DE NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE: EEN ECOLOGISCH CONCEPT



Vergelijkbare documenten
Nieuwe Hollandse Waterlinie

Nieuwe Hollandse Waterlinie. Streekcommissie Rivierengebied West. Bas Nijenhuis, 13 jan 2011, KvK, Tiel. Wat was de Nieuwe Hollandse Waterlinie?

De Nieuwe Hollandse Waterlinie herzien

Cultuurhistorische verkenning Zandwijksingel Woerden. Datum 2 mei 2011

Ooit geweten dat Nederland zoveel forten* had? We zullen op onze tocht er bijna 20 tegenkomen, al dan niet verdekt opgesteld.

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie

Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap

Stelling van Amsterdam

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

VERBODEN. KRINGEN Opdrachtbladen

Waterlinies in Nederland

DE NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE HERZIEN Utrecht, stad aan de Waterlinie

VERBODEN KRINGEN. Docentenhandleiding

Het rivierklei-landschap

Complexnummer:

Stelling van Amsterdam

GPS wandeling over landgoed Rhijnauwen, lengte ongeveer 4 kilometer.

Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap

B1 Hoofddorp pagina 1

REDUIT FORT BIJ VECHTEN (FOTO LUUC JONKER).

Inleiding. Figuur 1 UNESCO Werelderfgoed

Militair landschap Hoe werkt de Waterlinie De linie gemobiliseerd. Wandelen, fietsen, varen Lekker uit eten of overnachten Forten bezoeken

Hoe werkt waterbergings-/inundatiegebied Blokhoven?

WEST BRABANTSE WATERLINIE

De ontginning van het woeste land

Deel 1 Toen en nu 13

De Vecht fortenfietsroute

Zelfstandig werkkaart 1 ~ Wereldoriëntatie

Nieuwe Hollandse Waterlinie Atlas van de Registerplattegronden

EEN LANDSCHAPSKUNSTWERK IN OPDRACHT VAN HET WATERSCHAP BRABANTSE DELTA WASTELAND WARLAND PAUL DE KORT

Route.nl - Meer dan 1900 gratis fietsroutes

Liniepad Abcoude. Liniepad Abcoude / wandelroute (10 km) Wandelen langs de Stelling van Amsterdam. Horeca Forten in de omgeving.

Complexnummer:

Toespraak ter gelegenheid van het symposium Kracht van Gelderland op 21 maart 2018

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum:

Liniepad Abcoude. Liniepad Abcoude / wandelroute (10 km) Wandelen langs de Stelling van Amsterdam. Horeca Forten in de omgeving.

Drie mobilisaties. NIMH Ben Schoenmaker. Ministerie van Defensie. Drie mobilisaties

Tastbaar verleden. De Nieuwe Hollandse Waterlinie

KORTE GESCHIEDENIS VAN HET GELDERS RIVIERENGEBIED

4 Groenstructuur 4 GROENSTRUCTUUR

Vind de mooiste fietsroutes op Fietsroute Culemborg, Nieuwegein en Everdingen

Waterlinie in Utrecht Programmamanager Maryann Glorie

Geschiedenis Ommerschans weer zichtbaar gemaakt Tekst en foto's: Harry Woertink

Stelling van Amsterdam en Nieuwe Hollandse. Waterlinie samen sterker!

Inventaris van luchtfoto's van het Oost- en Westfront van de Vesting Holland, ca

Parapluplan Nieuwe Hollandse Waterlinie

ADVIES OUDE HOLLANDSE WATERLINIE Unie van Vestingsteden van de OHWL

Nationaal project. Nieuwe Hollandse Waterlinie

OVER HET VERDWENEN LAND VAN THIJSSE. 1. Schoonrewoerdse wiel. Ed Buijsman

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

Analyse van het land van Heusden en Altena met de daaruit voorvloeiende scenarios en toekomst verwachtingen.

met historische gegevens. Nog meer gegevens kunt u vinden op: en dan klikken op Drenthe 3 t/m 7

Rondje Plofsluis. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

De Peel-Raamstelling in stelling

nederlandse forten komen tot leven! Onderzoek rondom functieveranderingen van forten

VOORBLAD STEUNBETUIGING. De tekst van de steunbetuiging bestaat uit:

Gemeenteraad Culemborg College van Burgemeester en Wethouders

Overstromingen en wateroverlast

OOSTWAARDPAD. mooi in alle seizoenen!

ACHTERGRONDDOCUMENT. Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Juni 2008

Rondje Loevestein. Waterschap Rivierenland

Rondje Loevestein. Waterschap Rivierenland

Beleef techniek en landschap. Waterlinie Workshop. Werk als een vestingbouwer, geniet van het landschap!

Historie van de Oude Hollandse Waterlinie

Landschappelijk advies. Ontwikkeling Heereweg 460/460a, Lisse

OPDRACHTEN bij de FIETSEXCURSIE van het project MOOI HOOGLAND-WEST!

100 jaar geleden. t Is Oorlog! Een lesmap voor het vierde, vijfde en zesde leerjaar, door juffrouw Anita en de papa van Anna.

Een wal van zand, klei of steen die mensen beschermt tegen hoog water. De plek waar het rivierwater in de zee uitkomt.

Parapluplan Nieuwe Hollandse Waterlinie

Iedereen is van harte welkom Zie hieronder

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

DE WATERSTAAT IN DE 19E EEUW IN RELATIE TOT DE WATERLINIES

Dorpsraad Westdorpe Adviesrapport namen toekomstige viaducten Tractaatweg (N62)

VAN BRON TOT DELTA. Paul de Kort. een studie naar landschapskunst in de Blaricummermeent. Eemmeer. Eem. Amersfoort.

Omschrijving. Informatie Kunstwerk. Titel: Kazemat Peel-Raamstelling. De Peel-Raamstelling

Quick scan ecologie Graafreinaldweg 2a te Hellouw

Verder met de Vesting Muiden. Thema-uur 1 juni 2016

Nieuwsbrief Diefdijklinie

Gemeente Deventer, archeologisch beleidsadvies 795

2 Bemesting Meststoffen Soorten meststoffen Grondonderzoek Mestwetgeving 49

Prijsvraag Nieuwe Hollandse Waterlinie Noord

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE TUSSENSTELLING RIJNAUWEN-VECHTEN COMPLEXNUMMER: COMPLEX ONDERDEEL

LAAT GROENE LONG TUSSEN A8 EN A9 NIET VOL SLIBBEN

BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: ) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/

Locatie objecten (ETRS89: grad/min) Onbekend type object Westfalenwall

INLEIDING VAN DE LES. Spion in de Stelling

BATHMEN: SALLANDSE LANDWEER

Masterplan. Landschapspark aan de Hoofddijk - De Uithof

A13/A16 ROTTERDAM. Toelichting Deelgebied Terbregseveld. Februari 2015

KASSABON ENERGIEOPBRENGST ha zonneveld- 155 GWh/jaar. aantal huishoudens: LANDSCHAPPELIJKE INVESTERING. kosten aankoop/aanleg: LAAG

Parapluplan Nieuwe Hollandse Waterlinie

Een geschiedenis vol nattigheid. Achtergrondinfo

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Archeologie en cultuurhistorie

Beknopte notitie over varianten Ecologische verbinding over de Utrechtse weg (N417).

