Samenvatting door A. 1665 woorden 1 november 2014 0 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer Idee en oorsprong van de rechtsstaat Rechtsstaat = een staat waarin burgers met grondrechten worden beschermd tegen de macht en willekeur van de overheid. Democratische rechtsstaat = burgers mogen meedoen aan vrije verkiezingen en daardoor indirect meebeslissen over politieke kwesties. Sociaal contract = de burgers en bestuurder van een land hebben plichten. Bijvoorbeeld het belastingplicht, leerplicht en de plicht om in tijden van gevaar het land te verdedigen. Beginselen rechtstaat: Trias politica Grondrechten Legaliteitsbeginsel Trias politica = doel: niet één iemand of groep krijgt alle macht in handen. Grondrechten = rechten die zo fundamenteel zijn voor de vrijheid, de ontplooiing, het welzijn en de bescherming van het individu en van groepen, dat ze in de grondwet zijn vastgelegd. Legaliteitsbeginsel = de overheid mag alleen beperkingen opleggen aan de vrijheid van burgers als die beperkingen in wetten zijn vastgelegd en voor iedereen gelden. Absolute macht = één persoon heeft de macht over een staat. Constitutionele monarchie = ook de koning is gebonden aan de grondwet. Dictatuur = één machthebber of één partij bepaalt wat de regels zijn. Ondergrens = hieraan worden situaties, gebeurtenissen, beslissen en handelingen aan gemeten. Grondwet en grondrechten Vrijheid = bijvoorbeeld het recht om te zeggen wat je wilt. Censuskiesrecht = alleen mannen mochten stemmen die directe belastingen betaalden. De grondwet heeft als doel om: https://www.scholieren.com/verslag/83384 Pagina 1 van 6
De begrenzing van de macht van de staat aan te geven en daarmee de vrijheden van burgers te garanderen Fundamentele rechten van burgers vast te leggen Aan te geven hoe de belangrijkste organen van de staat in grote lijnen zijn georganiseerd De eenheid van de staat uit te drukken en te zeggen dat de burgers, ondanks alle verschillen, toch één willen zijn één willen blijven. Bestuurlijke functies = koningschap, regering, Staten-Generaal, wetgeving en bestuur, rechtspraak, provincies, gemeenten, waterschappen en hoe het triaspolitica is georganiseerd. Wanneer kan een grondwet gewijzigd worden? De wijzigingen moeten 2x het parlement doorkomen (1 ste en 2 de kamer) Dit moet met 2/3 meerderheid Er moeten verkiezingen tussen de behandelingen gehouden worden Horizontale werking = het gaat tussen de burgers onderling. Verticale werking = het gaat tussen de burgers en de overheid. Trias politica: scheiding of evenwicht van machten? Wetgevende macht = regering en parlement: maakt, wijzigt en trekt algemene wetten in. Uitvoerende macht = regering: de wetten in concrete gevallen toe passen. Rechtelijke macht = onafhankelijke rechters: in geval van onenigheid oordelen over wetten en bij alle conflicten die met rechtsregels konden worden opgelost, rechtspreken. Rechters zijn voor het leven benoemd. Checks and balances = drie machten weerhouden elkaar van het veroveren van te veel macht en houden elkaar daarmee in balans. https://www.scholieren.com/verslag/83384 Pagina 2 van 6
Wetten moeten: Algemeen zijn en mogen dus niet voor één persoon of voor één situatie geschreven zijn. Duidelijk zien, dus voor iedereen begrijpelijk en op een duidelijke manier bekendgemaakt. Haalbaar en uitvoerbaar zijn. Ambtenaren worden ook wel de vierde macht genoemd: ze hebben veel invloed op de wetgevende en uitvoerende macht. Ze vallen onder verantwoordelijkheid van de minister. Jurisprudentie = al eerdere uitspraken gedaan door rechters. Dualistische stelsel = Rechtssysteem in een land waarbij internationale wetten niet direct geldig zijn. Het legaliteitsbeginsel Rechtsorde = het geheel van rechtsregels en rechtsbeginselen én de manier waarop het recht is georganiseerd. Rechtsregels = gedragsregels die wettelijk door de overheid zijn vastgesteld. Er zijn twee redenen voor het opstellen van rechtsregels: Doelmatigheid, zodat er duidelijke afspraken zijn. Zedelijk bewustzijn, zodat er regels zijn die de waarden weerspiegelen die we met elkaar delen. Sociale regels = regels die meestal niet zijn opgeschreven en geven een beoordeling van gedrag in termen van wel of geen rekening houden met