Regels HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS... 1 Artikel 1 Begrippen... 1 Artikel 2 Nadere regels... 1 HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels... 2 Artikel 3 Groen... 2 Artikel 4 Maatschappelijk... 2 Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied... 3 Artikel 6 Wonen... 4 Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding... 7 Artikel 8 Vrijwaringszone- straalpad... 7 Artikel 9 Slotbepaling... 8
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: plan Het uitwerkingsplan "Brandevoort II - Liverdonk Oost" zoals vervat in deze regels en verbeelding nr. NL.IMRO.0794.2100BPU120131. Artikel 2 Nadere regels De voorschriften van het bestemmingsplan "Brandevoort II" zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat: a. de algemene regels en overgangs- en slotregels, zoals opgenomen in hoofdstuk 3 en 4 van dit uitwerkingsplan, zijn aangepast aan de Wet ruimtelijke ordening en van toepassing; b. de term voorschriften zoals gehanteerd op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gelijkgesteld wordt met de term regels, zoals gehanteerd op basis van de Wet ruimtelijke ordening; c. de op de verbeelding aangegeven figuur "gevellijn" is gelijk aan het begrip "voorgevelrooilijn" als bedoeld in artikel 1 onder ff van de planvoorschriften van het bestemmingsplan Brandevoort II. 1
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Groen 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting; b. speelvoorzieningen, waterpartijen en waterinfiltratie; c. leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, (fiets)paden en overige verhardingen. 3.2 bouwregels Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m2; b. de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten mag maximaal 6 m bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen; d. op overkluisde waterlopen mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. 3.3 Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 onder c voor de hoogte van kunstwerken, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is. Artikel 4 Maatschappelijk 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, waterpartijen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen. 4.2 bouwregels 4.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het percentage dat op de verbeelding aangeduid; b. de goothoogte mag ten hoogste 12 m bedragen. 2
4.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen; b. de bouwhoogte van licht- en andere masten mag maximaal 6 m bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - met uitzondering van speeltoestellen - mag maximaal 2 m bedragen. 4.3 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor: a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten; b. detailhandel of groothandel; c. horeca, behoudens de beperkte verkoop van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken in het kader van en ondergeschikt aan het functioneren van de betreffende maatschappelijke voorziening. 4.4 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3 onder a voor het toestaan van een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang, mits: a. door de bedrijfsuitoefening een onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat; b. de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt; c. stedenbouwkundig aanvaardbaar is. Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor Verkeer-verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer; b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen; c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen; d. evenementen; e. leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 5.2 bouwregels Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 3
a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m²; b. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 8 m bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m. Artikel 6 Wonen 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden in de vorm van vrijstaande-, dubbele-, en meer dan twee aaneengebouwde woningen, een en ander met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen. 6.2 bouwregels 6.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen mogen pas worden gebouwd, indien de omgevingsvergunning voor milieu van het bedrijf aan de Kranenbroek 1 is ingetrokken en de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd. b. de woningen dienen - waar deze als zodanig is aangegeven - in de gevellijn te worden gebouwd; c. de afstand van woningen tot de openbare ruimte bedraagt tenminste 5 m; d. de afstand van woningen tot de achterste perceelsgrens bedraagt tenminste 5 m; e. de afstand van de niet aangebouwde zijde van een volledig vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m; f. het aantal bouwlagen, de maximale goothoogte, de maximale bouwhoogte, de minimale en/of maximale dakhelling bedragen zoveel als op de verbeelding is aangegeven; g. de kapvorm dient te worden uitgevoerd zoals op de verbeelding is aangegeven; h. een bouwperceel behorende bij een woning mag ten hoogste worden bebouwd: bij een bouwperceel groter of gelijk aan 300 m2 tot ten hoogste 40%; bij een bouwperceel tot 300 m2 tot ten hoogste 50% tot een maximum van 120 m2. 6.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor een voorgevel van de woning of in het verlengde daarvan worden gebouwd'; 4
