Inleiding. deur S Le Cornu



Vergelijkbare documenten
Bespreken Zondag 26 en 27

Zondag 25, vraag en antwoord 65, 66, 67 en 68.

6. Uitverkiezing. 6.1 Uitverkiezing is naar de voorkennis Gods

Zondag 28 gaat over het Heilig Avondmaal (1)

Zondag 29 gaat over het Heilig Avondmaal (2)

Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen. Broeders en zusters,

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

Bezinningsbijeenkomst H.A. d.d. 11 september 2014.

Bezinningsbijeenkomst H.A.: 25 juni We zingen: Ps. 25 : 2 en 4; Ps. 51:6 We lezen: Ps. 51 en vr. en antw. 78 HC

Hieronder wordt eerst de orde des heils volgens het calvinisme weergeven en daarna de traditioneel evangelische.

Vijf redenen waarom dit waar is

HC zd. 22 nr. 32. dia 1

(Deel van) Zijn Lichaam

Voor de dienst: "Laat Het Zien" van Reni en Elisa Welkom Lied 216 ( Morning has broken ) Bemoediging en groet Gebed Lied 780 (naar Psalm 139) Psalm 23

1) De ongelovige is blind gemaakt door Satan (2 Korintiërs 4:4).

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 12 t/m 14

De gaven van de Heilige Geest

18. Evangelist in eigen land 19. Onder Jezus zegen Een bereide plaats 20. Water 21. Een gebed om de Heilige Geest Doorwaai mijn hof 22.

Prof. Doekes over de kerk (1)

Doopvragen, na alle formulieren zijn deze hetzelfde:

Waarom doet Hij dat zo? Om de diepste bedoeling van Gods geboden aan te geven. Daar kom ik straks op terug. Hij geeft in de Bergrede de beloften en

MEMORIAM Prof. Dr T. HOEKSTRA. I

Door onze keuze is er een breuk tussen God en mens.

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15

Wedergeboorte (2) Wedergeboorte ofwel bekering

Wie is er nou blind? Het evangelie naar Johannes 9:

Geloof tegenover gevoelens

Is dan het uiterlijk waterbad de afwassing van de zonde zelf?

Formulier om de christelijke doop te bedienen aan de kinderen van de gelovigen (3)

MENORAH BEELD VAN DE ZEVENVOUDIGE GEEST VAN GOD EXODUS 37 EXODUS 37:17-22

De Bijbel open (30-11)

Calvijn over het verbond & de besnijdenis

1 Korintiërs 12 : 27. dia 1

Wesleyaanse geloofsfundamenten voor de 21 e eeuw

Mag ik jou een vraag stellen?

De dood is dood, leve het leven!

Jezus, het licht van de wereld

Kingdom Faith Cursus Het geschenk van God

SYNODE DER SCHRISTELIJKE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND LEEUWARDEN 2001

Plaatsingslijst van het archief van H. Hoekstra

4. Welk geloof wordt bedoeld? Het gaat om het zaligmakende geloof. Dus niet om een historiëel, tijd- of wondergeloof.

Chr. Geref. Kerk Ontswedde LITURGIE. voor de morgendienst op zondag 2 september in deze dienst zal. Julia Brugge.

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 1 t/m 4

WAT IS DIE VOLGORDE VAN DIE VERLOSSINGSERVARING?

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand.

De Bijbel open (07-12)

1. Wat is vervuld worden met de Geest? 2. Wat is het verschil tussen een christen die wel met de Geest vervuld is en een christen die niet met de

assie voor het leven Noteer voor jezelf een aantal opmerkingen en kernwoorden Lees de tekst nog eens door en bespreek met elkaar als groep

BIJBELSTUDIES VOOR JONGE GELOVIGEN LES 1. Les 1 - De oorsprong van de Bijbel. In deze bijbelstudies wordt gebruik gemaakt van de NBG-vertaling

Kennismakingsvragen:

De Dordtse Leerregels

3 Ten aanzien van Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht van David. De boekenlegger in het Boek

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

Doel van Bijbelstudie

Preek Psalm 78: september 2015 In het spoor van Opening winterwerk Spiegelbeeld I

Om wie gaat het? Het evangelie naar Johannes 3:22-4:2. dinsdag 10 maart 2015

de doop zoals wij die kennen is afkomstig van niemand minder dan de Here Jezus zelf

Liederen solozang Prijs: 7,= euro per stuk

LEVITICUS 23:40. etrog en lulav

DE HEER IS WAARLIJK OPGESTAAN! SCHRIFTLEZINGEN:

GROEIEN IN CHRISTUS. samen werken aan geloofsgroei

Thema: Aanvaard elkaar Tekst: Romeinen 15: 7. Liturgie: Paulus, wat doe je nou? Ik kan je nu even niet meer volgen. Je spreekt jezelf gewoon tegen.

