Procesconvenant ruimtelijke ordening Zuid-Holland Vereniging van Zuid-Hollandse Gemeenten Ondertekend door Gedeputeerde Staten, de Vereniging van Zuid-Hollandse Gemeenten, en de acht Regionale Samenwerkingsverbanden, op 8 april 2011
Procesconvenant Ruimtelijke Ordening Zuid-Holland
Inhoudsopgave Inleiding 4 Afspraken 5 1. Samenwerking aan de voorkant 5 1.1 Algemeen 5 1.2 Afstemming met regio s 5 1.3 Afstemming met gemeenten 6 1.4 Regionale en intergemeentelijke ruimtelijke visies 7 1.5 Gemeentelijke structuurvisies 8 1.6 Transformatievisies 8 2 Bestemmingsplannen, projectbesluiten en inpassingsplannen 9 3 Planschade 9 Overig 10 3
Inleiding Aanleiding De Wet ruimtelijke ordening gaat uit van eigen verantwoordelijkheden voor de drie formele bestuurslagen. Het centrale uitgangspunt daarbij is: lokaal wat kan, centraal wat moet. Voor de provincie betekent dit, dat bemoeienis met en sturing op gemeentelijke ruimtelijke plannen alleen aan de orde is bij provinciale ruimtelijke belangen. De kaders daarvoor zijn de provinciale structuurvisie en de provinciale verordening ruimte. De provincie hecht er veel waarde aan dat ruimtelijke keuzes en uitvoering, die het gemeentelijk niveau overstijgen, regionaal worden afgestemd. In Zuid-Holland gebeurt dat binnen de verschillende regio s: bestaande verbanden waarbinnen gemeenten op het terrein van de ruimtelijke ordening structureel met elkaar samenwerken. Binnen deze regio s en ook tussen diverse gemeenten onderling worden regelmatig regionale ruimtelijke visies of intergemeentelijke structuurvisies ontwikkeld. Een goede afstemming en wisselwerking tussen deze visies en het provinciale ruimtelijke kader is daarbij van groot belang. Doel convenant Dit convenant heeft tot doel die afstemming en wisselwerking te bevorderen door procesafspraken te maken tussen alle partijen. Afspraken op hoofdlijnen zodat ruimte blijft bestaan voor maatwerk per afzonderlijk proces. De gemaakte afspraken zijn geen juridisch afdwingbare afspraken, maar zijn bestuurlijke afspraken tussen partners, die ervoor moeten zorgen dat de samenwerking -los van inhoudelijke discussies- optimaal verloopt. Wettelijke instrumenten kunnen worden ingezet wanneer partijen het onderling niet eens worden. Deze wettelijke mogelijkheden hebben verder geen plek in dit convenant. Vroegtijdige afstemming tussen alle partijen is in ieders belang. Op die manier kan tijdig over en weer helderheid worden verschaft en wordt snelheid in planologische procedures bevorderd. Daarbij is ook de vermindering van administratieve lasten een belangrijk streven. Uitgangspunten Iedere partij behoudt haar eigen verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke keuzes. De provincie maakt die in de provinciale structuurvisie en de verordening ruimte. Regio s en gemeenten zijn verantwoordelijk voor het opstellen van hun eigen structuurvisies. De provincie is bereid actief te participeren in het proces van de totstandkoming van regionale structuurvisies, met als doel tijdige afstemming en borging van het provinciaal belang. Deze gang van zaken heeft een versnellend effect, omdat al in de voorfase verwachtingen door de provincie naar de regio worden uitgesproken. Afstemming en procedurele stappen achteraf blijven daarmee beperkt, hetgeen bijdraagt aan vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten. De regio s behouden de volledige verantwoordelijkheid voor de totstandkoming en de vaststelling van de eigen structuurvisies door het bestuur van de regio en de raden van de deelnemende gemeenten. 4