Actualisatie Vervolg Locatiestudie Hemus

Duiven. Introductie. Bron:

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN

Transcriptie:

DE NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE: EEN ECOLOGISCH CONCEPT J.A. Maigret

DE NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE: EEN ECOLOGISCH CONCEPT J.A. Maigret (820313-540-020) Een scriptie in het kader van het afstuderen van de Vrije Bacheloropleiding Landschapsecologie. Onder begeleiding van Prof. Dr. P Opdam en Prof. Drs. J.A.J. Vervloet Onder vermelding van de vakken: The Metropolitan Landscape: Bachelor Completion 1 (LAR-32806) Landscape, Planning and Design: Bachelor Conclusion 2 (LUP-80309) Wageningen, november 2007 Wageningen Universiteit

Woord vooraf In mijn visie is het landschap een figuurlijke tijdsbalk. Het huidige landschap is een product van het verleden. Verschillende natuurlijke processen en beschavingen hebben hun sporen in het landschap achtergelaten. Echter, de landschappelijke druk op deze sporen is tegenwoordig enorm groot. Daarmee loopt het bestaan van de sporen en dus de beleving van de geschiedenis gevaar. Tegenwoordig laten we ook veel sporen in het landschap na. Veel van die sporen ondervinden veel kritiek. De eutrofiëring van het landschap door het gebruik van de kunstmest is hier een voorbeeld van. Door het creëren van deze sporen maken we het onze medegebruikers van het landschap niet makkelijk. Natuurgebieden raken versnipperd en plantenen diersoorten worden met uitsterven bedreigd. Aan de hand van de waterlinie wil ik proberen te laten zien dat cultuurhistorie en landschapsecologie hand in hand kunnen gaan. Wanneer beide leerstoelgroepen elkaar positief kunnen beïnvloeden kunnen we voorkomen dat de geschiedenis alleen kan worden beleeft door het lezen van boeken. Ook voorkomen we dan dat volgende generaties hedendaagse planten- en diersoorten alleen van plaatjes, foto s en archiefbeelden leren kennen. Ik wil mijn dank betuigen aan Prof. Dr. P. Opdam en Prof. Drs. J.A.J. Vervloet voor hun begeleiding. Ik heb het als prettig ervaren om van beide leerstoelgroepen een begeleider te hebben die me de juiste richting in heeft kunnen sturen. Ook wil ik de heer R.A. Zakee, projectmanager van de Stuurgroep Nationaal Project de Nieuwe Hollandse Waterlinie en M. Boosten van Stichting Probos bedanken voor het verstrekken van informatie. Daarnaast wil ik de heer M. Boosten van Stichting Probos bedanken voor het gesprek over de beplanting van forten. Tot slot wil ik de medewerkers van de Stichting Menno van Coehoorn bedanken voor hun gastvrijheid en het uitlenen van informatieve werken. J.A. Maigret Wageningen, november 2007

Inhoudsopgave Inleiding 6 Hoofdstuk 1: De waterlinie als landschappelijk systeem 8 1.1: Het concept van de waterlinie 8 1.2: Waterlinies in Nederland 9 1.2.1: Bodemformaties 9 1.2.2: De zeven meest spraakmakende waterlinies van Nederland 10 Hoofdstuk 2: De Nieuwe Hollandse Waterlinie als studiegebied 16 2.1: Inleiding 16 2.2: De Nieuwe Hollandse Waterlinie: het meest geschikte studiegebied 16 2.3: Beschrijving van de Nieuwe Hollandse Waterlinie 19 Hoofdstuk 3: Aanpak cultuurhistorie 22 3.1: Visie op de herkenbaarheid van de waterlinie 22 3.2: Referentiepunten als basis voor cultuurhistorische verbetering 23 3.2.1: De bouwperiode 23 3.2.2: De verspreiding van landschaptypen 27 3.2.3: De landbouwmethoden 28 Hoofdstuk 4: Aanpak ecologische structuur 30 4.1: Het herstellen van het oude landschap ten behoeve van de ecologische structuur 30 4.2: Ecoprofielen als basis voor duurzame, ecologische netwerken 31 4.3: Vijf stappen voor het beoordelen van huidige, ecologische netwerken 32 4.4: Maatregelen voor het ontwikkelen van een duurzaam, ecologisch netwerk 35 4.5: Ecologische netwerken in relatie met het gebied buiten de waterlinie 38 Hoofdstuk 5: Het meenemen van forten in de ecologische structuur 40 Hoofdstuk 6: De betekenis en rol van ambitie 44 Conclusie 46 Bronvermelding 48

Maatregelen om de cultuurhistorie en de ecologische structuur van het waterliniegebied te verbeteren Inleiding Probleemstelling Cultuurhistorie De waterlinie heeft altijd met de technologische ontwikkelingen mee kunnen gaan; wanneer het geschut een groter bereik had, werd de breedte van de inundatievlakken vergroot en waneer het aanbrengen van schade door inslag van kanonskogels werd vergroot, werden de fortificaties verbeterd. Vooral in de ontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is goed te zien dat het concept van de waterlinie geleidelijk veranderde en uiteindelijk werd ontmanteld. Zo werd bij de aanvang van de Eerste Wereldoorlog de inundatielinie met de fortificaties omgebouwd en uitgebreid tot een gedifferentieerde infanterielinie ondersteund met inundaties. De consequentie daarvan was een uitbouw in de diepte. Een aantal achter elkaar gelegen verdedigingslijnen (voorpostenlinie, frontlijn, stoplijn en ruglijn) bepaalden de ruimtelijke en militaire structuur Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd duidelijk dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie passeerbaar was. In beperkte mate over de grond, maar vooral door de lucht. Door de inzet van vliegtuigen werd het land achter de waterlinie kwetsbaar. Zo kon men niet voorkomen dat Rotterdam op 14 mei 1940 werd gebombardeerd. Het zware geschut kreeg een dusdanig bereik dat het mogelijk werd de waterlinie op grote afstand te passeren. De enige weerstand die de waterlinie nog kon geven was aan de vijandelijke infanterie. Hoewel de grondtroepen van de vijand nog geweerd konden worden, werd de Nieuwe Hollandse Waterlinie in 1951 ontmanteld. Na de ontmanteling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie kwam het beheer op een laag pitje te staan. De bouwwerken waren immers nutteloos geworden nadat zij het militaire doel hadden verloren. De beperkingen die het militaire gebruik stelde aan de landbouw vielen weg. Verkavelingen die waren afgestemd op een vlotte inundatie werden aangepast aan de eisen van de agrarische bedrijfsvoering. Ook het verkeer eiste de ruimte op, want er moesten grote infrastructuurlijnen komen die tegenwoordig dwars door de inundatievelden lopen. Na de opheffing van de Kringenwet vond er vooral rondom Utrecht en Gorinchem in de oorspronkelijke schootsvelden een stedelijke uitbreiding plaats Nadat in 1989 de Berlijnse Muur viel en Defensie met bezuinigingen te maken kreeg, bood het Rijk een groot deel van de forten te koop aan. Daarmee verbrokkelde ook het beheer van de gebouwde onderdelen van de Waterlinie. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is tegenwoordig als landschappelijke eenheid onherkenbaar. Samenhangende complexen van kommen, accessen en verdedigingswerken zijn niet meer intact. Dit als gevolg van de toegenomen landschappelijke druk door stedelijke uitbreiding, infrastructuur en agrarische bedrijfsvoering. Wanneer we geen moeite doen om de landschappelijke eenheid van de waterlinie te reconstrueren dreigt het verhaal rondom de waterlinie uit het landschap te verdwijnen. In die zin is de waterlinie voor volgende generaties niets meer dan een geschreven woord. Ecologie De kern van het natuurbeleid in Nederland is meer natuur, maar voornamelijk meer vitale natuur. Daarnaast is er door de hedendaagse levenstandaard meer behoefte gekomen aan natuur in de nabije omgeving. De toegenomen landschappelijke druk maakt het echter moeilijk om grote aaneengesloten vitale natuur te realiseren. Dit is met name goed zichtbaar in het westen van Nederland, waar landgebruikvormen zeer intens om dezelfde ruimte concurreren. De doelstelling om meer vitale natuur te realiseren is in Nederland onmogelijk zonder ecologische netwerken. Alleen door natuurgebieden met elkaar te verbinden kunnen we een duurzaam ecologisch netwerk opbouwen. De voornaamste eisen van een ecologisch netwerk zijn duurzaamheid en stabiliteit. Vraagstelling: De Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft de potentie om zich robuust op te stellen tegenover de landschappelijke ontwikkelingen van West-Nederland. Daarnaast herbergt de Nieuwe Hollandse Waterlinie een aantal natuurgebieden in het Vechtplassengebied en het rivierengebied. Dit zijn Inleiding 6

