvolgende financiering als hefboom in een wijzigend ondersteuningslandschap

PERSOONSVOLGENDE FINANCIERING

Ontwerp van decreet PVF. Hoorzitting Vlaams Parlement 25/02/2014 tussenkomst Lien van de Wiel Algemeen coördinator absoluut vzw

Standpunt GRIP over: verhogen minimumloon PAB-assistenten

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

BELANGRIJKSTE ELEMENTEN UIT HET ZORGREGIERAPPORT (eerste jaarhelft 2012)

Toeleiding naar ondersteuning

Wat gaat er in de zorg veranderen en waarom?

DE PERSOONSVOLGENDE FINANCIERING

PVF 10 oktober Vragen en Antwoorden. Inhoud. 1. Algemeen

KANSEN EN RISICO S VOOR PERSOONSVOLGENDE FINANCIERING IN VLAANDEREN

PVF EN MINDERJARIGEN : een eerste aanzet tot discussie.

workshop Onanfhankelijk Leven 18/01/ /02/2016 Alice in zorgland Marianne Callebaut Coördinator beweging

De Persoonsvolgende financiering in Vlaanderen Robert Geeraert Woonzorgconsulent Gastprofessor Erasmushogeschool Brussel

sector personen met een handicap

Kwaliteitsvolle vraagverduidelijking

Evoluties binnen zorgvernieuwing

Persoonsvolgende financiering. Streekforum zorg - 17 mei 2017

Waarom? Het nieuwe ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap en de Persoonsvolgende Financiering. Base-line van de oplossing:

BROCHURE BROCHURE BROCHURE. WEGWIJS IN DE ADMINISTRATIEVE STAPPEN VAN Het werkkapitaal Bijstandsorganisatie (ENKEL MEERDERJARIGEN!

Leen De Caluwe (CoPunt Handicap Oost-Vlaanderen)

VR DOC.1230/1TER

Persoonsvolgende Financiering: VAPH in het nieuwe zorglandschap

PERSOONSVOLGENDE FINANCIERING

Voorstelling Onafhankelijk Leven vzw

Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11).

6/03/2019. Mijn kind heeft een beperking en bijkomend epilepsie. 3 hoeden. Beperking en epilepsie Epilepsie en een beperking

Publicatie B.S. : Inwerkingtreding : Hoofdstuk I. - ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1.

VR DOC.0522/2TER

Online te downloaden op:

Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1]

Persoonsvolgende financiering Wat verandert? Welke mogelijkheden heb ik?

Contactpersoon Cluster Indicatiestelling en Prioritering Bijlagen 2

PersoonsVolgende Financiering Rechtstreeks Toegankelijke Hulpverlening Flexibel Aanbod Meerderjarigen Een update

Vragen en antwoorden over het Persoonsgebonden budget (PGB) jeugdhulp, Inhoudsopgave

Verwachtingen GRIP t.a.v. uitwerking toekomstige financieringswijze van ondersteuning

VR DOC.1481/1

VR DOC.0309/2BIS

1. Hoe stap ik het (her)indicatiegesprek in bij een cliënt met een gerichte PGB-vraag?

ALGEMEEN WMO VEELGESTELDE VRAGEN OVER WMO EN JEUGDHULP

5 voucher: de voucher, vermeld in artikel 2, 11 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een hand

Besluit van de Vlaamse Regering over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden

Dit moet gemotiveerd worden in het projectvoorstel en wordt mee beoordeeld bij de evaluatie.

VISIE OP DAGBESTEDING EN WERK DICHTERBIJ

In deze nota worden de modaliteiten van deze uitzonderingsprocedure en technische handelingen verder geduid.

nr. 644 van TINE VAN DER VLOET datum: 5 juli 2016 aan JO VANDEURZEN Persoonsvolgende financiering (PVF) - Toegang voor jongvolwassenen

PVF 23 FEBRUARI 2016 VRAGEN EN ANTWOORDEN

VR DOC.1517/2BIS

PVF - 30 oktober Vragen en Antwoorden

brochure PVF Auteursrechten / bescherming voor absoluut vzw

MDT TER KOUTER- CAR HOE KAN ONS MDT U HELPEN? In deze brochure leest u hoe multidisciplinair team Ter Kouter

Trap 2 voor minderjarigen. PVF voor minderjarigen. 17 &19/06/ Update PVF. Evelien Devriese. Decreet PVF ( ):

Herziening PAB. Hoe de budgethoogte van het Persoonlijke Assistentiebudget herzien? Onafhankelijk Leven vzw Groot Begijnhof 14 A 9040 Sint Amandsberg

VR DOC.1312/1BIS

MDT meerderjarigen. Wij helpen u bij het vinden van de juiste hulp! Adres: Caritasstraat 76, 9090 Melle 09/

4 besluit van 27 november 2015: over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en onders

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 19 juli

13/02/2018. familievergaderingen februari de IDO. verwelkoming: de Gebruikersraad

Bart Sabbe Directeur kwaliteit en strategie Dominiek Savio Instituut vzw. Vlaams Welzijnsverbond, vzw

Van de berg en de. muis. Gebruikersoverleg Handicap, Chronische Ziekte en Arbeid

Wat achtergrond. Doelgroep: volwassenen met autisme, al dan niet met bijkomende mentale handicap Basisopdracht van De Hoeve:

NIEUWSFLASH 3. v.u. Nadia Dekoning, A. Rodenbachstraat 20, 9470 Denderleeuw maart 2016

Meer eigen regie in Zvw

Tevredenheid over de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

4 december 2018 Kennismaking met de persoonsvolgende financiering. Het nieuwe ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Veel gestelde vragen omtrent convenanten: overbruggingszorg, knelpuntdossiers, noodsituatie

Procedure noodsituatie

Persoonsvolgende Financiering

Geachte Dames en Heren,

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

EUROPEAN DISABILITY FORUM...

VR DOC.1498/2BIS

Vragen en antwoorden over het Persoonsgebonden budget (PGB) jeugdhulp, Inhoudsopgave

1. De grote lijnen en algemene principes van de transitie ZiN 2. Specifieke uitgangspunten 3. Omschakelen van de huidige gebruikers 4. Transitie aanbi

Op 21 maart 2016 stelde ik een schriftelijke vraag (nr. 424) over het macrobudgettair kader voor de persoonsvolgende financiering (PVF).

WERKJAAR FOVIG

Verdeling middelen PmH 2018 & 2019

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 februari 2019;

Alternatief voor Regeerakkoord Regie in eigen hand door persoonsgebonden en persoonsvolgende bekostiging

VR DOC.0307/2

UITVAARTREDE DOOR LUC DEMAREZ NAMENS HAZO VZW

VR DOC.1387/1BIS

Presentatie PVF. Persoonsvolgende Financiering (PVF)

VR DOC.0500/1BIS

De organisaties stellen zich voor:

Vrijwilligerswerk en PAB

Vzw De Lork Vzw Beschut Wonen De Lariks. Lieve Dekempeneer STUDIEDAG GIBBIS

VR DOC.0566/1BIS

Publicatie B.S.: Inwerkingtreding: Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1.

Besluit van de Vlaamse Regering over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 14 mei 2018;

Vooraf, ter info Voortvloeisel uit de vorige sociale plattegrond:

Voorstelling Dienst Ondersteuningsplan Dienstverlening voor personen met een handicap

Nummer: INF/MDT/1215

STRATEGISCH BELEID EFFICIËNT EN ZICHTBAAR NAAR EEN CENTRUM VOOR REVALIDATIE

Té-jongeren binnen het VAPH Mogelijkheden

Transcriptie:

DEEL 2 Persoonsvolgende financiering over de grenzen heen - 26 -

Jean-Pierre Van Baelen en Bart Sabbe in gesprek over de financiering van morgen Jean-Pierre Van Baelen is veranderingsmanager voor het ondersteuningsbeleid personen met een handicap Bart Sabbe is directeur kwaliteit en strategie bij het Dominiek Savio instituut VZW De persoonsvolgende financiering Bart: In de perspectiefnota wordt resoluut gekozen voor een persoonsvolgende financiering terwijl uit het PGB experiment blijkt dat een budgetformule zeker niet voor iedereen de meest geschikte oplossing is. Hoe valt dit te verzoenen? Jean-Pierre: Persoonsvolgende financiering is geen doel op zich. Het gaat om een belangrijk middel om de doelstelling van vraagsturing het geven van de regie aan de persoon met een handicap of zijn directe context te bereiken. Persoonsvolgende financiering zoals in de perspectiefnota 2020 omschreven, bestaat uit 2 formules: de cash formule en de voucher of zorg-in-natura formule. Er kan geopteerd worden voor één van deze formules. Het basisprincipe is dat de persoon of zijn directe omgeving zelf kiest welke formule hij wil. Dus op een bepaald moment krijgt iemand van het VAPH via het systeem van zorgregie een toewijzing dat hij of zij in aanmerking komt voor ondersteuning. De persoon kiest vervolgens zelf de formule waarmee hij deze ondersteuning wil verkrijgen. Als deze twee formules duidelijk en geoperationaliseerd zijn, zullen we onderzoeken hoe we combinaties mogelijk maken. Bart: Is dit een volledige vrije keuze voor de persoon met beperking? voegdheid om te kiezen staat een bepaalde verantwoordelijkheid. Een belangrijke randvoorwaarde die je hieruit kan afleiden is dat de persoon of zijn vertegenwoordiger ook effectief die verantwoordelijkheid moet kunnen opnemen. Bart: Kan de persoon met een handicap opteren voor cash en dan vervolgens alle zorg inkopen bij een zorgaanbieder? Hoe ver kan dit gaan? Jean-Pierre: In perspectief 2020 worden daarvoor geen grenzen gegeven. We hebben daar op dit moment zelf ook geen grenzen voor. Wat ons betreft moet dat debat, vertrekkend vanuit de bouwstenen die het maatschappelijk debat ons aanleverde, gevoerd worden en moeten we die knopen doorhakken voor het einde van het jaar. Dat is dus snel. Dit betekent dat er in het najaar binnen het VAPH ook door de adviserende organen rond die persoonsvolgende financiering hard zal moeten gewerkt worden. Wij gaan echt naar beslissende momenten. Bart: Zorg-in-natura, hoe moet ik mij dat voorstellen? Is het de zorg in natura zoals wij die nu kennen of is dit anders? Jean-Pierre: In ons denken daarover maken we een eerste onderscheid tussen mensen die op zichzelf wonen en mensen die collectief wonen. Dan heb je ook nog mensen die op zichzelf wonen maar die bijvoorbeeld overdag ondersteuning willen. Ik denk dat ik uiteindelijk tot 4 cruciale elementen kom: woonondersteuning, dagon- Jean-Pierre: In principe wel. We gaan ervan uit dat de persoon de vrije keuze heeft. Maar die vrije keuze brengt ook verantwoordelijkheden mee. Tegenover een bedersteuning, verblijfsondersteuning en de rechtstreeks toegankelijke ondersteuning. Deze laatste valt niet onder het toepassingsgebied van de persoonsvolgende financiering. De rol van de regionale prioriteitencommissies (RPC) Bart: Door de schaarste komt niet iedereen die ondersteuning nodig heeft, onmiddellijk in aanmerking voor een budget. Dat betekent dat er moet gekozen worden wie zijn cash of voucher (of een combinatie) onmiddellijk krijgt en wie er nog even op moet wachten. Jean-Pierre: Zolang wij de doelstelling 1 uit de perspectiefnota, namelijk de zorggarantie voor personen met de grootste ondersteuningsnood, niet bereikt hebben, zal er altijd een keuze moeten plaatsvinden. Zolang het aanbod kleiner is dan de vraag zal de zorgregie zijn rol moeten spelen. En zorgregie betekent bepalen wie het meest prioritair is binnen het totale aantal hulpvragers. Bart: Sinds een zestal maanden zijn de regionale prioriteitencommissies binnen de provincies actief, in het najaar worden ze geëvalueerd. Is het de bedoeling dat zij verder uitmaken wie onmiddellijk zijn vastgestelde ondersteuningsnood kan omzetten en wie er nog even moet wachten? Jean-Pierre: Dat is inderdaad hun rol. In de aanpassing in 2011 van het oorspronkelijke zorgregiebesluit van 2006, Vlaams Welzijnsverbond - 27 -

