Gezondheidsrisico s bij kalveren aan een drinkautomaat: Voorkomen van Pasteurellaceae en Mycoplasmata



Vergelijkbare documenten
Biestmanagement, zo kan het ook. Inge Nijhoving MSD Animal Health - NL

Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf

Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan

Streven naar een goed producerende koe met lange levensduur

BVD-bestrijding in België: een algemene aanpak lijkt er te komen.

Samenvatting. Etiologie. samenvatting

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak

Voeding van kalveren: de boerin of de automaat?

Serologische testen en interpretatie van testresultaten

Resultaten van een veldproef met betrekking tot neonatale kalverdiarree

Autopsie rundvee 2018 bijzonderste bevindingen

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport

Niet technische samenvatting. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie rundvee 2016: bijzonderste bevindingen

Aanpak van griep bij het varken: een uitdaging? Dr. Tom Meyns MERIAL Belgium

Besmet met IBR. Congres Gezonde melkveehouderij En hoe nu verder? copyright Gezondheidsdienst voor Dieren 1. Inhoud presentatie IBR

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie rundvee bijzonderste bevindingen

BVD, het aanpakken waard! Monique Driesse en Ruben Tolboom Januari 2015

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee

Alles wat u moet weten over diarree bij kalveren

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw

toch ziektetekens opwekken. Anderzijds kunnen om dezelfde reden de symptomen van een ziekte erger worden dan ze zouden zijn zonder de bijkomende

Grote proportie van de vaarzen kalven af met geïnfecteerde kwartieren (Fox, 2009)

Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne. rundveebedrijven

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie rundvee en kleine herkauwers bijzonderste bevindingen

Elke koe verdient bescherming. Eénmalige BVD vaccinatie, 1 jaar bescherming

Kalverdiarree voorkomen en aanpakken

hoofdstuk 2-4 hoofdstuk 2

Samenvatting en conclusies

PPS Vitaal & Gezond Kalf. Kees van Reenen (WLR), Adriaan Antonis (WBVR) & Jacques de Groot (VanDrie Group)

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie rundvee 2017 bijzonderste bevindingen

Chapter 10. Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland

Praktische kalveropfoktips van 0 tot 3 maanden. Ger v. Wersch Rayonmanager Nutrifeed 2. Onderwerpen. Nutrifeed onderdeel van Royal FrieslandCampina

Kuchende kalveren : (Koppel)kuur op basis van kliniek of toch diagnostiek?

Fantasienaam Sterkte Farmaceutisch e vorm

beschouwd als een aandoening bij jonge dieren, gekenmerkt door fibrineuze polyserositis, polyartritis,

2 woorden 3 letters: BVD & BRD

Klik om stijl te bewerken

Nieuwe tendensen in biestmanagement

Kennelhoest - Infectieuze tracheobronchitis (infectieuze ontsteking van luchtpijp en bronchiën) bij honden

Dierengezondheidszorg Vlaanderen PRRS: de aanpak begint bij monitoring. Dr. Ellen de Jong

BVD, het aanpakken waard! Ruben Tolboom Intervisie 2014

Luchtweginfectie RSV

Verkoudheid; virale infectie; respiratoir syncytieel virus; vaccins; antivirale middelen

Focus op BVD. Praktische handleiding

Ziekteverwekkende micro-organismen dringen via lichaamsopeningen het lichaam binnen:

Redden van biggen via COUVEUSE systeem

Kalverdiarree. Hoe los ik het op? Author/location

Porcilis ColiClos. Samen de juiste E. coli / Clostridium vaccinatiestrategie bepalen

Biestmanagement op Vlaamse melkveebedrijven

Focus op Neospora. Praktische handleiding

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Veepeiler Varken. Pathogenen betrokken bij speendiarree bij biggen in Vlaanderen

en wat je kan doen. Koorts & pijn Wat je moet weten Krijgt je kind een aangepaste behandeling? Kinderziekten

Een verhoogd coligetal: Klebsiella-mastitis als mogelijke oorzaak?

DierenArtsenCentrum Noordwolde Voorjaar 2012

Een moederloos veulen... Wat nu?

Het weer en reumatoïde artritis. De rol van het microklimaat aan de huid.

Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation. Sofie Piepers, DVM, PhD. M-team UGent

Bloederkalveren: waakzaamheid blijft geboden! Tekst: Jef Laureyns Faculteit Diergeneeskunde UGent

Niet-technische samenvatting

Staphycoloccus aureus, van kwaad naar beter. Uiergezondheidspanel november 2018

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie rundvee 2009 bijzonderste bevindingen

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Alles over RSV (Respiratoir Syncytieel Virus)

Nederlandse samenvatting

Koorts & pijn. Zo zijn ze snel weer helemaal zichzelf. Verantwoord kiezen bij koorts of pijn.

Chemisch toxicologische eigenschappen van acrylonitril en medische aspecten van een blootstelling

Nederlandse Samenvatting

Porcilis Glässer. Het bewezen antwoord op Haemophilus parasuis infecties

Finadyne Transdermaal

RSV en influenza seizoen

Dierenkliniek Goeree Overflakkee

De aanpak van rotkreupel in België Tussentijds verslag

Mocht u vragen hebben dan kunt u terecht bij de leidinggevende van uw locatie.

Doel van deze opleiding:

212

Trend aankoopprotocol

Voorkomen en bestrijden van IBR en BVD

Tips & Tricks. Biosecurity. Bart, Geert & Maude s. Wat is bioveiligheid? Wat betekent dit concreet? Wordt bioveiligheid toegepast op rundveebedrijven?

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström

Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2012)

Een moederloos veulen... Wat nu?

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2017 bijzonderste bevindingen

Er valt veel te winnen met een langere levensduur. Henk Hogeveen

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

DeLaval waterdrinkbakken Meer water betekent meer melk

Geschreven door Diernet Team zondag, 31 oktober :00 - Laatst aangepast zondag, 31 oktober :56

Belang van diergezondheid en bioveiligheid in de intensieve varkenshouderij Prof. dr. D. Maes

Rendement verbeteren door samen te werken aan optimalisatie van de technische kengetallen

Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 112

Speed ReSpiVB TM. Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. Voedselallergie, melk, preventie, behandeling

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Focus op Neospora. Praktische handleiding

Tele-ARENA (Telefonisch Aangenaam Refereren En Netwerken AMPHI) Zoönose onderzoek

Bijsluiter NL Versie MARBOCYL 10% BIJSLUITER

Transcriptie:

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2014 2015 Gezondheidsrisico s bij kalveren aan een drinkautomaat: Voorkomen van Pasteurellaceae en Mycoplasmata door Karlijn JANSSENS Promotoren: Dr. Bart Pardon Onderzoek uitgevoerd in het Prof. Dr. Piet Deprez kader van de Masterproef 2015 Karlijn Janssens TITELBLAD

Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan geven tot inbreuken op de rechten van derden. Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid voor enig gebruik dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een advies of informatie vervat in de masterproef.