7 STAPPEN NAAR BEVRIJDING ~ RICHTLIJNEN

De Bijbel open (12-10)

DIE JERUSALEM RAAD Les 8 vir 25 Augustus 2018

Menze Fernandus van Houten

3 Aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees. De boekenlegger in het Boek

DE HEILIGE GEEST OVERTUIGD VAN RECHTVAARDIGHEID

Geloof Brengt Verandering Toets 1 - antwoorden

Dienst van 25 juli 2010 Ds. Willemijn Bakkes Silogemeente, Utrecht,

LEER HEM KENNEN 27 bewaarexemplaar. Wijkgemeente Ichthus Noordwijk. Ds. F. van Roest zondag 26 april

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Argumenten voor de verbonds/kinderdoop

HC zondag 32 en 33. Gemeente van onze HEER Jezus Christus, gasten en luisteraars,

Daar kun je mee thuiskomen..

wat is passend? naar aanleiding van Paulus brief aan de Kolossenzen wil ik dat uitwerken voor 4 categorieën vier kringen

Welkom op de gemeentevergadering! Het onderwerp voor vanavond is: Huwelijk en Echtscheiding

Werkstuk Levensbeschouwing Kinderdoop

Prof. dr. D. H. Th. Vollenhoven

Zondag 18, vraag en antwoord 46,47,48 en 49.

Formulier om de christelijke doop te bedienen aan de kinderen van de gelovigen (1)

Ik ben blij dat ik nu voor u lijd Ik ben blij dat ik voor mijn geloof mag lijden Ik ben blij dat ik mag lijden voor de Kerk van Jezus Christus

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Filippenzen 2, 3 5 Huwelijksdienst. Broeders en zusters,

Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt.

Mc. 1: 1-11 PG te Sexbierum-Pietersbierum Sixtustsjerke 11 jan Grote en kleine Geliefde van God - Gemeente van Christus,

SOLA SCRIPTURA VERKONDIGING 5 FEBRUARI Zusters en broeders, gemeente van onze Heere Jezus Christus

Kingdom Faith Cursus HEILIG, HEILIG, HEILIG

Geestelijk Klimaat onze identiteit. Pagina 1

Vanwaar Hij komen zal. Geschreven door D. J. Steensma zaterdag, 09 april :19

HET GELOOF BELIJDEN voor wie zich voorbereiden op de openbare belijdenis van het geloof

De daden van de vergoddelijkte Augustus, met welke hij de wereld aan het oppergezag van het Romeinse volk onderwierp.

God dus we kunnen zeggen dat het Woord er altijd is geweest. Johannes 1:1/18

1) Gered worden is net zo gemakkelijk als een cadeau krijgen (Johannes 1:12)

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Huwelijkscatechese ds. Willem Smouter, NGK Ede

In de loop van de vele jaren dat ik in mijn bediening sta, constateerde

leren omgaan met Diversiteit In je gemeente

Transcriptie:

Die onvoorwaardelike verbondsbeskouing (soos dit tot uiting gekom het in die Verklaring van Utrecht 1905, en later bevestig deur Utrecht 1942/1946) is in lyn met Calvyn en die beste gereformeerde teoloë van Nederland voor en na die Afskeiding (1834), aldus prof. Klaas Schilder (wat iewers na 1930 sy standpunt verander het) Inleiding deur S Le Cornu De kring der bondgenooten is breed. De geloovigen en hun zaad, ook hun natuurlijk zaad, behooren ertoe. Niet alleen de uitverkorenen, maar ook nietuit verkorenen. In één woord, allen, die leven op de erve des verbonds en aan wie het teeken en zegel des verbonds rechtens is toe bediend. Aan de goederen des verbonds (vergeving der zonden, weder opstanding des vleesches en een eeuwig leven) hebben deel al de bondelingen, ook de nietuitverkorenen. Wij meenen het zoo te moeten stellen. Elke bondeling, wedergeboren of net, ontvangt van God de aanbieding van het heil in Christus. Dit is prof. Klaas Schilder se samevatting van Ds. Jongeleen van die Christelijke Gereformeerde Kerke in Nederland, in die 1920 s, se verbondsopvatting (wat ek die voorwaardelike verbondsiening noem). En, wat is Schilder se antwoord daarop? Hy verwerp dit as in stryd met Calvyn, die Afskeiding onder leiding van Hendrik de Cock asook die beste gereformeerde teoloë voor en na 1834 in Nederland: Hier wordt wel zeer sterk af geweken, niet slechts van wat men in de Chr. Geref. kerk,,neo calvinisme noemt, maar ook van de theologie der gereformeerden, gelijk die door de beste vertegenwoordigers van de vóór en na 1834 optredende theologen geleerd is. Uit die ondergenoemde twee skrywes blyk dit dat prof. Schilder tot die einde van die 1920 s die (onvoorwaardelike) verbondsiening ten sterkte verdedig het teen die (voorwaardelike) verbondsiening, waarna hy in die 1940 s die rolle omgeruil het. Dit is nie vir my duidelik wat hierdie ommeswaai in sy siening van die verbond te weeg gebring het nie, maar dit was n radikale verandering wat later tot n groot kerkskeuring gelei het in die Gereformeerde Kerke van Nederland. Vir meer oor hierdie kerkskeuring, beide die kerkregtelike en leerstellige aspekte, sien: Stryd en skeuring in die Nederlandse Kerke (1940's, oor die verbond), prof. S. Du Toit Prof du Toit skryf as volg oor Schilder (en Greijdanus) se verbondskuif :

Soos reeds opgemerk ontbrand nou 'n nuwe stryd wat nie soseer oor die leeruitsprake in die algemeen gaan nie, maar spesiaal dié oor die genadeverbond tref en dan nog meer in besonder konklusie 3 waarin aangehaal word uit die besluite van 1905. 1 Vóór hierdie jaartal was daar ook 'n heftige stryd wat deur die sinode van Utrecht in daardie jaar tot 'n gelukkige einde gebring is. Gedurende 40 jaar het die formule van 1905 vrede bewaar. Nóg prof. Greydanus, nóg prof. Schilder het daar ooit 'n beswaarskrif teen ingedien nie. Laasgenoemde het dit selfs verdedig teenoor die bewering dat dit in stryd is met die gees van die Afskeiding van 1834 en die kommentare van eersgenoemde gee dieselfde doopsbeskouing. 2 http://proregno.files.wordpress.com/2010/06/skeuring-in-ndl-s-du-toit.pdf Sien ook die volgende kerklike verklarings, wat ter sprake is: De Verklaring van de Synode van Utrecht (1905) over het punt van de onderstelde wedergeboorte (van die GKN): http://proregno.files.wordpress.com/2010/06/1905-utrecht-verklaring.pdf De Leeruitspraak van 1942 (van die GKN Sinode-Utrecht) aangaande genadeverbond en selfondersoek: Verklaring van Gevoelen, 1943 (antwoord van Vrygemaaktes teen bogenoemde leeruitsprake): http://proregno.files.wordpress.com/2010/06/verklaring-van-gevoelen1.pdf Die Verklaringsformule van Utrecht 1946 (wat die verklaring van 1942 vervang het) http://proregno.files.wordpress.com/2010/06/1942-uitspraak-oorgenadeverbond.pdf http://proregno.files.wordpress.com/2010/07/vervanginsformule-van-utrecht- 1946.pdf 1 Punt 3: dat daarom - overeenkomstig hetgeen de synode van Utrecht 1905 (Acta art.158) uitgesproken heeft het zaad des verbonds krachtens de belofte Gods te houden is voor wedergeboren en in Christus geheiligd, totdat bij het opwassen uit hun wandel of leer het tegendeel blijkt ; al heeft de synode daaraan ook terecht toegevoegd, dat dit geenszins zeggen wil, dat daarom elk kind waarlijk wedergeboren zou zijn 2 Sien veral Greijdanus se kommentare by Romeine 4 en 9, asook Galasiërs 3.

