2.2. Milieu 2.2.1 Stimulering energiebesparende maatregelen 2.2.2. Stimulering afkoppelen hemelwaterafvoer van verhard oppervlak



Vergelijkbare documenten
Regeling Bijdrage Stimulering amateurkunst Eindhoven. 1 Begripsomschrijvingen

gemeente Eindhoven Nadere regels subsidie Stimulering amateurkunst.

gemeente Eindhoven Subsidieregeling stimulering amateurkunst

Financieringsreglement Basisbijdrage Amateurkunst Eindhoven

Algemene subsidieverordening Gemeente Werkendam 2012

Algemene subsidieverordening Texel

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Besluit van de gemeenteraad d.d. 12 december 2011, nr. 14B/B, tot vaststelling van de Algemene subsidieverordening Tubbergen

Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen overwegende dat het gewenst is voor subsidiering algemene regels vast te stellen;

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MAASTRICHT 2015

Concept ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MOERDIJK

"Verordening evenementen gemeente Hardenberg".

gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4 van de Algemene Subsidieverordening Arnhem 2016;

A. ALGEMENE BEPALINGEN

gemeente Eindhoven Raadsvoorstel Wijziging Subsidieverordening Gemeente Eindhoven 2002 inzake gesubsidieerde arbeid (flexvergoeding en opstapbaan)

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING LEIDERDORP 2012

Naam regeling: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert Citeertitel: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert 2011

REGELING WAARDERINGSSUBSIDIES AMATEURKUNST AMSTERDAMS FONDS VOOR DE KUNST

Gelet op het bepaalde in de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE TYNAARLO. De raad van de gemeente Tynaarlo,

Onderwerp: Vaststelling Algemene subsidieverordening Purmerend 2014

gemeente Eindhoven Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

gemeente Eindhoven Subsidieregeling meedoen en maatschappelijke participatie

Gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4 van de Algemene Subsidieverordening Arnhem 2002;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening Amersfoort 2013;

Algemene subsidieverordening Texel 2016

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening Amersfoort 2013 (ASV), besluit vast te stellen de volgende regeling:

Algemene subsidieverordening Haaksbergen (9.16b)

Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2011

GEMEENTEBLAD. Nr HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Medemblik 2014

nr Officiële uitgave van de gemeente Midden-Drenthe d.d. 4 oktober 2017

Onderwerp : Algemene Subsidieverordening Bergeijk 2016

Algemene subsidieverordening GOES 2011

Beleidsregels Projectsubsidies Cultuur Midden-Drenthe

gemeente Eindhoven Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant

Overwegende dat het bestaande subsidiebeleid dateert uit de periode van 2009/2010;

Regeling subsidie sportdeelname jeugd gemeente Oisterwijk 2016

overwegende dat het gewenst is om de gemeente Hardenberg beter op de kaart te zetten middels evenementen die een economische spin-off opleveren;

Algemene Subsidieregeling 2008

Het college van burgemeester en Wethouders van de gemeente Waterland,

op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard van 27 mei 2008;

REGLEMENT PRO SUBSIDIES

Regeling subsidie cultuurproducties gemeente Oisterwijk 2016

eurne DE RAAD VAN DE GEMEENTE DEURNE Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 augustus 2018, nr. 56;

Deelverordening subsidies amateurkunst gemeente Tiel

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Hoom, inzake de Algemene subsidieverordening Gemeente Hoom 2015;

Subsidie vrijwillige inzet en informele zorg gemeente Ermelo 2016.

2. De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

Gemeente ^" Albrandsuuaard

Vaststellen Subsidieregeling gebiedsgebonden kunst- en cultuuractiviteiten

SUBSIDIEREGELING INNOVATIEAGENDA CULTUUR MAASTRICHT ( )

Subsidieverordening Hollands Kroon

Regeling subsidie cultuurdeelname gemeente Oisterwijk 2016

GEMEENTEBLAD. Nr. 3016

Gelet op het artikel 90, tweede en derde lid van de Wet raadgevend referendum;

Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen 2015

A. ALGEMENE BEPALINGEN.

Kaderverordening subsidies provincie Groningen Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen en algemene bepalingen

Regeling subsidie lokale media gemeente Oisterwijk 2016

c. Meerjarige subsidie: subsidie die voor twee kalenderjaren 5. Europees steunkader: een mededeling, richt-

Het college van de gemeente Rheden; gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening

BESLUITEN: vast te stellen de navolgende Subsidieregeling voor evenementen 2016.

Deelverordeningen behorend bij de Algemene Subsidieverordening gemeente Lopik 2018

b e s l u i t: vast te stellen de Subsidieverordening restauratie gemeentelijke monumentale panden Leidschendam-Voorburg 2008.

Regeling subsidie armoedebeleid gemeente Oisterwijk 2019.

Subsidieregels Cultuurfonds

Subsidieregeling stimuleringsfonds particulier initiatief 2015

Algemene subsidieverordening gemeente Landsmeer 2016

PROVINCIAAL BLAD JAARGANG: 2014

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING HEERENVEEN 2014

Op 16 januari 2018 organiseert de gemeente een informatieavond over de nieuwe subsidieregeling, om 19:30 in Rozet te Arnhem.

HOOFDSTUK 1. Inleidende bepalingen. De gemeenteraad Gooise Meren. Gelezen het voorstel van 9348

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Algemeen Subsidiereglement stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2011

gelezen de nota subsidieregeling Projecten#InDeBuurt d.d. 15 november 2016 nr ;

Uitvoeringsregeling subsidies incidentele activiteiten 2012

Regeling subsidie creativiteitsonderwijs gemeente Oisterwijk 2016

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

Subsidieverordening Aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2013

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Subsidieregeling instandhouding erfgoed gemeente Schagen 2018

vast te stellen de volgende deelverordening: Deelverordening subsidie cultuur gemeente Nunspeet

(Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken ID-banen [Versie geldig vanaf: ])

Regeling subsidie bibliotheekwerk gemeente Oisterwijk 2016

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart,

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2012/1

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING KOLLUMERLAND C.A.

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING BUSSUM 2015

Subsidieregeling sport gemeente Weststellingwerf Het college van burgemeester en wethouders van Weststellingwerf,

Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998

BESLUIT Nr. MO/ Subsidieregeling Evenementen en Amateurkunst Dordrecht 2016

Subsidieregeling Fonds Cultuur

Subsidieverordening Sport

overwegende dat het gewenst is activiteiten te stimuleren die bijdragen aan behoud en herstel van gemeentelijke monumentale objecten,

SUBSIDIEVERORDENING AANGEPAST SPORTEN IN DE REGIO DRECHTSTEDEN 2013

Subsidieverordening Zorgaanbieders Jeugdzorg provincie Limburg 2005

Beleidsregel activiteitensubsidies Welzijn gemeente Eijsden-Margraten 2017

Transcriptie:

Overzicht wijzigingen Subsidieverordening gemeente Eindhoven 2008 (tbv raadsvergadering juli 2010) deergehaa-iel = vervallen gemarkeerd = nieuw Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Algemene subsidiebepalingen 1.1. 1.2. l.3. 1.4. l.5. l.6. l. 7. Inleidende bepalingen S ubsi cii everleni ng Verplichtingen van de subsi cii con tvanger S ubsi cii evaststelli ng Lagere verleni nglvaststelli ng subsidie en buiten behandeling laten van subsi cii eaanvragen Bevoorschot ti ng en betaling Toezicht 1.8. Per boekj aar verstrekte subsidie aan rechtspersonen 1.9. Actualisatieen evaluatie Hoofdstuk 2 Ruimte 2.1. Ruimtelijke ordening 2.1.1 Gemeentelijke monumenten Eindhoven 2.1.2 ÃćâĆňâĂİ ingetrokkenãćâćňâăi 2.1.3 Reserve economische ontwikkeling 2.1.4 Reserve technologie 2.1.5 Subsidiering stadsdeelgericht werken 2.1.6 Huurgewenningsbijdragen 2.1.7 Waardebonnensysteem bewonersinitiatieven 2.1.8 Stimulering onderhoud particuliere woningen 2.2. Milieu 2.2.1 Stimulering energiebesparende maatregelen 2.2.2. Stimulering afkoppelen hemelwaterafvoer van verhard oppervlak Hoofdstuk 3 Sociaal 3. 1. Cul tuur 3.1.1. Stimulering amateurkunst 3.1.2. Gilden 3.1.3. Amateurkunst incidenteel 3.1.4. Cultuurspreiding

3. 1.5. 3.1.6. 3.1.7. ÃćâĆňâĂİ vervallen- ÃćâĆňâĂİ vervallen- Incidentele subsidies Urban Culture Incidentele Subsidies Cultuur 20 ID-2011 3.2. 3.2.1. 3.2.2. Sport Sportverenigingen Bekers/prijzen sportevenementen 3.3. 3.3. 1. 3.3.2. 3.3.3. 3.3.4. 3.3.5. 3.3.6. 3.3.7. 3.3.8. Welzijn ÃćâĆňâĂİ ingetrokkenãćâćňâăi ÃćâĆňâĂİ ingetrokken- Vrijwillig jeugdwerk ÃćâĆňâĂİ ingetrokken- ÃćâĆňâĂİ vervallen- Woontussenvoorziening en Bevordering maatschappelijke participatie (reductieregeling) ÃćâĆňâĂİ vervallen- 3.3.9. Actieve en zorgzame burgers 3.3.10. Samenleven in Zorgzame en Leefbare Buurten en Wijken 3.3.11. Opplusregeling 3.3.12. Preventieve aanpak eergerelateerd geweld 3.4. 3.4. 1. 3.4.2. Onderwijs ÃćâĆňâĂİ ingetrokken- Brabants VerkeersveiligheidsLabel 3.5. 3.5.1. 3.5.2. l n terna ti onale coordi na ti e Contactsteden en verdubbelingsbijdragen Mondiale bewustwording Hoofdstuk 4 Economie 4. 1. 4.1.1. 4. 1.2. 4.1.3. Versterking economische structuur Bedrijvensteun ÃćâĆňâĂİ ingetrokken- Het Investeringsfonds Eindhoven Cameratoezicht bedrijventerreinen 4.2. Werkgelegenheid en arbeidsmarkt 4.2.1. Gesubsidieerde arbeid, flexvergoeding en opstapbaan 4.2.1.1. ÃćâĆňâĂİ ingetrokken- 4.2.1.2. Opstapbaan 4.2.1.3. Flexvergoeding (begeleidingsvoucher)

4.2.2. Voortgezette regeling gesubsidieerde arbeid voor ID-werknemers vanaf 2008 4.2.3. 4.2.3.1. 4.2.3.2. 4.2.3.3. 4.2.4. 4.2.5. 4.2.6. 4.2.7. 4.2.8. Subsidieregeling regulier maken ID-banen (aanvullend op Stimuleringsregeling) en WIW-detachering voor onbepaalde tijd Subsidie regulier malen ID-banen aanvullend op Stimuleringsregeling Subsidie regulier maken ID-banen Subsidie regulier maken WIW-detachering voor onbepaalde tijd Tegemoetkoming Wet Kinderopvang 2005 ÃćâĆňâĂİ ingetrokken- Regeling compensatie kosten kinderopvang bij arbeidsinschakeling ÃćâĆňâĂİ ingetrokken- Regeling subsidie bij uitstroom Hoofdstuk 5 Slotbepalingen 5.1. Hardheidsclausule, onvoorziene gevallen en nadere regels 5.2. Overgangsrecht en slotbepalingen Paragraaf 3.1.1. Stimulering amateurkunst. Artikel 1. Begri psomschrij vi ngen. In deze paragraaf wordt verstaan onder: 1. activiteiten: de artistiek gerichte werkzaamheden van een organisatie binnen de verschillende secties van amateurkunst; 2. actieve leden: contributiebetalende leden van een organisatie, die de artistieke activiteiten van de organisatie mede uitvoeren. De artistieke en organisatorische leiders, bestuursleden, ereleden en dergelijke worden niet als zodanig aangemerkt; 3. amateurkunst: niet-beroepsmatige beoefening van kunst in verenigingsverband; 4. basisbudget: het subsidiebedrag voor algemene kosten uitgedrukt in een geldwaarde die wordt berekend op basis van een score; 5. dansgroep: een organisatie die een of meer dansvormen beoefent, zoals volksdans, jazzdans of moderne dans; 6. groep voor beeldende kunst en vormgeving: een organisatie die een of meer vormen van beeldende kunst en vormgeving beoefent, zoals tekenen, schilderen, beeldhouwen of keramische technieken met als primaire doelstelling het tot stand brengen van kunst. Hiertoe worden niet gerekend organisaties in de hobbysfeer; 7. groep voor audiovisuele kunst: een organisatie die een of meer technieken op

het gebied van foto-, film- of audiokunst beoefent; 8. groottetoeslag: een sectieafhankelijke toeslag op het basisbudget, uitgedrukt in een score en die is gebaseerd op het aantal actieve leden van een organisatie; 9. hoofdkorps: het centrale onderdeel van een muziekkorps, waaraan het in het algemeen zijn naam ontleent; 10. instrumentaal ensemble: een organisatie die muziek beoefent en bestaat uit instrumentalisten, in uiteenlopende bezetting zoals een kamerorkest, symfonieorkest, blokf luit-, klarinet-, saxofoonensemble, accordeon-, mandolineorkest of andere divers samengestelde ensembles, waaronder ensembles voor etnische muziek. In deze verordening worden hiertoe niet gerekend ensembles op het gebied van pop, jazz en geimproviseerde muziek, amusementsorkesten, dansorkesten en hieraan verwante ensembles; 11. muziekkorps: een organisatie, zoals een harmonie, fanfare, drumband of showcorps dan wel een combinatie van deze; 12. muziektheatergroep: een organisatie bestaande uit vocalisten en instrumentalisten, die het opera-operette- en/of musicalrepertoire middels geensceneerde producties beoefent; 13. nieuwe productie/nieuwe werken: door een organisatie openbaar gepresenteerde stukken of werken, die in de voorgaande drie jaren door dezelfde organisatie niet openbaar zijn gepresenteerd; 14. niveautoeslag: een sectieafhankelijke toeslag op het basisbudget voor het artistiek functioneren van een organisatie, uitgedrukt in een score, gebaseerd op diplomering en/of ervaring van de artistieke leiding of op klassering van een muziekkorps; 15. openbare uitvoering/presentatie: een in het algemeen door de organisatie zelf georganiseerde, voor het algemeen publiek openbaar toegankelijke volwaardige voorstelling of expositie binnen de in de verordening onderscheiden secties van amateurkunst, waaraan door publiciteit, zoals via de media, affiches en programmabladen bekendheid wordt gegeven. Een tentoonstelling is tenminste gedurende een geheel weekend openbaar toegankelijk; 16. organisatie: een in de gemeente Eindhoven gevestigde en werkzame rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zijnde een vereniging, die als primaire doelstelling heeft het niet beroepsmatig beoefenen van een binnen deze paragraaf verschillende sectie van kunst en waarvan de activiteiten voornamelijk openbaar toegankelijk zijn; 17. score: het puntenaantal op grond waarvan de subsidie wordt berekend; 18. specifieke toeslag: een sectieafhankelijke toeslag op het basisbudget, uitgedrukt in een score, in relatie tot een sectiekarakteristieke extra kostensoort; 19. theatergroep: een organisatie die de toneelkunst beoefent, daaronder ook cabaret begrepen; 20. vocaal ensemble: een organisatie die muziek beoefent en bestaat uit vocalisten,