is de oprichting van die regionale prioriteitencommissies hiertoe voorzien. Dit is zo beslist omdat wij op deze manier definitief afgestapt zijn van het feit dat enkel de voorziening uiteindelijk beslist wie er effectief ondersteuning krijgt en wie niet. Het betreft hier een collectieve verantwoordelijkheid van de gebruikers, de voorzieningen, de verwijzers én van de ambtenaren van het VAPH, namelijk de coördinatoren zorgregie, die op een transparante manier moeten keuzes maken vandaag. We denken ook dat wij uit de evaluatie in het najaar een aantal conclusies moeten trekken zodanig dat de werkwijzen die er vandaag in de verschillende provincies worden gehanteerd, meer op elkaar worden afgestemd. Bart: Nu beslissen de prioriteitencommissies over de toekenningen in het kader van het uitbreidingsbeleid. Vanaf 2015 zullen zij moeten instaan voor de toekenning van alle middelen. Wordt dit een haalbare kaart voor de commissies? Jean-Pierre: Dat zal ervan afhangen hoe wij erin slagen om die commissies te ondersteunen. Wij versterken hiertoe de provinciale coördinatiepunten in 2012 en de leidend ambtenaar heeft dit jaar ook de cel zorgregie versterkt. Vandaag zitten sommige regionale prioriteitencommissies een ganse dag samen. Het is natuurlijk niet de bedoeling om dat systeem te introduceren. Zij moeten eigenlijk dossiers voor zich krijgen die voorbereid zijn door het provinciaal coördinatiepunt, ondersteund door de coördinatoren zorgregie. Je kan dit een beetje vergelijken met de werking van de provinciale evaluatiecommissie (PEC) vandaag waarbij 80 of 90% van de dossiers door de administratie worden naar voor gebracht waarover geen discussie is. De overig 10 tot 20% kan dan bekeken worden. We zullen ook daar moeten zoeken naar de meest efficiënte werkwijze want als we er niet in slagen om hen daarin te ondersteunen, dan gaan die RPC verdrinken in het werk. En dat is niet de bedoeling. De bepaling van de budgethoogte Bart: Een belangrijk punt in een persoonsvolgende financiering is de bepaling van de budgetten en de grootte ervan. In het huidige systeem is dit verbonden aan zorgvormen, in de toekomst zal dat afgestemd worden op de persoonlijke vraag van de persoon. Jean-Pierre: En de persoonlijke situatie, hé. In Gent op het maatschappelijke debat hebben we het model van de 5 concentrische cirkels uitgetekend. Cirkel 1 betreft de persoon zelf, cirkel 2 zijn gezin, cirkel 3 familie, buurt, vrijwilligers, enz en cirkel 4 de reguliere algemene welzijns- en gezondheidsinstellingen. De VAPH ondersteuning komt in de vijfde cirkel te staan. Eerst worden andere bronnen aangesproken. VAPH ONDERSTEUNING familie gezin persoon Bart: Wij hebben heel wat geïnvesteerd in het zorgzwaarte instrument, hoe belangrijk wordt dit instrument voor de bepaling van de budgetten? Jean-Pierre: Het zorgzwaarte instrument meet de bruto ondersteuningsnood. Dus alleen met dat zorgzwaarte instrument kunnen wij niet verder. Het is één van de bouwstenen maar we gaan dat zorgzwaarte instrument niet voor alle situaties gebruiken. We moeten komen tot een rekenmodel waarbij we erin slagen om te berekenen wat er aan ondersteuningsnood overschiet na cirkel 4. Wat de eerste 4 cirkels leveren, dat is een realiteit. Wat er dan nog overschiet aan ondersteuningsnood, dat wordt het persoonsvolgende budget. Terwijl het zorgzwaarte instrument, dat meet eigenlijk alle cirkels. En dat gaan we dus zeker niet toepassen. We gaan de netto ondersteuningsnood proberen te berekenen en hiervan een ondheidsinstellingen zreguliere algemene welzijns- en ge financiële vertaling maken. Met een nieuw rekenmodel. Ook als je op individuele basis budgetten toekent, zal je toch altijd tot de grote 3 blokken komen die ik daarstraks vermeldde (woonondersteuning, dagondersteuning, verblijfsondersteuning). Je zal mogelijk tot een soort vorksysteem komen waarbij de persoon een toekenning krijgt voor een bepaalde vork met een minimum en een maximum. Afhankelijk van de individuele situatie, die zal evolueren in de tijd, kunnen er verzwarende elementen zijn, waardoor de persoon een iets hoger budget krijgt binnen dezelfde zorgvorm. Daarvoor moet je dan niet iedere keer een volledige nieuwe inschaling doen. Die 5 concentrische cirkels zijn eigenlijk geïnspireerd op de SIS (Support Intensivity Scale). In Amerika bestaan er al relaties tussen de SIS index en de budgetten. We zullen in het najaar verder bestuderen of wij in Vlaanderen ook een dergelijke methode kunnen hanteren. Daarenboven denk ik dat wij ook ICT-matig ondersteunend moeten gaan werken. In Zweden bijvoorbeeld bestaat er een systeem waar mensen een bepaald budget krijgen en ze dit kunnen volgen zoals wij onze bankrekening kunnen volgen. Ik denk dat het VAPH ook meer en meer met web applicaties een dergelijk systeem zou moeten ondersteunen. Want anders wordt dit een bureaucratisch systeem met een grote administratieve last en dat willen we absoluut niet. De diensten ondersteuningsplan (DOP) als nieuwe partner in de toekenning van het budget Bart: Welke rol spelen de diensten ondersteuningsplan hierin? Zal iedereen die niet rechtstreeks toegankelijke hulp nodig heeft via deze dienst moeten passeren? Jean-Pierre: Vandaag is dit niet zo, maar ik wil in het najaar graag de discussie openen of dat zo moet blijven. Gezien het model van de vijf concentrische cirkels willen we toch een link leggen tussen de ondersteuningsplannen en de uiteindelijke budgetbepaling. - 28 -

Vandaag hebben wij voor de DOP s een capaciteit voorzien voor 2000 mensen op jaarbasis. We weten dat er ongeveer 4000 mensen op jaarbasis instromen in VAPH, van thuisbegeleiding tot nursing. De DOP diensten moeten zichzelf nog verder bewijzen, maar als blijkt uit de monitoring dat zij de verwachtingen inlossen: de mensen zijn tevreden en er worden meer sociale netwerken rond de mensen gecreëerd waardoor ze minder afhankelijk worden van het gespecialiseerde aanbod, dan is het niet verantwoord om die diensten ondersteuningsplan geen belangrijke rol te laten spelen. Daarnaast gaan we altijd de multidisciplinaire teams (MDT s) nodig hebben voor diagnostiek en daaruit volgend indicatiestelling. We hebben natuurlijk ook niet toevallig de MDT s betrokken bij de oprichting van die diensten ondersteuningsplan. Ik ken geen enkele provincie waar bijvoorbeeld de diensten maatschappelijk werk van de mutualiteit niet in de vzw zitten, die de DOP aanstuurt. Dus in die zin hebben wij daar al een stuk structurele samenwerking. Bart: Er groeit wat bekommernis over wat men allemaal moet doorlopen om zorg te kunnen krijgen: dienst ondersteuningsplan, MDT s, team diagnose en indicatiestelling, zorgregie,. Wordt het niet zwaar, gans dat proces? Jean-Pierre: Het is natuurlijk de uitdaging dit zo eenvoudig mogelijk te houden. Als ik in 2011 aan mensen met een handicap vroeg of ze de weg wisten, antwoordde iedereen neen. De gebruikersorganisaties hebben mee gevraagd om die diensten ondersteuningsplan, om hen de weg te wijzen. We moeten ervoor zorgen dat de diensten ondersteuningsplan en bijvoorbeeld de diensten maatschappelijk werk van de mutualiteit een zelfde dossier gaan gebruiken in de toekomst. Door die koppeling te maken op operationeel niveau zouden we er uiteindelijk in moeten slagen dat de persoon met een handicap maar één keer zijn verhaal moet doen. En dat door de goede samenwerking tussen deze en andere eerstelijnsdiensten, en de diensten ondersteuningsplan de persoon met een handicap eigenlijk niet voelt dat hij verschillende pistes moet doorlopen. Wat met de zorgaanbieder? Bart: Op dit ogenblik krijgen 5 tot 6 % van de 40 000 mensen die een beroep doen op zorg één of andere vorm van persoonsvolgende financiering. Een volledige omschakeling naar persoonsvolgende financiering komt als een serieuze omwenteling voor de zorgaanbieder. Jean-Pierre: Ja, ik wil eerst en vooral benadrukken dat het de sector, de voorzieningen zelf zijn die gevraagd hebben naar regelluwte: een regelluw kader, het meer kunnen opnemen van eigen verantwoordelijkheid, het werken met beheersovereenkomsten en dergelijke meer. Vandaag schat ik op basis van mijn ervaring in, dat we met een 30% van de zorgverstrekkers zeer creatief sociaal ondernemen, zelfs binnen een vrij nauw regelgevend kader en daardoor met dezelfde middelen al meer mensen bereiken. We hebben er niet voor gekozen om al onmiddellijk, vanaf 2013, de grote omschakeling te maken. Voor 2012, 2013 en 2014 zal het uitbreidingsbeleid op een persoonsvolgende manier gebeuren. We hebben dit gedaan om mensen het signaal te geven dat het ons menens is. En twee, we hebben dat signaal ook gegeven om te zeggen, probeer er al mee te werken. Doe daar al ervaring mee op. Omdat we zeer goed beseffen dat de verantwoordelijkheid vergroot van de zorgverstrekkers. Vergroot op financieel vlak, vergroot ook op het vlak van personeelsbeleid. Zekerheid, tewerkstelling, dat komt veel meer bij de zorgverstrekkers, bij de organisaties, bij de verantwoordelijken te liggen. Ik ben dan ook heel blij dat bijvoorbeeld jullie koepel, het Vlaams Welzijnsverbond, duidelijk investeert in het ondersteunen van de omslag van werken binnen een strak regelgevend kader naar een kader waarbij de verantwoordelijkheid veel groter wordt van de individuele zorgverstrekkers. Jullie doen dat via een aantal studiedagen, jullie organiseren ook voor nieuwe directieleden een aantal introdagen dus in die zin denk ik dat de koepels in de toekomst nog meer dan in het voorbije jaar partner moeten zijn van ons, en zeker van het veranderingsmanagement. Dit om de kwetsbare plekken en de valkuilen duidelijk te maken zodanig dat we samen kunnen zoeken naar antwoorden. Vlaams Welzijnsverbond - 29 -