Die eerste dokument wat vertel van Schilder se verdediging van Uitrecht 1905: E. Smilde, Een Eeuw van Strijd over Verbond en Doop (Kampen: Kok, 1946), p.301-303 Een van de scherpzinnigste en ijverigste verdedigers van de beslissing van 1905 is jarenlang Prof. Schilder geweest. Rusteloos betoogde hij in zijn bestrijding van de Chr. Gereformeerden, dat de laatsten 1905 niet verstonden én dat zij de historie der Scheiding niet kenden. Zijn polemiek bedoelde deze misverstanden weg te nemen en zoo den weg te effenen naar een mogelijke hereeniging. Onder dat gezichtspunt bracht hij in 1934 bij de herdenking der Afscheiding de dogmatische artikelen van 1837 in discussie, gelijk wij reeds besproken hebben. 58) Dezelfde strekking hadden zijn artikelen in de jaargangen 1927 1929 van De Bazuin, waarop de synode zich in haar schrijven van Febr. 1944 beroepen heeft. Altijd weer gaat het hem om twee grondgedachten: a. De Chr. Gereformeerden kennen de beslissing van 1905 niet. Of als zij haar kennen, verstaan ze deze niet of ze rekenen er niet mee. Zoo noemt hij een,,rake typeering van christelijk-gereformeerde polemiek de opmerking in het Zeeuwsche Kerkblad gemaakt: dat onze Chr. Geref. broeders hun beschuldigingen schrijven op papier, waarvoor zij als onderligger gebruiken de gesloten Acta van Utrecht 1905. 59) In een volgend nummer van De Bazuin vermeldt hij eerst de onjuiste weergave van het Gereformeerde gevoelen door een Chr. Geref. predikant en vraagt dan: Hoe rijmt dat met de officieele uitspraak onzer synode van 1905? 60) In een polemiek met Ds. Jongeleen betoogt hij, dat men in de Chr. Geref. (en neutrale) pers er maar wat op los schrijft, Utrecht 1905 negeert, het voor zijn lezers verzwijgt en ons dingen laat beweren, die geen mensch in zijn bol haalt; terwiji Utrecht 1905, al mag het de chr. geref. penvoerders niet bevredigen, toch in elk geval hun kon duidelijk maken, dat wat zij over ons fabuleeren, verzinsel is. 61) En in een polemiek met De Wekker over Calvijn s gevoelen aan gaande de betwiste punten schrijft hij:,,en tegen Utrecht 1905, dus ook tegen Calvijn hier, strijdt De Wekker op de bekende en door dit voorval weer als lichtvaardig bewezen manier. 62) Uit alles blijkt, dat Prof. Schilcier de beteekenis van de Utrechtsche verklaring in deze jaren hoog aansloeg. Hij zag er de officieele uitdrukking in van het Gereformeerde gevoelen omtrent verbond en doop, van de opinie niet alleen der hedendaagsche Gereformeerden, maar ook van Calvijn.

b. Zijn tweede gedachte, die hij naar voren brengt is: De Chr. Gereformeerden kennen de historie der Scheiding niet. Kenden zij die beter, dan zouden ze het met 1905 eens moeten zijn. Want de mannen der Scheiding hebben 1905 voorbereid. Uit dit oogpunt is belangrijk het beroep, dat hij doet op Hendrik de Cock in zijn boven reeds geciteerde uitspraak: De Cock doopte op grond van het genadeverbond; maar dan zoo, dat hij dat genadeverbond niet zooals De Wekker en Ds. Jongeleen en enkel en alleen opvatte als een aanbod van genade, doch in den veel rijkeren zin als de weg van schenking en toepassing der genade. Vandaar De Cocks veelvuldig gebruik maken van den tekst: de kinderen der belofte voor het zaad (geestelijk zaad) gerekend zijnde.63) In een vroegeren jaargang had hij als bewijs reeds aangehaald wat Ds. P. de Jong citeerde uit een artikel van Prof. Bouwman over De Cock s gevoelen. 64) In beide gevallen laat hij duidelijk uitkomen, dat De Cock s gedachte ook zijn persoonlijke opinie is. In andere nummers neemt hij op Dr. Kraan s beroep op vroegere theologen, die van oordeel waren, dat het genadeverbond met Christus als het Hoofd was opgericht. Deze noemt daarbij Kleinendorst en Joffers, boven door ons reeds vermeld. Hij toont ook aan, dat Helenius de Cock en Littooy, inzake het,,houden voor van hetzelfde gevoelen waren als de synode van 1905. 65) Zeif schrijft Prof. Schilder met betrekking tot Helenius de Cock: En thans moet ik constateeren, dat Ds. Jongeleen, chr. geref. pred. op kardinale punten dien De Cock verloochent. 66) En elders: Wat Ds. Jongeleen zegt, is niet te Kampen gedoceerd, b.v. vóór 1892. Ook het vraagboekje van De Cock spreekt andere taal. 67) En uit gunstige recensies over Ds. Jongeleen s catechisatieboekje in de Chr. Geref. pers concludeert hij: er blijkt uit, dat men zich van Kampen-vóór-1892 radikaal heeft losgemaakt. 68) Het doet op het oogenblik niet terzake, dat Prof. Schilder zich over Helenius de Cock in zijn latere ontwikkeling te sterk uitdrukt. Generaal beschouwd is zijn betoog juist, dat de Chr. Gereformeerden in hun bestrijding van 1905 de mannen der Scheiding tegen zich hebben. Prof. Schilder heeft in dit opzicht met zijn Bazuin artikelen waardevol werk gedaan. En men meene niet, dat dit werk voor hem alleen maar was een zaak van objectieve, neutrale geschiedvorsching, waarbij zijn eigen opinie op den achtergrond bleef. Daar was een temperament - vol figuur als Prof. Schilder de man niet naar. Terecht schrijft de synode dan ook in haar brief: en nergens blijkt iets van de bezwaren, die Prof. Schilder nu te berde brengt; toen werd in elk