zoals een kamerkoor, gemengd koor, univocaal koor, oratoriumkoor, kinderkoor en opera- en operettekoor, voor zover deze geen geensceneerde producties uitvoeren. Artike/2. Subsic/ieverlening. 1. Het college kan een duursubsidie verlenen ter stimulering van het niet-beroepsmatig beoefenen van kunst in organisatieverband voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 1, onder1, die resulteren in het jaarlijks openbaar uitvoeren van nieuwe producties van amateurkunst in de volgende secties: A. muziekkorpsen; B. vocale ensembles; C. instrumentale ensembles; D. theatergroepen; E. muziektheatergroepen; F. dansgroepen; G. groepen voor beeldende kunst en vormgeving; of H. groepen voor audiovisuele kunst. 2. Om in aanmerking te komen voor subsidie dient te worden voldaan aan de volgende criteria: de wekelijkse repetities c.q. werkbijeenkomsten dienen plaats te vinden op een adres in Eindhoven; per jaar dienen tenminste 30 repetities c.q. werkbijeenkomsten te worden gehouden; een organisatie behorend tot de secties theatergroepen of muziektheatergroepen dient per jaar tenminste een openbare uitvoering in de gemeente Eindhoven te geven van tenminste een nieuwe geensceneerde productie; een organisatie behorend tot een van de overige secties dient per jaar tenminste een openbare presentatie in Eindhoven te geven, waarbij tenminste eenderde deel van de in het desbetreffend jaar openbaar gepresenteerde werken bestaat uit nieuwe werken; en dient van de actieve leden tenminste 50 /o woonachtig te zijn in de gemeente Eindhoven; als op onvoldoende wijze aan bovenvermelde criteria wordt voldaan kan, in combinatie met de verlening van ontheffing(en), de subsidie tijdelijk worden beperkt tot alleen het basisbudget. 3. Per sectie, zoals bedoeld onder A t/m H van het eerste lid gelden voorts de volgende criteria om in aanmerking te komen voor subsidie: A. Muziekkorpsen: de organisatie heeft tenminste 25 actieve leden; de organisatie is lid van een erkende landelijke muziekfederatie en tevens van de Bond van Eindhovense Muziekgezelschappen;

het hoofdkorps neemt tenminste een keer per vijf jaar deel aan een kwalificatieconcours van de erkende landelijke muziekfederatie, waarbij de organisatie is aangesloten; en muzikale wandelingen en dergelijke gelden niet als een openbare uitvoering in de zin van artikel 1, vijftiende lid. B. Vocale ensembles: de organisatie heeft tenminste 10 actieve leden; de organisatie is lid van een landelijke koepelorganisatie en tevens van de Eindhovense Koren Federatie en; de bescheiden voor de subsidieaanvraag worden ingediend via de Eindhovense Koren Federatie. C. Instrumentale ensembles: de organisatie heeft tenminste 15 actieve leden. D. Theaterg roepen: de organisatie heeft tenminste 10 actieve leden; de organisatie is lid van een landelijke koepelorganisatie en tevens van de Eindhovense Theater Bond; een organisatie, die is ingedeeld in grootteklasse II realiseert per jaar tenminste twee nieuwe producties en geeft van elk in het desbetreffend jaar een openbare uitvoering in de gemeente Eindhoven; en een niveautoeslag kan worden toegekend indien tenminste 50 /o van het jaarlijks aantal repetities plaatsvindt onder leiding van een regisseur die in het bezit is van het voor het desbetreffend niveau vereiste diploma. E. Muziektheaterg roepen: de organisatie heeft tenminste 40 actieve leden. F. Dansgroepen: de organisatie heeft tenminste 15 actieve leden. G. Beeldende kunst en vormgeving: de organisatie heeft tenminste 60 actieve leden; een organisatie die is ingedeeld in grootteklasse II en III realiseert per jaar in de gemeente Eindhoven tenminste twee openbare tentoonstellingen; en een niveautoeslag kan worden verleend indien tenminste 50 /o van het jaarlijks aantal werkbijeenkomsten wordt geleid door een artistiek leider die in het bezit is van het voor het desbetreffend niveau vereiste diploma. H. Audiovisuele kunst: de organisatie heeft tenminste 15 actieve leden;

een organisatie die is ingedeeld in grootteklasse II realiseert per jaar in de gemeente Eindhoven tenminste twee openbare tentoonstellingen; voor fotogroepen geldt het vereiste van minimaal 20 werkbijeenkomsten per jaar; en kan een niveautoeslag worden verleend indien tenminste 50 /o van het jaarlijks aantal werkbijeenkomsten wordt geleid door een artistiek leider die in het bezit is van het voor het desbetreffend niveau vereiste diploma. 4. Het college kan in bijzondere gevallen aan een organisatie ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede en het derde lid. Artikel 3. 5ubsi di eaanvragers. 1. Voor subsidie komen slechts in aanmerking organisaties die: a. tenminste tweejaa+- een jaar gerekend vanaf datum van statutaire oprichting activiteiten, zoals genoemd in artikel 1, onder 1, juncto artikel 2, ontplooien; en b. aangesloten zijn bij een voor de desbetreffende organisatie relevante landelijke koepelorganisatie. 2. Het college kan in bijzondere gevallen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen. 3. Organisaties die voornamelijk activiteiten ontplooien ten behoeve van kerkelijke, levensbeschouwelijke of politieke instellingen of groepen alsmede organisaties met min of meer besloten karakter die gelieerd zijn aan bedrijven of instellingen zonder primaire doelstelling op het gebied van amateurkunst, komen niet voor subsidie in aanmerking. Artikel 4. Indi eni ngtermij n aanvraag. Een aanvraag voor subsidie moet worden ingediend voor 1 mei van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd. Artikel 5. Gegevens subsi di eaanvraag. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 omtrent de in te dienen gegevens bij een aanvraag voor subsidie, dienen de volgende bescheiden te worden overgelegd: een staat van wekelijkse repetities en werkbijeenkomsten met vermelding van adres(sen) van de repetities en bijeenkomsten en van de naam van de artistiek leider(s); een betaalbewijs van lidmaatschap van de landelijke koepelorganisatie, waarbij de organisatie per 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, was aangesloten; een lijst van actieve leden per 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, met per actief lid vermelding van naam, adres, functie(s) binnen de organisatie en lengte van diens lidmaatschap van de desbetreffende organisatie;