Maatregelen om de cultuurhistorie en de ecologische structuur van het waterliniegebied te verbeteren ideale omstandigheden voor het ontwikkelen van een robuuste ecologische structuur. De potentie van de waterlinie om het landschap een ecologische impuls te geven ligt in de lijn van het hele waterliniegebied. De vraag is of het herkenbaar maken van de landschappelijke eenheid van de waterlinie een bijdrage kan leveren aan de ecologische structuur? Is het samensmelten van cultuurhistorie en ecologie mogelijk door het benutten van de cultuurhistorische en ecologische potenties van de waterlinie? Doelstelling: De hoofddoelstelling van deze scriptie is het inzicht krijgen in methoden waarmee de cultuurhistorie van de waterlinie en de ecologische structuur van het waterliniegebied verbeterd kunnen worden. Dit werk moet een voorbereiding zijn op de Masterstudie. In de Masterstudie wordt er naar een ontwerp van de Nieuwe Hollandse Waterlinie gestreefd waarin verbeteringen aan de cultuurhistorie en ecologische structuur centraal staan. Het uiteindelijke resultaat moet als een communicatiemiddel kunnen dienen voor waterlinies in het algemeen. de dynamiek van de waterlinie naar voren komt. De cultuurhistorie is het uitgangspunt voor de ecologische verbetering. De cultuurhistorie bepaalt daarmee de richting waarin de ecologische structuur wordt gestuurd. In hoofdstuk 4 verschuift de aandacht naar de aanpak voor de ecologische structuur. In dit hoofdstuk komt aan bod op wie of wat de verbetering van de ecologische structuur is gericht. Daarnaast wordt er beschreven op welke manier te werk moet worden gegaan om een verbetering van de ecologische structuur te realiseren. Vervolgens worden de forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie er in hoofdstuk 5 uitgelicht. De forten zijn immers het boegbeeld van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De centrale vraag in dat hoofdstuk is dan ook op welke manier forten kunnen bijdragen aan de gewenste ecologische structuur. Bij het ontwerpen speelt ambitie een grote rol. Hoofdstuk 6 beschrijft de betekenis van ambitie en gaat in op de invloed van ambitie op het ontwerp. Ter afsluiting wordt er een conclusie gegeven waarin een antwoord op de vraagstelling wordt geformuleerd. Hieruit zal blijken of het samensmelten van cultuurhistorie en ecologische verbetering mogelijk is. Daarnaast wordt er geconcludeerd of de methoden in deze scriptie realistisch en hanteerbaar zijn. Beschrijving van de hoofdstukken Naast het nastreven van de hoofddoelstelling wordt er in deze scriptie aandacht geschonken aan het begrip waterlinie. Om landschappelijke inzicht te krijgen is het essentieel om inzicht te krijgen in het concept van de waterlinie. Om enig idee te krijgen hoe belangrijk het concept van de waterlinie voor Nederland was, is het wijs om de belangrijkste waterlinies van Nederland te beschrijven. Het concept van de waterlinie en de beschrijving van de belangrijkste waterlinies van Nederland worden toegelicht in hoofdstuk 1. Van alle waterlinies biedt de Nieuwe Hollandse Waterlinie het beste uitgangspunt om als studiegebied te dienen. Dit wordt toegelicht in hoofdstuk 2. Daarnaast wordt er een beschrijving van de Nieuwe Hollandse Waterlinie gegeven die wat specifieker op de waterlinie ingaat. In hoofdstuk 3 staat de cultuurhistorie centraal. In het hoofdstuk wordt de aanpak voor de cultuurhistorie beschreven, waarin voornamelijk Inleiding 7

Hoofdstuk 1: De waterlinie als landschappelijk systeem 1.1: Het concept van de waterlinie water in de inundatievlakten werd vastgehouden. Toegangswegen waren bij inundatie de enige mogelijkheid om het gebied achter de waterlinie te bereiken. Daarnaast zorgde het natuurlijke reliëf ervoor dat bepaalde gebieden niet geïnundeerd konden worden. Deze accessen werden verdedigd doormiddel van fortificaties. Ook daar waar inundatievlakten niet breed genoeg waren werd de nadruk van verdediging op fortificaties gelegd. Het concept van de waterlinie is gebaseerd op het gebruik van water als een belangrijk verdedigingsmechanisme. Doormiddel van dit concept probeerde men de doortocht van de vijand te bemoeilijken, zoniet, onmogelijk te maken. Een stelsel van forten, inundatievlakten en andere verdedigingswerken maakte het mogelijk dat de waterlinie als systeem functioneerde. Voor het creëren van een waterlinie was men op het landschap aangewezen. Voor de inundatievlakten moest het land op de eerste plaats laag genoeg liggen om geïnundeerd te kunnen worden. Op de tweede plaats moest het land instaat zijn om het water vast te houden. Tot slot moesten er voldoende mogelijkheden zijn voor de levering van water. Wanneer aan deze drie voorwaarden werd voldaan konden de inundatievlakten bij dreiging onder water gezet worden. Dit gebeurde door inundatiesluizen open te zetten, zodat er een laag water van ongeveer een halve meter bovenop het maaiveld kwam te liggen (Panorama Krayenhoff, 2003). De diepte van een halve meter was doordacht. Aan de ene kant was het te ondiep om er met het zware materiaal overheen te varen. Aan de andere kant was het te diep om doorheen te lopen, want sloten, prikkeldraad en andere vormen van obstakels werden aan het zicht onttrokken. De inundatievlakten lagen kilometers aaneengeschakeld in het landschap. Eerst enkele tientallen meters breed, maar door het toenemende bereik van het geschut werd de breedte opgeschroefd naar honderden meters tot enkele kilometers. De inundatievlakten werden vaak doorsneden door hoger gelegen stukken land. Dit waren de zogenaamde accessen. Deze accessen waren noodzakelijk of onvermijdelijk. Kades, bijvoorbeeld, zorgden ervoor dat het Figuur 1. Een acces in het geïnundeerde gebied in het Land van Altena. Figuur 2. Een tank zakt weg in een geïnundeerd gebied. Misschien wel het belangrijkste kenmerk van de waterlinie is de samensmelting met het landschap. Natuurlijke, onbegaanbare gebieden, zoals drassige velden en moerassen, werden gekoppeld aan laag gelegen gebieden, die als inundatievlakten moesten dienen. De intentie om de waterlinie geheel aan het zicht te ontrekken deed het systeem zo goed mogelijk opgaan in het landschap. Op deze manier kon men nauwelijks zien dat de inundatievlakten onderdeel waren van een ingenieus verdedigingssysteem. Wanneer de inundatievlakten niet geïnundeerd waren, was de dagelijkse landgebruikvorm van toepassing. De fortificaties werden door begroeiing gemaskeerd. Zo moest het verrassingseffect groot zijn wanneer de vijand nietsvermoedend over de accessen marcheerde. Figuur 3. Onderkomens door begroeiing aan het zicht ontrokken. Figuur 4. Opslagplaats voor explosieven door begroeiing aan het zich ontrokken. Hoofdstuk 1: De Waterlinie als landschappelijk systeem 8

