Oordeel 2018-03 Klaagster / Defensie Klaagster heeft bij het ministerie van Defensie (Defensie) gesolliciteerd naar een militaire functie. Klaagster heeft, als onderdeel van haar sollicitatieprocedure, een Psychologisch Onderzoek (PO) ondergaan. De psycholoog die het PO heeft afgenomen geeft een voorgoed negatief advies over de geschiktheid van klaagster voor een militaire functie. Reden daarvoor is het achterhouden van (relevante) informatie, die door haar was verstrekt tijdens een eerdere sollicitatie. Defensie neemt klaagster naar aanleiding van het advies niet aan. De klacht richt zich tegen het gesprek met de psycholoog en de constatering door hem dat klaagster informatie heeft verzwegen. Klaagster stelt dat zij deze informatie, die volgens haar van medische aard is, niet bewust heeft achtergehouden. De informatie was bij Defensie bekend. De bevoegdheid van de CKA Voor de beantwoording van de vraag of de CKA bevoegd is om over deze klacht te oordelen, is het relevant of het PO, het karakter heeft (gekregen) van een aanstellingskeuring in de zin van de Wet op de medische keuringen (Wmk). De CKA onderzoekt per geval of er tijdens het onderzoek vragen zijn gesteld die te interpreteren zijn als gezondheidsvragen. Voor de beoordeling daarvan is het belangrijk de context te kennen waarin de vragen zijn gesteld. De CKA heeft in een eerder oordeel 2016-04, overweging 6.10, overwogen dat tijdens een PO op oppervlakkige wijze kan worden gerefereerd aan gebeurtenissen die verband houden met de gezondheid van de sollicitant, zonder dat dit moet worden aangemerkt als een aanstellingskeuring. In deze zaak is op oppervlakkige wijze gerefereerd aan bepaalde gebeurtenissen om de verschillen van de door klaagster verstrekte informatie tussen het laatste PO en eerdere PO s op meerdere onderdelen te duiden. Deze gebeurtenissen kunnen mogelijk verband houden met haar gezondheid. De CKA maakt echter uit de stukken niet op dat het Defensie te doen is geweest om de gezondheid van klaagster aan de orde te stellen en de bevindingen bij het oordeel over de (medische) geschiktheid van klaagster te betrekken. Daarnaast heeft klaagster niet aannemelijk gemaakt en is op basis van de processtukken, de bij partijen ingewonnen informatie en wat partijen over en weer hebben gesteld, ook niet aannemelijk geworden dat: de psycholoog gezondheidsvragen heeft gesteld; vragen zijn gesteld die zijn te interpreteren als gezondheidsvragen; haar gezondheid in welke vorm dan ook aan de orde is geweest. Conclusie Naar het oordeel van de CKA is op oppervlakkige wijze gerefereerd aan bepaalde gebeurtenissen, die mogelijk verband houden met de gezondheid van klaagster, maar niet als zodanig aan de orde zijn gesteld dat van een aanstellingskeuring in de zin van de Wmk kan worden gesproken. Gelet hierop, acht de CKA zich niet bevoegd.