Afspraken Partijen: 1. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, vertegenwoordigd door de heer G. Veldhuijzen; 2. De regio s in Zuid-Holland, zijnde de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden Stadsregio Rotterdam, Stadsgewest Haaglanden, Holland-Rijnland, Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Midden-Holland, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Drechtsteden, Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard en Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree Overflakkee, vertegenwoordigd door de regioportefeuillehouders ruimtelijke ordening; 3. De Vereniging van Zuid-Hollandse Gemeenten, vertegenwoordigd door de heer K. Wassenaar Overwegende dat : a. het streven is zoveel mogelijk en vroegtijdig overeenstemming te bereiken over ruimtelijke ontwikkelingen; b. het gewenst is om tot een goede afstemming en wisselwerking te komen tussen de ruimtelijke visies die ontwikkeld worden op (inter)gemeentelijk en regionaal niveau en de provinciale ruimtelijke structuurvisie; c. ook in andere situaties het in het belang van alle partijen is om in een vroegtijdig stadium informatie uit te wisselen; d. partijen waar mogelijk vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten willen bevorderen; Komen het volgende overeen: 1. Samenwerking aan de voorkant 1.1 Algemeen provincie en gemeenten werken actief samen bij ruimtelijke projecten zodat meer snelheid in de bijbehorende planologische procedures kan worden gebracht. Beide bestuurslagen zijn verantwoordelijk voor deze samenwerking. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, hier verder regio s genaamd, hebben in deze samenwerking een bijzondere functie. Deze acht regio s vormen een belangrijk platform van samenwerkende gemeenten waarbij belangrijke ruimtelijke afwegingen die op regionaal niveau van belang zijn, worden afgestemd. Meer specifiek leidt dat tot onderstaande afspraken: 1.2 Afstemming met regio s elke regio en provincie benoemen ambtelijk en bestuurlijk een vast aanspreekpunt over de samenhangende uitvoering van het ruimtelijk beleid; elke regio en provincie voeren ambtelijk periodiek overleg met een frequentie van in principe 2 keer per jaar; 5
elke regio en provincie voeren bestuurlijk periodiek overleg met een frequentie van minimaal één keer per jaar; elke regio en provincie sturen aan op samenhangende uitvoering van de overeengekomen regionale en provinciale beleidskaders en de overeengekomen regionale en provinciale uitvoeringsprogramma s en projecten; elke regio en provincie informeren elkaar actief in een vroegtijdig stadium over ruimtelijke ontwikkelingen en spreken af hoe de gezamenlijke ruimtelijke doelstellingen gerealiseerd gaan worden. Tijdens dit overlegg komen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde: vanuit de provincie: de voortgang van de projecten en programma s, voortvloeiend uit de provinciale structuurvisie. De provincie stelt daartoe een uitvoeringsagenda op, behorende bij de provinciale structuurvisie, met daarin haar agenda per regio; de voortgang van de onderzoeksagenda Ruimte, gekoppeld aan de provinciale structuurvisie; de inzet van het Wro instrumentarium wanneer dit specifieke regionale belangen raakt. In ieder geval zal de regio op de hoogte gebracht worden wanneer de provincie overweegt een inpassingsplan op te stellen; resultaten van de monitoring van de provinciale structuurvisie en als gevolg daarvan mogelijke bijsturing van de provinciale structuurvisie. vanuit de regio: het regionale uitvoeringsprogramma voor zover dat de provinciale belangen raakt, waarbij de voortgang van procedures, programma s en projecten wordt aangegeven; nieuwe regionale ontwikkelingen die het provinciaal belang raken; knelpunten of versnellingsacties bij lokale uitwerkingen door gemeente(n); voorstellen voor maatwerkoplossingen vanuit de regio om draagvlak bij de provincie voor deze oplossingen te peilen en -indien overeenstemming bestaat- de te volgen procedure te bepalen. elke regio en de provincie maken per project of programma, voortvloeiend uit de provinciale structuurvisie, bij het begin van het proces afspraken over de onderlinge rolverdeling, inzet van middelen en instrumenten (uitvoeringsovereenkomst). 