1.2: Waterlinies in Nederland Nederland heeft in haar geschiedenis een aantal waterlinies gehad. Zeven daarvan hebben een spraakmakende invloed op de verdediging van (delen van) Nederland gehad. Deze waterlinies staan bekend als: de Staats-Spaanse Linies (1547 - ±1800) de West-Brabantse Waterlinie (1628-1812) de (Oude) Hollandse Waterlinie (1672 1816) de Grebbelinie (1743 1951) de Nieuwe Hollandse Waterlinie (ook wel de Utrechtse Waterlinie genoemd) (1815 1951) de Stelling van Amsterdam (1880 1922) de IJssellinie (1951 1964) 1.2.1: Bodemformaties Het voorkomen van een waterlinie is afhankelijk van de mogelijkheid om een stuk land te inunderen. In de zeven verschillende waterliniegebieden heeft het landschap de kenmerken om een succesvolle inundatie mogelijk te maken. Het fundament voor deze inundaties wordt door vier verschillende bodemformaties gelegd. In de verschillende waterliniegebieden liggen de volgende formaties aan het oppervlak: De formatie van Nieuwkoop De formatie van Echteld De formatie van Naaldwijk De formatie van Boxtel De formatie van Nieuwkoop: De formatie van Nieuwkoop bestaat uit mineraalarm bruin tot zwart veen. De samenstelling van het veen kan aanzienlijk variëren. Alle typen voedselrijk en voedselarm veen, die in onze klimaatzone thuishoren, zijn in de formatie aangetroffen. De formatie ligt meestal aan het oppervlak met een dikte die varieert van tien centimeter tot acht meter, maar meestal is deze laag niet meer dan vier meter dik. De formatie van Nieuwkoop is gevormd in de kust- en riviervlakte en in delen van het Nederlandse zandgebied met een gebrekkige afwatering. De vorming van de formatie van Nieuwkoop begon in het Laat- Weichselien (van 14.500 tot 11.500 jaar geleden, de laatste periode van de laatste glaciaal in het Pleistoceen), maar het grootste deel ervan dateert uit het Holoceen (11.500 jaar geleden tot heden). De formatie van Echteld: De formatie van Echteld bestaat vooral uit zandig tot zwak ziltige klei. De klei is kalkloos tot kalkhoudend, kan dunne zandlaagjes bevatten en is soms humeus. Daarnaast bevat de formatie zeer fijn tot uiterst grof zand dat grindhoudend kan zijn. Ook het zand varieert van kalkhoudend tot kalkloos. De formatie van Echteld bestaat uit door de Rijn en de Maas aangevoerd sediment in het rivierengebied van Midden-Nederland. De afzetting van de formatie vond tijdens het Holoceen plaats. De formatie van Naaldwijk: De formatie van Naaldwijk bestaat uit een complexe opeenvolging van overwegend zeer fijn tot matig fijn zand en sterk zandige tot zwak siltige klei. De sedimenten in deze formatie zijn over het algemeen kalkhoudend en bevatten vaak schelpresten. De formatie van Naaldwijk komt voornamelijk in de kustgebieden voor en dateert uit het holoceen. De formatie is sterk door de zeespiegelstijging beïnvloed. Hoofdstuk 1: De Waterlinie als landschappelijk systeem 9

De formatie van Boxtel: De formatie van Boxtel bestaat uit zeer fijn tot matig grof, zwak tot sterk siltig, kalkloos tot sterk kalkhoudend zand. Het zand is lokaal zwak tot sterk grindhoudend. De Formatie heeft in onder andere de Gelderse Vallei een sterke ontwikkeling doorgemaakt. De formatie van Boxtel is door de wind of door kleine rivieren afgezet en is in heel Nederland terug te vinden. De afzetting van deze formatie begon in het Midden-Pleistoceen (van 850.000 tot 128.000 jaar geleden), maar grote delen dateren uit het holoceen. Figuur 5. Formatie van Nieuwkoop Figuur 7. Formatie van Naaldwijk Figuur 6. Formatie van Echteld Figuur 8.Formatie van Boxtel 1.2.2: De zeven meest spraakmakende waterlinies van Nederland De zeven meest spraakmakende waterlinies in Nederland zijn gerelateerd aan de locaties waar de vier verschillende bodemformaties aan het aardoppervlak komen. Deze relatie is goed te zien wanneer de bodemkaart en de inundatiekaart van de waterlinies naast elkaar worden gelegd. Vanuit dit perspectief wordt elke omschrijving van een waterlinie bijgestaan door een bodemkaart en een inundatiekaart De Staats-Spaanse linies (1547 - ±1800) De Staats-Spaanse linies kwamen in Zeeuwsch-Vlaanderen voor en zijn volop gebruikt in de strijd tussen de Spanjaarden en de Staatsen. Een groot verschil tussen de Staats-Spaanse linies en andere waterlinies in Nederland is de schaal. Waar de meeste waterlinies in Nederland langgerekte, aaneengesloten kettingen vormden, zoals de Nieuwe Hollandse Waterlinie (85km) en de Stelling van Amsterdam (135km), bestonden de Staats-Spaanse linies uit 18 afzonderlijke, kleinschalige linies. Elke linie verdedigde een afzonderlijke stad of polder. Naast de kleinschaligheid was er meestal sprake van een dubbele linie, waarbij een Staatse linie tegenover een Spaanse lag. Er zijn in het verleden plannen geweest om van de 18 kleinschalige linies één grote te maken, maar deze plannen zijn nooit uitgevoerd. De Staats-Spaanse linies zijn hun militaire functie zo n tweehonderd jaar geleden kwijtgeraakt. Daarop volgde een periode van verval. De inundatiegebieden van de linies in Zeeuwsch Vlaanderen bestonden uit de zeeklei van de formatie van Naaldwijk. De inundaties zelf werden mogelijk gemaakt door het doorsteken van waterkerende dijken of het openen en vernielen van afwateringssluizen. Men had het inundatieproces echter niet in de hand. Door wind en getijdenbewegingen werden de doorsteekgaten uitgeschuurd, waardoor er meer water het inundatiegebied binnenstroomde. Hierdoor gingen grote oppervlakten aan bedijkt cultuurland verloren en ontstond er een natuurlandschap waar eb en vloed vrij spel hadden. Hoofdstuk 1: De Waterlinie als landschappelijk systeem 10

Figuur 9. Bodemkaart van de Staats-Spaanse linies De West-Brabantse Waterlinie, later ook wel de stelling van West Noord-Brabant genoemd, ligt tussen de vestingen Bergen op Zoom en Steenbergen. De vestingen en de overgebleven forten liggen op de hogere zandgronden ten oosten van de inundatievlakte het Halsters Laag. Deze zandgronden behoren tot de formatie van Boxtel. Het inundatiegebied het Halsters Laag bestaat uit de zeekleiafzettingen van de formatie van Naaldwijk, het veen van de formatie van Nieuwkoop en de lagere zandafzettingen van de formatie van Boxtel. Het water uit het Volkerak werd via de rivier de Eendracht door inundatiesluizen geleid, waardoor het inundatiegebied onderwater kwam te staan. Figuur 10. Inundatiekaart van de Staats-Spaanse linies Figuur 11. Bodemkaart van de West-Brabantse Waterlinie Figuur 12. Inundatiekaart van de West-Brabantse Waterlinie De West-Brabantse Waterlinie (1628-1812) In 1628, tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), werd er met de aanleg van drie van de vier fortificaties van de West-Brabantse Waterlinie begonnen; fort Moermont, fort Pinssen en fort De Roovere. Fort Henricus was reeds in 1627 al aangelegd. De West-Brabantse Waterlinie had het doel Zeeland, de scheepvaartverbinding tussen Zeeland en Holland en het noordelijk front van de stad Bergen op Zoom tegen de vijand vanuit het zuidoosten te verdedigen. De (Oude) Hollandse Waterlinie (1672-1816) In het rampjaar 1672 werd in alle haast de Oude Hollandse Waterlinie gerealiseerd. Men wist net op tijd het inundatiegebied onderwater te zetten en de Fransen de doortocht te belemmeren. Na dit succes besloot men de Oude Hollandse Waterlinie uit te bouwen tot een duurzame verdedigingslinie. Toen echter met de bouw van de Nieuwe Hollandse Hoofdstuk 1: De Waterlinie als landschappelijk systeem 11