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2014 2015 Gezondheidsrisico s bij kalveren aan een drinkautomaat: Voorkomen van Pasteurellaceae en Mycoplasmata door Karlijn JANSSENS Promotoren: Dr. Bart Pardon Onderzoek uitgevoerd in het Prof. Dr. Piet Deprez kader van de Masterproef 2015 Karlijn Janssens

VOORWOORD Voor de keuze van het tweede deel van mijn masterproef leek het onderwerp Gezondheidsrisico s bij kalveren aan een drinkautomaat me erg interessant. Een onderzoek vind ik relevant om de academische wereld nader te verkennen. Samen met mijn promotor Bart Pardon heb ik een schema uitgewerkt dat te combineren viel met het groot aantal stageweken. Daarnaast hebben we regelmatig de problematiek van drinkautomaten besproken en getoetst aan de praktijkervaring. Voor de hulp bij de staalnames wil ik Bonnie, Laura en Linde bedanken. Daarnaast zijn Laura en Linde een grote hulp geweest in het labo bij het uitplaten van de verschillende stalen. Zij hebben de praktische kant van het onderzoek ondersteund. Vervolgens wil ik in het bijzonder mijn promotor Dr. Bart Pardon bedanken om mij goed op weg te helpen en de verschillende versies van dit onderzoek door te nemen. Dankzij zijn vele tips en concrete opmerkingen heeft hij deze masterproef mee tot een goed einde gebracht. Tot slot zorgde co-promotor Prof. Dr. Piet Deprez ervoor dat de puntjes op de i werden gezet.

INHOUDSOPGAVE TITELBLAD VOORWOORD INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING... 1 INTRODUCTIE... 2 LITERATUURSTUDIE... 3 1. DRINKAUTOMAAT... 3 1.1 Werking en technische aspecten... 3 1.2 Economische aspecten en voordelen... 6 2. FREQUENT VOORKOMENDE ZIEKTEN AAN DRINKAUTOMATEN... 8 2.1 Tongulcera... 11 2.2 Diarree... 12 2.3 Bovine respiratory disease complex... 12 2.3.1 Risicofactoren... 13 2.3.2 Pathogenen... 14 3. ECONOMISCHE ASPECTEN EN GEBRUIK DATA VAN DE DRINKAUTOMAAT... 16 MATERIAAL EN METHODEN... 18 1. DOEL... 18 2. STUDIEBEDRIJVEN... 18 3. STAALNAMEGROOTTEBEREKENING... 18 4. SELECTIECRITERIA KALVEREN... 19 5. BEMONSTERING... 19 6. BACTERIOLOGISCH ONDERZOEK... 21 7. ENQUETE OP AUTOMATENBEDRIJVEN... 21 RESULTATEN... 22 1. BACTERIËLE BRD PATHOGENEN... 22 2. RESULTATEN ENQUÊTE EN KLINISCH ONDERZOEK... 24 DISCUSSIE... 28 REFERENTIELIJST... 30 BIJLAGEN... 35 1. BIJLAGE 1: ENQUÊTE/ INTERVIEW LANDBOUWER... 35 2. BIJLAGE 2: KLINISCHE SCOREKAART... 43

SAMENVATTING Binnen de toenemende automatisering in de rundveehouderij worden dierenartsen, vooral op de steeds groter wordende bedrijven, vaker geconfronteerd met drinkautomaten voor kalveren. Het literatuuronderzoek toonde aan dat kalveren aan deze automaten op vroege leeftijd reeds in grotere groepen worden geplaatst met een verhoogd risico op het ontwikkelen van Boviene Respiratory Disease (BRD) tot gevolg. Daarnaast wordt er melding gemaakt van een verhoogde incidentie van diarree en tongulcera bij de kalveren, zonder enige evidentie in de literatuur. In het eigen onderzoek werd de prevalentie van Pasteurellaceae en mycoplasmata bepaald op 12 bedrijven met runderen van het Belgische witblauwe ras, waarvan 6 met en 6 zonder drinkautomaten. Diepe nasopharyngeale swabs en broncho alveolaire lavages werden in totaal bij 99 dieren genomen. Vervolgens werd een bacteriële cultuur voor Pasteurellaceae en Mycoplasma spp. aangelegd. Uit een enquête op 5 van de 6 bedrijven met drinkautomaat kon besloten worden dat de in de literratuur gekende risicofactoren voor automatenbedrijven aanwezig waren, nl. grote groepen kalveren die reeds jonge leeftijd samen geplaatst worden, zonder dat er een all-in-all-out systeem toegepast wordt. De prevalentie van Pasteurella multocida, Mannheimia haemolytica en Mycoplasma was 23%, 14% en 10% op de automatenbedrijven, respectievelijk. Dit was niet significant verschillend van de controlebedrijven (38%, 21% en 19% voor P. multocida, M. haemolytica en M. bovis, respectievelijk). Histophilus somni werd slechts aan 1 automatenbedrijf teruggevonden (15%). In conclusie, er kon niet bevestigd worden dat er een verschil was is prevalentie van bacteriële BRD pathogenen op bedrijven met en zonder drinkautomaat. Sleutelwoorden: BRD - drinkautomaat - risico factoren - Pasteurellaceae - Mycoplasma spp. English: Within the increasing automation of the cattle industry, veterinarians see more often an automated milk feeder for calves on farms. Literature research revealed that when these milk feeders are used, calves are put at early age in larger groups. This brings an increased risk for Bovine Respiratory Disease (BRD) in these groups. Besides BRD, people reported a higher risk of diarrhoea and tongue ulcers in these calves, without any evidence in literature. On 12 farms, 6 with an automated milk feeder and 6 without calves were sampled by using a deep nasopharyngeal swab and a broncho-alveolar lavage for culture of Pasteurellaceae and Mycoplasma spp.. The prevalence for P. multocida, M. haemolytica, H. somni and Mycoplasma spp. did not differ significantly between farms with an automatic milk feeder (23%, 14%, 15% and 10% respectively) and farms without an automated milk feeder (38%, 21%, 0% en 19%, respectively). On 5 farms with an automated milk feeder farmers filled in a survey. We could conclude that on these farms several risk factors for BRD were present such as the young age where calves were housed in large groups and the absence of an all-in-all-out system. Key words: BRD - Automated milk feeder - risk factors - Pasteurellaceae - Mycoplasma spp. 1

INTRODUCTIE Met het toenemend aantal dieren per rundveebedrijf in Europa is de interesse in ver doorgedreven automatisering toegenomen (Sustronck et al., 2014) zeker aangezien de arbeidskost voor veel familiebedrijven hoog is. Een voorbeeld van deze automatisering zijn drinkautomaten bij kalveren. Deze trend doet zich eveneens in Vlaanderen voor. Er wordt opgemerkt dat er steeds meer kalveren aan een drinkautomaat gehuisvest worden. Dit heeft een aantal redenen. Als eerste is er om rendabel te blijven een stijging van het aantal kalveren op de meeste bedrijven. Daarnaast is arbeid duur, drinkautomaten worden dan meestal geplaatst om arbeid uit te sparen. Als laatste past dit in de algemene automatisering die zich voordoet in de landbouwsector. Anderzijds brengen de automaten meer gezondheidsrisico s met zich mee. Steeds meer wordt er in Vlaanderen melding gemaakt van diarree, tongulcera en Bovine Respiratory Disease (BRD) bij kalveren gehuisvest aan een drinkautomaat (Sustronck et al., 2014). Dit heeft mede te maken met het feit dat kalveren reeds op vroege leeftijd in groep aan de automaat gehuisvest worden. De groepen bevorderen wel het natuurlijke gedrag van de kalveren, wat als positief gezien wordt in het kader van dierenwelzijn. Nochtans is de beschikbare literatuur die deze bevindingen bevestigd zeer beperkt. Er is bijzonder weinig informatie beschikbaar over de relatie tussen een drinkautomaat en ziekten. Van de drie ziekten hierboven vernoemd heeft BRD de grootste economische impact (Pardon et al., 2013). Hierbij moeten de meeste dieren behandeld worden en in erge gevallen sterven er dieren. Antibioticagebruik is momenteel een hot topic en BRD speelt hierin een belangrijke rol, omdat dieren hierbij vaak lange tijd behandeld moeten worden en een breedspectrum antibacterieel middel wordt ingezet (Edwards, 2010; Pardon et al., 2012). Vermoed wordt dat er in groepssystemen met kalveren aan een drinkautomaat meer BRD voorkomt dan in andere systemen. Lundborg et al. (2005) en Svensson en Liberg (2006) maken melding dat in grote groepen kalveren aan een drinkautomaat significant meer BRD voorkomt. De groepsgrootte in deze studies ligt dan nog een stuk lager dan het aantal kalveren dat volgens de producenten aan drinkautomaten gehuisvest mag worden (DeLaval, Holm&Laue, Lely, Mamylac ). De doelstelling van deze masterproef is een overzicht te geven van verschillende drinksystemen voor kalveren, hun praktische uitvoering en de gezondheid van kalveren gehuisvest aan drinkautomaten. Dit gebeurde op basis van informatie uit zowel wetenschappelijke als semiwetenschappelijke bronnen. In het onderzoeksdeel werd gezocht naar een mogelijk verklaring voor de hogere BRD incidentie aan automaten. De prevalentie van bacteriële BRD kiemen werd bekeken, dit zowel bij kalveren gehuisvest aan een drinkautomaat als kalveren gehuisvest in een conventioneel systeem. De hypothese was dat bepaalde zeer besmettelijke BRD pathogenen, met name Mycoplasma spp. en Histofilus somni frequenter op bedrijven met een drinkautomaat voorkomen. 2

