studiegebied studiegebied O P L E I D I N G E N I N A S S O C I A T I E K. U. L. 3 instellingen in de Associatie K.U.Leuven 3 academische bachelor- en masteropleidingen Sint-Lucas Beeldende Kunst Gent (Hogeschool voor Wetenschap & Kunst) Hogeschool Sint-Lukas Brussel Media & Design Academie Genk (Katholieke Hogeschool Limburg) in Productdesign 3 academische bachelor- en masteropleidingen met de afstudeerrichtingen Sint-Lucas Beeldende Kunst Gent Grafisch ontwerp, Fotografie, Multimediale vormgeving, Textielontwerp, Vrije kunsten Grafisch ontwerp, Fotografie, Multimediale vormgeving, Textielontwerp, Vrije kunsten Animatiefilm, Communicatie en multimedia design, Documentaire, Film, Televisie in Productdesign
m Sint-Lukas Brussel Media & Design Academie Genk Grafisch ontwerp, Fotografie, Multimediale vormgeving, Textielontwerp, Vrije kunsten Animatiefilm, Communicatie en multimedia design, Documentaire, Film, Televisie Grafisch ontwerp, Fotografie, Fotografie, Multimediale vormgeving, Textielontwerp, Vrije kunst Animatiefilm, Communicatie en multimedia design, Documentaire, Film, Televisie in Productdesign studiegebied bestand onderwijzend personeel (voorbeeld: Sint-Lucas Beeldende Kunst Gent) theoriepersoneel: artistiek personeel: 15% van totaal aantal VTE 85% van totaal aantal VTE (bijzondere weddenschaal) P E R S O N E E L uit de prestatieregeling van het onderwijzend personeel (voorbeeld: Sint-Lucas Beeldende Kunst Gent) lesgevers theoretische vakken: persoonlijk wetenschappelijk onderzoek lesgevers artistiek gebonden onderwijsactiviteiten en praktijkvakken: persoonlijke artistieke bedrijvigheid / persoonlijk artistiek onderzoek of hogeschoolactiviteiten in het kader van de ontwikkeling en de beoefening van de kunsten O N T S T A A N
Begeleidingscommissie Academisering Kunsten (BAK) (vertegenwoordigers van de drie voornoemde kunstinstellingen, Kunstwetenschappen K.U.L. en Culturele Studies K.U.L.) systeem om de voortgang van academisering van de opleidingen aan te tonen, ten behoeve van de visitatie en accreditatie: onderzoeksoutput ten opzichte van inzet personeel Voorbereiding van de meetsleutel: enquête onder het personeel over de indicatoren/definities voor onderzoek en academisering in het studiegebied > de artistieke praktijk en de werking in het artistieke veld zijn heel belangrijk Discussie: wat kan er onder onderzoeksoutput gerekend worden? enge benadering: enkel artistieke praktijk waar telkens een geëxpliciteerde reflectie aan verbonden is brede benadering: alle artistieke praktijk van de personeelsleden is een vorm van onderzoeksoutput (aanname: de artistieke onderzoekende houding van de personeelsleden is reeds gescreend bij de aanwerving) Voorbereiding van de meetsleutel: Tweede versie: op basis van de enquête: opstellen eerste versie (BAK) De categorieën van de Academische Bibliografie werden uitgebreid met categorieën uniek voor de opleidingen in het studiegebied: proefjaar opvraging output 2005 (zonder verplichting) evaluatie van proefopvraging door BAK en Onderzoeksraden instellingen op basis van proefopvraging: opstellen tweede versie (BAK) 1. Creatie en eerste presentatie van een nieuw kunstwerk of een artistieke realisatie 2. Verdere of bijkomende presentatie van een bestaand kunstwerk of artistieke realisatie opvraging output 2006 3. Productie of curatie- of coördinatieopdrachten met internationale impact leiding van een productie of algemene coördinatie van een project tweedeling I en A I internationale impact (de output moet daarom niet per se in het buitenland plaatsvinden) Om iets onder een I-categorie te kunnen plaatsen, moet er een indicator aanwezig zijn die de internationale impact onderschrijft, zoals bijvoorbeeld de verspreiding van het werk via een gerenommeerd kanaal. Hetzelfde formulier wordt gebruikt door zowel het personeel voor artistieke praktijkvakken als voor het personeel theorievakken. Alle tijdschriften/boeken/tentoonstellingsruimtes etc. die men van belang acht voor de discipline, komen in aanmerking. Er is geen op voorhand bepaalde, exclusieve lijst. A nationale/regionale impact (de output kan evenzeer in het buitenland hebben plaatsgevonden)