2 Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen Oordeel 2018-03 Dit oordeel is gegeven door navolgende leden van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA): mevrouw mr. M.E. Stefels, voorzitter ad hoc commissie; mevrouw mr. L.F. Markenstein; de heer mr. drs. W.M. Hes. in tegenwoordigheid van de heer I. Güvec, plaatsvervangend secretaris en mevrouw mr. M.J.M. Bach, secretaris. 1. De klacht van betrokkene Klaagster heeft op 16 februari 2018 een klacht ingediend bij de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (hierna: Commissie). De klacht heeft betrekking op het basispsychologisch onderzoek (hierna: BPO) van 30 januari 2018 dat betrokkene in het kader van haar sollicitatie naar een functie binnen het ministerie van Defensie (hierna: aspirant werkgever) heeft ondergaan. Zij is voor het vervullen van deze functie ongeschikt bevonden vanwege onder andere het achterhouden van (relevante) informatie zoals door haar verstrekt tijdens een eerdere sollicitatie bij aspirant werkgever. Een medische keuring is daarom achterwege gebleven. Haar klacht richt zich tegen het gesprek met de psycholoog en de constatering door hem dat zij informatie heeft verzwegen. Daarbij stelt klaagster dat zij deze informatie, volgens haar van medische aard, niet bewust heeft achtergehouden, omdat deze informatie bij aspirant werkgever bekend was. Klaagster verzoekt de Commissie te oordelen of de wijze waarop het BPO is afgenomen in overeenstemming is met de Wet op de medische keuringen (hierna: de Wmk). 2. De ontvankelijkheid van de klacht 2.1 Een klacht is in artikel 1, onder b, Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen gedefinieerd als een uiting van onvrede over de toepassing van de Wmk of de daarop berustende bepalingen door een klager. Een klacht dient op grond van artikel 9, eerste lid, van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen binnen zes maanden nadat de gedraging of het feit waartegen de klacht zich richt heeft plaatsgevonden, te worden ingediend. 2.2 De Commissie stelt vast dat: de klacht betrekking heeft op de toepassing van het bepaalde in de Wmk, indien en voor zover kan worden vastgesteld dat sprake is van het vragen naar de gezondheidstoestand van klaagster; de klacht binnen zes maanden na het BPO van 30 januari 2018 is ingediend. 2.3 De klacht is derhalve ontvankelijk. 3. Het verloop van de procedure
3 3.1 Op 16 februari 2018 heeft klaagster schriftelijk een klacht ingediend bij de Commissie. 3.2 De Commissie heeft klaagster op 7 maart 2018 een ontvangstbevestiging van de klacht gezonden. Daarin is aan klaagster meegedeeld dat de Commissie de klacht aanhoudt totdat de bedenkingenprocedure bij aspirant werkgever is afgerond; dit in overeenstemming met het Reglement werkwijze van de Commissie. 3.3 In een e-mail d.d. 18 april 2018 heeft klaagster de Commissie geïnformeerd over de afhandeling van haar bedenkingenprocedure bij aspirant werkgever. Zij heeft daarin de Commissie verzocht om de behandeling van haar klacht voort te zetten. 3.4 In een e-mail d.d. 19 april 2018 heeft de Commissie klaagster verzocht om haar klacht te verduidelijken op het punt van het stellen van gezondheidsvragen en haar daarbij verzocht het gespreksverslag van het BPO van 30 januari 2018 op te sturen. 3.5 In een e-mail d.d. 19 april 2018 heeft klaagster een toelichting gegeven op haar klacht. 3.6 Op 2 mei 2018 heeft de Commissie van klaagster het gespreksverslag van het BPO van 30 januari 2018 ontvangen. 3.7 De Commissie heeft de klacht op 24 mei 2018 doorgestuurd aan aspirant werkgever met het verzoek om binnen 2 weken te reageren op deze klacht. 3.8 Aspirant werkgever heeft bij de Commissie een verzoek tot uitstel ingediend, omdat aspirant werkgever meer tijd nodig had om verweer te voeren, vragen van de Commissie te beantwoorden en gehouden is om vooraf toestemming te vragen aan klaagster om persoonsgegevens te delen met de Commissie. 3.9 In een brief d.d. 27 juni 2018 heeft aspirant werkgever gereageerd op de klacht en een antwoord gegeven op de door de Commissie gestelde vragen in de brief van 24 mei 2018. 3.10 In een e-mail d.d. 5 juli 2018 heeft de Commissie een aantal vragen voorgelegd aan klaagster over de inhoud van het BPO in relatie tot haar gezondheid. Klaagster heeft in een e-mail d.d. 5 juli 2018 een antwoord gegeven op de door de Commissie gestelde vragen. 3.11 In een e-mail d.d. 17 juli 2018 heeft de Commissie partijen verzocht alvast 11 september 2018 te blokkeren in hun agenda s voor een mogelijke hoorzitting over de klacht. Daarin is ook aangegeven dat de Commissie eind augustus of begin september zou besluiten of zij het houden van een hoorzitting nodig acht. 3.12 Uit de eerdere reacties kon de Commissie niet opmaken welke gezondheidsvragen aan klaagster zijn gesteld. Gelet hierop heeft de Commissie in een e-mail d.d. 4 september 2018 klaagster verzocht om te verduidelijken welke concrete gezondheidsvragen door de psycholoog tijdens het BPO van 30 januari 2018 zijn gesteld en om aan te geven op welke aspecten van haar gezondheid (nu en/of in het verleden) deze vragen betrekking hadden. Daarnaast heeft de Commissie verzocht om een duidelijke beschrijving van het verloop van het gesprek, met name waar dat betrekking had op de gezondheid(svragen).