LITERATUURSTUDIE 1. DRINKAUTOMAAT 1.1 Werking en technische aspecten Een drinkautomaat of kalvermelkstation is een voederstation voor kalveren dat automatisch melk verstrekt. De dieren komen naar het station wanneer ze honger hebben, worden door middel van een transponder herkend, waarna de ingestelde hoeveelheid melk wordt verstrekt. Bij andere systemen is er geen dierherkenning en kan er dus onbeperkt gedronken worden. De drinkautomaten kunnen ook ingedeeld worden naargelang de melk die ze verstrekken, afhankelijk van het toestel is dit koemelk, kunstmelk of beiden. Verschillende bedrijven bieden drinkautomaten voor kalveren aan die allemaal ongeveer hetzelfde werkingsmechanisme hebben. De automaten mengen heet water met een dosis melkpoeder waardoor een portie kunstmelk ontstaat of een warmtewisselaar zorgt ervoor dat melk vanuit de koeltank op de juiste temperatuur wordt gebracht, zie Figuur 1 (Lely; Van Gansbeke, 2006 ). Figuur 1. Lely Calm kalverdrinkautomaat. Deze figuur toont de beide systemen, aanmaak van melk op basis van melkpoeder of het opwarmen van tankmelk (Lely b). Een drinkautomaat bestaat uit 4 onderdelen, deze worden weergegeven in Figuur 2. In de melkeenheid wordt de melk bereid, de transponder zorgt voor de herkenning van het individuele kalf en in het voederstation wordt de melk opgenomen. Een processor stuurt het geheel aan en afhankelijk van het type kunnen er extra gegevens verzameld worden. Dit kan bijvoorbeeld het gewicht zijn, sommige drinkautomaten hebben een geïntegreerde weegschaal (Van Gansbeke, 2006). Eén processor kan meerdere stations sturen, de software kan eveneens de krachtvoedergift van de koeien regelen. De keuze van de automaat is belangrijk in functie van de bedrijfsstrategie (Van Gansbeke, 2006). 3

Figuur 2. De 4 onderdelen van een drinkautomaat: drinkautomaat, procescomputer, drinkstation en transponder (DeLaval a) Bij de meeste systemen worden kalveren door middel van een transponder herkend, waardoor zij de juiste hoeveelheid melk krijgen (Mamylac, Lely, DeLaval). Hierdoor is het mogelijk om kalveren van verschillende leeftijden samen te huisvesten (Lely). In systemen waarbij alle kalveren ad libitum gevoederd worden is het gebruik van een transponder overbodig. De meeste automaten kunnen voor 1 of 2 groepen kalveren ingezet worden (Figuur 3). Verschillende firma s geven andere richtlijnen voor de grootte van de groepen aan de drinkautomaten. Mamylac geeft aan dat groepen tot 30 dieren aan de drinkautomaat bediend kunnen worden. Figuur 3 geeft aan hoe je deze 30 dieren door 1 drinkautomaat kan bedienen. De toestellen van DeLaval kunnen 25 kalveren per melkstation voeden; aan de meeste automaten kunnen 4 melkstations gekoppeld worden waardoor 1 automaat zo een groep van 100 kalveren kan voederen. Lely heeft twee soorten drinkautomaten op de markt: Compact en Vario. Lely Compact kan maximum 2 melkstations aansluiten met een totale capaciteit van 50 kalveren. De Lely Vario kan tot 4 melkstations uitgebreid worden met een totale capaciteit van 250 kalveren. 4

Figuur 3. Verschillende opties voor de indeling van groepen met behulp van een automaat. De automaat heeft een capaciteit van 30 kalveren die in 1 of 2 groepen gehuisvest kunnen zijn ( naar Mamylac ). Over de ideale groepsgrootte aan de automaat bestaat heel wat discussie. Tijdens een studie van Jensen (2004) werden er twee groepen kalveren gemaakt, één met 24 kalveren per automaat en één met 12 kalveren per automaat. In de grotere groep was er meer competitie om toegang tot de automaat te krijgen. Dit hield in dat de dieren langer moesten wachten alvorens ze toegang kregen tot de automaat en ze vaker gestoord werden tijdens het drinken. Een oplossing hiervoor is het toedienen van minder, maar grotere porties (Jensen, 2004). Hierdoor gaat de competitie voor de toegang tot de drinkautomaat achteruit, alle andere parameters dienen dan wel gelijk te blijven. Tijdens een studie van Von Keyserlingk et al. (2004) werd de invloed van het aantal spenen per groep bestudeerd, hier kwam eveneens naar boven dat bij minder spenen per groep een verhoogde competitie onder de kalveren was. Dit hield in dat de kalveren minder tijd aan de speen doorbrachten en bijgevolg ook minder melk opnamen. Svensson en Liberg (2006) bestudeerden de groepsgrootte in relatie met de gezondheid van de kalveren. Hieruit bleek dat er in grotere groepen een hogere incidentie van ziekte was. Het beschermen van de drinkende kalveren is een ander belangrijk aspect. Dit kan door middel van een trechtervorm waardoor het niet mogelijk is dat er twee kalveren tegelijk het station betreden. Een afsluitbaar systeem geeft meer zekerheid dat het kalf ongestoord kan drinken, er moet dan wel een uitgang voorzien worden (Figuur 4) (Van Gansbeke, 2006). Uit een onderzoek van Weber en Wechsler (2001) komt naar voor dat dieren in een gesloten systeem zich langer aan de drinkautomaat bevinden. Na de drinkbeurt in een gesloten systeem bezuigen de kalveren elkaar minder (Weber en Wechsler, 2001). Wanneer men over een station met individuele dierherkenning beschikt, gebeurt deze pas als het kalf zich in het station bevindt. Wanneer de automaten dieren toelaten die hun portie melk al op hebben, daalt de capaciteit van de drinkautomaat. De kalveren gaan dan aan de speen zuigen zonder dat ze melk krijgen. 5