bewijsstukken van het jaar waarvoor al subsidie is verleend in de gemeente Eindhoven gerealiseerde openbare uitvoeringen c.q. presentaties met nieuwe producties c.q. nieuwe werken; opgave van mutaties in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, ten aanzien van de artistieke leiding, vergezeld van een kopie van het voor de niveau-indeling vereiste diploma van een nieuwe leider. Een muziekkorps overlegt een (mutatie)bewijs van klassering door de landelijke muziekfederatie, waarbij de organisatie is aangesloten; en de goedgekeurde jaarrekening van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag voor subsidie wordt ingediend. Artikel 6. Subsi di ebedrag. 1. Als grondslag voor de berekening van het subsidiebedrag wordt gehanteerd: a. scores per organisatie voor basis- en algemene kosten, vermeerderd met toeslagen voor de grootte en het niveau van de organisatie, dan wel van de artistieke leiding, alsmede voor specifieke kosten van muziekkorpsen en-veerb. de geldwaarde van de score wordt als volgt berekend: het voor het uitvoeren van de verordening voor het desbetreffend jaar beschikbare bedrag op de gemeentebegroting gedeeld door het totaal van de scores van de subsidiabele organisaties voor het desbetreffend jaar; c. voor de basis- en algemene kosten ontvangt de organisatie een basisbudget. De score bedraagt: 2. 2. De indeling in grootteklasse geschiedt jaarlijks aan de hand van het werkelijk aantal actieve leden per peildatum 31 december van het voorgaande jaar van het jaar van indiening. De indeling in niveaus geschiedt per peildatum 31 december van het voorgaande jaar aan de hand van de door de organisatie overgelegde bescheiden. Bij het niet binnen de gestelde termijnen, zoals bedoeld in artikel 5 van deze paragraaf, overleggen van de vereiste diploma s wordt de organisatie ingedeeld in niveau I. Een muziekkorps wordt ingedeeld aan de hand van bewijsstukken van de klassering door de erkende landelijke muziekfederatie, waarbij het korps is aangesloten. 3. Voor het toekennen van de toeslagen worden de organisaties als volgt onderverdeeld en zijn per sectie de volgende scores van toepassing: A. Muziekkorpsen. 1. Groottetoeslag: 1.1. grootteklasse I: score 0: indien de organisatie minder dan 55 actieve leden heeft; 1.2. grootteklasse II: score 2: indien de organisatie 55 tot 95 actieve leden heeft; 1.3. grootteklasse III: score 4: indien de organisatie tenminste 95 actieve leden heeft.

2. Ni veautoeslag: 2.1. niveau I: score 0: indien het hoofdkorps speelt in de introductieafdeling c.q. divisie van de Koninklijke Nederlandse Federatie van Muziekverenigingen c.q. de Brabantse Bond van Muziekverenigingen en/of indien de organisatie te kennen heeft gegeven niet aan een kwalificatieconcours te willen deelnemen; 2.2. niveau II: score 2: indien het hoofdkorps speelt in de introductiedivisie van de Koninklijke Nederlandse Federatie van Muziekverenigingen c.q. de Brabantse Bond van Muziekverenigingen; 2.3. niveau III score 4: indien het hoofdkorps speelt in de 4 of 5 divisie dan wel promotieklasse van de Koninklijke Nederlandse Federatie van Muziekverenigingen c.q. de Brabantse Bond van Muziekverenigingen; 2.4. niveau IV score 6: indien het hoofdkorps speelt in de 1, 2 of 3 divisie dan wel de kampioensklasse van de Koninklijke Nederlandse Federatie van Muziekverenigingen c.q. de Brabantse Bond van Muziekverenigingen. 3. Specifieke toeslag voor opleiding eninstrumentarium: 3.1. categorie I: score 1: indien de organisatie is ingedeeld in niveau I; 3.2. categorie II: score 2: indien de organisatie is ingedeeld in niveau II of hoger en minder dan 95 actieve leden heeft; 3.3. categorie III: score 3: indien de organisatie is ingedeeld in niveau II of hoger en tenminste 95 actieve leden heeft. B. Vocale ensembles. 1. Groottetoeslag: 1.1. grootteklasse I: score 0: indien de organisatie minder dan 70 actieve leden heeft; 1.2. grootteklasse II: score 2: indien de organisatie tenminste 70 actieve leden heeft. 2. Ni veautoeslag: 2.1. niveau I: score 0: indien de dirigent niet in het bezit is van een voor niveau II of hoger vereist diploma; 2.2 niveau II: score 1;

Indien de dirigent in het bezit is van het Getuigschrift Ensemblebegeleiding (1-jarige cursus), o,a, onderdeel van de opleiding Docent Muziek (voorheen schoolmuziek); 2.2 3. niveau III : score 2: indien de dirigent in het bezit is van een einddiploma Docent Muziek van een van rijkswege erkend conservatorium dan wel van een vergelijkbaar diploma, zoals de Meerjarige Dirigenten opleiding van het Centrumvoor Amateurkunst, die opleidt tot het landelijk erkende diploma Amateur-Koordirigent het-srk- 2.3 4. niveau-4 IV: score 4 3: indien de dirigent in het bezit is van een kestchreetie Bachelor diploma Koordirectie (voorheen Praktijkdiploma) van een van rijkswege erkend conservatorium d-iple ma. 2,5 niveau V: score 4âĂđ Indien de dirigent in het bezit is van een Master diploma Koordirectie (voorheen Uitvoerend Musicus/Tweede Fase) van een van rijkswege erkend conservatorium. C. Instrumentale ensembles. 1. Groottetoeslag: 1.1. grootteklasse I: score 0: indien de organisatie minder dan 40 actieve leden heeft; 1.2. grootteklasse II: score 2: indien de organisatie tenminste 40 actieve leden heeft; 1.3. grootteklasse III: score 4: indien de organisatie tenminste 55 actieve leden heeft. 2. Ni veautoeslag: 2.1. niveau I: score 0: indien de dirigent niet in het bezit is van een voor niveau II of hoger vereist diploma; 2.2. niveau II: score 2: indien de dirigent in het bezit is van een Bachelor-diploma directie (HaFaBraâĂđKoor- en Grkest) van een van rijkswege erkend conservatorium of van een vergelijkbaar, voor de professiorrele leiding van betreffende organisaties, relevant diploma; 2,3 niveau III: score 4: indien de dirigent in het bezit is van een Master-diploma Koor- en Grkestdirectie van een van rijkswege erkend conservatorium of van een vergelijkbaar, relevant diploma; 2.3 4. niveau III: score 46: 10

indien het een symfonieorkest betreft en de dirigent in het bezit is van een Master-diploma Koor- en Orkestdirectie van een van rijkswege erkend conservatorium of van een vergelijkbaar, relevant diploma. D. Theaterg roepen. I. Groottetoeslag: 1.1. grootteklasse I: score 0: indien de organisatie minder dan 30 actieve leden heeft; 1.2. grootteklasse II: score 2: indien de organisatie tenminste 30 actieve leden heeft. 2. Ni veautoeslag: 2.1. niveau I: score 0: indien de regisseur niet in het bezit is van een voor niveau II of hoger vereist diploma; 2.2. niveau II: score 2: indien de regisseur in het bezit is van een diploma van een regieopleiding van het Landelijk Centrum voor Amateur-theater of van een vergelijkbaar diploma c.q. ervaringsniveau; 2.3. niveau III: score 4: indien de regisseur in het bezit is van een einddiploma drama of regie van een van rijkswege erkende theatervakopleiding of van een vergelijkbaar diploma c.q. ervaringsniveau. E. Muziektheaterg roepen. I. Groottetoeslag: 1.1. grootteklasse I: score 0: voor elke organisatie. 2. Ni veautoeslag: 2.1. niveau I: score 0: indien noch de dirigent noch de regisseur in het bezit is van een voor niveau II of hoger vereist diploma; 2.2. niveau II: score 4: indien alleen de dirigent of de regisseur in het bezit is van het voor niveau III vereiste diploma; 2.3. niveau III: score 8: indien: a. de dirigent in het bezit is van een einddiploma koor- of orkestdirectie van een van rijkswege erkend conservatorium of van een vergelijkbaar diploma; en b. de regisseur in het bezit is van een einddiploma van een van rijkswege erkende theatervakopleiding of van een vergelijkbaar diploma. 11