4 3.13 Naar aanleiding van de reactie van 6 september 2018 van klaagster op de e-mail d.d. 4 september 2018 heeft de Commissie besloten om geen hoorzitting te houden. Op 6 september 2018 is aan partijen telefonisch meegedeeld dat de Commissie geen hoorzitting zal houden op 11 september 2018 en zich zal beraden over de vraag of een hoorzitting noodzakelijk is. In een e-mail d.d. 13 september 2018 heeft de Commissie aan partijen medegedeeld dat naar het inzicht van de Commissie de processtukken voldoende inzicht geven om de zaak zonder hoorzitting af te doen en dat gelet daarop geen hoorzitting plaatsvindt. 4. De feiten De Commissie neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. 4.1 De Nederlandse Krijgsmacht bestaat uit vier krijgsmachtdelen, de Koninklijke Marine, de Koninklijke Landmacht, de Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Marechaussee. 4.2 Voor de vier krijgsmachtdelen wordt de selectie en de keuring, bestaande uit een BPO, een medisch onderzoek en een veiligheidsonderzoek, centraal uitgevoerd op de Marinekazerne in Amsterdam door Dienstencentrum Personeelslogistiek (hierna: DC PL). Daarna volgt eventueel een aanstelling als militair ambtenaar bij aspirant werkgever. De selectie- en keuringsprocedure is gelijk voor alle functies. Er is een procedure voor klachten of bedenkingen. 4.3 Het BPO bestaat uit drie onderdelen: een persoonlijkheidsvragenlijst, een capaciteitentest en een levensloopinterview. Na het interview combineert de psycholoog de resultaten van de drie onderdelen en beoordeelt of de kandidaat psychologisch geschikt is om te kunnen functioneren als militair. Dit hangt af van hoe de sollicitant scoort op (een aantal van) de volgende punten: psychische belastbaarheid, prestatiegerichtheid, sociaal functioneren, motivatie, discipline, communicatieve vaardigheden en inzetbaarheid. 4.4 Klaagster heeft drie keer gesolliciteerd bij Defensie en heeft in dat kader een BPO gehad, te weten op 25 januari 2016, 27 januari 2017 en 30 januari 2018. 4.5 Op 30 januari 2018 heeft in het kader van het BPO een levensloopinterview plaatsgevonden met de psycholoog. 4.6 De psycholoog heeft naar aanleiding van het BPO van klaagster een negatief advies voorgoed gegeven. Gelet op de uitkomst van het BPO is aan de sollicitatieprocedure geen vervolg gegeven. 4.7 Klaagster heeft bij aspirant werkgever haar bedenkingen over de negatieve uitslag van het BPO ingediend. Aspirant werkgever heeft de bedenkingen op 4 april 2018 ongegrond verklaard, omdat volgens aspirant werkgever de uitslag op de juiste wijze en met de juiste onderbouwing tot stand is gekomen. In de afwijzingsbrief wordt voorts meegedeeld dat klaagster een negatief advies voorgoed heeft gekregen voor een functie bij de vier krijgsmachtdelen van aspirant werkgever.