Waterlinie werd begonnen, verloor de Oude Hollandse Waterlinie, na de titel reservelinie, zijn militaire functie. De Oude Hollandse Waterlinie liep van Gorinchem, over de Goejanverwellesluis en Woerden, naar Muiden. De inundatiegebieden bestond voornamelijk uit de formatie van Nieuwkoop, maar ook delen van de rivierkleiafzettingen van de formatie van Echteld en de zeekleiafzettingen van de formatie van Naaldwijk werden bij de inundatiegebieden betrokken. Deze inundatiegebieden lagen achter Utrecht, waardoor deze stad niet door de waterlinie werd verdedigd. De inundatiegebieden van de Grebbelinie bestonden in het zuiden van de linie uit de rivierkleiafzettingen van de Formatie van Echteld. Het grootste deel van de inundatievelden bestond uit de podzolgronden en kalkloze zandgronden van de Formatie van Boxtel. Over het hele inundatiegebied komen kleine gebieden van de Formatie van Nieuwkoop voor en in het noordelijkste deel van de Grebbelinie ook kleine gebieden van de Formatie van Naaldwijk. Figuur 13. Bodemkaart van de (Oude) Hollandse Waterlinie Figuur 14. Inundatiekaart van de (Oude) Hollandse Waterlinie De Grebbelinie (1743 1951) De Grebbelinie was een verdedigingslinie in de moerassige Gelderse Vallei tussen de Nederrijn en het Eemmeer. De inundeerbaarheid van de Grebbelinie was erg afhankelijk van het waterpeil in de Nederrijn. Dit maakte de linie erg onbetrouwbaar. Daarom is de Grebbelinie altijd een voorpostenlinie geweest. De taak van de waterlinie was het vertragen van de vijand, zodat verdedigingsystemen ten oosten van de Grebbelinie voldoende tijd hadden om zich tegen de vijand te wapenen. Figuur 15. Bodemkaart van de Grebbelinie Figuur 16. Inundatiekaart van de Grebbelinie De Nieuwe Hollandse Waterlinie (1815-1951) In 1815 besloot Koning Willem І op het advies van Cornelis Krayenhoff om Utrecht binnen de linie te brengen. Dat leidde tot de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, ook wel de Utrechtse Linie genoemd. De aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie duurde van 1815 tot 1885. Daarna werd de Linie tot 1940 verder uitgebouwd en versterkt. De Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft een lengte van 85km en loopt van de voormalige Zuiderzee, tegenwoordig het IJsselmeer, tot aan de Biesbosch. De Linie kent een breedte van enkele honderden meters tot Hoofdstuk 1: De Waterlinie als landschappelijk systeem 12

ongeveer 5km. De breedtebegrenzing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie valt enerzijds samen met het natuurlijke reliëf, zoals Het Gooi ten oosten van het gebied waar de waterlinie op de formatie van Nieuwkoop ligt. Anderzijds wordt de waterlinie begrensd door aangelegde kaden en dijklichamen (De digitale Atlas van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, 2006). Het zuidelijke gedeelte van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ligt op de rivierkleiafzettingen van de formatie van Echteld. Op een aantal plaatsen in het westelijk deel van de waterlinie is de formatie van Naaldwijk te vinden. Het inundatiegebied bestond voornamelijk uit de formatie van Nieuwkoop en de formatie van Naaldwijk. Figuur 20. Inundatiekaart van de Stelling van Amsterdam Figuur 19. Bodemkaart van de Stelling van Amsterdam Figuur 17. Bodemkaart van de Nieuwe Hollandse Waterlinie Figuur 18. Inundatiekaart van de Nieuwe Hollandse Waterlinie De Stelling van Amsterdam (1880 1922) De stelling van Amsterdam kent een lengte van 135km en lag tien tot vijftien kilometer rond het centrum van Amsterdam. De stelling moest met 42 forten als laatste waterlinie van ons land dienen waarachter het leger zich in uiterste nood kon terugtrekken. Bij het instelling brengen van de waterlinie zou Amsterdam als nationaal reduit, een zelfstandig verdedigbaar werk, gaan dienen. Zo ver is het echter nooit gekomen. De IJssellinie (1951 1964) IJssellinie is een naam die in de geschiedenis vele malen is gegeven aan de verdedigingswerken rondom de rivier de IJssel. In het rampjaar 1672 moest de IJssellinie als een vooruitgeschoven linie dienen, zodat men extra tijd had om de Oude Hollandse Waterlinie in stelling te brengen. De opmerkelijkste rol speelde de IJssellinie in 1951. Waar het concept van de waterlinie door vliegtuigen en het vergeschut was achterhaald en zowel de Grebbelinie als de Nieuwe Hollandse Waterlinie werden ontmanteld, werd tegelijkertijd de laatste waterlinie van Nederland in het leven geroepen. Het doel van de IJssellinie was om Nederland tegen een eventuele invasie van de Russen tijdens de Koude Oorlog (1945 - ±1990) te beschermen. De IJssellinie zou geïnundeerd kunnen worden door de Waal en de Rijn af te dammen. Er zou tien keer zoveel water de IJssel instromen, Hoofdstuk 1: De Waterlinie als landschappelijk systeem 13

waardoor de rivier buiten zijn winterdijken zou treden. Om de inundatie gecontroleerd te laten verlopen werden er inlaatwerken aangelegd. Een strook van drie tot vijftien kilometer breed van IJsselmuiden tot de Ooijpolder, ten oosten van Nijmegen, zou bij inundatie onderwater komen te staan. Het inundatiegebied van de IJssellinie bestaat voornamelijk uit de rivierkleiafzettingen van de formatie van Echteld. Op een aantal plaatsen in het inundatiegebied komt de formatie van Nieuwkoop voor. In het Noordelijk gedeelte van de linie zijn kleine stukken te vinden waar de formatie van Naaldwijk voorkomt. Figuur 21. Bodemkaart van de IJssellinie Figuur 22. Inundatiekaart van de IJssellinie Hoofdstuk 1: De Waterlinie als landschappelijk systeem 14