Figuur 4. Bescherming van de drinkende kalveren bij de kalverdrinkautomaat door middel van een afsluitbaar station (Van Gansbeke). De meeste drinkautomaten zijn standaard van een speen voorzien, volgens de firma s om het natuurlijke gedrag te bevorderen (Holm & Laue, Lely, Mamylac ). Maar bij de MAMY tronic is het een optie om de speen te vervangen door een drinkbakje (Mamylac ). De reiniging van een drinkautomaat is een ander cruciaal element. Niet alle drinkautomaten bevatten standaard een goed reinigingssysteem, er zit nogal wat verschil tussen de verschillende modellen en bedrijven. De H&L 100 van Holm&Laue bevat een automatische reiniging, maar het is onduidelijk of dit eveneens voor de speen geldt. Bij de Lely calm drinkautomaat is een automatische spoeling optioneel. De MAMY Tronic van Mamylac kan optioneel een ontsmetting van de speen uitvoeren na doorgang van een kalf (Holm & Laue, Lely, Mamylac ). 1.2 Economische aspecten en voordelen Een van de belangrijkste redenen waarom een drinkautomaat wordt aangeschaft is arbeidsbesparing (Sustronck et al., 2014). Er zijn een aantal mogelijkheden voor het voederen van kalveren: op melkveebedrijven worden de dieren vaak tweemaal daags met behulp van emmers gevoederd, nog vaker is meestal onhaalbaar op het vlak van arbeid. Bij vleesvee zijn er heel wat bedrijven die met zoogkoeien werken. Nog andere bedrijven werken met een kalverdrinkautomaat. Op bepaalde vlakken is deze te vergelijken met een krachtvoederautomaat, maar de opkomst is echter schaarser (Van Gansbeke, 2006). Als laatste is er nog een milk-taxi (Figuur 5). Dit is een tank met doseerarm waarmee rondgereden kan worden op het bedrijf. De milk-taxi kan eventueel een elektrische verwarming of pasteuriseerfunctie uitoefenen en afhankelijk van het model kan de inhoud variëren van 100 tot 260l (Holm&Laue). 6

Figuur 5. Milk-taxi (uit Holm&Laue) De drinkautomaat heeft een aantal potentiële voordelen ten opzichte van het voederen met (speen) emmers. Een eerste voordeel doet zich voor op het vlak van arbeid. De meeste automatische systemen geven een arbeidsbesparing van ongeveer 50% (Van Gansbeke, 2006). Uit een studie van Kung et al. (1997) blijkt dat een kalf individueel opvoeden ongeveer 10min/dag per kalf vergt. Dit in tegenstelling voor kalveren die in groep aan een automaat gehuisvest zijn, waar de tijd per kalf minder als 1minuut per dag bedraagt. Volgens deze studie kunnen de kosten van de drinkautomaat er in 2 tot 3 jaar uitgehaald op een bedrijf met ongeveer 200 koeien, een opruimingspercentage van 35% en een kalversterfte van 10% (Kung et al., 1997). De herverdeling van de arbeid is een ander pluspunt. Een automaat hoeft niet op vaste tijdstippen gecontroleerd te worden, door middel van de flexibiliteit kan deze dus gemakkelijker gecombineerd worden met andere taken. Een derde pluspunt op vlak van arbeid is de arbeidsverlichting. Het tillen van emmers en het reinigen nadien valt weg. In de plaats hiervan komt er wel een hoop ander werk: het trainen van de kalveren, het bijhouden van de gegevens en het reinigen en onderhouden van de automaat (Van Gansbeke, 2006). De kalverdrinkautomaat kan een positieve bijdrage leveren op het vlak van voedingsfysiologie en gezondheid. Het dagrantsoen wordt onderverdeeld in meerdere kleine porties, wat beter overeen komt met het natuurlijke zuiggedrag van kalveren. Onregelmatig voederen, te grote porties, incorrecte dosering en een wisselende melktemperatuur zorgen ervoor dat een kalf sneller diarree ontwikkelt. Bij een drinkautomaat zou dit geen probleem mogen geven. Daarnaast spelen kiemen een belangrijke rol, dus de nodige hygiëne is eveneens bij een drinkautomaat vereist. Kalveren aan een automaat nemen de melk trager op en de kop-nek houding is eveneens meer natuurgetrouw tegenover het voederen in emmers. Kalveren gehuisvest aan een automaat kunnen gedurende de nacht zuigen. Hierdoor blijft de lichaamstemperatuur op peil in de winter en in de zomer kan de warmte geproduceerd door de voederopname beter kwijtgespeeld worden (Van Gansbeke, 2006). 7

De kosten zijn dan weer een ander aspect, vaak wordt vergeten dat melk een relatief duur voedingsmiddel is, of het nu kunstmelk of koemelk is. Door preciezere dosering en optimaal spenen kunnen de kosten in de hand gehouden worden. Bij een automaat dienen ook de kosten voor het gebouw en de installatie in rekening gebracht te worden. Een drinkautomaat vereist groepshuisvesting waardoor er een lagere investering nodig is tegenover individuele huisvesting (Van Gansbeke, 2006). Algemeen genomen blijkt dat wanneer arbeid geen beperkende factor is of wanneer de vrijgekomen tijd niet gevaloriseerd kan worden, een drinkautomaat nooit voordeliger zal zijn. Voornamelijk bij grotere veestapels en wanneer arbeid een limiterende factor is wordt een automaat snel terugverdiend (Van Gansbeke, 2006). In de studie van Kung et al. (1997) werd de berekening gemaakt voor een bedrijf met 200 koeien, momenteel zijn bedrijven van deze grootteorde in België nog niet zoveel aanwezig. 2. FREQUENT VOORKOMENDE ZIEKTEN AAN DRINKAUTOMATEN Wanneer men kalveren aan drinkautomaten huisvest moet men met een aantal factoren rekening houden. Een aantal hiervan zijn niet specifiek voor drinkautomaten maar eerder gerelateerd aan het hergroeperen van dieren. Vaak wordt er gewaarschuwd voor sanitaire risico s in groepen groter dan 15 dieren, zeker wanneer deze op zeer jonge leeftijd in de groep geplaatst worden (Van Gansbeke, 2006). Oudere dieren kunnen dan weer in groepen van ongeveer 20 dieren gehuisvest worden. Wanneer men meer dieren aan de automaten plaatst, stijgt de ziektedruk en competitie. Bij grotere groepen vormen de oudere kalveren een bron van infectie voor de jongere dieren (Svennson et al., 2003). Door de ziektedruk en competitie ontstaat er stress bij de dieren wat een daling in prestaties en een verhoogde kans op ziekten in de hand kan werken. Om problemen te vermijden wordt het leeftijdsverschil in de groep best beperkt tot een maximum van 3 weken. Het EFSA (European Food and Safety Authority) raadt eveneens aan om het leeftijdsverschil van de dieren te beperken (EFSA, 2006). Hierdoor is het aan te raden dieren in twee groepen te huisvesten op basis van leeftijd, ook al is de maximale bezetting van de automaat niet bereikt. Daarnaast is er aangetoond dat dieren in groep huisvesten vanaf 2 weken leeftijd een verhoogd risico geeft op sterfte in de eerste levensmaand van het kalf (Gulliksen et al., 2009c). Kalveren gehuisvest aan een drinkautomaat worden meestal vanaf 10 tot 14 dagen in een groep aan de automaat gehuisvest wat vanuit dit oogpunt ongunstig is. De kalveren die sneller in een groepshuisvesting worden gezet, zullen een grotere blootstelling hebben aan hoge doses infectieuze agentia vroeger in hun leven. Hierdoor zullen ze sneller een infectie doormaken en bijgevolg een hogere kans op sterfte hebben (Gulliksen et al., 2009c). Zowel voor diarree als BRD zijn er al meerdere studies uitgevoerd die kijken naar het verschil van groepsgrootte en individuele huisvesting op uitbraken van ziekte. Marcé et al. (2010) gaven een mooi overzicht van referenties over de risicofactoren voor BRD en neonatale diarree, dit is terug te vinden in Tabel 1. 8