F. Dansgroepen: 1. Groottetoeslag: 1.1. grootteklasse I: score 0: indien de organisatie minder dan 50 actieve leden heeft; 1.2. grootteklasse II: score 2: indien de organisatie 50-100 actieve leden heeft; 1.3. grootteklasse III: score 4: indien de organisatie tenminste 100 actieve leden heeft. 2. Ni veautoeslag: 2.1. niveau I: score 0: indien de artistiek leider niet in het bezit is van een voor niveau II vereist diploma; 2.2. niveau II: score 2: indien de artistiek leider in het bezit is van: a. voor dansgroepen: een docentdiploma dansvakopleiding of van een vergelijkbaar diploma; b. voor volksdansgroepen: een diploma Volksdansleider van het Landelijk Centrum voor Amateur-dans of van een vergelijkbaar diploma; G. Groepen voor beeldende kunst. 1. Groottetoeslag: 1.1. grootteklasse I: score 1: indien de organisatie minder dan 120 actieve leden heeft; 1.2. grootteklasse II: score 3: indien de organisatie 120-150 actieve leden heeft; 1.3. grootteklasse III: score 5: indien de organisatie tenminste 150 actieve leden heeft. 2. Ni veautoeslag: 2.1. niveau I: score 0: indien de artistiek leider niet in het bezit is van een voor niveau II of hoger vereist diploma; 2.2. niveau II: score 4: indien de artistiek leider in het bezit is van een diploma van een voor de opleiding van de desbetreffende organisatie relevante vakopleiding of van een vergelijkbaar diploma; 2.3. niveau III: score 6: indien de artistiek leider in het bezit is van een einddiploma van een voor de leiding van de desbetreffende organisatie relevante van rijkswege erkende kunstvakopleiding of van een vergelijkbaar diploma. H. Groepen voor audiovisuele kunst. 12

1. Groottetoeslag: 1.1. grootteklasse I: score 1: indien de organisatie minder dan 75 actieve leden heeft; 1.2. grootteklasse II: score 2: indien de organisatie tenminste 75 actieve leden heeft en is ingedeeld in niveau I I. 2. Ni veautoeslag: 2.1. niveau I: score 0: indien de artistiek leider niet in het bezit is van een voor niveau II vereist diploma; 2.2. niveau II: score 2: indien de artistiek leider in het bezit is van een einddiploma van een voor de leiding van de desbetreffende organisatie relevante van rijkswege erkende kunstvakopleiding. 4. Het college kan voor het toekennen van toeslagen op grond van het derde lid na advies van een op het desbetreffende gebied erkend instituut of landelijke organisatie afwijken van het in het derde lid bepaalde. 5, Indien niet aan alle subsidievoorwaarden wordt voldaan, kan het subsidiebedrag worden teruggebracht tot alleen het basisbudget. Artikel 7. Subsi di eplafond. 1. Het subsidieplafond voor het subsidieren van activiteiten, zoals bedoeld in deze paragraaf, wordt jaarlijks vastgesteld door het college, binnen de door de raad vastgestelde begroting, voor aanvang van het tijdvak waar de activiteiten betrekking op hebben. 2. Indien het bedrag waarvoor op grond van deze verordening subsidie zou moeten worden verleend aan degenen die daartoe tijdig een aanvraag hebben ingediend groter is dan het op grond van het eerste lid vastgestelde subsidieplafond, worden de betrokken subsidies naar evenredigheid verminderd op grondslag van het subsidieplafond. Artikel 8. Vaststelling. 1. De subsidieontvanger dient de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college voor 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend. 2. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 met betrekking tot de overleggen gegevens bij de aanvraag tot vaststelling van subsidie, verstrekt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling de volgende gegevens: de goedgekeurde jaarrekening van het jaar waarop de vaststelling betrekking heeft; 13

een betaalbewijs van lidmaatschap van de landelijke koepelorganisatie, waarbij de organisatie per 31 december van het jaar waarop de vaststelling betrekking heeft was aangesloten; een lijst van actieve leden per 31 december van het jaar waarop de vaststelling betrekking heeft, met per actief lid vermelding van naam, adres, functie(s) binnen de organisatie en lengte van diens lidmaatschap van de desbetreffende organisatie; een staat van wekelijkse repetities en werkbijeenkomsten met vermelding van adres(sen) van de repetities en bijeenkomsten en van de naam van de artistiek leider(s); bewijsstukken van in de gemeente Eindhoven gerealiseerde openbare uitvoeringen c.q. presentaties met nieuwe producties c.q. nieuwe werken in het jaar waarvoor subsidie is verleend; opgave van mutaties in het desbetreffend jaar ten aanzien van de artistieke leiding, vergezeld van een kopie van het voor de niveau-indeling vereiste diploma van een nieuwe leider. Een muziekkorps overlegt een (mutatie)bewijs van klassering door de landelijke muziekfederatie, waarbij de organisatie is aangesloten. 3. De subsidie wordt vastgesteld door het college uiterlijk voor 1 januari volgend op het jaar waarin de gegevens, zoals bedoeld in dit artikel, zijn ingediend. Paragraaf 3.1.7. Incidentele subsidies Urban Culture Artikel 1. Begri psomschrij vi ngen. In deze paragraaf wordt verstaan onder: 1. Urban Culture: een straatcultuur-sport van jongeren die typerend is voor de hedendaagse samenleving in Eindhoven en-regie; 2. activiteiten: inhoudelijke activiteiten in het kader van Urban Culture; 3. jongeren: leeftijdsgroep van 10-35 jaar; 4. publieksbereik: het actief bereiken van publiek; 5. media: een communicatiemiddel ten behoeve van publieksbereik; 6. overheadkosten: kosten die niet direct betrekking hebben op de activiteit; 7. overige inkomsten: andere inkomsten dan de aangevraagde subsidie. Artike/2. Subsi c/i everlening. 1. Het college kan een incidentele exploitatie subsidie verlenen voor activiteiten op het gebied van Urban Culture. 2. Voor de in het eerste lid genoemde activiteiten geldt dat in ieder geval aan een van de hieronder genoemde criteria, welke onderdeel zijn van de speerpunten uit het raadsprogramma Actieve Jeugd/Kunst & Cultuur, wordt voldaan, te weten: a. professionalisering van de initiatieven; of 14

b. verankering van Urban Culture in de stad Eindhoven. 3. Voor alle activiteiten als bedoeld in het eerste lid geldt dat deze dienen plaats te vinden in Eindhoven. 4. Indien subsidie wordt aangevraagd voor 6 5.000,ÃćâĆňâĂİ of meer geldt voorts dat er sprake moet zijn van minimaal twee bronnen van overige inkomsten. Artikel 3. Subsi di evvei geri ng. 1. Indien een aanvrager reeds subsidie ontvangt voor haar reguliere activiteiten wordt de subsidie geweigerd, tenzij de activiteit waarvoor subsidie in het kader van deze paragraaf wordt aangevraagd afwijkend is dan wel een extra impuls geeft ten opzichte van de reguliere activiteiten. 2. Indien een aanvrager voor hetzelfde evenement of activiteit meerdere subsidies aanvraagt, wordt slechts een aanvraag in behandeling genomen. 3. In een boekjaar worden maximaal drie subsidies per aanvrager in het kader van deze paragraaf verleend. 4. Subsidie wordt eveneens geweigerd indien blijkt dat: a. de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd georganiseerd wordt vanuit een winstoogmerk; of b. de markt verzadigd is met betrekking tot de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Artikel 4. Subsi di eaanvragers. Voor subsidie komen slechts in aanmerking rechtspersonen gevestigd in Eindhoven. Artikel 5. Subsi di eaanvraag. 1. In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 1, met betrekking tot de in te dienen gegevens voor de subsidieaanvraag, dienen door de subsidieaanvrager de volgende gegevens te worden overlegd: a. een activiteitenplan; b. een begroting waaruit blijkt: dekking van de totale kosten van de activiteit; en specificatie van de overige inkomsten; c. een bewijs van inschrijving uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken en een afschrift van de statuten. 2. De subsidieaanvraag geschiedt middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Artikel 6. Indi eni ngtermij n aanvraag. In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 1met betrekking tot de indieningtermijn aanvraag, worden de aanvragen, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, tenminste vier- weken acht weken voordat de activiteit plaatsvindt ingediend. Artikel 7. Beslissing op de aanvraag. 15