Hoofdstuk 1: De Waterlinie als landschappelijk systeem 15

Hoofdstuk 2: De Nieuwe Hollandse Waterlinie als studiegebied 2.1: Inleiding De vraag welke mogelijkheden er zijn voor de versmelting van de cultuurhistorie van de waterlinie en de ecologische structuur van het waterliniegebied staat centraal. In deze scriptie wordt ernaar gestreefd om methoden te ontwikkelen waarmee de cultuurhistorische en ecologische aanpassingen aan de huidige situatie getoetst kunnen worden. Dit streven vraagt om een duidelijk studiegebied waar de huidige situatie geschikt is om de gewenste methoden te ontwikkelen. Het ontwikkelen van de methoden moet de voorbereiding zijn op een ontwerp waarbij aan de ene kant de cultuurhistorie van de waterlinie en aan de andere kant de ecologische structuur in het waterliniegebied wordt versterkt. 2.2: De Nieuwe Hollandse Waterlinie: het meest geschikte studiegebied De keuze om de Nieuwe Hollandse Waterlinie als studiegebied te nemen is bepaald door drie factoren: De aanwezigheid van overblijfselen Duidelijkheid van de probleemstelling De actualiteit De aanwezigheid van overblijfselen De Overheid heeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg benaderd om voorbereidingen te treffen om de Nieuwe Hollandse Waterlinie voor te dragen voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization). De reden hiervoor is dat de anderhalve eeuw durende ontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie een stempel op het landschap heeft gedrukt waarvan de sporen tegenwoordig nog zichtbaar zijn. De sporen die de Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft achtergelaten uiten zich in fortificaties en landschapstructuren. Een aantal elementen en structuren hebben onderling zelfs de oorspronkelijke samenhang behouden,waardoor de kenmerkende hoofdstructuur van de Nieuwe Hollandse Waterlinie nog steeds zichtbaar is. Goede voorbeelden hiervan zijn de linie van forten langs de Vecht, de kaarsrechte Diefdijk en Zuider Lingedijk en de westelijke Bommelerwaard. Ook een aantal vestingsteden (Naarden, Muiden, Weesp, Gorinchem en Woudrichem) en een aantal grote forten (Rijnauwen en Vechten) zijn zo indrukwekkend dat zij een deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in leven weten te houden. De duidelijkheid van de probleemstelling Sinds de ontmanteling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in 1951 is een deel van de waterliniestructuur aangetast geraakt. Vooral rondom Utrecht en Gorinchem is de aantasting van het waterliniegebied groot geweest. De aantasting van het waterliniegebied wordt voornamelijk door vijf factoren veroorzaakt: 1. Uitbreiding van grote infrastructurele netwerken 2. Verstedelijking 3. Het uit handen geven van de Nieuwe Hollandse Waterlinie door de Overheid aan particulieren 4. Decentrale planologische zeggenschap 5. Aanpassingen aan de huidige voorwaarden van landgebruik 1: Uitbreiding van grote infrastructurele netwerken In het begin van 1940 was men al klaar met de aanleg van de eerste snelwegen door het inundatiegebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie; de huidige A2 van Amsterdam (via Utrecht) naar s Hertogenbosch en de huidige A12 van Utrecht naar Arnhem. In de periode tussen 1940 en 2004 werd het netwerk van snelwegen door het oorspronkelijke inundatiegebied uitgebreid met de aanleg van de A1, A6, A15, A27 en A28. Daarnaast komen er tegenwoordig in het oorspronkelijke inundatiegebied drie verkeersknooppunten voor; knooppunt Muiderberg (knooppunt tussen A1 Hoofdstuk 2: De Nieuwe Hollandse Waterlinie als studiegebied 16

en A6 figuur 23A), knooppunt Rijnsweerd (knooppunt tussen A27 en A28-figuur 23C) en knooppunt Lunetten (knooppunt tussen A12 en A27 figuur 23D). Bovendien doorsnijdt de A27 het fort aan de Uppelsedijk (figuur 23E). Naast de aanleg van snelwegen zijn er ook tal van provinciale wegen aangelegd. Van al deze provinciale wegen is het de N237 dat het fort aan de Biltstraat doorsnijdt (figuur 23B). De huidige spoorwegen (Utrecht-Arnhem en Utrecht-Amsterdam) die het oorspronkelijke inundatiegebied doorsnijden waren in 1940 al aangelegd. De enige aanpassing aan het netwerk van spoorwegen na 1940 is de verbreding van één naar meerdere sporen. 2: Verstedelijking De verstedelijking in het oorspronkelijke inundatiegebied valt nauw samen met de intrekking van de Kringenwet in 1963. De Kringenwet hield in dat rondom de buitengrenzen van ieder vestingwerk drie zogeheten Verboden Kringen werden geprojecteerd, waarbinnen strenge bouwvoorschriften golden. In de kleinste kring, tot 300 meter van het vestingwerk, mocht alleen in hout gebouwd worden. In de middelste kring, van 300 meter tot 600 meter van het vestingwerk, mochten gebouwen gedeeltelijk in steen (onderbouw, stookplaats, schoorsteen en dak) worden gebouwd. Tot aan de grootste kring, tot 1000 meter van het vestingwerk, mochten alle gebouwen, bomen en andere obstakels ten tijde van oorlog zonder proces worden opgeruimd. Door de maatregelen, die door de Kringenwet werden gelegaliseerd, was het mogelijk om ten tijde van oorlog een vrij schootsveld te creëren. Na de intrekking van de Kringenwet kwam de verstedelijking in het oorspronkelijke inundatiegebied op gang. Voornamelijk rondom Utrecht is de verstedelijking van het inundatiegebied het duidelijkst. Zo liggen de wijk Lunetten en het universiteitcentrum de Uithof in de oude schootsvelden van de Waterlinie. Echter, het waterliniegebied rondom Utrecht is het smalste gedeelte van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dit was het meest kwetsbare gedeelte van de linie en daarom is de dichtheid van forten in dit gebied het grootst. De verstedelijking in het waterliniegebied rondom Utrecht heeft ervoor gezorgd dat het oorspronkelijke waterliniegebied in tweeën werd verdeeld Figuur 23. Infrastructurele doorsnijding van de Nieuwe Hollandse Waterlinie met A) Knooppunt Muiderberg, B) N237 doorsnijdt het fort aan de Biltstraat, C) Knooppunt Rijnsweerd, D) Knooppunt Lunetten en E) A27 doorsnijdt fort Altena A. B. C. D. E. Hoofdstuk 2: De Nieuwe Hollandse Waterlinie als studiegebied 17

Figuur 24. Oorspronkelijke vestingsteden (bruine vlekken) Figuur 25. Verstedelijking 1940 (bruine vlekken) Figuur 26. Verstedelijking 2004 (bruine vlekken. De Donker bruine vlekken geven de verstedelijking in het oorspronkelijke inundatiegebied weer) Hoofdstuk 2: De Nieuwe Hollandse Waterlinie als studiegebied 18