geval de indruk gegeven, dat hij zich geheel met 1905 vereenigde en de besluiten van 1905 verdedigde. 69) Wij geven nog enkele voorbeelden hoe Prof. Schilder zijn historisch speurwerk laat ineenvloeien met het weergeven van eigen opinie. Zoo citeert hij ergens eerst de gedachte van Ds. Jongeleen over het genadeverbond aldus: De kring der bondgenooten is breed. De geloovigen en hun zaad, ook hun natuurlijk zaad, behooren ertoe. Niet alleen de uitverkorenen, maar ook nietuit verkorenen. In één woord, allen, die leven op de erve des verbonds en aan wie het teeken en zegel des verbonds rechtens is toe bediend. Aan de goederen des verbonds (vergeving der zonden, weder opstanding des vleesches en een eeuwig leven) hebben deel al de bondelingen, ook de nietuitverkorenen. Wij meenen het zoo te moeten stellen. Elke bondeling, wedergeboren of net, ontvangt van God de aanbieding van het heil in Christus. Prof. Schilder voegt daaraan toe: Hier wordt wel zeer sterk af geweken, niet slechts van wat men in de Chr. Geref. kerk,,neo calvinisme noemt, maar ook van de theologie der gereformeerden, gelijk die door de beste vertegenwoordigers van de vóór en na 1834 optredende theologen geleerd is. lets later plaatst hij na vermelding van Ds. Jongeleen s gedachte aangaande een bloot-voorwerpelijke verzegeling door de sacramenten, de juiste opmerking: Hoe men hier nog volhouden kan, dat de sacramenten versterking van het geloof zijn, het is ons een raadsel. Niet minder ad rem is het, als hij aangaande de subjectieve heiligheid, als bedoeld in de 1(ste) doopvraag, schrijft: En toch is dat de opvatting van de beste gereformeerden altijd geweest. 70) We kunnen het hierbij laten. Elk, die de genoemde Bazuin artikelen doorleest, moet tot de conclusie komen, dat zij één doorloopende verdediging vormen, tegen de Chr. Gereformeerden, van de beslissing van Utrecht 1905. Van bezwaren tegen deze beslissing blijkt niets. Integendeel, de temperamentvolle wijze, waarop deze verdediging geschiedt, laat geen andere slotsom over dan deze: Prof. Schilder was het persoonlijk in de jaren geheel eens met de verklaring van Utrecht 1905. 58) Van s Heeren wegen, hi. 144 145. 59) De Bazuin, jg. 76 (1928), no. 24. 60) t. a. p. no. 25. 61) t. a. p., no. 29. 62) Jg. 77 (1929), no. 23. 63) t. a. p., no. 20. 64) Jg. 76 (1928), no. 30. 65) Jg. 77 (1929), no. 14, 28, 50 52. 66) Jg. 76 (1928), no. 3. 67) Jg. 75 (1927), no. 39. 68) t. a. p., no. 43; verg. no. 41. 69) t.a.p., bl. 7 8. 70) De Bazuin, 5g. 75 (1927), no. 39.