In een nieuw georganiseerd zorglandschap vraagt het bijvoorbeeld van raden van bestuur heel wat strategisch vermogen, we moeten gaan kijken welke soort vragen er in onze buurt zijn, welke doelgroepen, welke expertise we nodig hebben, over welke competenties onze medewerkers moeten beschikken, enz. Er komt veel meer verantwoordelijkheid bij de sociaal ondernemer te liggen. Ik denk dat wij al een stuk van de tocht hebben afgelegd maar dat er op dat vlak nog een hele weg te gaan is. En wij willen die samengaan met de koepels en de voorzieningen. We hebben nog drie jaar. Vanaf 2015 doen wij de omschakeling van het sociaal bestaande kapitaal ook structureel. Bart: Moest je nu zelf zorgaanbieder zijn, anno 2012, hoe zou jij je daarop voorbereiden? Jean-Pierre: Ik blijf zeggen dat het een groot stuk de verantwoordelijkheid is van de werkgever, van de directie en van de raad van bestuur. Zij doen best een strategische denkoefening. Concreet zou ik starten met wat men noemt een SWOT analyse in de organisatie, een sterkte zwakte analyse van de eigen organisatie, opportuniteiten en bedreigingen. Dat betekent dat je meer de omgeving gaat analyseren, dus buiten de eigen organisatie. Daar zou ik hoe dan ook van vertrekken, in iedere organisatie, hoe klein of hoe groot deze ook is. En afhankelijk van de uitkomst van die SWOT analyse zou ik strategische doelstellingen formuleren en mijn medewerkers daar ook bij betrekken. Zo kunnen zij actief zoeken naar wat is mijn plek in een toekomstgericht en anders georganiseerd zorglandschap. Het is wat algemeen maar daar zou ik mee beginnen. Zekerheid, tewerkstelling, dat komt veel meer bij de zorgverstrekkers, bij de organisaties, bij de verantwoordelijken te liggen. Bart: De vakbonden, die horen wij heel weinig in het verhaal. Welke rol spelen zij? Jean-Pierre: Zij zijn een heel belangrijke factor. Net als de voorzieningen moeten de vakbonden mee willen stappen in dit verhaal. De drie vakbonden zitten in het raadgevend comité, tot op heden zijn zij absoluut coöperatief. Ik denk dat hun belangrijkste zorg is dat de invoering van persoonsvolgende financiering niet leidt tot afbraak van het sociaal statuut, van de verworven cao s van het paritair comité 319. We moeten die niet in vraag beginnen stellen want als we dat doen, brengen we heel de zorgvernieuwing in gevaar. Bart: Zal de toekomstige financiering nog voldoende zijn om de zorgaanbieders hun engagementen naar het personeel te laten uitvoeren maar ook om voldoende te kunnen investeren? Ondernemen betekent ook middelen hebben om te kunnen investeren. Ziet u dit ook mogelijk voor kleinschalige initiatieven? Jean-Pierre: Ik zie hier een belangrijke taak voor de koepels. Ik denk dat de koepels toekomstgericht een taak hebben om een soort innovatief centrum te worden, in de mate dat ze dat vandaag al niet zijn, waar hun leden terecht kunnen met vragen die betrekking hebben op innovatie. Een innovatief centrum in functie van het ontwikkelen van nieuwe producten, dat zullen dan waarschijnlijk ondersteuningspakketten zijn. Koepels trekken best in de eerstkomende fase nog meer de kaart van innovatie dan ze tot op vandaag gedaan hebben, vooral in functie van de dienstverlening naar hun leden. Ook kleinschalige initiatieven moeten een SWOT analyse maken. En misschien heeft heel die beweging die we nu aan het inzetten zijn ook aanleiding tot, nu moet ik mij voorzichtig uitdrukken, tot het creëren of het zoeken of het intensifiëren van het samenwerken tussen organisaties. Ik heb niet een behoefte om te zeggen we moeten allemaal naar grote organisaties evolueren maar ik denk dat samenwerking hoe dan ook belangrijk is wil men op lange termijn overleven als organisatie. Vertrekkende vanuit de sterkte-zwakte analyse van de organisatie vandaag, kan men kiezen voor een bepaalde gradatie in de samenwerking. Er zijn kleine organisaties die heel wat reserves hebben, er zijn kleine organisaties die weinig of geen reserves hebben. Er zijn grote organisaties met veel reserves maar ik ken ook grote organisaties zonder reserves. Dus in die zin is de scheidingslijn niet zozeer in de toekomst gericht van capaciteit maar eerder van het vermogen om in uw onderneming klein of groot, efficiënt en effectief te werken. Dat is de cruciale factor. En soms kan je door samenwerking met andere organisaties die efficiëntie vergroten. Bart: Innovatie gaat een belangrijk woord worden. Ook innovatie in het zoeken naar financiering? Jean-Pierre: Nee, financiering is altijd een middel. Voor ons gaat het over innovatie en ondernemen en financiën heb je natuurlijk nodig om te ondernemen. Maar binnen die verhouding. Dus innovatie van het ondernemerschap. Dat is eigenlijk de cruciale factor. En daarin moeten we de raden van bestuur en de directies meenemen om hen te laten zien dat, ook al werken ze vandaag heel goed en heel sterk, dat dat in een nieuw landschap misschien anders moet. Bart: Als je inschat dat 70% daar nog niet echt mee bezig is, dan is er nog veel werk op dit gebied. Jean-Pierre: Ik denk dat de 30% die de voortrekkersrol opnemen ook veel vertrouwen zullen bieden aan hun collega s. Dat is natuurlijk de bedoeling. Bart: Zal de invoering van de persoonsvolgende financiering de vermarkting van de sector in de hand werken (competitie, commerciële actoren, )? Jean-Pierre: Ik denk dat ondernemers zich niet teveel zorgen moeten maken zolang er schaarste is. Zolang de vraag hoger is dan het aanbod, is er niet echt sprake van een economische marktwerking. Dus in die zin is dat een omgevingsfactor die ook geruststellend kan zijn naar de huidige zorgverstrekkers. Competitie op zich vind ik niet fout, zolang het gezonde competitie blijft. Gezonde competitie is dat je probeert in eerste instantie de kernopdracht van je organisatie op een goede manier, op een kwaliteitsvolle manier te doen. - 30 -

Dus je dienstverlening blijft centraal staan en zolang je een hoog kwalitatief aanbod blijft afleveren, dan hebben we geen probleem met competitie. Bart: Terwijl nu net de angst leeft er zal ingeboet worden op vlak van kwaliteit, dat er lagere kwalificaties zullen ingezet worden en dat er daardoor globaal minder kwalitatief zal gewerkt worden. Jean-Pierre: Dat klopt natuurlijk niet als je naar de situatie van vandaag kijkt. Vandaag zien we in voorzieningen mensen met verschillende diploma s hetzelfde werk doen. Daarom is er in VIA 4 ook een heel hoofdstuk geschreven over functieclassificaties, functieomschrijvingen en functiewegingen. In die zin hebben we daar ook nog een hele weg te gaan. Vandaag hebben we een vast kader, gebaseerd op diploma s. Mensen doen hetzelfde werk maar worden daarom niet hetzelfde betaald. Daar kan niemand voor zijn. Maar je kan niet anders, want je moet het in het administratieve dagprijs dossier laten passen. Dus in die zin denken we dat wij geen angst moeten hebben om toekomstgericht op basis van functieclassificaties competentieprofielen op te maken en op basis daarvan ook mensen in te schakelen, altijd rekening houdend met de cao s van het paritair comité 319. Bart: Zal de overheid mee bepalen hoe de markt van de aanbieders er zal uitzien? Zoals bijvoorbeeld in Oostenrijk, waar de overheid een licentie voorziet voor erkende zorgaanbieders? Jean-Pierre: Dat zal in Vlaanderen ook zo zijn en dat zal ook zo blijven. De zorgverstrekkers zullen moeten voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen. Het is ondenkbaar dat dat verandert. Hoever staat de zorgvernieuwing in de minderjarigenzorg? Bart: De meeste sporen van de zorgvernieuwing zijn getrokken bij de volwassenenzorg. Voor de minderjarigenzorg is de situatie nog onduidelijker. Hoe moet daar de transitie gebeuren? Jean-Pierre: Dat hangt samen met de integrale jeugdhulp. Er is een nieuw decreet dat twee weken geleden goedgekeurd is door de Vlaamse regering (juli 2012), daarin is voorzien dat er ook voor kinderen en jongeren met een handicap een persoonsvolgend financieringssysteem mogelijk is. Het is de bedoeling dat er nu een pilootregio voor de uitwerking van een toegangspoort wordt aangeduid, dat zal al in de zomervakantie gebeuren denk ik, zodanig dat we daar ook effectief vooruitgang kunnen boeken voor wat betreft indicatiestelling en toewijzingen. Het is conceptueel voorzien in het nieuwe decreet, wat vroeger niet zo was. Bart: Betekent dat dat de invoering van de persoonsvolgende financiering bij de meerderjarigenzorg en de minderjarigenzorg met verschillende snelheden zou kunnen gebeuren? Jean-Pierre: Dat is niet de opzet. Volgens de timing start overal in Vlaanderen de toegangspoort begin 2014. In ons projectplan starten wij met een veralgemeende financiering vanaf 1 januari 2015. Op zich is het mogelijk dat vanaf 1 januari 2015 de voorzieningen die zich richten naar jongeren ook gewoon instappen in het persoonsvolgende financieringssysteem. Bart: Er is recht op onderwijs maar er is geen recht op zorg. Nochtans is voor sommige jongeren de zorg noodzakelijk alvorens zij kunnen deelnemen aan onderwijs. Jean-Pierre: Ja, er bestaat inderdaad geen recht op zorg. Zorggarantie wordt in perspectief ook genoemd als een overgangsformule om ooit te komen tot recht op zorg. Je zit daar hoe dan ook met een structureel verschil, dat je recht op onderwijs hebt en dat recht op zorg vooralsnog niet bestaat in Vlaanderen. En de fundamentele vraag is: Waar eindigt onderwijs en waar begint zorg? Maar dit is wellicht voer voor een volgend debat Samenvatting Ann Degezelle - 31 -