andere. Morele regels = regels met een zwaardere lading, ze geven een beoordeling van gedrag in termen van goed en kwaad. Privaatrecht = regelt alles tussen burgers onderling. Publiekrecht = regelt alles tussen burgers en de overheid. Er zijn meerdere gebieden die behoren tot privaatrecht: Personen- en familierecht: huwelijk, echtscheiding, geboorte, overlijden en het adopteren van een kind. Ondernemingsrecht: regelt de voorwaarde waaronder je een stichting, vereniging of een bv kunt oprichten. Vermogensrecht: dit gaat over iemand vermogen. Bijvoorbeeld het regelen van een erfenis, huurovereenkomst of arbeidsovereenkomst. Er zijn ook meerder gebieden die behoren tot publiekrecht: Staatsrecht: regelt de inrichting van de staat. Denk aan grondwet, de bevoegdheden van ministers, de rechten van Tweede Kamerleden en de Kieswet. Bestuursrecht: regelt de bestuursactiviteiten van de overheid. Wie bijvoorbeeld een huis wil bouwen of café wil beginnen heeft een vergunning nodig. Strafrecht: hierin staan alle wettelijke strafbepalingen. In Nederland zijn 19 rechtbanken, 5 gerechtshoven en 1 Hoge Raad. https://www.scholieren.com/verslag/83384 Pagina 3 van 6
Het strafproces Onschuldvermoeden = een verdachte is onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Daarnaast heeft een verdachte als hij gearresteerd is recht op een advocaat. Als hij daar geen geld voor heeft, subsidieert de overheid een (pro- Deo)advocaat. Er zijn zes fasen aan te wijzen in het gehele traject na ontdekking van een misdrijf tot aan het moment dat de gevangenisdeur achter een veroordeelde dichtgaat. Deze fasen zijn: Aanhouding. Bij een aanhouding kun je iemand staande houden, dit doe je bij een vermoede. Je kunt ook iemand aanhouden, dat arresteert de politie hem en neemt hem mee naar het politiebureau. 2. Opsporing. De politie doet onderzoek onder leiding van de OVJ. Politie maakt gebruik van dwangmiddelen en voor sommige daarvan in toestemming nodig. 3. Vervolging. De OVJ beslist uiteindelijk wat er gaat gebeuren na het onderzoek. Er zijn drie mogelijkheden: Seponeren (= niet verder vervolgen) Schikken (= geldboete) Vervolgen (= naar de rechter) Berechting. De verdachte moet voor de rechter verschijnen. Een rechtszaak bevat een aantal stappen: Opening: controle persoonsgegevens. Tenlastelegging: aanklacht. Onderzoek: verdachte en getuige worden gehoord. Requisitoir: OVJ vraagt een straf. Pleidooi: advocaat verdachte. Laatste woord: verdachte. Vonnis: rechter. Eventueel hoger beroep of cassatie. Arrondissementsrechtbanken Gerechtshof Hoge raad: kijkt alleen naar processen! Uitvoering van de straf. Deze word uitgevoerd door de uitvoerende macht en het ministerie van Justitie. Als de ex-gedetineerde zijn straf heeft uitgezeten hebben ze recht op ondersteuning van de reclassering bij terugkeer naar de maatschappij. Vervolgingsmonopolie = de OVJ die het OM vertegenwoordigt, beslist uiteindelijk of een zaak voor de rechter wordt gebracht. Tenlastelegging = het gene waar hij of zij van beschuldigt wordt. Voorwaardelijke invrijheidsstelling = na twee derde van de straf te hebben uitgezeten zou je vrijgelaten kunnen worden. Het strafrecht ne bis in idem-regel = je kunt nooit twee keer vervolgd worden voor hetzelfde vergrijp, ook al komen er nieuwe feiten naar boven. Misdrijven = ernstige strafbare feiten zoals moord en doodslag, mishandeling, vrijheidsberoving, verkrachting, bigamie, smaad en belediging, diefstal en diefstal met geweld. Overtredingen = minder ernstige strafbare feiten zoals burengerucht of het negeren van artikel 461: verboden toegang voor onbevoegden. Het materiële strafrecht = de inhoud van alle strafbepalingen. De rechter mag van de maximale straf naar beneden afwijken, maar nooit hoger straffen. https://www.scholieren.com/verslag/83384 Pagina 4 van 6