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 1 met betrekking tot de beslissing op de aanvraag beslist het college binnen zeswekerr dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Artikel 8. Subsi di ebedrag. 1. Als grondslag voor de berekening van het subsidiebedrag voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt gehanteerd een maximaal bedrag van CWQQQ ÃćâĆňâĂİ,65,000,ÃćâĆňâĂİ ter dekking van het exploitatietekort van de activiteit waarbij maximaal 20 /o van het subsidiebedrag naar rato aan overheadkosten worden toegerekend. 2. Niet subsidiabel zijn kosten in het kader van prijzengelden en ÃćâĆňâĂİ bekers zijnde cadeaubonnen, geldprijzen, startgelden of consumptiegoederen. Artikel 9. Subsidieplafond. 1. Het subsidieplafond voor het subsidieren van activiteiten, zoals bedoeld in deze paragraaf, wordt jaarlijks vastgesteld door het college, binnen de door de raad vastgestelde begroting, voor aanvang van het tijdvak waar de activiteiten betrekking op hebben. 2. Indien het bedrag waarvoor op grond van alle tijdig ingediende aanvragen subsidie wordt gevraagd groter is dan het op grond van het eerste lid vastgestelde subsidieplafond, beslist het college op de aanvragen in de volgorde waarin de aanvragen zijn ingekomen. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad om de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst. Artikel 70 Bevoorschotting. 1. Het college verstrekt de subsidieontvanger een voorschot van 95 /o op de verleende subsidie. Dit voorschot wordt binnen vier weken na het besluit tot verlening aan de subsidieontvanger overgemaakt. 2. Bij de vaststelling van de subsidies vindt verrekening plaats met reeds uitbetaalde voorschotten en wordt het eventuele restant binnen zes weken na de vaststelling uitbetaald. Artikel 7 7. Aanvraag tot vaststelling van de subsidie. 1. De subsidieontvanger van een subsidie dient een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college binnen 12 weken na afloop van de activiteiten. 2. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 met betrekking tot het overleggen van gegevens bij de aanvraag tot vaststelling van subsidie, verstrekt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling de volgende gegevens: a. een inhoudelijk verslag van de activiteit; b. een financieel verslag en afrekening; 3. De aanvraag tot vaststelling geschiedt middels een door het college vastgesteld formulier. 16

Artikel 12. Duur. Deze paragraaf komt te vervallen op 1 januari 2011. Paragraaf 3.1.8 Incidentele subsidies Cultuur 2010-2011 Artikel 1, Begripsomschrij vingen, ln deze paragraaf wordt verstaan onder: activiteiten: inhoudelijke activiteiten in het kader van podiumkunsten, beelclencle kuast en vol AlgevIAg; 2, overheadkosten: kosten voor huisvestingâăđpersoneel en bureaukosten; 3. artistieke kwaliteit: het hebben van een aantal unieke eigenschappen verbonden aan het voorwerp of de activiteit zijnde: a. diepgang en verdieping of; b, non-conformistisch en confronterend of; c. het hebben van een eigen karakter ofâăđ. d, aanzetten tot nadenkenâăđ te maken hebben met zingeving of; e. vernieuwing en zeggingskracht wat leidt tot reflectie en nieuwe Inzichten. 4. vormgevers: natuurlijke personen die een opleiding hebben genoten op het gebied van vormgeving en een beroepspraktijk in die richting willen opbouwen of hebben opgebouwdâăđ. 5, kunstenaars: natuurlijke personen die: die een opleiding hebben genoten aan een erkende kunstopleiding ofâăđ. ruime ervaring hebben in het professionele kunstcircuit aantoonbaar door exposities, publicaties, voorstellingen, projecten met voldoende artistieke kwaliteit; 6. creatieve industrie: combinatie van creatieve arbeid en ondernemerschap die producten voortbrengen die naast hun een functionele vorm ook een culturele meerwaarde hebbenâăđ. 7, cultureel ondernemerschap: een werkwijze die erop gericht is zoveel mogelijk kunstzinnigâăđartistiek-cultureel, zakelijk en maatschappelijk rendement te halen uit culturele activiteitenâăđ 8. podiumkunsten: muziek, dans, theater, musical of opera; 9, beeldende kunsten: schilder- en tekenkunst, grafische kunst, beeldhouwkunst, fotografie, kunst in de openbare ruimte; I0, vormgeving: grafische en industrii le vormgeving, mode, interieurontwerp en ruimtelijke vormgeving; 1 I, publieksbereik: het op een doordachte, passende en zinvolle wijze bereiken van mensen met de resultaten van het creatieve proces of met het creatieve proces zelf; I 2. breed publiek: publiek van uiteenlopende samenstelling qua leeftijd, achtergrond en interesseâăđ 17

I 3. specifiek publiek: publiek van deskundigen, collega-makers of kunstliefhebbers; I4. adviseur: lid van de adviescommissie Incidentele subsidies Cultuur 2009 waarin deskundigen op het gebied van beeldende kunst en vormgeving en podiumkunst zitting hebben en die het college adviseert ten aanzien van de aanvragen; l5. tranche: periode die loopt van 1 januari van het betreffende jaar tot de eerstvolgende vergadering van de adviescommissie, De volgende periode loopt vanaf de vorige vergadering tot aan de volgende vergadering van de adviescommissieâăđ I6. regio Eindhoven: gemeenten behorende tot het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven uitgezonderd de gemeenten Asten, Cranendonk, Deurne, Gemert- Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren; I 7, overige inkomsten: andere inkomsten dan de aangevraagde subsidie; I 8. subsidie S: waarderingssubsidie van maximaal t I.GGG,ÃćâĆňâĂİ euro; 19, subsidie IVI: exploitatiesubsidie van minimaal (1,60 I âăđãćâćňâăi euro en maximaal 6 5.000,ÃćâĆňâĂİ euro; 20, subsidie L: exploitatiesubsidie van minimaal ( 5,001,ÃćâĆňâĂİ euro en maximaal 6 I 5.000,ÃćâĆňâĂİ euro. Artikel 2. Subsi di everleni ng. Het college kan een incidentele subsidie verlenen voor activiteiten op het gebied van beeldende kunst, vormgeving en podiumkunst die bijdragen aan de ontwikkeling en versterking van het culturele klimaat in de stad Eindhoven, 2. De in het eerste lid genoemde activiteiten hebben betrekking op een van de speerpunten: a. talentontwikkeling of; b, het versterken van de relatie tussen productie en presentatie of; c. versterking van de professionalisering van de culturele sector of; d, dragen bij aan de ontwikkeling van het cultureel ondernemerschap, ontwikkelingen in het kader van de creatieve industrie of anderszins aan de professionalisering van de deelnemende kunstenaars. e, Cultuur Totaal 3. Voor alle activiteiten als bedoeld in het eerste lid geldt dat: a, de activiteit artistieke kwaliteit dient te bezitten waarbij de mate van artistieke kwaliteit doorslaggevend kan zijn voor subsidieverlening en; b. de activiteit dient plaats te vinden in Eindhoven en; c, de activiteit van een aanmerkelijk belang is voor het Eindhovense culturele leven voor kunstenaars en publiek en; d, de activiteit een openbaar karakter heeft of wordt gevolgd door een openbare presentatie. 18