Tabel 1. Risicofactoren gerelateerd aan verschillende huisvestingssystemen voor diarree en BRD in melkveekalveren die niet gespeend zijn (naar Marcé et al., 2010). Risicofactoren Referenties voor neonatale diarree Referenties voor BRD Toegenomen omvang van de kudde Frank en Kaneene (1993), Gulliksen et al. (2009a) Norström et al. (2000), Gulliksen et al. (2009b) Groepshuisvesting vs Barrington et al. (2002), Svensson et al. (2003), Lago individuele huisvesting Svensson en Linberg (2006), et al. (2006), Svensson en Svensson et al. (2006), Linberg (2006) Gulliksen et al. (2009a) Grote groepen (> 10 tot 12 kalveren) Grote variatie leeftijd binnen een groep - Maatje et al. (1993), Losinger en Heinrichs (1996), Svensson et al. (2003), Svensson en Linberg (2006) Svensson et al. (2006) Maddox-Hyttel et al. (2006), Gulliksen et al. (2009b) Wat zeker belangrijk is om te weten, is de status van het Boviene Virale Diarree Virus (BVDV) op het bedrijf. BVDV zorgt voor een immunosupressie waardoor andere ziekten sneller kunnen aanslaan. De specifieke invloed op pathogenen van het BRD complex wordt weergegeven in Tabel 2. De bijdrage van BVDV infecties op onder andere respiratoire aandoeningen is afhankelijk van de virulentie van de virusstam, het type infectie (acuut of chronisch), het tijdstip van blootstelling aan het virus en de aanwezigheid van secundaire pathogenen (Ridpath, 2010). Taylor at al. (2010) vermelden voornamelijk dat persistent geïnfecteerde dieren een hogere kans hebben op BRD. Vanaf 1 januari 2015 is er in België een eerste fase van het verplicht nationaal bestrijdingsprogramma opgestart. In deze fase worden permanente BVD-dragers of immunotolerante permanent geïnfecteerde dieren (IPI s) opgespoord. Deze dieren zijn een belangrijke bron van BVDV op het bedrijf (DGZ, 2014) 9

Tabel 2: Gerapporteerde interacties van het BVDV met secundaire pathogenen in de ontwikkeling van BRD (naar Ridpath, 2010). Pathogeen Interactie Viraal BRSV Synergisme met een verhoogde pathogeniciteit en verspreiding tot gevolg IBR (infectieuze boviene rhinotracheïtis) Para influenza type 3 Synergisme met een verhoogde pathogeniciteit en verspreiding tot gevolg Synergisme met een verhoogde pathogeniciteit en verspreiding tot gevolg Bacterieel Mycoplasma bovis Synergisme met als resultaat een verhoogde pathogeniciteit, ten gevolge van immunosupressie een verhoogde incidentie van infecties met opportunistische kiemen en chronische infecties Mannheimia haemolytica Synergisme met als resultaat een verhoogde pathogeniciteit, ten gevolge van immunosupressie een verhoogde incidentie van infecties met opportunistische kiemen Het lichaamsgewicht van de kalveren bij aankomst in de groepshuisvesting of nieuwe omgeving speelt een rol. Kalveren met een lager gewicht hebben een groter risico op het krijgen van onder andere respiratoire aandoeningen. Vermoedelijk ligt de oorzaak bij deze dieren bij een mindere immunologische status en een lagere energiereserve. Hierdoor hebben ze een kleiner vermogen om zich aan te passen aan hun nieuwe huisvesting (Brscic et al., 2012). Aan drinkautomaten worden een aantal problemen waargenomen. Ademhalingsstoornissen zowel acute als chronische problemen, diarree en tongulcera komen regelmatig voor (Hepola, 2003; Sustronck et al., 2014). 10

2.1 Tongulcera Er is geen enkel wetenschappelijk artikel dat de relatie vermeldt tussen het gebruik van een drinkautomaat en het voorkomen van tongulcera. Enkel Sustronck et al. (2014) vermeld dat dit een waargenomen probleem is bij kalveren gehuisvest aan een drinkautomaat. Om een relatie met de drinkautomaat aan te tonen zal verder onderzoek in de toekomst nodig zijn. In de literatuur is er geen informatie te vinden over risicofactoren van tongulcers bij kalveren. Maar er kan vermoed worden dat orale laesies met de bijhorende kiemen makkelijk worden doorgegeven tussen de kalveren onderling aangezien er 1 speen is waar een ganse groep dieren aan komt zuigen. McIntosh (1938) heeft aangetoond dat de kiemen gerelateerd aan tongulcera doorgegeven kunnen worden via materiaal. Toch wordt hier even verder ingegaan op de etiologie achter de tongulcera. Necrotiserende stomatitis ten gevolge van een infectie met Fusobacterium necrophorum, is een vaak voorkomende oorzaak. Het slijmvlies in de mond bij kalveren is vrij gevoelig, hard stro, de eruptie van tanden en andere zorgen voor kleine laesies waardoor de kiemen kunnen invaderen met ulceraties tot gevolg (McIntosh, 1938). Meestal betreft het kalveren met een leeftijd van 2 weken tot 3 maanden, dit is juist de periode dat ze aan de drinkautomaat gehuisvest zijn (Holliman, 2005). De laryngeale vorm, beter bekend als necrobacillose, komt voor, maar wordt hier niet verder besproken. De spreiding gebeurt voornamelijk door middel van materiaal, dus hieronder vallen ook de spenen die gebruikt worden aan de drinkautomaten, bedding en via kalveren die aan elkaar zuigen (McIntosh, 1938). Daarnaast zijn er nog heel wat andere ziekten die onder andere tongulceraties kunnen geven, deze moeten in overweging genomen worden. Mond-en-klauwzeer (MKZ) kan eveneens laesies geven op de tong, maar heeft bovendien bijkomende symptomen waaronder blaasjes rondom de klauwen, tepels, neusgaten en andere. Vesiculaire stomatitis is een virale infectie die ongeveer dezelfde letsels als MKZ geeft. Eveneens kan boviene papillaire stomatitis voorkomen, dit is een zelflimiterende, goedaardige infectie meestal bij kalveren waar laesies in de mond en op de neusspiegel van pasgeboren kalveren terug te vinden zijn. De Mucosal Disease vorm van het BVDV kan ook mondlaesies geven, onder andere op de tong. Blauwtong kan orale laesies geven maar verloopt bij runderen eerder subklinisch en zal voornamelijk symptomen geven bij schapen. Infectieuze boviene rhinotracheïtis (IBR) geeft eerder laesies ter hoogte van de neusspiegel en een mucopurulente neusvloei, maar minder vaak orale leasies. Bij zeer ernstige letsels dienen altijd Boosaardig Katarraal Koorts en runderpest in het achterhoofd gehouden te worden. Trauma kan altijd een oorzaak zijn van laesies ter hoogte van de tong, maar dit zal eerder een individueel probleem zijn. Tot slot kunnen ook chemische agentia laesies van de tong en mondmucosa geven (Holliman, 2005). 11