b. indien bijgebouwen en aanbouwen naast of aan de woning worden gebouwd, bedraagt de afstand tussen bijgebouwen, aanbouwen en de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan tenminste 4 m; c. de afstand van bijgebouwen en aanbouwen tot de zijdelingse perceelsgrens of een watergang bedraagt tenminste 3 m respectievelijk 5 m; d. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en aanbouwen per woning bedraagt ten hoogste 60 m2 met dien verstande dat het van toepassing zijnde maximum zoals aangegeven in artikel 6.2.1. onder f niet wordt overschreden; e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen tenminste 4 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd; f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen in de zijdelingse perceelsgrens geplaatst te worden dan wel minimaal 1 m daaruit; g. de goothoogte respectievelijk nokhoogte van bijgebouwen en aanbouwen bedraagt ten hoogste 3 m respectievelijk 6 m. 6.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 3 m bedraagt; b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen; c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen. 6.3 Afwijken van de bouwregels 6.3.1 voor wonen Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van: a. het bepaalde onder 6.2.1 onder b. voor het bouwen op een kortere afstand dan 5 m; b. het bepaalde onder 6.2.2 onder a. voor het bouwen van bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning tot voor de voorgevel van de woningen waar aan- of bijgebouwd wordt; c. van het bepaalde in 6.2.2 onder b. tot een afstand van 0 m; d. van het bepaalde onder 6.2.2 onder d. voor de bouw van bijgebouwen ten behoeve van kantoor en/of praktijkruimte ten behoeve van het vrije beroep tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2 met dien verstande dat: 5
1. een bebouwingspercentage van het bouwperceel van ten hoogste 40 % in acht genomen wordt; 2. er geen onevenredige verkeersoverlast te verwachten is en er aan de geldende parkeernorm wordt voldaan; e. het bepaalde in artikel 6.2.1. onder d voor het toestaan van een grotere goot- en bouwhoogte dan bestaand en/of van een afwijkende kapvorm/dakhelling om te voldoen aan de eisen van de bouwregelgeving of ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing; f. het bepaalde in artikel 6.2.2 onder c voor het bouwen op een kortere afstand van de zijdelingse perceelsgrens, mits: 1. belangen van derden niet onevenredig worden aangetast; 2. de verkeersveiligheid niet in het geding komt; 3. er geen eigen parkeerplaats op eigen erf verloren gaat; 4. er vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaren bestaan; g. het bepaalde in artikel 6.2.3 onder a voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen achter de achtergevel of in het verlengde daarvan. De bouwhoogte mag dan maximaal 1,5 m bedragen. 6.4 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van bouwwerken voor: a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. horeca; c. permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen; d. beroepsuitoefening aan huis, in het geval dat; 1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30 procent van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²; 2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat; 3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening; 4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt. 6
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding 1. De voor Leiding-Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden (dubbelbestemming) zijn primair bestemd voor hoogspanningsverbindingen, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding samenvallen, en zijn vervat in de artikelen 3 (Groen), 5 (Verkeer-Verblijfsgebied), en 6 (Wonen). Bebouwingsregels 2. Op de als zodanig aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van hoogspanningsleidingen, met dien verstande dat de hoogte van de hoogspanningsmasten niet meer dan 60 m bedraagt. Vrijstellingsbevoegdheid 3. Burgemeester en wetrhouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de oprichting van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde krachtens de in lid 1 genoemde artikelen, met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de energievoorziening, gehoord de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf; b. vooraf een verklaring van geen bezwaar is verkregen van Gedeputeerde Staten, indien burgemeesters en wethouders voornemens zijn te besluiten in afwijking van het advies van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf. Artikel 8 Vrijwaringszone- straalpad 8.1 Bestemmingsomschrijving De gronden ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone straalpad" zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straal verbinding. 8.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde in deze regels mag ter plaatse van deze aanduiding niet hoger worden gebouwd dan 71m ten opzichte van boven NAP. 8.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen in overeenstemming met de bestemming, mits het advies is verkregen van de beheerder van de straalverbinding. 7
Artikel 9 Slotbepaling Het plan kan worden aangehaald onder de naam uitwerkingsplan "Brandevoort II - Liverdonk Oost". 8