4. Voor het verstrekken van subsidie M en L geldt voorts dat er sprake moet zijn van minimaal 40 l6 respectievelijk 6096 aan overige inkomsten voor het project, 5. Aanvragen voor subsidie M betreffen kleinschalige projecten, met een vaak specifiek publiek, 6. Aanvragen voor subsidie L betreffen grootschalige projecten die een breed publiek bereiken. 7. Het college verleent subsidie in de vorm van een exploitatiesubsidie of een waa rderingssubsidie, 8. Individuele natuurlijke personen komen alleen in aanmerking voor subsidie S. Artikel 3. Subsidieweigering. Indien een aanvrager reeds subsidie ontvangt voor haar reguliere activiteiten wordt de subsidie geweigerd tenzij de activiteit waarvoor subsidie in het kader van deze paragraaf wordt aangevraagd afwijkend is dan wel een extra impuls geeft ten opzichte van de reguliere activiteiten. 2, Indien een aanvrager meerdere subsidies aanvraagt voor hetzelfde project wordt slechts een aanvraag in behandeling genomen. Artike/4. Subsidieaanvragers. Voor subsidie komen in aanmerking natuurlijke personen en rechtspersonen: a. die zich op een professionele manier bezighouden met kunst en cultuur of het faciliteren daarvan en; b. clte gevest tgcl zijn In cle Regio Einclhoven. Artikel S. Subsidieaanvraag. In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 1, met betrekking tot de in te dienen gegevens voor de subsidieaanvraag, dienen door de subsidieaanvrager de volgende gegevens te worden overlegd: a. een activiteitenplan waaruit blijkt: bij welke van de speerpunten, zoals genoemd in artikel 2, eerste lid, de activiteit aansluiting vindt en; de aanleiding, doelstelling en motivatie van de activiteit en; het beoogd publieksbereik en; de publiciteitsdoelstellingâăđ b. een begroting waaruit blijkt: dekking van de totale kosten van de activiteit en; specificatie van de overige inkomsten; c. een bewijs van inschrijving uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken en een afschrift van de statuten indien de aanvrager een rechtspersoon is, 2. De subsidieaanvraag geschiedt middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier, lndlenlng tel rnj tn Qanvf Qag. 19

De behandeling van de subsidieaanvraag, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, geschiedt in zes tranches per jaar, 2. l3e aanvragen, zoals bedoeld in het eerste lid, moeten worden ingediend tenminste 6 weken voordat de activiteit plaatsvindt en tenminste 3 weken voor de vergadering van de desbetreffende adviseurs. Artikel 7. Beslissing op de aanvraag. Aanvragen voor subsidie worden beoordeeld in vergelijking met andere aanvragen in de periode waarin ze zijn ingediend, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, 2. In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 1 beslist het college binnen 3 weken na vergadering van de adviseurs, Artikel 8. Advisering, Alvorens het college beslist op de aanvraag vraagt het college advies aan interne en tenminste een externe adviseur(s) van de adviescommissie Incidentele subsidies Cultuur 2009 die geselecteerd worden op expertise afhankelijk van de inhoudelijke kenmerken van een aanvraag, 2. l3e adviseurs beoordelen de aanvragen aan de hand van de criteriaâăđzoals opgenomen in artikel 2, Artikel 9. S ubsi di ebedrag. Als grondslag voor de berekening van het subsidiebedrag voor activiteiten binnen het programmaâăđzoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt gehanteerd: a. de overheadkosten zijn subsidia bel tot een maximum van 6 3.000âĂđÃćâĆňâĂİ (20 k van het maximum subsidie of zoveel minder naar rato); b. een waarderingssubsidie van maximaal van 6 I.GGG,ÃćâĆňâĂİ (subsidie 5); c, een exploitatiesubsidie van minimaal van ( 1,001,ÃćâĆňâĂİ euro en maximaal van < 5.000,-euro (subsidie M) ter dekking van het exploitatietekort van de activiteit; d. een exploitatiesubsidie van minimaal van 4 5.001,ÃćâĆňâĂİ euro en maximaal van 6 15,000,ÃćâĆňâĂİ (subsidie L) ter dekking van het exploitatietekort van de activiteit, Artikel l 0, S ubsi di eplafond, Het subsidieplafond voor het subsidieren van activiteitenâăđzoals bedoeld in deze paragraafâăđwordt jaarlijks vastgesteld door het college, binnen de door de raad vastgestelde begrotingâăđvoor aanvang van het tijdvak waar de activiteiten betrekking op hebben, met dien verstande dat deelplafonds worden vas tgesteld voo l". a, subsidies voor beeldende kunsten en vormgeving; b. subsidies in het kader van de podiumkunsten. 2, Indien het bedrag waarvoor op grond van deze subsidieparagraaf subsidie zou moeten worden verleend aan degenen die een aanvraag hebben ingediend die gelijktijdig met elkaar beoordeeld worden, groter is dan de op grond van de in 20

het eerste lid vastgestelde subsidieplafonds, geeft het college prioriteit aan de aanvragen waarvan de inwilliging in vergelijking met andere aanvragen meer aansluiten bij de uitgangspunten van deze paragraaf. 3, Per tranche is een zesde deel van het beschikbare bedrag per deelplafond zoals opgenomen in het eerste lid, onder a en b beschikbaar. 4, Waar binnen een tranche het subsidieplafond niet bereikt wordt, wordt het resterende bedrag automatisch meegenomen naar de volgende tranche. Artikel 11. Bevoorschot ting. Het college verstrekt de subsidieontvanger een voorschot van 96 /o op de verleende subsidie wanneer subsidie M of L zijn toegekend. Dit voorschot wordt binnen 2 weken na het besluit tot verlening aan de subsidieontvanger ovel gemaakt. 2, Bij de vaststelling van de subsidies M of L vindt verrekening plaats met reeds uitbetaalde voorschotten en wordt het eventuele restant binnen zes weken na de vaststelling uitbetaald, 3. Subsidie S wordt ineens uitbetaald binnen 2 weken na het besluit tot verstrekking, Al tlkel 12, Aonvroog tot voststellrng von clesu&slcae, De subsidieontvanger van een subsidie M of L dient een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college binnen 12 weken na afloop van de activiteiten. 2, Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk I met betrekking tot het overleggen van gegevens bij de aanvraag tot vaststelling van subsidie, verstrekt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling de volgende gegevens: a, een inhoudelijk verslag van de activiteitâăđ b. een financieel verslag en afrekening; c, een overzicht van het bereikte publiek; d. de gerealiseerde publiciteit middels overlegging van artikelen. 3, De aanvraag tot vaststelling geschiedt middels een door het college vastgesteld formulier. 4, De subsidievaststelling voor een waarderingssubsidie geldt tevens als aanvraag tot vaststelling. Artikel 13. Duur. Deze paragraaf komt te vervallen op 1 januari 2912 of zoveel eerder als besloten wordt deze paragraaf in te trekken. Paragraaf 3.3.6. Woontussenvoorzieningen. Artikel 1. Begri psomschrij vi ngen. 21