2.2 Diarree De groepsgrootte bij kalveren gehuisvest aan een drinkautomaat heeft volgens een studie van Svensson en Liberg (2006) geen effect op het risico op voorkomen van diarree. Voor de rest is er zeer weinig informatie over het voorkomen van diarree bij kalveren gehuisvest aan een drinkautomaat. Tijdens een studie van Klein-Jöbstl et al. (2014) werd gekeken naar de risicofactoren voor het ontwikkelen van diarree bij de kalveren. Hieruit bleek dat de bedrijfsgrootte een rol speelt, bedrijven met een probleem van diarree bij kalveren waren doorgaans een stuk groter dan bedrijven zonder problemen. Dit komt eveneens naar voor in een studie van Frank en Kaneene (1993). Op kleinere bedrijven 10-49 dieren kwam significant minder diarree bij de kalveren voor tegenover grotere bedrijven >200. Het aantal kalveren op eenzelfde moment op die bedrijven kan enorm verschillen. De grootte van de huisvesting speelt eveneens een rol, wanneer de accommodatie van de dieren kleiner zijn is er een verhoogde kans op het ontwikkelen van diarree (Svensson et al., 2006). Kalveren gehuisvest in een groepshuisvesting hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van diarree. Deze dieren zullen op jongere leeftijd diarree ontwikkelen en vaak ernstigere diarree vertonen (Svensson et al., 2006; Svensson en Liberg, 2006; Gulliksen et al., 2009c).Daarnaast blijken de aanwezigheid van andere dieren op het bedrijf, de frequentie van reinigen van de kalverstal, de plaatsing van individuele kalverhutjes en het voorkomen van ademhalingsstoornissen een rol te spelen (Klein-Jöbstl et al., 2014). Pathogenen die een rol spelen bij diarree in jonge kalveren zijn onder andere Cryptosporidium spp., bovine rota en corona virussen en E. coli F5 (Torsein et al, 2011). 2.3 Bovine respiratory disease complex Het BRD complex is een multifactoriële, infectieuze respiratoire aandoening. Bij BRD spelen een aantal bacteriën een belangrijke rol waaronder: Mannheimia haemolytica, Pasteurella multocida, Histophilus somni en Mycoplasma bovis (Griffin et al., 2010). Daarnaast spelen stress, virale en parasitaire infecties een rol. Deze hebben een invloed op de immuniteit van de kalveren waardoor bacteriënen makkelijker de bovenste ademhalingswegen kunnen koloniseren (Griffin et al., 2010). Hier komt stress bij grote groepen kalveren aan de drinkautomaten uit punt 2 weer aan bod. In het kader van dit onderzoek wordt voornamelijk een focus gelegd op de bacteriële component van het bovine respiratory disease complex (BRD). Klinische symptomen kunnen zeer sterk variëren, soms zijn de symptomen bijna niet waarneembaar, maar in andere gevallen kunnen kalveren peracuut sterven. Neus- en oogvloei kunnen zichtbaar zijn, samen met depressie, anorexie en koorts die hoog kan oplopen. Daarnaast zijn een gestegen ademhalingsfrequentie, hoest en vochtige reutels bij auscultatie waarneembaar. Bij een verdere evolutie van het BRD complex worden de symptomen ernstiger. Meest waargenomen zijn een verminderde eetlust gepaard met depressie, een verandering in ademhalingspatroon en een stijging van de lichaamstemperatuur (Griffin et al., 2010). 12

2.3.1 Risicofactoren Voor jonge dieren begint alles met het biestmanagement. Dit bepaalt de immuniteit van de dieren wat een belangrijke rol zal spelen in het ontwikkelen van ziekte. Kalveren met een Failure of passive transfer hebben onvoldoende colostrum of colostrum van onvoldoende kwaliteit gekregen en zullen zelf na het spenen een hoger risico hebben op het ontwikkelen van BRD. Daarnaast speelt hierbij het antistof niveau van het moederdier een rol. Vaarzen zullen een lagere antistoftiter hebben tegenover meerdere kalfsdieren (Taylor et al., 2010). Er zijn een aantal risicofactoren die een rol kunnen spelen bij BRD. Als eerste kunnen virale infecties op 2 manieren predisponerend werken. Een virus kan directe schade geven aan de mucociliaire clearance waardoor bacteriën makkelijker vanuit de bovenste luchtwegen richting long kunnen gaan. Maar daarnaast kan het virus interfereren met het immuunsysteem (Taylor at al., 2010). Naast virale infecties speelt de omgeving een rol. Kalveren hebben kort na transport een hoger risico op BRD, van daar de naam Shipping fever, de lengte van het transport is tevens een bepalende factor (Taylor et al., 2010). Daarnaast spelen extreme weercondities een rol. De leeftijd en het gewicht zijn ook van belang in het ontwikkelen van BRD. Wanneer de dieren een groter gewicht hebben wanneer ze gegroepeerd worden is er een verminderde kans op het ontwikkelen van BRD (Sanderson et al., 2008). De groepsgrootte is een belangrijk aandachtspunt. Volgens Lundborg et al. (2005) en Svensson en Liberg (2006) zijn grotere groepen kalveren aan een drinkautomaat een risicofactor. Bij de kalveren komen dan meer klinische ademhalingsstoornissen en een verminderde groei voor. Uit deze studie bleek dat er in de grotere groepen (12-18 kalveren) een significant hoger risico op ademhalingsstoornissen was tegenover de kleinere groepen (6-9 kalveren) (Svensson en Liberg, 2006). Dit zijn op zich al kleine groepen dieren, want in de praktijk worden vaak groepen van 35 kalveren en eventueel meer door een drinkautomaat van melk voorzien. Om problemen te voorkomen worden de groepen best beperkt tot een maximum van 35 dieren volgens Sustronck et al. (2014). Wanneer meer dan 35 kalveren door 1 drinkautomaat bediend worden, is er een groter risico op stress. De kalveren moeten dan langer aanschuiven of wachten alvorens ze opnieuw melk kunnen drinken. Maar uit het onderzoek van Svensson en Liberg (2006) blijkt duidelijk dat deze grote groepen al een enorme impact kunnen hebben op ademhalingsstoornissen en groeisnelheid. Wat men vooral niet mag vergeten is dat de identificatie van zieke dieren in deze grotere groepen moeilijker wordt (Svensson en Jensen, 2007). Voor deze masterproef werden vleeskalveren aan een drinkautomaat gehuisvest bemonsterd. Volgens Svensson et al. (2003) waarbij de studie werd uitgevoerd op melkvee hebben kruisingen tussen melken vleesvee een hogere kans op versnelde ademhaling en afwijkingen op auscultatie van de longen. Daarnaast zou volgens Sanderson et al. (2008) ook het geslacht binnen de groepen een rol spelen. Groepen met zowel vrouwelijke en mannelijke dieren hadden in zijn studie een hogere kans op het ontwikkelen van BRD. 13