1.3 Afstemming met gemeenten elke gemeente en provincie benoemen ambtelijk en bestuurlijk een vast aanspreekpunt voor een samenhangende uitvoering van het ruimtelijk beleid; elke gemeente en provincie voeren ambtelijk periodiek overleg met een frequentie van in principe 2 keer per jaar. Desgewenst zal een vertegenwoordiger van de regio ook aan dit overleg deelnemen; elke gemeente en provincie voeren bestuurlijk overleg, indien daartoe aanleiding bestaat; dit overleg heeft tot doel elkaar actief te informeren over de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en de lokale uitwerking van programma s en projecten die het provinciale belang raken. Op die manier kunnen afspraken worden gemaakt over de uitvoering van de gezamenlijke ruimtelijke doelstellingen; tijdens het ambtelijk vooroverleg peilt de gemeente of er draagvlak is bij de provincie voor voor maatwerkoplossingen van de gemeente. Bovendien bespreken provincie en gemeente welke verdere procedure gevolgd moet worden. Dit overleg komt in de plaats van de principeverzoeken. Dit instrument is na inwerkingtreding van de provinciale structuurvisie en verordening ruimte opgeheven; 6
wanneer de provincie een zienswijze heeft ingediend zal de gemeente: de provincie informeren over de verwerking van de zienswijze en de bijbehorende vervolgprocedure, waaronder de beoogde datum van behandeling van de vaststelling door de commissie en de raad; het voorstel van B&W aan de raad ter kennisname toezenden aan de provincie; het begrip onverwijlde toezending uit de Wro zo toepassen dat binnen een week na vaststelling door de raad de provincie beschikt over de relevante stukken. Indien dit niet mogelijk is neemt de gemeente hierover contact op met de provincie. 1.4 Regionale en intergemeentelijke structuurvisies de provincie is bereid actief te participeren bij het opstellen van de betreffende visies; de provincie en regio of de samenwerkende gemeenten zullen in eerste instantie ambtelijk het inhoudelijke beleid afstemmen en bekijken wat de overeenkomsten en verschilpunten zijn. Het provinciaal ruimtelijk beleid zoals vastgelegd in de provinciale structuurvisie en de verordening ruimte, is daarbij voor de provincie kaderstellend; wanneer regio s een aanpassing op de provinciale structuurvisie en/of verordening ruimte voorstaan, dient in hun structuurvisie een nadere onderbouwing te zijn opgenomen van de relatie tussen de voorgestelde afwijking en de leidende principes van de provinciale structuurvisie (lagenbenadering, contourenbeleid en SER-ladder) alsmede van de programmatische uitgangspunten uit de provinciale structuurvisie; ontwerp en vastgestelde structuurvisies zullen door de regio of de samenwerkende gemeenten aan de provincie worden toegezonden; de regio of de samenwerkende gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inspraakprocedure rond de betreffende visie, waarbij voldaan wordt aan de volgende vereisten de visie wordt voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd; de visie wordt gepubliceerd in de lokale huis-aan-huis bladen en de Staatscourant; de regio of de samenwerkende gemeenten zijn verantwoordelijk voor het doorlopen van de MER-procedure rond de betreffende visie wanneer zij MER-plichtige of MER-beoordelingsplichtige ontwikkelingen opgenomen willen zien in de provinciale structuurvisie; de provincie zal schriftelijk reageren tijdens de inspraakprocedure van de betreffende ontwerp visies. Een formeel GS standpunt zal worden ingenomen met het indienen van de zienswijze op het ontwerp, waarin aandacht zal worden besteed aan de knelpunten in relatie tot het provinciaal beleid; indien GS van oordeel zijn dat aanpassing van het provinciaal beleid aan de orde kan zijn, zullen Provinciale