Strafuitsluitingsgronden = de rechter legt geen straf op omdat de verdachte het misdrijf niet met zijn volle verstand en uit eigen wil heeft gepleegd. Hierbij maken we onderscheid tussen rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden. Rechtvaardiging = het gepleegde feit in het licht van bijzondere omstandigheden niet meer strafbaar. Noodweer. Je verdedigt jezelf of een ander tegen geweld. Overmacht-noodtoestand. Als je bijvoorbeeld het bord verboden toegang negeert om een kind te redden. Ambtelijk bevel. Bijvoorbeeld als je op de snelweg vanwege een ongeluk door een agent de vluchtstrook op bent gestuurd en je wordt verderop door een andere agent bekeurd, dan kun je je op deze rechtvaardigingsgrond beroepen. Schulduitsluiting = het feit is wel strafbaar, maar de dader heeft geen schuld. Psychische overmacht. Je doet iets uit psychische overmacht. Noodweerexces. Je doet iets uit paniek. Ontoerekeningsvatbaarheid. Iemand doet iets maar heeft een geestelijke stoornis en is ontoerekeningsvatbaar. Je wordt vaak naar een TBS kliniek gestuurd voor een psychiatrische behandeling. Afwezigheid van schuld. Bijvoorbeeld een winkelier verkoopt gestolen goederen, maar het personeel weet nergens vanaf. Er zijn verschillende soorten straffen in het WvS geschreven: Geldboete. De maximumboete is 760.000 euro bij volwassenen en 3800 euro bij jongeren tot achttien jaar. Taakstraf. Een taakstraf kan een werkstraf zijn van maximaal 240 uur en/of een leerstraf van maximaal 480 uur. Vrijheidsstraf. Dit kan een gevangenisstraf, hechtenis of levenslange gevangenisstraf zijn. Bijkomende straffen. Bijvoorbeeld intrekking van het rijbewijs, een stadionverbod of een verbod het beroep van arts nog langer uit te oefenen. Strafrechtelijke maatregelen. Zoals schadevergoeding, verplichte behandeling in een afkickkliniek, tbs of het ontnemen van door misdaad verkregen geld. We maken onderscheid tussen vijf functies van straf opleggen: Wraak en vergelding. Misdaad mag niet lonen. Afschrikking. Burgers moeten ervan weerhouden worden om misdaden te plegen. Voorkomen van eigenrichting. Als de overheid niet straft gaan mensen het zelf doen. Resocialisatie. Straf moet ervoor zorgen dat iemand zijn leven verbeterd. Beveiliging van de samenleving. Haltbureau = hier worden kleine diefstallen en vernielingen onder jongeren afgedaan. Vaak krijgen de jongeren een taakstraf. Bij zware misdrijven gepleegd door jongeren moeten ze verschijnen voor de kinderrechter. Deze kan jeugddetentie opleggen, die in een jeugdgevangenis wordt doorgebracht. Adolscentenstrafrecht = recht zodat jongeren tussen vijftien en achttien jaar zwaarder kunnen worden gestraft dan volgens het jeugdstrafrecht mogelijk is. Wie wordt crimineel? Lombroso theorie = Cesare Lombroso denkt dat crimineel gedrag erfelijk is. Hij denkt dat je geboren criminelen kunt herkennen aan een asymmetrisch gezicht, hoge jukbeenderen en een doorlopende wenkbrauw. Hij vindt dus ook dat een crimineel er niks aan kan doen als hij een recht overtreed. Rationele-keuzetheorie = een persoon weegt voor- en nadelen tegen elkaar af. Volgens Marcus Felson geldt deze https://www.scholieren.com/verslag/83384 Pagina 5 van 6
theorie ook voor criminelen: bij een kleine pakkans wordt de neiging om te stelen bij sommigen groter. Dus: de gelegenheid maakt de dief. Sociobiologie = Edward Wilson probeerde aan te tonen dat het menselijk gedrag minstens net zo sterk wordt bepaald door genetische, dus erfelijke factoren als door opvoeding en cultuur. Bindingstheorie = Volgens de criminoloog Travis Hirschi is ieder mens voor een deel tot het slechte geneigd, in iedereen schuilt een misdadiger. Mensen die veel bindingen hebben zoals familie, vrienden en collega s zullen minder snel een misdaad gegaan dan mensen die weinig bindingen hebben. De bindingen vormen als het ware een rem op de criminele neigingen die we allemaal hebben. Psychoanalyse = Volgens Sigmund Freud is er een verband tussen crimineel gedrag en een storing in de psyche. Freud gaat ervan uit dat elke psyche is opgebouwd uit drie delen: het id, ego en superego. Wanneer de balans tussen deze drie delen verstoord raakt, kan dit volgens Freud leiden tot afwijkend of crimineel gedrag. Aangeleerd-gedrag-theorie = Edwin Sutherland concludeerde dat crimineel gedrag aangeleerd is. Wanneer jongeren intensief contact hebben met anderen die als crimineel zijn, is de kans groot dat zij ook crimineel worden. Anomietheorie = De socioloog Robert Merton zegt dat mensen eerder crimineel gedrag vertonen als ze er niet in slagen hun levensdoelen te bereiken. https://www.scholieren.com/verslag/83384 Pagina 6 van 6