3: Het uit handen geven van de Nieuwe Hollandse Waterlinie door de Overheid aan particulieren De Nieuwe Hollandse Waterlinie werd tot 1989 beheerd door de Overheid maar na de val van de Berlijnse Muur in datzelfde jaar werd de Nieuwe Hollandse Waterlinie door de Overheid uit handen gegeven. Op het eerste gezicht achtte men de dreiging vanuit het oosten volledig verdwenen, maar het bleek dat de Overheid vanwege bezuinigingen de Nieuwe Hollandse Waterlinie niet meer kon beheren. Het uit handen geven van de Nieuwe Hollandse Waterlinie betekende de definitieve verbrokkeling van het beheer van de fortificaties. Er werden verschillende eigentijdse functies aan de fortificaties gegeven, nadat ze veelal in particuliere handen terecht waren gekomen. Zo zijn er enkele forten omgebouwd tot woningen en bedrijven, waardoor de uitstraling van militair verdedigingsgebouw verloren ging. 4: Decentrale planologische zeggenschap De decentrale planologische zeggenschap heeft enorm bijgedragen aan het cultuurhistorische kwaliteitsverlies van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Hoewel de Rijksoverheid de criteria voor het gebiedsgerichte beleid opstelde, waren het de gemeenten en provincies die naar eigen verstandhouding het beleid uitvoerden. De verschillen in opvattingen tussen gemeenten en provincies uitten zich in gedifferentieerde gebiedsinrichtingen. 5: Aanpassingen aan de huidige voorwaarden van landgebruik Tot slot voldeed het oorspronkelijke inundatiegebied niet meer aan de hedendaagse landgebruikvormen. Om die reden nam men maatregelen om het landelijk gebied aan het hedendaagse landgebruik aan te passen. Zo vonden er tal van ruilverkavelingen plaats ten gunste van de agrarische bedrijvigheid. De actualiteit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie Een belangrijke reden om de Nieuwe Hollandse Waterlinie als studiegebied te kiezen is de aansluiting bij de actualiteit. Om de verdere verbrokkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie te voorkomen werd de Stuurgroep Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie in het leven geroepen. Deze stuurgroep kreeg het nationaal project de Nieuwe Hollandse Waterlinie in handen waarmee de decentrale planologische zeggenschap met betrekking tot de gebiedsinrichting overkoepeld moest worden. De doelstelling van de stuurgroep is het bepalen van de gemeenschappelijke, ruimtelijke koers waarin behoud door ontwikkeling centraal staat. Het behoud is gericht op het nationale beleid voor cultuurhistorie in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling. Hierbij moeten historische waarden een eigentijdse betekenis krijgen. In dit kader probeert de stuurgroep bij het behoud van de cultuurhistorische waarden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie hoofdzakelijk drie hedendaagse landgebruiklijnen te integreren: Regionale waterberging Robuuste ecologische verbinding van de Nieuwe Hollandse Waterlinie De ontwikkeling van stedelijke functies Het tweede aandachtspunt, waarbij het behoud van cultuurhistorische waarden wordt gecombineerd met de ontwikkeling van robuuste ecologische verbindingen in het gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, wekt interesse wanneer het gaat om het zoeken naar methoden waarmee de cultuurhistorische en ecologische ontwikkeling getoetst kunnen worden. 2.3: Beschrijving van de Nieuwe Hollandse Waterlinie Het is belangrijk om te beseffen dat het inundatiegebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie een kunstmatige aanpassing aan het landschap was. Het inundatiegebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie bestond dan ook uit negen inundatiekommen, die over de gebieden tussen de grote rivieren de Lek, de Waal en de Maas waren verdeeld. Vijf inundatiekommen lagen in het gebied ten noorden van de Lek. Vervolgens lagen twee inundatiekommen tussen de Lek en de Waal. Het gebied tussen de Waal en de Maas en het gebied ten zuiden van de Maas bestonden elk uit één inundatiekom. In hoofdstuk 1.2.2. is reeds naar voren gekomen dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie op de formaties van Nieuwkoop, Echteld en Naaldwijk ligt. De formatie van Echteld heeft een grote invloed gehad op Hoofdstuk 2: De Nieuwe Hollandse Waterlinie als studiegebied 19

de verdeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in negen inundatiekommen. De stroomruggen van deze formatie liggen te hoog om geïnundeerd te kunnen worden. Als gevolg hiervan werden op de locaties waar de stroomruggen van de formatie van Echteld de Nieuwe Hollandse Waterlinie doorsnijden de verschillende inundatiekommen van elkaar gescheiden. Naast de aanwezigheid van de stroomruggen van de formatie van Echteld zorgde de toename in maaiveldhoogte van noord naar zuid ervoor dat het noodzakelijk was om het inundatiegebied in meerdere inundatiekommen te verdelen. De polder bij Muiden bijvoorbeeld ligt ongeveer twee meter lager dan de polder bij Vreeswijk. Een aaneengesloten inundatiegebied was dan ook onmogelijk. Elke inundatiekom bestond uit een assemblage van polders. Deze polders stonden met elkaar in verband, zodat bij inundatie de polders het water via inundatiesluizen aan elkaar konden doorgeven. De Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt in het noordoosten begrensd door het stuwwallandschap van de formatie van Drenthe en in het zuidoosten door de hogere maaiveldligging van de omgeving. In het westen wordt de Nieuwe Hollandse Waterlinie veelal begrensd door dijken en kaden, die ervoor moesten zorgen dat het water in de inundatiekommen werd vastgehouden. De forten lagen op de hoger gelegen accessen, maar rondom Utrecht was het inundatiegebied zo smal dat er een linie van forten werd aangelegd waarbij de schootsvelden van de forten elkaar kruisten. In verband met de kringenwet werden er rondom de forten alleen houten huisjes gebouwd. Tegenwoordig zijn er nog slechts enkele exemplaren intact. Figuur 27. De Nieuwe Hollandse Waterlinie verdeeld in 9 inundatiekommen Figuur 28. Het inundatiegebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie doorsneden door stroomruggen van de formatie van Echteld Hoofdstuk 2: De Nieuwe Hollandse Waterlinie als studiegebied 20

Figuur 30. Formatie van Drenthe Figuur 31. Ring van forten rondom Utrecht in relatie met de oorspronkelijke inundatievelden Figuur 32. Ring van forten rondom Utrecht in relatie met de huidige topografie (cijfers verwijzen naar de namen van forten in figuur 31) Figuur 29. Noordoostelijke begrenzing door stuwwallandschap van de formatie van Drenthe Figuur 33. Fort Rijnauwen en fort Vechten met de drie Verboden Kringen Figuur 34. Restaurant de Berenkuil ten oosten van het fort aan de Biltstraat; één van de overgebleven houten huizen Hoofdstuk 2: De Nieuwe Hollandse Waterlinie als studiegebied 21

Hoofdstuk 3: Aanpak cultuurhistorie 3.1: Visie op de herkenbaarheid van de waterlinie De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een verdedigingssysteem dat voor de vijand onherkenbaar moest zijn. Het land werd in vredestijd gewoon gebruikt waarvoor het oorspronkelijk was ingericht en werd er nauwelijks aandacht gevestigd op de eigenschappen van een inundatiegebied. Fortificaties gingen door de maskerende begroeiing volledig in het landschap op. De vraag is dan ook of de Nieuwe Hollandse Waterlinie door het behoud van de cultuurhistorische waarden herkenbaar moet worden gemaakt. Het herkenbaar maken van de waterlinie is immers tegenstrijdig met het historische, landschappelijke concept waar de Nieuwe Hollandse Waterlinie op is gebaseerd. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is als een landschappelijke eenheid te omschrijven: een landschap dat voldoet aan de eisen van een waterlinie. Herkenbaar voor deze landschappelijke eenheid is het open karakter van het inundatiegebied en het besloten karakter rondom de fortificaties. In de visievorming voor de verbetering van de cultuurhistorie van de waterlinie en de ecologische structuur van het waterliniegebied wordt er gestreefd naar de herkenning van de waterlinie als de oorspronkelijke landschappelijke eenheid. In feite wordt hiermee bedoeld dat het landschap karakteristiek moet zijn voor het ouderwets onherkenbaar maken van de waterlinie. Het is belangrijk om daarbij te streven naar de oorspronkelijke landschappelijke samenhang, zodat de Nieuwe Hollandse Waterlinie daadwerkelijk als landschappelijke eenheid kan functioneren. De karakteristieken openheid, gebruik van water, reliëf en begroeiing spelen in het reconstrueren van het cultuurhistorische landschap van de waterlinie een belangrijke rol. Figuur 35. Open karakter van het inundatiegebied in de Ruigenhoeksepolder, met agrarische bedrijvigheid. Figuur 36. Het besloten karakter rondom fort Vechten, met een vrij schootsveld richting het inundatiegebied. Hoofdstuk 3: Aanpak cultuurhistorie 22