Die tweede dokument oor Schilder se beoordeling van Utrecht 1905: HOE OORDEELDE PROF. SCHILDER OVER UTRECHT 1905 SE UITSPRAAK OOR DIE VERBOND? [Geneem uit: A. De Bondt & J. Weggemans, Verbond en Doop, deel III: Is de verklaring van 1905 innerlijk teenstrijdig? (Groningen: J. Niemeijer, 1944), p.50-54.] Eenige citaten In de jaren 1927-1929 heeft Prof. Dr. K. Schilder in "De Bazuin" vrij regelmatig de Chr. Gereformeerden bestreden, die in de uitspraak van 1905 voldoende reden zagen, waarom zij zich met de Geref. Kerken onmogelijk zouden kunnen vereenigen. Prof. Schilder heeft in zijn bestrijding van het Chr. Geref. standpunt zich ook uitgelaten over 1905 in een zin, die niet kan worden misverstaan, en die voor ons van de grootste beteekenis is. In "De Bazuin" van 30 Sept.1927 schreef Prof. Schilder tegen Ds. Jongeleen, die de volgende stelling had geponeerd: "Aan deze goederen hebben deel al de bondelingen, ook de nietuitverkorenen. Wij meenen het zoo te moeten stellen." Prof. Schilder schreef toen: "Hier wordt wel zeer sterk afgeweken, niet slechts van wat men in de Chr. Geref. Kerk "neo-calvinisme" noemt, maar ook van de theologie der gereformeerden, gelijk die in de beste vertegenwoordigers van de voor en na 1834 optredende theologen geleerd is." In "De Reformatie" van 4 Aug.1939 blijkt Prof. Schi1der zijn polemiek nog geheel voor zijn rekening te nemen. Hij schrijft dan: "Nog steeds ben ik deze overtuiging toegedaan. Het lijkt me fataal, dat Ds. Jongeleen (zie "Bazuin" 30 Sept. '27) geen plaats heeft voor de leer, dat geloof en bekeering ook behooren tot de weldaden des verbonds." In 1929 behandelde Prof. Schilder in "De Bazuin" in den breede de vraag, of de Synode van 1837 (van die Afgeskeie Kerke waaruit Dirk Postma gekom het slc) niet precies "hetzelfde leerde, als de Geref. Kerken in 1905 deden. In het nummer van 10 Mei 1929 schreef de hoogleeraar: "Wanneer men dan ten overvloede nog leest van Hendrik de Cock zelf (Wederl. Besch. en Antw. v.h. leerst. d. H. Doops, 1837, in een KERKELIJK GOEDGEKEURD geschrift, zie daarover weer de acta van 1836, bl.21), deze

uitspraak, dat de term "geheiligd" in de EERSTE doopvraag de "betrekkelijke verbondsheiligheid en lidmaatschap bedoelt", niet met uitsluiting echter, MAAR MET INSLUITING van de ware heiligheid en het ware lidmaatschap, voortkomende uit Gods kragtig TOEGEPASTE genade ik herzeg: wanneer men dit leest van Hendrik de Cock, dan staat men wel zeer verwonderd. Want: De Cock zegt: de ware heiligheid, vrucht van toegepaste genade, is begrepen in de eerste doopvraag. Maar "De Wekker" werkt ze er wekelijks uit "in nomine H. de Cock"." In het nummer van 17 Mei 1929 lezen we: "Redacteur Van der Schuit heeft de bedoeling van De Cock alweer niet begrepen. De "verbondsbetrekking", die De Cock in de gemeente meer en meer gehandhaafd en erkend wil zien, vereischt, dat men naar het oordeel der liefde elkaar bejegenen zal. Wat is dat oordeel? Dat men van elkaar aanneemt, dat God door het Woord het genadeverbond als AANBOD van genade elkaar heeft doen toekomen? Maar dat behoeft men niet te oordeelen naar den aard der liefde, doch dat spreekt van zelf. Neen - natuurlijk bedoelt De Cock, dat men van elkaar moet aannemen, dat men de goederen (geestelijke goederen) van dat verbond subjectief deelachtig is, tenzij het tegendeel blijkt. En dat is dus een verband leggen tusschen verbond en verkiezing, en een protest tegan de huidige chr. gereformeerde penvoeders, die het verbond Gods vervagen tot een aanbod van genade, een aanbod, dat om met De Cock te spreken - ook komt tot Turken en heidenen en Joden." In "De Reformatie" van 22 Oct. 1931 citeert Prof. Schilder het Chr. Geref. Jongelingsblad "Luctor et Emergo", waarin een recensie voorkwam over het Geref. Kerkboek van Prof. Biesterveld. Over de uitdrukking "in Christus geheiligd" zei de recensent: "In Christus geheiligd kan (nl. volgens het boek van Biesterveld) niet anders beteekenen "dan een wezenlijk in Christus ingeplant en dus heilig zijn" (bl.175). En dan weer die opheffing der dingen: Dit zegt niet, dat nu alle gedoopte kinderen wedergeboren zijn (bl.175). De lezers zullen daarmee rekening moeten houden; zij weten, dat wij over die dingen anders denken. Wij vinden't jammer, dat dit boek op dit standpunt staat." Prof. Schilder plaatst daar dan dit onderschrift bij: 't Is weer de oude kwestie: hier wordt beweerd, dat de Geref. schrijver een eigen meening inlegt in het formulier. De schrijver zelf meent evenwel, dat het formulier door hem in zijn eigen historische bedoeling is ontvouwd. Wil de Chr. Geref. pers iets bereiken, dan moet ze bewijzen, dat de geschiedenis onjuist beschreven werd."