PRAKTIJKVOORBEELDEN uit Europa Financieringssystemen in Europa Luk Zelderloo, EASPD Inleiding De EASPD is een Europese koepel van voorzieningen en gespecialiseerde dienstverleners die de belangen van de welzijnssector op Europees niveau behartigt. Het EASPD deed recent een onderzoek bij haar leden naar de financieringswijze van de dienstverlening in hun land. Deze bevraging bracht een 80-tal verschillende systemen naar voor die allemaal gehanteerd worden voor de organisatie van welzijn in de respectievelijke landen. Deze systemen komen verder in de tekst aan bod maar eerst geven wij een korte beschouwing bij de kaart die de Europese Unie heeft getrokken als startpunt voor de organisatie van de zorg. Het VN verdrag als basis voor de zorgorganisatie in Europa De toon in Europa en dus ook in België - wordt gezet door het VN verdrag m.b.t. de rechten van personen met een handicap; de ontwikkelingen in de sector worden erdoor gestuurd. Overal zien we een evolutie naar inclusie en zien wij dat mainstreamvoorzieningen aan belang winnen. Er is een groeiend besef dat de gewone actoren in de samenleving mee verantwoordelijk zijn voor de inclusie van personen met een handicap. De organisatie van de ondersteuning en zorg zal in de toekomst meer gebaseerd zijn op rechten en zelfbepaling voor personen met een handicap, terwijl dit vroeger eerder op de zorg-op-zich gericht was. Een handicap wordt niet langer gezien als een probleem van de persoon maar eerder als een onvermogen van de samenleving om de barrières naar inclusie weg te nemen. Overal in Europa zien wij een hang naar deregulering en ook het belang van technologie neemt toe. Tot slot zien wij dat de meeste landen in Europa kampen met (ernstige) saneringen in de zorg. Vlaanderen is één van de weinige regio s waar dit niet de hoofdtoon vormt. Financieringsbronnen De manier van financieren wordt in de eerste plaats bepaald door de wijze waarop de overheid georganiseerd is. De organisatie van de sector kan op nationaal niveau plaatsvinden (vb. in Frankrijk: alles vertrekt er vanuit Parijs), ze kan op regionaal vlak plaatsvinden (vb. in Duitsland wordt dit georganiseerd door de deelstaten) of het kan op gemeentelijk niveau gebeuren (vb. in Finland staan de gemeenten grotendeels in voor de organisatie van de zorg). Algemeen zien wij in Europa een verschuiving van de bevoegdheden van centraal naar regionaal en plaatselijk vlak. National level Regional level Local/Municipal/ Community level Tabel 1: Welk overheidsniveau bepaalt de organisatie van de sociale sector? Wanneer er verschillende financieringsmodellen in Europa bekeken worden, kunnen deze modellen niet zomaar met elkaar vergeleken worden omdat de rol van de overheid verschilt. Immers, veelal zijn deze modellen rechtstreeks gelinkt met (of een rechtstreeks gevolg van) de manier waarop de sector georganiseerd is. In de meeste landen zien we, naast de inbreng van de overheid, ook een inbreng van private financierders. Bij 60% van de responderende landen wordt de sector hoofdzakelijk (47%) of uitsluitend (13%) vanuit publieke financiering georganiseerd. Daarnaast zien wij een brede mix van publieke en private inbreng, waarbij 10% van de landen aangeven dat hun sector uitsluitend vanuit private financiering wordt georganiseerd. Through a balanced mix of public and private funding - 5 (17%) Mainly through public funding - (>50%) - 14 (47%) Mainly through private funding (>50%) - 1 (3%) Only through private funding (100%) - 3 (10%) Other (please specify)- 3 (10%) I don t know - 0 (0%) Only through public funding - (100%) - 4 (13%) Tabel 2: financiering van voorzieningen voor personen met een handicap: - 32 -

3 basistypologieën voor de financiering Uit het onderzoek kunnen in Europa 3 basistypologieën voor de financiering van de zorg gedistilleerd worden. 1. Rechtstreekse financiering van de aanbodzijde Ten eerste is er het systeem waarbij de overheid de voorzieningen rechtstreeks gaat financieren. De gebruiker klopt aan bij deze voorzieningen en ontvangt de zorg die binnen deze voorzieningen aangeboden wordt. Over de verschillende landen heen die dit systeem hanteren, ontstaan er wachtlijsten waarbij zorgbehoevenden moeten wachten tot er een plaats vrijkomt om geholpen te worden. Financiering van de aanbodzijde leidt tot wachtlijsten zou een (voorbarige) conclusie kunnen zijn. De directe financiering van de voorziening (aanbod sturing van de zorg) kan gebaseerd zijn op erkenningen van organisaties met een maximale en een minimale bezetting, het kan gebaseerd zijn op een systeem van opname financiering (middelen rechtstreeks gebonden aan het aantal opnames) of het kan gaan om een outcome financiering. Meer en meer zien wij dat hier een systeem van aanbestedingen gehanteerd wordt: meerdere zorgverstrekkers kunnen intekenen op een aanbesteding gedaan door een overheid, wie het goedkoopste voorstel kan afleveren, krijgt de middelen toegewezen. De landen waar voornamelijk met aanbestedingen gewerkt wordt (vb Nederland, Finland, Schotland) klagen erover dat er hierdoor heel veel druk gelegd wordt op het inperken van de kosten waardoor de kwaliteit van de verstrekte zorg in het gedrang komt. De eerste slachtoffers van dit systeem zijn de gebruikers zelf, de tweede slachtoffers zijn de medewerkers die hun lonen drastisch zien dalen. De voor- en de nadelen van deze vorm van directe financiering van de aanbieders, kunnen over de landen heen als volgt samengevat worden. Bij erkenningen van aanbieders over meerdere jaren, is kwaliteitscontrole relatief eenvoudig. De stabiliteit van de organisatie laat kennisopbouw toe. Een onderhandelbare, individuele dienstverlening is mogelijk en de budgetcontrole door de overheid en door de voorziening is relatief eenvoudig. Als negatieve kenmerken zien wij de beperkte keuzevrijheid van de gebruiker, een zekere mate van rigiditeit en een gebrekkige respons op veranderingen in de samenleving en op de noden van de personen welke ondersteund worden. Er is slechts een beperkte managementruimte en er is weinig tot geen competitie. Aanbestedingen en subcontracting van relatief korte duur (6 maanden tot maximum 2 jaar) hebben als voordeel dat de mogelijkheden voor budgetcontrole Om de kwaliteit van de dienstverlening te bewaken is een structurele dialoog met empowerde gebruikers zeer belangrijk. Zij dienen ten gronde betrokken te zijn bij het uittekenen van het beleid. door de overheid groot zijn, dat de competitie de prijs drukt en dat er een outcome focus is (bij kwaliteitsvolle aanbesteding). De nadelen zijn dat de contractomschrijving vaak niet vraaggestuurd is, dat er weinig flexibiliteit mogelijk is, en dat de korte duur van de aanbestedingen geen kennisopbouw toelaten. Aanbestedingen kunnen leiden tot een hectische markt die verstoord wordt door hit-en-run providers. Bovendien is er slechts een beperkte keuzevrijheid en leidt dit tot individualisering. Tenslotte dreigt er een erosie van de kwaliteit. 2. Persoonsvolgende of persoonsgebonden financiering Ten tweede is er het systeem waarbij de overheid de financiering via de gebruiker laat verlopen, een persoonsvolgende of persoonsgebonden financiering. In de landen die dit systeem hanteren, zien wij overal vermarkting optreden, het systeem lijkt de vermarkting uit te lokken. Een indirecte financiering van de voorziening kan via een voucher systeem verlopen of er kunnen cash benefits toegekend worden aan de gebruikers. In som- Vlaams Welzijnsverbond - 33 -