m m O P V R A G I N G G E G E V E N S Houding van het personeel: extra werk > opvraging onderzoeksoutput werd gekoppeld aan het verdienstendossier, dat in sommige instellingen al werd gebruikt (extra categorieën in het verdienstendossier: referenties en recensies, lidmaatschappen, meter- of peterschappen) wantrouwen (waarvoor worden die gegevens gebruikt?) > individuele gegevens worden vertrouwelijk behandeld, enkel het totaal voor de opleiding wordt publiek gemaakt is tellen (kwantitatief) wel zinvol? personeel hecht vooral waarde aan het kwalitatieve oordeel Bereidwilligheid van het personeel (cijfers Sint-Lucas Beeldende Kunst): eerste opvraging ca. 60% (nadrukkelijk opgevraagd, doch zonder expliciete verplichting) tweede opvraging 100% (met expliciete verplichting en opvolging) Verschillende verwerkingswijzen in de verschillende instellingen: handmatig - lage drempel voor het personeel (snel knip- en plakwerk uit cv) - biedt flexibiliteit om op verschillende manieren met de gegevens om te springen (in de testfase van het systeem) - zeer tijdrovend automatisch (met digitale invulformulieren) - sommige personeelsleden ervaren technische problemen/beperkingen - verwerking van de gegevens afhankelijk van beperkingen systeem - minder tijdrovend, eens het systeem is ontwikkeld Instellingen verwerken de individuele gegevens intern BAK verzamelt de algemene gegevens van de verschillende instellingen B E T R O U W B A A R H E I D
m m Betrouwbaarheid? vaste waarden?: wie zijn de peers, of welke instelling/organisatie staat voor peer-review? (galeristen? curatoren? instellingen? tijdschriften?) problematiek van wisselend kunstenlandschap waar gebeurt het spannendste onderzoek in de kunsten? (grote musea bestendigen veeleer, kleinere of eenmalige initiatieven zijn minder controleerbaar/betrouwbaar) > exclusieve lijst is niet mogelijk Betrouwbaarheid? geen exclusieve lijst van tijdschriften, tentoonstellingsruimtes, etc. oplossing: personeelsleden evalueren zelf de eigen output (al of niet vermelden?, A?, I?) subcommissie scorekaart: stemt de I-scores van de verschillende instellingen op elkaar af Betrouwbaarheid? probleem: diversiteit van output is enorm (cf. afstudeerrichtingen) > de kleine subcommissie scorekaart kan onmogelijk de verscheidenheid aan presentaties en publicaties opvolgen en een oordeel vellen (I of niet?) > de subcommissie kan wel anomalieën halen uit de verzamelde gegevens V A L I D I T E I T Validiteit? kwalitatief: meeste output kan ondertussen worden ondergebracht in de categorieën (categorie diverse slinkt) kwantiteit hangt enorm af van de discipline verschillend (bv. 1 langspeelfilm na drie jaar versus 5 video s na één jaar) (bv. verspreiding van reproduceerbare werken versus unieke werken) > turven kan een sterk vertekend beeld geven indien er niet genoeg kritische massa is I J K I N G > verschillende instellingen hebben een verschillend personeelsbestand
m IJking? zijn de gegevens vergelijkbaar? slechts 3 instellingen hanteren hetzelfde systeem instellingen hebben echter een ander personeelsbestand (validiteit) > bench-marking wordt pas echt interessant wanneer er met instellingen met een andere traditie een vergelijkende analyse kan worden gemaakt (bv. internationaal) > voorlopig kan enkel stijging/daling van de eigen gegevens geconstateerd worden Z I N V O L O F Z I N L O O S? (+) Opvolging van de outputgegevens (artistiek, wetenschappelijk, ) van het personeel is een noodzaak. > de meetsleutel biedt hier een systematische en doordachte aanpak De verzamelde gegevens bieden een overzicht van wat er zoal aan onderzoek gebeurt door de personeelsleden (binnen en buiten de hogescholen). (-) Nog steeds vraagtekens bij de betrouwbaarheid en de validiteit van de gegevens. IJking is slechts heel beperkt mogelijk. Bench-marking is (nog?) niet aan de orde. De opvraging en de verwerking van de gegevens is erg tijdrovend. Hoe worden de gegevens of wordt het systeem in de toekomst ingezet? Hoe worden de gegevens of wordt het systeem in de toekomst ingezet? meten van onderzoeksoutput van een individueel onderzoeker? > verbonden aan carrièremogelijkheden? gevaar: personeel stemt praktijk af op het instrument > trage artistieke praktijken verdwijnen > men gaat mikken op de zekere indicatoren voor I-output (de zogenaamde vaste, geïnstitutionaliseerde waarden in het kunstlandschap) met als gevolg minder spannende, experimentele initiatieven meten van onderzoeksoutput van een kleine onderzoeksgroep? > verbonden aan het toekennen van middelen? gevaar: manipuleren van beeld door ander personeelsbeleid (bv. weinig voltijdse personeelsleden, met veel ruimte voor artistieke praktijk) > minder tijd voor onderwijs, minder doorstroom van onderzoek naar onderwijs (academisering?) > strookt niet met een inhoudelijk en artistiek personeelsbeleid
Voor wie zijn de gegevens uiteindelijk bestemd? intern (instelling)? (controle voortgang instelling, individuele personeelsleden?) associatie? (verdeling van middelen?) overheid? (verdeling van middelen?) NVAO? (accreditatie van de opleidingen?) Zullen zij waarde hechten aan dit systeem? Zullen zij het systeem aanvaarden?