1 Maartenskerkgemeente 10 maart 2019 1 e zondag van de 40 dagentijd Psalm 131 en Mattheus 13, 31-34 Teun Kruijswijk Jansen I Even geleden hadden we vijf prachtige lentedagen. Een milde temperatuur, zon. De natuur ontwaakte: leven! Je zag hier en daar een trekker op de akker, verder was er nog niet veel op te zien, kaal. Maar waar is, dat er ondergronds al allerlei processen gaande zijn. De grond warmt op en het leven ontwikkelt zich. Als er gezaaid wordt, is het nu wachten geblazen, en geduld oefenen.
2 In de tekening voor deze diensten ziet u dat proces terug: het is voor een kunstenaar die zo inspirerend het leven boven de grond kan raken en uitbeelden, een kunst om ook het leven onder de oppervlakte weer te geven. Dat kan eigenlijk ook niet, want het is daar aarde-donker. Weet u, het gaat daar in die aarde om een proces dat wij niet zien, maar waarvan we mogen geloven dat het gebeuren gaat. Het zaadje, het bolletje, dat sterft en uit gaat lopen. Het is een traag proces en ik zie het vanmorgen zelfs als het beeld voor waarom we hier vooral ook bij elkaar komen. Het geloof heeft immers alles te maken met de trage vragen, is vaak onzichtbaar maar is de vonk die ons aan kan steken. We moeten hier tot rust en tot onszelf komen om open te staan voor wat God ons in de turbulentie van het leven ons zeggen wil. Om de woorden te horen en te verstaan. De levensintentie aangaan om te leven met en tegen het zichtbare in. Een werkelijkheid die zich ontvouwd en ons draagt, maar niet zomaar aanwijsbaar is. II In het geloven hoort het koninkrijk van God ook bij die trage vragen. Het is een rijk dat er immers niet zomaar is. De bekende vraag: uw koninkrijk komt daar nog wat van? Is de onze als we met open ogen en oren durven leven.
3 Zou het daarom ook zijn dat de evangelisten zoveel aandacht hebben voor het zoeken naar dat Rijk? Dat is immers de kern van Jezus boodschap: uw koninkrijk kome. Steeds opnieuw probeert Jezus zijn leerlingen en mensenmassa s uit te leggen hoe het zit met dat koninkrijk. Een visioen van een wereld waarin Gods krachten het voor het zeggen hebben. Een wereld waarin de verhoudingen worden omgekeerd: wie nu huilt, lacht dan; wie nu onderdrukt wordt, is dan vrij en wie niets heeft is dan rijk. Een wereld waarin alle mensen tot hun recht komen, leven in vrede, met elkaar, met zichzelf, ja met G d! Mattheus is van de evangelisten de kampioen over de betekenis van Jezus komst voor de wereld, en de proclamatie van het koninkrijk. Hij vertelt groots en meeslepend: er is veel te doen voor mensen die Jezus willen volgen! Een belangrijk aspect daarin is de relatie tussen het kleine en het koninkrijk van de hemel. Wie het kleine niet eert is het grote niet weert, zei een tante die duidelijk niet zoveel uit had willen geven voor haar neefje. Maar bij Mattheus gaat het om echte liefde voor het kleine. zonder de Vader zal geen musje vallen. Dat ontroert dat kleine beestje.
4 Geen vrees, staat er, onze haren zijn geteld en je mensenwaarde is vele malen groter dan het musje! Het onaanzienlijke krijgt ongewoon veel aandacht. De gelijkenissen gaan over het zaad, het mosterdzaad, het zuurdesem. Kinderen hebben als kleinen een bijzondere plaats in dit evangelie: zij worden door Jezus gezegend: laten zij eerst maar komen! Zij roepen bij de intocht Hosanna. Het kleine is waardevol: heeft in zichzelf betekenis. Als je het kleine niet ziet, hoe kun je het grote dan bevatten? Als contrast hiervan lezen we ook hoe Mattheus de zogenaamd groten neerzet als zij met angst of boosheid begiftigd zijn: dan heeft de kindermoord in Bethlehem, die alleen door Mattheus genoemd wordt, een veelbetekenende plaats. (..Van Herodes trouwens die de aanstichter van dit kwaad was, lezen we dat hij zich gekleineerd voelde door de wijzen. En datzelfde woord komt voor bij de kruisiging: de soldaten kleineren Jezus ) Wat groot lijkt valt tegen in de Bijbel, en wat klein is heeft grote betekenis. Daarom is het beeld uit de Psalm zo mooi: de gelovige mens is als een kind op de arm van zijn moeder. De geborgenheid van G d is iets waar we altijd in terug kunnen, altijd in welkom zijn.
5 Er is echter een ding: het gaat om een kind dat de moederborst ontwend is. Het is, met een oud woord, gespeend. het moet zelf zijn melk zoeken en vinden. Het komt niet vanzelf meer naar hem toe. Jij mens moet zelf het Koninkrijk zoeken en je zult het zelf vinden als je de liefde van G d zoekt. Weet dat je geliefd bent; weet dat je geroepen bent om lief te hebben. Heb je naaste lief als jezelf. Dan wordt klein groot! III Dat is de kern van het geloven. Het is wel vaak een ondergronds traag en taai proces: dat waakzaam zijn en werken en wachten op het koninkrijk dat komt. Geloven betekent hier bij ons: samen groeien in geloof dat het kleine, dat vaak onzichtbaar groeit, de essentie is van het koninkrijk. We hoeven ons niet bekommeren om het grote, dat is aan G d. Een christen zit er wel over in dat het koninkrijk moet komen. De onrechtvaardigheid, het geweld, de uitputting van de aarde; de overspannen buurvrouw, de vruchteloze pogingen van wie je lief is om het leven te ontvangen, die slepende ziekte die het leven verziekt, en moeilijk maakt.. En dan is het nodig om daar in liefde uiting aan te geven: dat kleine gebaar, dat kaartje dat je stuurt, de hulp aan de vluchteling, voor het klimaat de straat op gaan maar altijd je
6 eigen leven aansturen op wat echt nodig is en ontdoen van overbodige luxe. Ik eindig met woorden van Etty Hillesum. Zij stierf als joodse in 1943 in een concentratiekamp. Het jaar daarvoor schreef ze: het zijn bange tijden, mijn God Ik zal je helpen God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van tevoren nergens voor instaan. dit is het enige, dat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, god. En misschien kunnen we er ook aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal ook bij dit leven. Ik roep je ook niet ter verantwoording, jij mag daar ons voor ter verantwoording roepen. En haast met iedere hartslag wordt het me duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen.(12 juli 1942)