Daarnaast is bewezen dat all-in-all-out een effectieve maatregel is om de prevalentie van respiratoire aandoeningen zoals BRD te doen dalen (Brscic et al., 2012). Een studie van Woolums et al. (2013) geeft ongeveer hetzelfde weer. Daar werd gekeken naar de lengte van het afkalfseizoen. Als alle kalveren op korte tijdspanne geboren worden is er een significant lager risico op het ontwikkelen van BRD. Dit komt onrechtstreeks op hetzelfde neer. Er zal dan veel minder een vermenging zijn van kalveren met een groter leeftijdsverschil. Een aantal management factoren spelen een rol bij de ontwikkeling van ademhalingsstoornissen volgens een studie van Perez et al. (1990). Risicofactoren in het management zijn een slechte behandeling van de navel na de geboorte, een dagelijkse hoeveelheid kunstmelk van meer als 5l, extra kunstlicht en een voorgeschiedenis van diarree bij de dieren (Perez et al., 1990). Daarnaast speelt het klimaat een zeer belangrijke rol. Factoren zoals temperatuur, relatieve vochtigheid en stoffen die de lucht aanwezig zijn waaronder stof, kunnen op verschillende manieren inwerken (Dennis, 1986). In de review van Dennis (1986) worden verschillende bronnen vermeld die weergeven dat extreme temperaturen, vooral plotse veranderingen in temperatuur of luchtvochtigheid een invloed hebben op zowel het potentiele pathogeen als de gastheer. Zo kunnen specifieke combinaties van temperatuur en luchtvochtigheid een effect hebben op het mucociliair systeem en de mucus productie. Dit effect is groter voor de bovenste ademhalingswegen en kan een belangrijke rol spelen in het al dan niet aanslaan van bepaalde kiemen (Dennis, 1986). 2.3.2 Pathogenen De belangrijkste bacteriële componenten worden hier kort besproken. Er zijn geen gegevens in de literatuur te vinden over het feit dat er bepaalde kiemen meer of minder aan drinkautomaten terug te vinden zijn. Het soort kiem dat op een bepaald moment voor een uitbraak zorgt bepaalt mede de ernst van de symptomen. Prevalentiecijfers op niveau van Belgische fokkalveren spelen een rol bij deze studie, maar zijn moeilijk te vinden. Hierover is niet zoveel geweten en recente studies ontbreken in België. Pasteurella multocida wordt regelmatig uit het ademhalingsstelsel van jongere kalveren geïsoleerd. Onder andere bij neonatale enzootische pneumonie, recent gespeende en gestresseerde kalveren (Griffin et al., 2010). Daarnaast zijn er om tot een pneumonie te komen andere predisponerende factoren nodig. Hierbij spelen omgevingsfactoren waaronder het klimaat, voedingstoestand en transport een rol. Interactie met andere infectieuze agentia kunnen eveneens bijdragen, waaronder de andere kiemen geassocieerd met het BRD complex, pathogene agentia in het spijsverteringsstelsel en parasieten (Griffin et al., 2010). In België is de prevalentie bij een uitbraak van BRD 26% (Pardon et al., 2011). In een studie waarbij werd gekeken naar dieren die voor export uit Australië werden bemonsterd met een nasofaryngeale swab, werd een prevalentie van 26% waargenomen (Moore et al., 2015). Dit is dezelfde prevalentie die Pardon et al. (2011) terugvinden bij een uitbraak van BRD in België. In een schotse studie van Hotchkiss et al. (2010) werd 17% van de kalveren positief bevonden na het nemen van een nasofaryngeale swab. Ongeveer 47% van de bedrijven had een positief dier aanwezig. 14

Bij deze studie werden de dieren niet bemonsterd bij een uitbraak van ziekte. In het Verenig Koninkrijk wordt geschat dat 37% van de vleesveebedrijven en 57% van de melkveebedrijven positief is (Hotchkiss et al., 2010). Er dient wel rekening mee gehouden te worden dat de rundveesector daar een stuk minder intensief is als hier in België waardoor deze resultaten hier in België vermoedelijk totaal anders liggen. Mannheimia haemolytica is een kleine, gram negatieve kiem die facultatief anaeroob is (Griffin et al., 2010). De kiem behoort, bij gezonde herkauwers, tot de normale flora van de bovenste ademhalingswegen, het gaat voornamelijk om de nasofarynx en tonsillaire crypten (Griffin et al., 2010). Bij verandering van de condities ter hoogte van de bovenste ademhalingswegen ten gevolge van stress of andere infecties kan het A1 type predominant worden en aanleiding geven tot bronchopneumonie (Griffin et al., 2010). De prevalentie van deze kiem in uitbraken van BRD in België is 21,5% (Pardon et al., 2011). In de studie van Moor et al. (2015) werd een prevalentie van 13,5% waargenomen. Histophilus somni is een commensale gramnegatieve kiem die terug te vinden is ter hoogte van de nasofaryngeale regio. De kiem koloniseert bij voorkeur de lagere luchtwegen. Bij klinische symptomen van BRD wordt er meer H. somni geïsoleerd dan bij klinisch gezonde kalveren. Buiten de associatie met het BRD complex wordt de bacterie geassocieerd met verschillende ziektebeelden waaronder een fibrinopurulente bronchopneumonie, die alleenstaand kan voorkomen buiten het BRD complex. Verder kan er een associatie gemaakt worden met abcederende laryngitis, tromboembolische meningoencephalitis, polyartritis en polyserositis, fibrineuse pericarditis en plotse dood geassocieerd met necrose van de ventriculaire pappilairspier in het linker hart (Griffin et al., 2010). Daarnaast kan abortus voorkomen, evenals infecties van het genitaal stelsel. Over H. Somni zijn er niet direct data terug te vinden over de prevalentie in België. In de studie van Moore at al. (2015) in Australië werd een prevalentie van 42% gevonden met behulp van nasofaryngeale swab. Als laatste kan Mycoplasma bovis geassocieerd worden met het BRD complex. Daarnaast kan M. bovis een rol spelen bij mastitis, otitis en arthritis. In Tabel 3 worden de eigenschappen van M. bovis weergegeven. Vermoedelijk is de prevalentie onderschat omdat maar weinig labo s routinematig mycoplasma spp. isoleren. Uit kalveren met pneumonie worden meestal eerst de bovengenoemde kiemen geïsoleerd (Nicholas en Ayling, 2003; Griffin et al., 2010). De prevalentie van M. bovis in een groep dieren neemt toe wanneer groepen gemengd worden of wanneer er stress is bij de dieren (Griffin et al., 2010). Bij een studie van Pardon et al. (2011) werd een prevalentie van Mycoplasma spp. van 70,5% gevonden bij uitbraken van BRD op vleeskalverbedrijven in België. In de Australische studie van Moore et al. (2015) werd specifiek naar M. bovis gekeken en kwam er een prevalentie van 4,8% naar boven. Dit is een enorm groot verschil wat mede te wijten kan zijn aan het feit dat deze dieren niet bemonsterd werden tijdens een uitbraak, maar voor de export. 15

Tabel 3: De belangrijkste eigenschappen van M. bovis op vlak van ziekte, gastheer, kliniek, diagnose en behandeling (Naar Nicholas en Ayling, 2003). Eigenschappen Ziekte Verspreiding Gastheer Histopathologische letsels Klinische ziektetekenen Diagnose Behandeling Controle/ preventie M. bovis Pneumonie bij kalveren, mastitis, arthritis, abortus, keratoconjunctivitis Wereldwijd Rundvee Interstitiële pneumonie, lympho-histiocytaire bronchitis, catarrhale bronchopneumonie Moeilijke / zware ademhaling, mastitis, arthritis Serologie, isolatie, PCR Chemotherapie Management: bijvoorbeeld verbeteren van de ventilatie, verminderen densiteit van de dieren 3. ECONOMISCHE ASPECTEN EN GEBRUIK DATA VAN DE DRINKAUTOMAAT Het BRD complex bij de kalveren heeft een belangrijk economisch aspect. Kalveren die een episode van BRD doormaken zullen minder gewicht aanzetten, hebben minder vetreserves en een verhoogd risico op sterfte tegenover kalveren waar geen BRD is gediagnosticeerd. Bij meerder BRD episodes verhogen de verliezen aanzienlijk. Deze verliezen zijn het grootste bij kalveren van het Belgisch Wit Blauwe ras (BWB) dit komt door hun hogere vleesprijs en excellente karkaskwaliteiten. Juist dit ras was aan de automaten gehuisvest tijdens deze studie. De financiële verliezen kunnen tot 64,8 per kalf oplopen wanneer dit één episode van BRD doormaakt. Wanneer dit bijvoorbeeld drie episodes zijn kan het financieel verlies al snel op 622,3 per kalf liggen (Pardon et al., 2013). Volgens Sanderson et al. (2008) worden de verliezen bepaald door de kosten van de behandeling, een verhoogde arbeidskost, het gewichtsverlies en de dood van bepaalde dieren. 16