mige landen zijn deze systemen relatief regelloos, dit komt de flexibiliteit zeker ten goede maar brengt een gevaar mee voor de kwaliteit van de dienstverlening. Dit kan al dan niet aangestuurd worden door integraal en persoonsgebonden en volgende middelen en kan al dan niet gecombineerd worden met markt toegang voor de aanbieders via een licentie of via vergunningen. De voordelen van deze systemen zijn een hoge tot zeer hoge sturing door de gebruiker, een output focus, het systeem laat markt én mainstreamactoren toe en het leidt tot een hoge gebruikerstevredenheid en responsabilisering. De negatieve punten zijn de moeilijke kwaliteitscontrole, die daardoor vaak beperkt wordt tot een bevraging van de gebruikerstevredenheid. Er is onzekerheid over de inkomsten voor de aanbieders. Bovendien kan dit leiden tot een fragmentatie van de needs, wat haaks staat tegenover een holistische benadering. De budgetcontrole is complex voor de zorgaanbieders. 3. Mainstreamactoren door de overheid gefinancierd Er is ook nog een derde systeem waarbij de mainstream actoren door de overheid gefinancierd worden, zoals de peutertuinen, de scholen, de werkgevers, ). Vooralsnog is hier weinig bekend over de frequentie van voorkomen of wat de bijeffecten (kunnen) zijn. Trends in Europa 1. We zien een marktpenetratie van profitbedrijven die zich steeds vaker in de non-profitsector gaan bewegen. Dit gaat om bedrijven die sociale diensten, tewerkstellingsondersteuning, opleiding, therapie aanbieden waar mensen met een handicap terecht kunnen. De financiering verloopt via de gebruikers, dit systeem wint terrein doorheen Europa. De huidige financiële crisis maakt de zwakte van dit systeem duidelijk; de meeste besparingen werden tot dusver in de zeer geïndividualiseerde diensten,welke vaak zeer innovatief zijn, doorgevoerd. lering kan helaas de daling zijn van de kwalificaties van het personeel. Dit is bijvoorbeeld merkbaar bij de Britse collega s waar de zorg verstrekt wordt door mensen die lager opgeleid zijn dan enkele jaren geleden. 3. Wij zien een verschuiving van de bevoegdheden van nationaal naar regionaal niveau en van regionaal niveau naar het gemeentelijke niveau. 4. Tot slot zien wij dat de debatten gevoerd in onze sector ook in ander subsectoren van de sociale sector worden gevoerd. Inclusief wonen, in de eigen omgeving met zelfgekozen personen staat ook in de ouderlingen sector hoog op de agenda. Men verlaat het idee van beschutte tewerkstelling in aparte werkplaatsen en streeft naar meer geïntegreerde tewerkstelling in het reguliere circuit. Het onderwijs streeft naar inclusie van personen met een handicap in het gewone onderwijs enz. Basisvoorwaarden voor kwaliteit De trends die we vaststellen op Europees niveau verplichten ons tot een duidelijke positionering met betrekking tot het niveau van kwaliteit dat we beogen. Om de kwaliteit van de dienstverlening te bewaken is een structurele dialoog met empowerde gebruikers zeer belangrijk. Zij dienen ten gronde betrokken te zijn bij het uittekenen van het beleid. Er is nood aan een langetermijnperspectief en voldoende flexibiliteit om een kwalitatieve zorg mogelijk te maken. Het kwaliteitssysteem dient outcome gerelateerd te zijn en last but not least: er is nood aan een stabiele wetgeving en een gezonde structurele financiering. 2. Er komt meer management ruimte vrij, ondermeer door de deregulering. Een bijeffect van de deregu- - 34 -

Zweden als pionier, Nederland als rolmodel? 1 Peter Lambreghts Expertisecentrum Onafhankelijk Leven Omslag naar directe financiering Directe financiering wil zeggen dat de persoon met een beperking een budget krijgt toegewezen, rechtstreeks vanuit de overheid, dat niet als inkomen wordt aanzien maar met een omschreven doelstelling, namelijk het betalen van zijn/haar ondersteuningsnoden. Het PAB en het PGB, zoals we dat kennen uit het experiment, is dus directe financiering. Hetzelfde geldt ook voor de voorbeelden uit het buitenland die ik zal aanhalen. Voor zover wij dat op dit moment in het maatschappelijke debat kunnen inschatten zal dit ook gelden voor het toekomstige financieringssysteem voor ondersteuning van personen met een beperking in Vlaanderen. Al zullen we dat pas zeker kunnen weten als exact bepaald is hoe dat financieringssysteem er precies zal uitzien. Want directe financiering impliceert ook dat er daadwerkelijke vraagsturing is. Dat de persoon met een beperking kan bepalen wie hem/haar ondersteunt, wat die precies doet, wanneer, op welke plaats en op welke manier. Andere financiering Waarom? Vanuit een breed perspectief zien we dat het draagvlak voor een persoonsgebonden/persoonsvolgende financiering in Vlaanderen de laatste decennia steeds groter is geworden. Personen met een ondersteuningsnood willen keuzevrijheid en zelfbeschikking en niet op een wachtlijst. Het aanbod wil op maat kunnen werken in een gedereguleerd kader en wil sociaal ondernemen Het beleid wil tegemoet komen aan het nieuwe paradigma en het VN verdrag, maar wil ook efficiency in functie van kostenbeheersing en wachtlijsten Deze groeiende behoefte aan een nieuw financieringssysteem dat tegemoet komt aan vraagsturing en aan een nieuwe visie op ondersteuning van personen met een beperking weerspiegelt zich in heel wat documenten. Vlaamse wetgeving (PAB/PGB): decreten, uitvoeringsbesluiten, ministeriële besluiten (2000-2011) VN-verdrag rechten van personen met een handicap (2006) (ratificatie België 2009) Verklaring van Brussel (2007) Perspectief 2020 (Vandeurzen, 2010) Manifest GRIP (2011) Uit deze documenten kunnen we de beoogde doelstellingen van een hervorming naar directe financiering oplijsten 2. Keuzevrijheid en zelfbeschikking Eigen regie Het aanwezig netwerk ondersteunen Inclusie en sociale participatie Kwaliteit van Bestaan Ondersteuning op maat Responsabilisering Vraagsturing Uit onderzoeksmateriaal uit binnen- en buitenland kunnen wij nog een aantal bijkomende effecten formuleren die gehaald worden door middel van directe financiering. Efficiency Creatie van een netwerk van ondersteuning Tevreden en betrokken zorgverleners/ assistenten Tevreden gebruikers Directe financiering in Europa Doorheen heel Europa zien we steeds vaker varianten van directe financiering. In sommige landen als wettelijk recht en hoofdzakelijke manier om ondersteuning te financieren, in andere landen als kleinschalige projecten en experimenten. Het is zeker zinvol om over de grenzen heen te kijken. We moeten niet overal opnieuw het warm water gaan uitvinden, maar ons wel bewust zijn van vele variabelen en geen appels met peren gaan vergelijken. De verschillen betreffen bijvoorbeeld: Welke doelgroepen komen in aanmerking? Wat zijn de bestedingsmogelijkheden? Welke budgethoogte? Is er een wettelijke verankering? Wat is het bevoegde beleidsniveau? Zweden als pionier 3 De eerste initiatieven voor directe financiering van Persoonlijke Assistentie 4 werden genomen in 1987. Het werd een wettelijk recht sinds 1994. Wanneer je in Zweden Persoonlijke Assistentie wil, gaat 1 Deze geschreven bijdrage is een synthese van de presentatie op de studiedag, met een focus op directe financiering als concept en zijn toepassing in Zweden en Nederland. De inleiding, lessen uit eigen land, valkuilen en succesfactoren voor Vlaanderen werden niet opgenomen in deze synthese maar kunnen op verzoek bekomen worden bij het Expertisecentrum Onafhankelijk Leven. 2 Voor meer informatie: De Kracht van Directe Financiering (L. Moonen, 2011), publicatie op www.independentliving.be 3 Voor meer informatie: Persoonlijke assistentie in Zweden (K. Westberg, 2010), publicatie op www.independentliving.be 4 Persoonlijke Assistentie is elke vorm van ondersteuning (assistentie, verzorging, begeleiding, coaching, training, gebarentaal, bijstand, ) waarbij de persoon met de ondersteuningsnood de volledige controle heeft (indien nodig of gewenst in samenspraak met anderen). Hij/zij beslist over het wie, wat, waar, wanneer en hoe. Vlaams Welzijnsverbond - 35 -