Woontussenvoorzieningcomplex: woningen met aanpassingen en extra voorzieningen waardoor ouderen of gehandicapten boven de 65 jaar langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Artikel 2. Subsi di everstrekki ng. Het college kan een incidentele subsidie verstrekken in de kosten van woontussenvoorzieningen voor bewoning van door het college toegelaten complexen indien en voor zover passend binnen het gemeentelijk ouderenbeleid en nadat door de verhuurder aan de aanvrager een concreet aanbod voor een woning is gedaan. Artikel 3. Subsi di eaanvragers. 1. Subsidie kan slechts worden verstrekt aan daartoe geindiceerde personen van 65 jaar of ouder. 2. Indicatie, zoals genoemd in het eerste lid, houdt in: een positief advies van het Regionaal Indicatie Orgaan voor woningen in de categorie serviceverzorgingsflats dan wel aanleunwoningen; een indicatie door een door het college aangewezen orgaan voor andere toegelaten woningen; een indicatie door een door het college aangewezen orgaan voor dienstverlening vanuit de dienstencentra van de Stichting Welzijn Ouderen Eindhoven. 3. Subsidie in het kader van deze paragraaf wordt vastgesteld ineens, zonder voorafgaand beschikking tot subsidieverlening. Artikel 4. Subsi di eplafond. 1. Het subsidieplafond voor het subsidieren van activiteiten, zoals bedoeld in deze paragraaf, wordt jaarlijks vastgesteld door het college, binnen de door de raad vastgestelde begroting, voor aanvang van het tijdvak waar de activiteiten betrekking op hebben. 2. Indien het bedrag waarvoor op grond van alle tijdig ingediende aanvragen subsidie wordt gevraagd groter is dan het op grond van het eerste lid vastgestelde subsidieplafond, beslist het college op de aanvragen in de volgorde waarin de aanvragen zijn ingekomen. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt. Artikel 5. Subsi di eaanvraag. 1. Subsidie wordt jaarlijks aangevraagd. De aanvraag voor subsidie geschiedt via een daartoe vastgesteld aanvraagformulier. De sector Zorg 5 Inkomen van de gemeente Eindhoven maakt hiervoor een schema waaruit blijkt welke complexen in welke maand kunnen worden verwerkt. 22

2. 3. 4. Degene aan wie in het voorafgaand jaar een subsidie is verstrekt krijgen automatisch een aanvraagformulier waarop de laatst bekende gegevens van vermogen, inkomen, huur en kosten dienstverlening moeten worden ingevuld. Indien een eerste aanvraag niet of niet volledig gehonoreerd kan worden, worden aanvragers op een wachtlijst geplaatst ter beoordeling van die aanvraag in een nieuwe periode. Het bepaalde in hoofdstuk 1 omtrent de te overleggen gegevens bij de subsidieaanvraag, de indieningtermijn en de te overleggen gegevens bij de aanvraag tot subsidievaststelling is niet van toepassing voor subsidieaanvragen in het kader van deze paragraaf. Artikel 6. Subsi di ebedrag. Het subsidiebedrag wordt vastgesteld aan de hand van het verschil tussen het besteedbaar inkomen van de aanvrager en het besteedbaar inkomen op bijstandsniveau, waarbij de subsidie wordt berekend overeenkomstig het bij deze regeling behorend berekeningsformulier. Bij de berekening, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt ervan uitgegaan dat de aanvrager de voor hem maximale mogelijke huursubsidie verkrijgt en de voor hem minimaal mogelijke ziektekostenpremie betaalt. Indien een aanvrager een vermogen heeft dat het vrij te laten vermogen voor zelfstandig wonenden zoals bedoeld in " Wet werk en bijstand te boven gaat, wordt een wachtperiode berekend. Indien de aanvrager niet beschikt over een uitvaartverzekering en een deel van zijn vermogen heeft gereserveerd voor begrafenis of crematieâăđgeldt een vermogensgrens van 1,5 maal het vrij te laten vermogen voor zelfstandig wonenden, zoals bedoeld in de Wet werk en bijstand, De wachtperiode, zoals bedoeld in het derde lid, wordt uitgedrukt in een aantal maanden, waarbij het aantal wordt bepaald door het quotient van de berekening. Voor de bepaling van de hoogte van het vermogen, zoals bedoeld in het derde lid, geldt de datum van aanvraag van indicatie voor een woontussenvoorziening. Artikel 7. Verplichtingen voor de subsi di con tvanger. 1. Bij de subsidieverlening wordt de verplichting opgelegd om wijzigingen in de situatie anders dan periodieke huur- en inkomensveranderingen zo spoedig mogelijk door te geven aan het Bureau Woontussenvoorzieningen. 2. Het bepaalde in hoofdstuk 1 omtrent verplichtingen voor de subsidieontvanger is niet van toepassing. Paragraaf 4.1A Camaratoezicht bedrijvantarreinan 23

Artikel 7 Begri psomschrij vingen ln deze paragraaf wordt onder deelnemende bedrijven verstaan: bedrijven die deelnemen aan de collectieve beveiligingsinitiatieven van de in deze paragraaf genoemde bedrijvenverenigingen, Artikel 2SUbsidleverlenfng Het college kan een incidentele investeringssubsidie verlenen voor de realisatie van camera beveiliging aan Eindhovense bedrijvenverenigingenâăđmits voldaan wordt aan de volgende criteria: a, aansluiting op de centrale Regionale Toezicht Ruimte via de EFX voor opvolging en uitkijken van beelden;. b, uitvoering conform realisatieplan voor 1 juli 2011âĂđ c. de investeringen vinden plaats na I november 2010 en tot 1 juli 2011âĂđ. d, de aanvraag past in de vastgestelde beleidskaders zoals vermeld in de nota Bedrijventerreinen gemeente Eindhoven, samenwerking en profilering (vastgesteld door de raad op I december 2009), de nota Beleidskader Integrale veiligheid 2010-20 I 3 (vastgesteld door de raad op 17 november 2009) en de nota Cameratoezicht, artikel 151c Gemeentewet en bedrijventerreinen 2010 (vastgesteld door de raad op 4 maart 20 I0). Artikel 35ubsi dieaanvragers Voor subsidie komen slechts in aanmerking de volgende Eindhovense bedrijvenverenigingen: Qndernemerskontakt "De Hurk", Qndernemerskontakt Eindhoven AirportâĂđOndernemerscontact Kapelbeemd, Belangenvereniging Bedrijventerrein Achtse BarrierâĂđBelangenvereniging Bedrijventerrein Rapenland, Bedrijvenkontakt" De Kade", Qndernemersvereniging Bedrijvenpark Esp en ondernemersvereniging Bedrijventerrein 8. Artikel<Gegevens sabsidieaanvraag Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk I met betrekking tot de in te dienen gegevens bij de subsidieaanvraag overlegt subsidieaanvrager een bedrijfsplan, dat ten minste inzage geeft in: a. een functionele, kwalitatieve en geografische beschrijvingâăđ. b, een realisatieplan met startdatum, einddatum en faseringâăđ c. de wijze waarop de exploitatie van de camerabeveiliging voor de komende 5 jaar (minimale termijn) geborgd zal wordenâăđ d. een overzicht van de deelnemende bedrijven met daarbij een vermelding van de prijs, prestatie, dienstverlening van de activiteiten per bedrijf; e. de maximaal benodigde subsidieâăđ. f, de gevolgen indien de benodigde subsidie niet of deels wordt toegekend; g. de optimalisatiemogelijkheden en wijze van optimalisatie door samenwerking met andere bedrijventerreinen; h. de op te stellen protocollen en opvolging volgens de vastgestelde beleidskaders genoemd in artikel 2 onder d, 24