In "De Reformatie" van 4 Dec. 1931 neemt Prof. Schilder een stukje over van Ds. Delleman uit de "Aaltensche Kerkbode", waarin deze zich verweert tegen Prof. Van der Schuit. Over de uitdrukking "in Christus geheiligd" zegt Ds. Delleman: "Bavinck komt tot de conclusie: Heel de geest en de leer van het doopsformulier sluit uit, dat het geheiligd zijn in Christus slechts in uitwendigen, voorwerpelijken zin te verstaan zou zijn. En Biesterveld: Zoo kan de bewuste uitdrukking niets anders beteekenen, dan wezenlijk in Christus ingeplant en dus heilig te zijn. Heeft men deze conclusies ooit weerlegd?" Prof. Schilder voegt er dit aan toe: "Volhouden maar terwille van de arme chr. geref. schapen, die in misverstanden dreigen te verdrinken." In "De Reformatie" van 20 Jan. 1933 schrijft Prof. Schilder: "Als dan vervolgens de docent (v.d. Schuit) beweert, dat in 1905 door de Geref. Kerken geleerd is, wat tegen de belijdenis van Lindeboom inging, dan zeggen we alleen maar: het is niet waar. Lindeboom heeft zelf natuurlijk ingezien, dat Dr. Kuyper niet de kwestie (inzake Paulus' wedergeboorte) geheel en al zoo stelde, als hij (trouwens ook slechts veronderstellenderwijs) ze had getermineerd; hij heeft het hoofd dan ook niet in den schoot gelegd (zooals De Wekker smaalt), maar het tegenover Dr. Kuyper recht op gehouden, wetende dat een man geen kerk is. Die het hoofd in den schoot legden voor een mensch, dat waren de scheurmakers van 1892; want zij zijn voor een mensch en een paar zinnetjes uit den weg gegaan. En in 1905 is niet datzelfde vastgesteld, wat volgens De Wekker in Kuyper Lindeboom niet kon behagen. Wie dat zegt, verwringt tekst en uitleg van 1905. Maar dat te herhalen, wordt nu heusch vervelend." In "Dr. A. Kuyper en het Neo-Calvinisme te Apeldoorn veroordeeld?" 1925 zegt Prof. Schilder op bl.12: "Dat er in diezelfde uitspraak der Synode ergens staat: "minder juist", waat docent v. d. Schuit meent, dat staan moet: "onjuist", is uit den treure herhaald. Waarom doet docent v.d. Schuit aldus? Er was toch reden genoeg om nu eens op de officieele, wel overwogen uitspraak van de Gereformeerde kerken aan te vallen, nu de rector-redenaar over de richting wilde handelen." Waardering van deze citaten Wij noteeren hier dankbaar de kwalificatie van de verklaring van 1905 als een wel overwogen uitspraak. Dat is wat anders dan een,,den Heere ongerijmdheid toeschrijvende, geen redelijken zin bevattende verklaring, zooals Prof. Greijdanus zegt (a. w. bl. 6), of een verklaring, die,,in haar deelen onderling rammelt en botst (a. w. bi. 16).