men eerst na of je per week meer dan 20 uren ondersteuning nodig hebt bij basisbehoeften zoals bijvoorbeeld eten of persoonlijke hygiëne. Hier geldt het door het oog van de naald principe. Blijf je onder die 20 uren dan krijg je die uren Persoonlijke Assistentie volgens de LSS wetgeving. De vergoeding van de assistent(en) gebeurt dan door de gemeente. Wie meer dan 20 uur nodig heeft voor basisbehoeften, valt onder de LASS wetgeving. De financiering gebeurt dan door het agentschap van de Sociale Zekerheid en zij kennen het aantal uren Persoonlijke Assistentie toe dat je nodig hebt, niet alleen voor basisbehoeften maar voor ondersteuning bij al je activiteiten. In Zweden maken zo n 16.000 mensen gebruik van Persoonlijke Assistentie. Samen stellen zij zo n 90.000 personen te werk als persoonlijke assistent (equivalent aan 50.000 voltijdsen). Daarmee zijn zij een grotere werkgever dan bijvoorbeeld de stad Stockholm of het bedrijf Nokia. Het toegekende budget voor Persoonlijke Assistentie wordt uitgedrukt in een aantal uren. Men hanteert één vast uurtarief van 29,40 5. Voor assistentie die uitsluitend door bijzonder gekwalificeerde personen kan worden uitgevoerd kan men een verhoging bekomen van dit uurtarief met 12%. Het gemiddelde jaarbudget voor Persoonlijke Assistentie in de LASS wetgeving is zo n 100.000. Minimaal 85% van het budget moet besteed worden aan loonkosten van de persoonlijke assistent(en). De overige 15% mag besteed worden administratiekosten, training en opleiding van je assistent, sollicitatiekosten, onkostenvergoeding voor je assistent. Alle kosten moeten maandelijks bewezen worden aan je gemeente (LSS) of het Agentschap van de Sociale Zekerheid (LASS). Het bedrag dat overeenkomt met het aantal niet gebruikte uren moet je terugbetalen. Je hebt in Zweden de vrije keuze of je zelf volledig werkgever bent van je assistent(en), met alle bijkomende verantwoordelijkheden en plichten, of dat je dit werkgeverschap wil uitbesteden. De gemeenten hebben hier de wettelijke verplichting een bepaalde basisondersteuning bij te bieden. Andere mogelijkheden zijn gebruikerscoöperatieven of gewone for profit ondernemingen als intermediaire organisatie te gebruiken. Nederland als rolmodel? Al sinds 1996 bestaat er directe financiering in Nederland, met name het persoonsgebonden budget, het PGB 6. Na een zorginschaling kan je de keuze maken voor zorg in natura of voor een PGB. Doorheen de tijd zijn er een aantal hervormingen geweest en bovendien zijn er verschillende soorten PGB s. Het grootste is het PGB uit de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) voor zorg aan mensen met langdurige beperkingen. Daarnaast is er ook het PGB WMO (Wet Maatschappelijke ondersteuning), voornamelijk voor huishoudelijke hulp en het PGB WSW (Wet Sociale Werkvoorziening) voor ondersteuning bij het werken. In Nederland kan je een PGB krijgen als je nood hebt aan ondersteuning. De doelgroep is dus breder dan personen met een beperking, ook ouderen of bijvoorbeeld mensen met psychische problemen kunnen kiezen voor een PGB. Het aantal mensen die hun ondersteuning via een PGB organiseren is doorheen de tijd gestadig blijven toenemen. Ondertussen zijn er meer dan 130.000 budgethouders. De gemiddelde hoogte van het Nederlandse PGB is zo n 18.500 per jaar. Voor personen met zware beperkingen en een hoge zorgzwaarte zijn PGB s van 75.000 en meer heel gebruikelijk. Het eerder lage gemiddelde is te verklaren door de brede doelgroep die vaak relatief weinig ondersteuning nodig heeft, zoals bijvoorbeeld enkele uren huishoudelijke hulp bij een bejaarde persoon. Het PGB wordt in Nederland gezien als een aanjager van zorgvernieuwing. Niet alleen vanwege nieuwe initiatieven zoals bijvoorbeeld de Thomashuizen en zorgboerderijen, maar ook vanwege de impact op het aanbod van de zorg in natura. Het PGB is ook kostenefficiënter dan de zorg in natura 7. Zo kiezen 20% van de personen die ondersteuning krijgen uit de AWBZ voor een PGB, terwijl zij slechts 10% van het verbruik van het totale AWBZ budget vertegenwoordigen. Het innovatieve, de grote tevredenheid van de gebruiker en de kostenefficiëntie van het PGB op individueel niveau hebben niet ter discussie gestaan. Maar er was wel debat over een zogenaamd aanzuigeffect, fraudegevallen 8 en over betaalde mantelzorg. Ook de budgethoudersvereniging Per Saldo betreurt dat voor sommigen de keuze voor een PGB niet altijd een bewuste en positieve keuze is geweest. Dit enerzijds omdat men bij gebrek aan een passend aanbod van zorg in natura in de nabije omgeving steeds een PGB kon verkrijgen. Anderzijds vanwege de bedenkelijke rol van sommige bemiddelingskantoren die, uit louter winstbejag, mensen als het ware gingen ronselen om een PGB aan te vragen. In 2011 kwam er een politieke beslissing om naast veel andere harde besparingsmaatregelen ook drastisch te gaan bezuinigen op het PGB. Aanvankelijk leken zo n 90% van de huidige PGB gebruikers op termijn hun budget te gaan verliezen en zou men slechts in zeer beperkte mate nog mensen een PGB gaan toekennen. Deze beslissing lokte bijzonder veel tegenstand uit, werd ondoordacht en onverantwoord genoemd en vond geen politiek of maatschappelijk draagvlak. Toen in april 2012 het minderheidskabinet Rutte viel, werden de genomen beslissingen om te besparen op het PGB zeer snel herroepen. Een bredere coalitie besliste het PGB te herinstalleren en alvast terug op te nemen in de begroting voor 2013. De ontwikkelingen en onderhandelingen rond een toekomstbestendig PGB zijn volop aan de gang en zullen pas definitief vorm krijgen na de verkiezing van een nieuwe regering in september 2012. 5 Volgens wisselkoers februari 2012. 6 Voor meer informatie: Het PGB in Nederland (E. Decruynaere, 2010), publicatie op www.independentliving.be 7 Onderzoek (Kaaij & Huijsman, 2009) toont 12% efficiëntiewinst aan van PGB gebruikers t/o/v gebruikers van zorg in natura. 8 De beschikbare cijfers tonen aan dat misbruik en fraude minimaal is. In 2007 bleken slechts 0,023% van de PGB s fraudegevallen te zijn. - 36 -

Ondersteuning voor personen met een handicap in Styrië - Oostenrijk Inleiding Verschillende overheden met elk hun specifieke verantwoordelijkheid. In Oostenrijk zijn er verschillende overheden verantwoordelijk voor de zorg voor personen met een handicap en hierbij is het niet altijd duidelijk welke overheidsdienst waarvoor precies verantwoordelijk is. Op nationaal niveau heb je de Bundessozialamt, een federaal sociaal kantoor dat deel uitmaakt van het federaal ministerie van sociale zaken, het Sozialministerium, dat 9 regionale kantoren omvat. De regio Styrië, die hier besproken wordt, heeft dus ook een afdeling van de Bundessozialamt. Op federaal niveau zijn er 9 sociale welzijnsbureaus Sozialämter, die deel uitmaken van de federale administratie (één in elke staat). In Styrië is er zo n welzijnsbureau onder leiding van het Styrisch ministerie. Dit federaal ministerie regelt ondermeer het invaliditeitspensioen, de rechten van de persoon en de antidiscriminatiewetgeving. Daarnaast zijn er ook nog andere instanties verantwoordelijk voor specifieke tussenkomsten, zoals tussenkomsten voor kinderen met een handicap. Deze tussenkomsten ontvangt u rechtstreeks van de verantwoordelijke financiële instanties. Onderscheid gebaseerd op werkgeschiktheid van de persoon met een handicap. In Oostenrijk verdeelt de sociale zekerheid personen met een handicap in twee groepen. De eerste groep bestaat uit personen met een handicap die werkbekwaam zijn en tewerkgesteld (kunnen) zijn in het reguliere arbeidscircuit. Deze mensen ontvangen ondersteuning van de Bundessozialamt (nationaal). Dit kan gaan om ondersteuning bij het zoeken naar werk van personen met een handicap, beroepsopleiding, ondersteuning op de werkvloer, financiële ondersteuning voor arbeidsplaatsaanpassingen, enz De tweede groep zijn de mensen met ernstige beperkingen die niet in staat zijn te werken. Zij krijgen hulp van de federale overheid. Zodoende is het aan de 9 federale sociale welzijnsbureaus om deze mensen ondersteuning te bieden. Hieronder wordt begrepen: tehuizen, bescherm- - 37 - de werkplaatsen en ambulante dienstverlening in elk van de 9 staten. De omvang, de aard en de kwaliteit van de sociale en de handicapspecifieke dienstverlening kan enorm verschillen tussen de staten: zo kan je in Styrië bepaalde vormen van ondersteuning krijgen die in Wenen niet beschikbaar zijn. En omgekeerd. Styrian Disability Act Het Styrische ondersteuningssysteem voor personen met een handicap bestaat voor een groot deel uit persoonsvolgende financiering. Dit systeem is gebaseerd op de Styrian Disability Act die werd ondertekend in 2004 en waarin de juridische rechten van personen met een handicap zijn opgenomen. In deze akte worden 22 types van ondersteuningsmogelijkheden opgelijst en worden de prijzen voor deze dienstverleningen opgelijst, namelijk wat de regering moet betalen aan de dienstverleningscentra. Ook al zijn er voor personen met een handicap rechten gedefinieerd die hen recht geven op hulp, het is de regering die de aard van de ondersteuning (type) en de individuele hoogte van ondersteuning bepaalt. Er is geen mogelijkheid om te kiezen tussen een cashsysteem of een Vlaams Welzijnsverbond Vertaling van de lezing van Thomas Driessen Alpha Nova GmbH

voucher. Voor mensen met een handicap is het een lange en complexe procedure om ondersteuning te krijgen die in overeenstemming is met hun individuele behoeftes. De werking van het Styrische voucher systeem In de meeste gevallen is de informatie voor personen met een handicap die van de overheid komt onvolledig of selectief. Er is geen duidelijke en toegankelijke website of enig andere publieke informatiebron waar je informatie kan vinden over diensten voor gehandicapten. Het lijkt erop dat het systeem erop gericht is om zo weinig mogelijk informatie te geven om geen behoeften op te wekken. Zo komt het dat personen met een handicap (of hun ouders) gewoonlijk informatie verzamelen door een dienstverlener te contacteren of door het te vragen aan andere personen met een handicap. Wanneer het duidelijk is welke soort dienstverlening of ondersteuning er nodig is, helpen de dienstverleners met de aanvraag: dit zowel met de schriftelijke aanvraag als met het invullen van het volledige aanvraagformulier. Nadat dit opgestuurd is naar de verantwoordelijke dienst, wordt de aanvrager gecontacteerd door een expertteam dat bestaat uit sociale pedagogen en psychologen. Zij maken met de zorgvrager een afspraak om de individuele ondersteuningsnood te evalueren. Deze evaluatie duurt gewoonlijk 2 tot 3 uur (meestal samen met de zorgverstrekker) en resulteert in een expertenverslag die het individuele ondersteuningsplan bevat. Dit rapport wordt naar de autoriteiten gestuurd. Het expertenverslag is enkel een advies, geen beslissing. Maar in de praktijk wordt in 99% van de gevallen door de overheid het advies uit het expertenverslag gevolgd. De overheid voegt aan dit expertenverslag een administratieve beslissing toe. Deze beslissing bevat de specifieke aard van de ondersteuning, de duur en de omvang (budgethoogte) en kan als een voucher ingezet worden. Met de beslissing van de autoriteiten (in de vorm van een voucher) ben je in de mogelijkheid om de toegekende ondersteuning te ontvangen. Nu kan je op zoek gaan naar een erkende dienstverlener die deze ondersteuning aanbiedt. Maar: in sommige regio s in Styrië is er maar één enkel dienstverleningscentrum. En helaas hebben heel wat voorzieningen geen plaatsen genoeg waardoor hulpvragers op een wachtlijst geplaatst worden, vaak met een wachttijd van meer dan een jaar. Wanneer je niet akkoord bent met de beslissing van de overheid (omdat het jouw ondersteuningsnood niet voldoende ondersteunt) heb je het recht om tegen deze beslissing in beroep te gaan. In dit geval zal de overheid een herevaluatie uitvoeren en een uiteindelijke beslissing nemen. De heroverwegingsprocedure duurt ongeveer 6 maanden. Triangel ondersteuningssysteem in Styrië Styrië heeft een triangle support system met 3 hoeken. Er is de persoon met een handicap die een recht op zorg heeft, er is de lokale administratie die de beslissingen neemt op basis van vastgelegde afspraken rond handicap en er is de dienstverlener die de gevraagde (nodige) ondersteuning moet voorzien. De relaties tussen deze 3 partijen zijn heel verschillend. Service Provider specific assistance service voucher Disabled Person service accounting payment voucher application for assistance Local Authority for people with disabilities De macht en het aanzien van de autoriteiten hebben een lange traditie in Oostenrijk. Het is opvallend dat een groot deel van de personen met een handicap (en hun familieleden) in de rol blijven van verzoekers of smekelingen en er lijkt nog een lange weg te gaan om zich op te stellen als rechthebbers die bepaalde vormen van ondersteuning kunnen opeisen. Maar er zijn - in het bijzonder jonge en actieve - personen met een handicap die de gevestigde instituten de rug toekeren en uitzien naar alternatieve mogelijkheden om zorgondersteuning te krijgen. Zij kiezen dan bijvoorbeeld voor persoonlijke assistentie. De Styrische voorzieningen staan voor een dilemma: Aan de ene kant is het noodzakelijk om alle regels en afspraken die door de overheid zijn opgelegd (persoonlijke toetsen, grootte van de groepen, kwaliteitseisen, toepassingsgebieden) na te komen. Aan de andere kant zijn er de huidige prijzen en tarieven voor de dienstverlening (de dagprijzen zijn vastgesteld door de autoriteiten) en deze vastgelegde normen kunnen de toenemende kosten niet dekken. Op dit ogenblik lijden onze voorzieningen ernstige verliezen omdat zij hun ondernemingen niet economisch kunnen leiden. Daarom zijn er onderhandelingen gestart tussen de lokale overheid en de koepels. Ervaringen met het voucher systeem Aangezien de luisteraars in het bijzonder geïnteresseerd zijn in het voucher systeem, voorzie ik hier enkele specifieke opmerkingen op / over ons systeem met de bedoeling het systeem meer inzichtelijk te maken. De Styrische gehandicaptenwet van 2004 bevat 22 verschillende types van ondersteuning (bijvoorbeeld residentiële ondersteuning zowel voltijds als deeltijds, dagcentra, opleidings- en trainingsmogelijkheden, mobiele ondersteuning, persoonlijk assistentiebudget en 7 verschillende ondersteuningsvormen voor personen met een mentale beperking) Mobiele ondersteuning moet steeds de voorkeur krijgen op residentiële ondersteuning maar in de praktijk gaan de meeste financiële bronnen naar de - 38 -