Door de grote economische impact van BRD is het belangrijk om vroegtijdig de ziekte op te sporen. Hierboven werden heel wat nadelen en risico s besproken die gerelateerd kunnen worden aan een drinkautomaat. Maar langs de andere kant kunnen data van de melkautomaat gebruikt worden om zieke dieren op te sporen. Bij melkvee wordt er al zeer lang naar de hoeveelheden opgegeten krachtvoeder gekeken als indicator voor ziekte. Zo geeft de studie van Urton et al. (2005) duidelijk weer dat dieren die ziek zijn, in dit geval werd naar metritis gekeken, significant minder tijd zullen doorbrengen met eten tegenover gezonde dieren. Bij kalveren aan een drinkautomaat is vooral het aantal onbeloonde bezoeken een indicator, deze dalen aanzienlijk wanneer de kalveren ziektetekenen vertonen. Wanneer de kalveren een beperkte hoeveelheid melk krijgen is dit het enige teken, meestal zullen de dieren hun totale hoeveelheid melk nog wel opnemen (Svensson en Jensen, 2007). In deze studie vertoonden de dieren alleen milde ziektetekenen dit kan het resultaat wel enigszins beïnvloed hebben. Daarnaast is er in een studie van Borderas et al. (2009) meer specifiek gekeken heeft naar de data die een drinkautomaat kon generen. In deze studie werd er een onderscheid gemaakt tussen kalveren die een grote hoeveelheid melk, ad libitum, kregen aangeboden en kalveren die eerder beperkt werden gevoederd met melk, namelijk 4l per dag. Bij zieke kalveren die ad libitum melk gevoederd krijgen zullen de data van de drinkautomaat een aantal nuttige gegevens kunnen opleveren. De zieke kalveren zullen minder melk opnemen en het aantal bezoeken aan de automaat daalt. De duur van het bezoek aan de drinkautomaat is langer tegenover dieren die dezelfde hoeveelheid gevoederd krijgen en gezond zijn (Borderas et al., 2009). Met behulp van de data van de drinkautomaat kan je dus duidelijk zieke dieren identificeren wanneer ze grote hoeveelheden melk gevoederd krijgen. Daarnaast is er in deze studie ook gekeken naar kalveren die beperkt gevoederd werden. Zieke dieren in deze groep namen nog steeds hun portie melk op, maar de bezoeken aan de drinkautomaat waren significant korter tegenover gezonde dieren binnen dezelfde groep (Borderas et al., 2009). Het bekijken van de data kan voor de veehouder dus wel een handige tool zijn om ziekte bij de kalveren te detecteren. 17

MATERIAAL EN METHODEN 1. DOEL Het doel van deze pilot studie is bepalen of de prevalentie van bacteriële luchtwegpathogenen bij kalveren gehuisvest aan een drinkautomaat verschillend is tegenover dieren gehuisvest in een conventioneel systeem. 2. STUDIEBEDRIJVEN Voor deze studie werd de firma Mamylac gecontacteerd. Via hen werden 5 bedrijven met een drinkautomaat op conventionele wijze geselecteerd. Als tweede bron van informatie werd de databank van BRD bedrijfsbezoeken van de faculteit diergeneeskunde, dienst inwendige ziekten gebruikt. In totaal werden er stalen van 12 bedrijven geanalyseerd, deze werden gesplitst in twee groepen, één met (n=6) en één zonder drinkautomaat (n=6). Bij de bedrijven geselecteerd door Mamylac waren de kalveren gehuisvest aan het type MAMY Tronic, allen waren uitgerust met een speen, zie Figuur 6. Bij dit type drinkautomaat dragen de kalveren een halsband met nummer voor identificatie aan de drinkautomaat. Figuur 6. MAMY Tronic van Mamylac. 3. STAALNAMEGROOTTEBEREKENING De staalnamegrootte werd berekend op een verschil in prevalentie van Mycoplasma spp.. De normale prevalentie in Vlaanderen wordt geschat op 70,5% bij een uitbraak van BRD (Pardon et al., 2011). De staalnamegrootte is berekend op een verschil van 70% tussen de bedrijven met een drinkautomaat en de controle bedrijven. Met een betrouwbaarheid van 95% en een power van 80% hebben we nood aan 6 bedrijven in elke groep. Dit werd berekend met behulp van Win Episcope 2.0. 18

4. SELECTIECRITERIA KALVEREN De kalveren die in aanmerking kwamen voor een diepe nasopharyngeale swab (DNS) en BAL op de bedrijven werden geselecteerd op basis van een klinisch onderzoek. Tijdens dit onderzoek werd eveneens gebruik gemaakt van echografie om de longschade te kunnen inschatten (MyLab One VET, Esaote), zie Figuur 7. De dieren die bemonsterd werden moesten minimum drie van volgende symptomen vertonen: spontane hoest, positieve tracheareflex, koorts 39,1 C, depressie, neusvloei, verhoogde ademhalingsfrequentie >45/min. Daarnaast mochten ze geen recente behandeling met antimicrobiële middelen ondergaan hebben. Dit om te vermijden dat er stalen werden genomen die een negatief resultaat zouden geven. De klinische scorekaart die bij dit klinisch onderzoek werd gebruikt is terug te vinden in bijlage 2. Figuur 7. Echografie voor het inschatten van de longschade bij kalveren. 5. BEMONSTERING Het nemen van een DNS en BAL wordt hieronder kort besproken. Op enkele bedrijven uit de historische databank van de dienst inwendige ziekten waren alleen maar resultaten beschikbaar van een neusswab. Bij het nemen van een DNS wordt gebruik gemaakt van een COPAN VENTURI TRANSSYSTEM met AMies medium, die ongeveer 16cm lang is. De kop van het kalf wordt gefixeerd met behulp van een halster. Het neusgat wordt ontsmet met behulp van alcohol en nadien wordt de swab in de ventrale neusgang aangebracht tot aan de nasofarynx. Het uittrekken van de swab gebeurt met een vlotte beweging waardoor contact met de neus beperkt wordt. 19

Voor het nemen van een BAL zijn er een aantal zaken nodig. Tijdens dit onderzoek maakt men gebruik van een zelfgemaakte katheter uit Teflon met een binnen diameter van 2.0mm en een buiten diameter van 4.0mm waaraan een stylet van een 12G katheter werd geplaatst (De Schutter et al., 2012). Deze katheters werden gesteriliseerd en herbruikt. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van een steriele 20cc spuit met steriel fysiologisch vocht gevuld. Voor het inbrengen van de BAL-katheter wordt het neusgat ontsmet met alcohol. De kalveren worden gefixeerd met behulp van een halster en de nek en kop worden gestrekt zodat het bovenste ademhalingsstelsel in een rechte lijn gepositioneerd is (Caldow, 2001). Het buitenste deel van de neusgaten wordt ontsmet en de katheter wordt in de ventrale neusgang geplaatst. Deze wordt verder doorgeschoven tot aan de larynx, hier voelt men meestal een lichte weerstand. De katheter wordt verder doorgeschoven tijdens inspiratie en bij een goede positie, in de trachea, zullen de dieren een hoestreflex vertonen (Caldow, 2001). Dan wordt de katheter verder in de trachea opgeschoven tot in de longen. Wanneer er weerstand wordt gevoeld stopt men met het doorschuiven van de katheter, koppelt men de spuit aan en brengt men het volume steriele fysiologische vloeistof aan. Van zodra het volume geïnjecteerd is wordt er meteen onderdruk gecreëerd en de BAL katheter iets teruggetrokken. Hierdoor wordt een deel van het ingespoten volume terug aangezogen. De vloeistof heeft een schuimig aspect door het surfactant aanwezig in de longen, dit wijst op een goede staalname. Een aantal van deze stappen wordt weergegeven in Figuur 8. Figuur 8. Deze afbeeldingen tonen een deel ven het proces van aanbrengen van de BAL-katheter en inbrengen van de steriele fysiologische oplossing. 20