Nu is het opmerkelijk, dat Prof. Schilder nergens tot de Chr. Gereformeerden zegt:,,zakelijk hebt U gelijk, alleen maar, het is geen grond voor U om gescheiden van ons te blijven voortleven. Dat zegt hij nergens, dat de Chr. Gereformeercien zakelijk het bij het rechte eind hadden. Prof. Schilder schrijft in zijn bekenden brief van 13 Dec. 1943 aan de Generale Synode (Utrecht slc): Deze uitspraken als geheel heb ik zeif verdedigd tegen critiek van christelijk gereformeerde zijde, toen deze onzen kerken meeningen toedichtte, welke de hare niet konden zijn, en toen men van die zijde daarop het recht grondde voor een als kerk in isolement blijven staan. Ek kon dit doen in goede conscientie, omdat aan de verklaring van 1905 geen confessioneel karakter was toegekend, en ik van oordeel was, dat wie op de basis der drie formulieren van eenigheid stonden, met ons moesten samenleven om s Heeren wil. En ook, omdat naar mijn meening wat in de bekende zinsnede weer sproken werd, zelf weerspraak vond in wat overigens in 1905 was uitgesproken. Maar door deze redeneering kan Prof. Schilder toch niet aannemelijk maken, dat hij de Chr. Geref. niet had behooren bij te vallen, als zij wezen op de naar hun gedachten bestaande tegenspraak in de formule van 1905. AIs,,Luctor et Emergo spreekt van,,opheffing der dingen, nl. dat de uitdrukking, dat het,,geenszins zeggen wil, dat alle gedoopte kinderen weder geboren zijn opheft de eerstvolgende woorden, dat,,in Christus geheiligd beteekent:,,in Christus ingeplant, dan zegt Prof. Schilder toch niet, zoomin hier als elders:,,zakelijk hebben de Chr. Gereformeerden op al die punten gelijk. Alleen maar ik vind dit niet een voldoenden grond om te weigeren zich met ons te vereenigen. Verdediging van 1905 Wij nemen daarom met instemming over, wat het Moderamen van de Generale Synode in zijn schrijven van 25 Febr. 1944 aan alle Kerken berichtte: In de tweede plaats merkt de Synode op, dat de voorstelling, welke Prof. Schilder thans van zijn strijd tegen Ds. Jongeleen en de Christelijke Gereformeerden en van zijn verdediging van de besluiten van 1905 geeft, niet klopt op zijn polemiek in de Bazuin van 1927 1929; - in den 75sten jaargang No. 39 zegt hij van het geheiligd in Christus als innerlijke, subjectieve heiligheid, dat dit altijd de opvatting van de beste gereformeerden geweest is; - in Nr. 43 heet het, dat Ds. Jongeleen met zijn bezwaren tegen 1905 zich radicaal van Kampen vóór 1892 heeft Iosgemaakt (vgl. ook Nr. 39, 41); - in Nr. 52 citeert hij met groote instemming de critiek van het Geref. Jongelings blad op het in dezen tijd nog al eens aangehaalde boek van Prof. Heyns, en voegt daaraan toe:,,de dictaten, die ik nog van Prof. Bouwman

bezit, bewijzen, dat hij op verscheiden punten volmaakt anders denkt dan Prof. Heyns (W. Heyns van die CRC in Noord Amerika slc); - in den 76sten jaargang Nr. 30 haalt hij met instemming een artikel aan van Ds. P. de Jong, waarin deze wijst op de woorden van Hendrik de Cock in zijn verhandeling van het leerstuk des H. Doops (Veendam 1837), dat de kinderen des verbonds voor geloovigen moeten gehouden worden en dat de verbondsheiligheid,,de ware heiligheid insluit ; - van Hendrik de Cock zegt hij in Nr. 20 van den 77sten jaargang: De Cock doopte op grond van het genadeverbond, maar dan zoo, dat hij dat genadeverbond niet, zooals De Wekker en Ds. Jongeleen, enkel en alleen opvatte als een aanbod van genade, doch in den veel rijkeren zin als de weg van schenking en toepassing der genade. Vandaar De Cocks veelvuldig gebruik maken van den tekst: de kinderen der belofte voor bet zaad (GEESTELIJK zaad) GEREKEND zijnde ; - in Nr. 31 vinden we een beroep op Guido de Bray en Petrus Datheen; - in den 77sten jaargang Nr. 37, 38 en 52 geeft hij aanhalingen van o.a. Calvijn en Ds. A. Littooy, - en nergens blijkt iets van de bezwaren, die Prof. Schilder nu te berde brengt; - toen werd in elk geval de indruk gegeven, dat hij zich geheel met 1905 vereenigde en de besluiten van 1905 verdedigde. Sien ook hierdie artikel oor die probleme met Schilder se voorwaardelike verbondsbeskouing: Schilder se verbondsbeskouing volgens SA Strauss, S. Le Cornu http://proregno.files.wordpress.com/2010/06/schilder-se-vb-strauss.pdf