3.2: Referentiepunten als basis voor cultuurhistorische verbetering De aanpak voor het behoud van de cultuurhistorische waarden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is gebaseerd op het gedachtegoed van de waterlinie. Het gebruik van oude beschrijvingen en kaarten moet een reconstructie van een bepaalde periode van de Nieuwe Hollandse Waterlinie mogelijk maken. Het gedachtegoed van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is echter geen stationair begrip. In de 136 jaar dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie functioneel was heeft men continu nieuwe inzichten gehad. Het is voor de cultuurhistorische verbetering van de Nieuwe Hollandse Waterlinie dan ook belangrijk om de dynamiek van de waterlinie in het achterhoofd te houden. In die zin moet er voor de cultuurhistorische planvorming een referentiepunt in de ontwikkeling van de waterlinie als uitgangspunt worden genomen. Dit betekent dat de reconstructie van de waterlinie op een bepaalde periode is gericht. De reconstructie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt in het bovenstaande perspectief door drie kenmerken beïnvloed: De bouwperiode De verspreiding van landschaptypen De landbouwmethoden 3.2.1: De bouwperiode In 1815 werd er begonnen met de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De gehele periode van 1815 tot de opheffing in 1951 is te verdelen in zes bouwperioden en twee perioden van rust. Elke bouwperiode is een reactie op ontwikkelingen. Bouwperiode 1: 1815-1826 (figuur 37.) De aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie begon met het versterken van de verdedigingswerken van de oorspronkelijke Oude Hollandse Waterlinie en het afsluiten van de toegangswegen naar Utrecht. Daarnaast werd de eerste fortenring rondom Utrecht aangelegd, met van noord naar zuid: fort de Gagel, fort aan de Klop, fort Blauwkapel, fort aan de Biltstraat en fort Vossegat. De Lunetten werden op de niet inundeerbare Houtense vlakte aangelegd Bouwperiode 2: 1841-1864 (figuur 38.) In de tweede bouwperiode lag het accent op het bouwen van torenforten op de rivierdijken langs de Lek, de Linge en de Waal. Dit waren de forten Honswijk, Everdingen, Asperen en Vuren. Ook langs de Vecht werden dergelijke fortificaties aangelegd, te weten: de westbatterij bij Muiden, fort aan de Ossenmarkt in Weesp, fort Uitermeer en fort Nieuwersluis. In 1853 ging de Kringenwet van kracht. De invloed van de Kringenwet uitte zich in bouw- en beplantingsrestricties. Bouwperiode 3: 1867-1870 (figuur 39.) De derde periode was een reactie op de technologische ontwikkelingen. Het geschut nam in reikwijdte aanzienlijk toe. Rondom Utrecht en Naarden was het landschap ongeschikt om het inundatiegebied te verbreden. Een versterking van de fortificaties was dan ook noodzakelijk. Utrecht kreeg een tweede fortenring. Deze ring bestond uit het fort op de Ruigenhoeksedijk, het fort op de Voordorpse dijk, het fort Rijnauwen en het fort Vechten. Voor de vestingstad Naarden werd het offensief van Naarden aangelegd. Bouwperiode 4: 1870-1886 (figuur 40.) Aan het begin van de vierde bouwperiode brak de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871) uit. De Fransen vormden geen bedreiging meer. Deze kwam nu uit het nieuwe en agressieve Duitse Rijk. Tegen de Fransen was het realiseren van inundaties binnen zesentwintig dagen acceptabel, maar bij een Duitse aanval moesten de inundaties binnen vier tot twaalf dagen gerealiseerd kunnen worden. Om de inundaties binnen deze termijn mogelijk te maken moest er extra water aangevoerd kunnen worden. De Kromme Rijn werd daarom bij Wijk bij Duurstede met de Nederrijn verbonden. De Kromme Rijn werd daarnaast ook nog verdiept en verbreed, enkele meanders werden rechtgetrokken en voorzien van damsluizen. Tussen 1871 en 1873 werd er vanaf de Houtense Wetering noordwaarts een extra inundatiekanaal gegraven. Tussen 1874 en 1879 werd de inlaat van water bij Honswijk verbeterd, door middel van de aanleg van een inundatiekanaal tussen de Lek en de Schalkwijkse Wetering. Hoofdstuk 3: Aanpak cultuurhistorie 23

De tweede fortenring rondom Utrecht werd versterkt door de aanleg van het werk bij Maarsseveen, het werk aan de hoofddijk, de batterijen aan de Overeindseweg en het fort t Hemeltje. Periode tussen 1886 en 1914 Men veronderstelde dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie in 1886 op haar hoogtepunt was. Na het beoogde hoogtepunt verminderde het strategische nut van de forten in een hoog tempo. De uitvinding van de brisantgranaat, omstreeks 1885, had een grote invloed op het verminderen van het strategische nut. De grote inslagkracht van de brisantgranaat maakte de forten, met hun beperkte oppervlakte en bakstenen, zwak en kwetsbaar. Als gevolg hiervan werd het geschut uit de forten gehaald en in de tussenliggende batterijen geplaatst. Deze verplaatsing gaat door tot 1914. Vanaf dat moment functioneren de forten alleen nog maar als infanteriesteunpunt. Bouwperiode 5: 1914-1918 (figuur 41.) In de vijfde bouwperiode werden er verdedigingswerken tussen de forten aangelegd. Dit was noodzakelijk om de infanterie beter te kunnen beschermen tegen artilleriebeschietingen. De werken bestonden uit betonnen schuilplaatsen en loopgraven. Ze werden verspreid langs de hoofdverdedigingslijn van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de meest westelijke begrenzing van de linie. De uitbreiding van de verdedigingswerken bestond uit de aanleg van het werk aan de groene weg, de stelling tussen de forten Vechten en Rijnauwen, het werk Griftenstein en de stelling Franse Kamp ten zuiden van Naarden. Periode tussen 1918 en 1939 In de periode tussen 1918 en 1939 verloren de verdedigingswerken het fort Giessen, de stelling Franse Kamp en het offensief van Naarden hun strategische betekenis en werden als verdedigingswerk opgeheven. De bouwwerken uit de zes verschillende bouwperioden hebben een eigentijdse uitstraling. Elke bouwperiode symboliseert een bepaald gedachtegoed over de Nieuwe Hollandse Waterlinie, over hoe de Nieuwe Hollandse Waterlinie het best zou functioneren. Wanneer de planvorming voor het cultuurhistorische behoud van de waterlinie niet gebaseerd zou zijn op een referentiepunt in het verleden kan er voor verwarring worden gezorgd. In het meest extreme en meest duidelijke geval is het verschil in het gedachtegoed van de Nieuwe Hollandse Waterlinie tussen het begin van de eerste bouwperiode en het begin van de zesde bouwperiode te noemen. Toen men met de aanleg van de waterlinie in 1815 begon stond het begrip inundatie centraal. Immers, de vijand kon in deze tijd door middel van inundaties gemakkelijk worden tegengehouden. De forten werden gebouwd om de noodzakelijke en onvermijdelijke accessen te verdedigen en werden door middel van begroeiing aan het zicht ontrokken. De forten hadden aan het begin van de eerste bouwperiode een zeer belangrijke verdedigingsfunctie. Aan het begin van de zesde bouwperiode stond de infanterie centraal en waren inundaties slechts een ondersteuning van deze infanterie. De functie van de forten was achterhaald en de aandacht verplaatste zich naar de verdedigingswerken tussen de forten. Hoewel de waterlinie nog functioneel was, was het oorspronkelijke gedachtegoed volledig veranderd. De uitstraling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie veranderde met de ontwikkelingen. Toelichting op de figuren 37. tot en met 42: de zwarte nummering geeft de bouwwerken aan die in de beschreven periode waren gebouwd. De blauwe nummering geeft de bouwwerken aan die in een eerdere bouwperiode waren gebouwd. Bouwperiode 6: 1939-voorjaar 1940 (figuur 42.) Hoewel het strategische nut van de Nieuwe Hollandse Waterlinie verloren ging, kwam er voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Nederland een laatste, korte bouwperiode van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Hierin werden de bestaande stellingen versterkt met groepsschuilplaatsen en groepsnesten. Hoofdstuk 3: Aanpak cultuurhistorie 24