Staten hierbij in een vroeg stadium worden betrokken in de vorm van raadpleging van de Statencommissie Ruimte en Wonen; indien GS besluiten PS voor te stellen over te gaan tot aanpassing van de provinciale structuurvisie, dan zal de reeds in het kader van de regionale of intergemeentelijke visie gevoerde inspraak in beginsel beschouwd worden als inspraak ten behoeve van die herziening. Indien tevens herziening van de provinciale verordening nodig is zal die herziening gelijktijdig met de herziening van de structuurvisie in procedure worden gebracht. Over de herziening van de verordening is de provincie wel verplicht inspraak te voeren ; voor onderdelen waarover bestuurlijk overeenstemming bereikt is, zullen GS aan PS voorstellen deze in de eerstvolgende herziening van de provinciale structuurvisie en verordening ruimte te verwerken op basis van een verzoek tot een dergelijke herziening van de regio danwel de samenwerkende gemeenten; een herzieningsverzoek moet worden ingediend vóór 15 juli; 7
een herzieningsverzoek zal tenminste de volgende informatie moeten bevatten: een vaststellingsbesluit door het algemeen bestuur, zijnde de gemeenteraden, tenzij deze bevoegdheden zijn gemandateerd aan het Algemeen Bestuur van de regio of de raden van de samenwerkende gemeenten, waarbij van eventuele afwijkende gemeentelijke standpunten melding wordt gemaakt; een duidelijke omschrijving van die onderdelen waarvoor aanpassing van het provinciaal beleid wordt verzocht; een nota van beantwoording van de binnengekomen reacties op de visie; een afgeronde planmer, wanneer er sprake is van MER-plichtige of MER-beoordelingsplichtige ontwikkelingen. 1.5 Gemeentelijke structuurvisies voor gemeentelijke structuurvisies geldt hetzelfde als hierboven overeengekomen, met dat verschil dat: de provincie in beginsel niet actief zal participeren bij de totstandkoming van gemeentelijke visies en haar betrokkenheid zal beperken tot het indienen van een reactie op het ontwerp; wanneer gemeenten hun structuurvisie willen benutten om voorstellen te doen de provinciale structuurvisie en/of verordening op onderdelen aan te passen, dan: - is de gemeente verantwoordelijk om de provincie bij het voortraject (voor het ontwerp) te betrekken; - moet de inhoud van deze structuurvisies zijn afgestemd met de regio, in het bijzonder wanneer er sprake is van verschilpunten met een regionale visie; - beoordeelt de provincie na vaststelling van de gemeentelijke structuurvisie en ontvangst van een verzoek tot aanpassing van het provinciaal beleid of de op gemeentelijke niveau gevoerde inspraak voldoende basis is voor het doen van voorstellen daartoe aan PS. 1.6 Transformatievisies in de provinciale structuurvisie is aangegeven voor welke transformatiegebieden een aanpassing van de provinciale structuurvisie en de verordening ruimte nodig is, voordat betrokken partijen kunnen overgaan tot het daadwerkelijk transformeren van die gebieden. Deze aanpassing is mogelijk nadat een transformatievisie voor het betreffende gebied is afgerond; provincie en betrokken gemeenten bepalen na overleg wie de transformatievisie opstelt; voor samenwerking rond en verwerking van de transformatievisies in de provinciale structuurvisie en / of verordening die door de gemeente(n) of de regio worden opgesteld, geldt hetzelfde als onder 1.4 vermeld staat, met dien verstande dat: hier de opsteller van de transformatievisie een enkele gemeente kan betreffen; de inhoud van deze transformatievisies moet zijn afgestemd met de regio. 8