traditionele residentiële homes en zorgcentra Er zijn ongeveer 60 dienstverleners in Styrië, die zijn hoofdzakelijk geconcentreerd in en rond de hoofdstad Graz. De meeste van hen zijn lid van Styrische koepelorganisatie Die Steirische Behindertenhilfe In Styrië zijn de zelfhulpgroepen slecht georganiseerd en missen ze doorzettingsvermogen en animo om voor vernieuwing op te komen De conventie betreffende de rechten van personen met een handicap werd in december 2006 aangenomen door de verenigde naties in New York. De regeringsleiders zijn fier dat, in 2008, Oostenrijk de UN conventie betreffende de rechten van personen met een handicap getekend heeft. Maar Slechts enkele experten in het federale ministerie van sociale zaken in Wenen lijken de inhoud en de effecten van de conventie te kennen De lokale beleidsmakers denken ofwel dat de VN conventie niet binnen hun competentiegebied valt of dat alles in orde is (dat alle specificaties al vervuld zijn). In feite worden tal van mensenrechten die in de VN conventie zijn opgenomen, genegeerd, zoals bv. Persoonlijke assistentie (art 19) Onafhankelijk leven (art 19) Persoonlijke mobiliteit (art 20) Toegang tot informatie (art 21) Sociale bescherming (art 28) De Europese financiële crisis heeft Oostenrijk bereikt misschien heb je wel vernomen dat wij de Triple A rating volgens Standard & Poors kwijt zijn. Alhoewel Oostenrijk en zijn 9 deelstaten nog steeds gezonde economische indicatoren hebben, heeft de Oostenrijkse regering recent een nationaal programma aangekondigd om de publieke uitgaven te beperken om zo over 3 jaar een zero deficit te bereiken. In 2011 voerde de Styrische regering een besparing door van 25%. Inbegrepen hierin zit een significante reductie van de uitgaven voor diensten aan personen met een handicap (ondanks massaal publiek protest). Wij weten dat budget reducties ook de mogelijkheden van personen met een handicap beperken: het leidt tot een afbraak van mogelijkheden van toegang tot en deelname aan de samenleving en van sociale inclusie. Persoonlijk budget in Styrië Vorig jaar werd het persoonlijk budget geïntroduceerd in Styrië. Er is een omschreven doel waarvoor het persoonlijk budget gebruikt kan worden. Je kan de financiering aanwenden voor: Persoonlijke assistentie Hulp in het huishouden Ondersteuning op vlak van mobiliteit Ondersteuning van diensten voor dagelijks leven en ontspanning Specifieke communicatiemiddelen (bijvoorbeeld doventolk) Wie kan een persoonlijk budget ontvangen (wat zijn de persoonlijke vereisten)? Enkel mensen met sensoriële of ernstige fysieke handicaps (bijvoorbeeld rolstoelgebruikers, mensen met een spierziekte, blinden of slechtzienden, doven of gehoorgestoorden, ) waarvan gesteld wordt dat ze kunnen omgaan met hun geld Men moet ouder zijn dan 18 jaar Niet voorzien voor mensen met leerproblemen of een mentale handicap Er is geen evaluatie door externe experten nodig en er wordt geen ondersteuningsplan gevraagd Wat is de omvang van het persoonlijke budget? Je krijgt maximum 1600 uren per jaar toegekend (wat neerkomt op 133 uren per maand). Het aantal uur hangt af van jouw individuele ondersteuningsnood maar er zijn geen specifieke criteria of procedures om de hoeveelheid aan persoonlijke assistentie vast te stellen Het aantal uren wordt verminderd met elke zorgtoeslag die je al ontvangt (in Oostenrijk is de zorgtoeslag opgedeeld in 7 verschillende niveaus, afhankelijk van de zorgnood, bijvoorbeeld voor niveau 1 moet de zorgnood hoger zijn dan 60 uur per maand, voor niveau 2 meer dan 85 uur per maand, voor niveau 3 meer dan 120 uur enz) Je kan geen persoonlijk budget ontvangen in combinatie met andere ondersteuningssystemen Hoeveel ontvang je? Eén uur ondersteuning komt overeen met 22,52 (dit zijn gedeeltelijk voorafbetalingen; er is een theoretisch maximum van 36 032 per jaar) Er is geen relatie met het inkomen of met de bezittingen, er wordt geen persoonlijke bijdrage verwacht Je moet geschikte aanwending van de middelen bewijzen (door geschreven evidentie bv door facturen voor te leggen, contracten of andere betaalbewijzen) maar er is geen kwaliteitscontrole Mensen kunnen mantelzorg betalen met hun budget (met uitzondering van zorg geleverd door nauwe verwanten en mensen die onder hetzelfde dak wonen). Het is dus niet nodig dat de zorg door een erkende of gediplomeerde zorgverstrekker gebeurt. Tot op heden ontvingen slechts een 200-tal personen een persoonlijk budget in Styrië. Dit is mede het gevolg van een groot gebrek aan informatie en de juridische onzekerheid (zeker rond administratieve zaken). Bovendien verloopt de aanvraag via een omslachtige bureaucratische procedure. De zelfbeoordelingslijst die gevraagd wordt voor het bepalen van de toekenning, is eerder lastig om in te vullen. Tot slot bieden slechts enkele voorzieningen persoonlijke assistentie aan waardoor de meeste gebruikers op zoek moeten gaan naar informele zorg om hun middelen voor persoonlijke assistentie te kunnen inzetten. Besluit: al bij al is er slechts een beperkte werking van het persoonlijk assistentiebudget. Vlaams Welzijnsverbond - 39 -

interview met Lien Van de Wiel van de budgethoudersvereniging ABSOLUUT VZW Interview Ann Degezelle Hoe moet een persoonsvolgende financiering er volgens jullie uitzien? Lien: Een persoonsvolgend budget (PVB) is een budget op maat van mensen met een handicap (op basis van hun zorgzwaarte) dat hen in staat stelt hun zorgtekorten weg te werken en hun ondersteuning op hun persoonlijk gewenste manier te organiseren. Vraaggestuurde ondersteuning is hier het sleutelwoord. Het PVB lijkt voor ons bijzonder hard op een persoonsgebonden budget (PGB): de grenzen tussen een persoonlijk assistentie budget (PAB) en zorg in natura (ZiN) worden verlaten. Met het budget kunnen budgethouders zelf ondersteuning regelen. De budgethouder kan kiezen voor een systeem van trekkingsrecht/voucher en/of cash. Voor ons moeten beide financieringswijzen vlot gecombineerd kunnen worden. De keuze van financieringswijze mag van geen enkele invloed zijn op de ondersteuningsmogelijkheden. Concreet: indien mensen kiezen voor een cash-budget, moet het ook mogelijk zijn om ondersteuning in te kopen in voorzieningen. Indien voorzieningen enkel willen werken met een trekkingsrecht, zal dit deel uitmaken van de onderhandelingen indien een budgethouder op die voorziening een beroep wil doen. Het moet ook een eenvoudig systeem zijn: begrijpbaar en weinig administratie voor de gebruikers (en ook de voorzieningen), betaalbaar voor de overheid. De budgetten moeten voldoende hoog zijn en ze moeten flexibel aangepast kunnen worden aan de noden van de budgethouders. Dit betekent dat wij akkoord kunnen gaan met het toekennen van enkel datgene wat mensen nodig hebben (als ze ingeschaald zijn voor wonen en dagbesteding, maar ze vragen enkel dagbesteding, krijgen ze ook enkel dagbesteding) als mensen ook een onmiddellijke aanpassing krijgen indien ze dit nodig hebben en als het budget dan effectief ook hoog genoeg is om de nodige dagbesteding te organiseren of in te kopen. Dit is dan ook een absolute voorwaarde. Hoe dient vastgesteld te worden wie er welke middelen krijgt? Lien: Het VN-verdrag is voor de gebruikers een ontzettend belangrijk document en in die geest moet er gehandeld worden. Personen met een handicap hebben dus recht op ondersteuning. Ze hebben ook recht om zelf te kiezen hoe ze deze ondersteuning willen organiseren en op welke domeinen van kwaliteit van bestaan ze ondersteuning willen. Moet hierbij rekening gehouden worden met de beperktheid van middelen (iedere zorgbehoevende minstens een basispakket) of is de toekenning ongelimiteerd, met het risico dat dit niet (onmiddellijk) zal kunnen uitbetaald worden? Lien: Als we rekening houden met de beperktheid van middelen en iedereen minstens een basispakket geven, zal de vraag zijn wat er in dat basispakket moet zitten. Is het gewoon een budget waarmee mensen, mits verantwoording, mee kunnen doen wat ze willen? Kunnen zij zelf kiezen voor hulp in het huishouden, begeleiding op vlak van dagbesteding, assistentie in de vrije tijd, vervoer,..? Of zal er dan ook afgebakend worden en kan dit basispakket enkel ingezet worden voor bijvoorbeeld wonen en dagbesteding? Het is een mogelijke optie, maar wij zijn hier niet echt voor te vinden. Immers, zo n basispakket zal voor sommige mensen teveel zijn en voor andere mensen te weinig. En dit terwijl we net moeite aan het doen zijn om mensen die ondersteuning te bieden die ze nodig hebben. Het is wel zo dat we het een positieve evolutie vinden dat een deel van de ondersteuning rechtstreeks toegankelijk gemaakt wordt. Als dagbesteding ook nog rechtstreeks toegankelijk gemaakt wordt, dan zouden we écht een heel grote stap vooruit zijn. Op dit ogenblik doen we niets anders dan het verdelen van de schaarste. We moeten niet naïef zijn en denken dat volgend jaar die schaarste opgelost wordt. Door de huidige werking wordt het voor iedereen heel duidelijk dat het budget volledig ontoereikend is want enkel en alleen de heel schrijnende situaties komen in aanmerking voor onmiddellijke ondersteuning. Onze contactpersoon geeft heel duidelijk aan dat je géén prioritair te bemiddelen dossier (PTB) kan aanvragen als je gewoon wil dat jouw vraag binnen het jaar wordt opgelost. Dit betekent dat heel wat mensen geen PTB aanvragen, terwijl een actieve vraag wel degelijk een dringende vraag is. Wij zitten als gebruikers erg in de knoop met die schaarste. Door de hele zorgregie lijkt het alsof we de schaarste ook gewoon institutionaliseren, het normaal vinden dat we binnen deze grenzen moeten werken. Gebruikers vinden dit zeker niet normaal. Waar is het recht op ondersteuning? Wij willen dus dat alle zorgtekorten opgelost worden. We willen dus zeker praten over enkel budget voor wat je nodig hebt. Zoals reeds gezegd, moet dit dan wel heel flexibel zijn. Maar zelfs dan zal het budget op korte termijn ontoereikend zijn om iedereen te ondersteunen. Om dit op te lossen, dient er op verschillende vlakken gewerkt te worden: Ondersteuning van mantelzorgers zodat die langer ondersteuning kunnen bieden. We bedoelen dus niet enkel een beperkt ondersteuningsbudget of professionele hulp, maar bijvoorbeeld ook tewerkstellingsmaatregelen (uitbreiding van zorgverlof, pensioenrechten, ) Case-managers, buurtwerk, en dergelijke meer aansporen zodat mensen ook in de buurt een beroep kunnen doen op vrijwilligers, permanentie via de buren, Inclusie op alle domeinen: openbaar vervoer en diensten aangepast vervoer toegankelijker en flexibeler maken, reguliere diensten flexibeler en stuurbaarder maken, de taken van dienstencheques uitbreiden zodat zij ook iemand kunnen helpen bij het toilet, Sectoroverschrijdend werken: waarom kan een bejaardentehuis geen permanentie bieden aan zijn buur met - 40 -

een handicap? Budgetten op maat zodat met het huidige budget méér mensen geholpen kunnen worden en ondersteuning op maat zodat voorzieningen ook meer op maat kunnen werken en geen standaardsubsidie krijgen of standaardpakketten afleveren. Het uitbreiden van de rechtstreeks toegankelijke ondersteuning Tot slot zal er ook zeker en vast een extra budget moeten zijn. Dit is een inspanning van heel Vlaanderen: als ze banken kunnen redden, moet er ook budget zijn om wachtlijsten weg te werken. Dit is een kwestie van prioriteiten stellen en keuzes maken. Verhoogt een persoonsvolgende financiering de kwaliteit van leven (QOL)? Lien: Ja. Zelfbepaling, persoonlijke ontplooiing, sociale inclusie zijn domeinen van QOL. Mensen zullen minder een totaalpakket of een standaardpakket moeten gebruiken. Ze zullen meer aangespoord worden om zelf te beslissen over de ondersteuning die best bij hun levenswijze, hun levensdoelen past. Bovendien zal er meer inclusief gewerkt worden. Mensen kunnen meer kiezen waar ze willen wonen, ze kunnen hun netwerk behouden of verder uitbreiden. Dit bevordert de interpersoonlijke relaties en ook het emotioneel welbevinden. Organisaties in de maatschappij, dus breder dan enkel de VAPH-voorzieningen, worden aangespoord door het beleid, door de invoer van de PVF, om meer inclusief te werken. Er worden inspanningen geleverd om het openbaar vervoer toegankelijker te maken, om mensen met een handicap toe te leiden naar de arbeidsmarkt, om in gewone verenigingen te kunnen sporten als men dit wenst,. Op deze manier horen mensen met een handicap er gewoon bij. Blijft het budget dat nu voorzien is voor handicapspecifieke hulp voor deze doeleinden voorbehouden? Of geef je er de voorkeur aan dat deze middelen evengoed kunnen ingezet worden op andere terreinen (niet handicapspecifiek)? Lien: Wat is handicapspecifieke ondersteuning? Het is wat kort door de bocht om te stellen dat alles wat reguliere diensten aanbieden niet-handicapspecifieke ondersteuning is. Er bestaan bijvoorbeeld mindermobielencentrales en diensten aangepast vervoer, maar deze zijn vaak niet flexibel genoeg om vaak te gebruiken. Er bestaan tal van initiatieven om mensen met een handicap te ondersteunen bij persoonlijke hygiëne. Maar als je als persoon met een handicap op tijd op je werk wil geraken, is het moeilijk om hier een beroep op te doen want ze kunnen niet altijd op hetzelfde moment komen. Als je een vaste persoon in huis wil of een flexibele oplossing wil, kunnen reguliere diensten hier niet altijd een antwoord op bieden. Kijken we bijvoorbeeld naar de dienstencheques. Mooie en goedkope oplossing, maar helaas niet voor iedereen. Er zijn bijvoorbeeld mensen die ondersteuning nodig hebben om te drinken, om iets te nemen, om naar het toilet te gaan, om hun rolstoel te duwen naar de winkel, Al deze handelingen mogen niet gebeuren door mensen die met dienstencheques werken. Conclusie: deze mensen hebben op dat ogenblik nog iemand anders nodig om hen voor die dingen te ondersteunen. Dan is er nog de kostprijs. Reguliere diensten betalen mensen zelf. Het is een persoonlijke bijdrage op basis van het inkomen. Dit betekent dat dit een hele hap is uit het inkomen van mensen met een handicap. Als je een job hebt op de reguliere arbeidsmarkt en jouw partner ook, dan betaal je misschien wel 18 per uur. Als je dan 8u per week inkoopt, wat niet veel is, zit je maandelijks wel aan een factuur van meer dan 600! Moeten mensen deze kost volledig zelf dragen? Of wat als je 24u inkoopt bij reguliere diensten, is dit nog niet-handicapspecifieke zorg? Dat brengt de factuur ook op ettelijke honderden euro s. Wij vinden dat er minstens een grens gesteld moet worden aan het aantal uur dat wij normaal vinden dat mensen met een handicap zelf bekostigen. De rest kunnen ze dan met hun PVB bekostigen. Bovendien is er ook de stuurbaarheid en de flexibiliteit. Uit het PGB-experiment leren we dat mensen hun ondersteuning zelf willen sturen en flexibel willen inzetten. Reguliere diensten kunnen daar op dit ogenblik een onvoldoende antwoord op bieden. Of om een lang antwoord kort te maken: neen, het PVB mag niet enkel dienen voor puur handicapspecifieke ondersteuning. Betekent PVF een uitbreiding van tegemoetkomingen? Lien: Neen. Tegemoetkomingen zijn inkomens. Een PVB is een ondersteuningsbudget. Wij willen zeker geen PVF omdat mensen er financieel beter van zullen worden. Integendeel, we vrezen dat deze manier van denken voor veel mensen financieel een nadeel zal zijn. Alle woon- en leefkosten zullen immers zelf gedragen moeten worden. Dit is een hele verandering voor mensen die nu in een voorziening wonen. Inclusie heeft duidelijk een prijs. Gaan gebruikers bereid zijn (meer) te betalen voor meer kwaliteit? Lien: Op basis van mijn ervaringen met het PAB en met het PGB-experiment, zou ik zeggen van wel. Maar dat zal vooral afhangen van hoeveel en welke ondersteuning mensen nodig hebben en ook hoe hoog budgetten zullen zijn. De huidige PAB-budgetten zijn voor sommige mensen hiervoor ontoereikend. De voorzieningen zitten in PC319 en rekenen niet enkel supplementen aan, maar ook anciënniteit. Het PAB zit in PC 337 en volgen gewoon nog de regels van PC100 of 200. Dit PC is nu eenmaal goedkoper dan PC319. Voor veel budgethouders is het echt noodzakelijk om binnen PC 200 te blijven. Ik ken iemand die 52u per week assistentie inkoopt met zijn PAB. Hij betaalt zijn personeel een deftig (geen hoog) loon uit en maaltijdcheques. Als hij in PC319 wil betalen, dan zou hij met datzelfde budget slechts 32u per week kunnen betalen! Dit zijn gigantische verschillen. Dan gaat het niet meer zomaar over kwaliteit, maar ook of je met 20u per week minder betaalde ondersteuning kan of niet. Er zijn altijd mensen die het zo goedkoop mogelijk willen doen. De grootste reden hiervoor is dat ze hun zorgtekorten niet met hun budget gedekt krijgen. Van sommige gebruikers hoor ik ook dat het geld ook niet dient om door ramen en deuren naar buiten te gooien en dat ze zich schuldig voelen als ze dure facturen binnensturen. Maar mensen die gespecialiseerde ondersteuning nodig hebben, weten dat ze daar een prijs voor betalen. Als ze dit niet doen, krijgen ze nooit de kwaliteit die ze wensen of de ondersteuning die ze voor ogen hebben. Sommige mensen maken bijvoorbeeld bewust de keuze om toch de gezinszorg te betalen met het PAB met als reden dat ze vertrouwen hebben in deze mensen en op de uren dat de gezinszorg er is, kunnen de mantelzorgers dan met een gerust hart er eens even tussenuit. Vlaams Welzijnsverbond - 41 -