2 Bestemmingsplannen, projectbesluiten en inpassingsplannen de provincie kan ter behartiging van een provinciaal belang of verankering van een provinciaal project een provinciaal inpassingsplan of projectbesluit vaststellen. Gemeenten kunnen voor dezelfde gebieden bestemmingsplannen opstellen. Aan de voorkant van het planproces zullen gemeenten en provincie overleg voeren over de vraag wie voor de planologische verankering zal zorgen. Als provincie en gemeenten het daarover eens zijn, gelden de volgende afspraken: wanneer gemeenten een bestemmingsplan of projectbesluit gaan opstellen voor projecten waarvan de provincie initiatiefnemer en/of uitvoerder is, zal aan de voorkant van het planproces een gedeeld draagvlak moeten zijn tussen de colleges van GS en B&W over de inhoudelijke scope van het project (bijvoorbeeld tracékeuze of inrichting van een gebied). De gemeenteraad zal daarbij een standpunt moeten innemen om de garantie te hebben dat de raad een bestemmingsplan met deze inhoud ook daadwerkelijk zal vaststellen; wanneer de provincie voor projecten van provinciaal belang, waarbij over de scope overeenstemming bestaat, overgaat tot het opstellen van een provinciaal inpassingsplan of projectbesluit, dan word(en)t de betreffende gemeente(n) in het proces ambtelijk en bestuurlijk betrokken met een zware adviesbevoegdheid; aan de voorkant van het planproces zullen ook nadere afspraken gemaakt moeten worden over in ieder geval: afhandeling van planschade als gevolg van het planologisch verankeren van het project in het gemeentelijke bestemmingsplan of provinciale inpassingsplan; de te volgen MER-procedure: wordt deze gekoppeld aan het bestemmingsplan of inpassingsplan (wie is bevoegd gezag); toepassing van de coördinatieregeling om daarmee meer snelheid in de procedures te kunnen bereiken; indien provincie en gemeente het oneens zijn over de inhoudelijke scope en de provincie besluit tot het opstellen van een provinciaal inpassingsplan of projectbesluit, dan wordt de relatie tussen provincie en gemeente bepaald door de betreffende wettelijke regelingen. 3 Planschade de gemeenten zijn verantwoordelijk voor de procedurele afhandeling van planschade wanneer verzoeken worden ingediend op grond van bestemmingsplannen; de provincie is verantwoordelijk voor de procedurele afhandeling van planschade wanneer verzoeken worden ingediend op grond van inpassingsplannen; wanneer er sprake is van gedeelde belangen, zullen gemeenten en provincie afspraken maken over een verdeling van de planschadekosten; aan de voorkant van het planproces zal een risicoanalyse uitgevoerd worden door gemeenten bij bestemmingsplannen en door de provincie bij inpassingsplannen. Zo komen de financiële risico s vroegtijdig in beeld en kunnen daarover afspraken worden gemaakt; de verdeling van de planschadekosten is afhankelijk van de mate waarin gemeenten en/of provincie belang hebben bij de maatregelen. 9
Overig Evaluatie Driejaarlijks, met ingang van 1 januari 2013, zal de RO gedeputeerde gezamenlijk met de RO regioportefeuillehouders en de RO portefeuillehouder van de VZHG de werking van het procesconvenant evalueren. Deze evaluatie zal in ieder geval betrekking hebben op: de effectiviteit van de ambtelijke en bestuurlijke samenwerking; wisselwerking tussen de verschillende ruimtelijke visies. Daarbij wordt nagegaan of er aanleiding bestaat tot aanpassing van het onderhavige convenant. Opzegging Naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie kunnen partijen hun medewerking aan het convenant opzeggen door dit schriftelijk met opgaaf van reden te melden aan de RO gedeputeerde, de RO regioportefeuillehouders en de RO portefeuillehouder van de VZHG. 10
Hier is dan nog de mogelijkheid de titel van de uitgave te vermelden Ondertekening Aldus overeengekomen, in tienvoud opgemaakt en ondertekend te Leiderdorp op 8 april 2011, Mevrouw C. Mourik De heer mr. drs. G.A.A. Verkerk De heer drs. J. Wienen De heer drs. M. Kasteleijn De heer D.R. van der Borg De heer P.H. Sleeking De heer J.G. van Buuren De heer D. van Puffelen Vereniging van Zuid-Hollandse Gemeenten De heer C.J.M.W. Wassenaar de heer G. Veldhuijzen 11
178961