5 5. De standpunten van partijen Klaagster 5.1 Klaagster stelt dat zij is afgewezen om haar psychische belastbaarheid in verband met psychische klachten die zij heeft gehad als minderjarige. Klaagster is het niet eens met de afwijzing, omdat klaagster nu geestelijk gezond is en op dit moment geen (medische) klachten ervaart. Volgens klaagster zijn er thans geen objectieve medische gronden om aan te nemen dat haar psychische belastbaarheid niet in orde is. Klachten in het verleden vormen geen belemmering om als militair goed te functioneren. 5.2 Aspirant werkgever heeft klaagster verweten dat zij informatie, zoals verstrekt tijdens eerdere sollicitaties bij aspirant werkgever, heeft achtergehouden. Klaagster heeft in het BPO van 30 januari 2018 niet verteld dat zij voor een korte periode problemen in relationele sfeer heeft ervaren en psychische klachten heeft gehad als minderjarige. 5.3 Klaagster was in de veronderstelling dat haar problemen uit het verleden voldoende bekend waren bij aspirant werkgever, omdat zij twee keer eerder een BPO heeft ondergaan. Daarnaast heeft klaagster een Opleiding Veiligheid & Vakmanschap van Defensie (VEVA-opleiding) gevolgd en via die weg gesolliciteerd bij aspirant werkgever en zodoende is zij bekend bij aspirant werkgever. 5.4 Zij kan zich niet vinden in de conclusie van de psycholoog. Hij heeft haar ongeschikt bevonden vanwege haar problemen uit het verleden. Zij heeft de nodige inspanningen moeten verrichten om aan de eisen op het gebied van fysieke en mentale gesteldheid te kunnen voldoen. Zij is enorm gemotiveerd om bij aspirant werkgever te werken. Dat blijkt uit het feit dat zij voor de derde keer bij aspirant werkgever solliciteert. 5.5 Klaagster is van mening dat zij ten onrechte is afgewezen, omdat haar fysieke en mentale conditie thans in orde is en zij voldoende gemotiveerd is om als militair te kunnen functioneren. Klaagster verzoekt de Commissie te oordelen of de wijze waarop het BPO is afgenomen in overeenstemming is met de Wmk. Aspirant werkgever 5.6 Tijdens een BPO wordt er onderzoek gedaan naar de mentale weerbaarheid van een sollicitant. Een dergelijk onderzoek is nodig gezien het belang van deze persoonseigenschap voor het functioneren binnen de Krijgsmacht. Wat betreft de psychische belastbaarheid wordt gevraagd naar emoties die de sollicitant ervaart bij ingrijpende levensgebeurtenissen, wat voor invloed deze op een sollicitant kunnen hebben en hoe een sollicitant deze ervaringen verwerkt. Daarnaast wordt ingegaan op stressvolle momenten en wordt gevraagd naar het effect van eventuele spanningen op de prestaties in de uit te voeren taak. 5.7 Een psychologisch dossier wordt tot twee jaar na het laatst afgenomen BPO beveiligd bewaard. Enkel de sectie selectie en de administratie hebben in beginsel toegang tot dit dossier en dan alleen als daar aanleiding toe is. Psychologen hebben enkel toegang tot dit dossier wanneer een betrokkene bij een eerder afgelegd BPO binnen 2 jaar opnieuw een BPO moet ondergaan. Deze toegang wordt aan de psycholoog ook verleend als de betrokkene inzicht vraagt in de behaalde resultaten. 5.8 In het BPO van 30 januari 2018 heeft aspirant werkgever onderzoek gedaan naar de mentale weerbaarheid van klaagster. Dit onderzoek is op dezelfde wijze
6 verricht als de eerdere BPO s van klaagster van 25 januari 2016 en 27 januari 2017. De door de psycholoog afgegeven adviezen naar aanleiding van de BPO s van 25 januari 2016 en van 27 januari 2017 stonden alleen in het teken van de mentale weerbaarheid van klaagster en niet in het teken van de gezondheid van betrokkene. 5.9 Na afloop van het BPO van 30 januari 2018 heeft de psycholoog inzicht gekregen in de psychologische dossiers van 25 januari 2016 en 27 januari 2017. Volgens aspirant werkgever was dit noodzakelijk en conform daaraan gestelde eisen. Op basis hiervan is besloten een Aanvullend Psychologisch Onderzoek (hierna: AVPO) op dezelfde dag uit te voeren. Tijdens dit AVPO is klaagster geconfronteerd met eerdere bevindingen. 5.10 In het AVPO van 30 januari 2018 heeft klaagster medegedeeld dat zij in het gesprek met de psycholoog eerder die dag op meerdere onderdelen niet de waarheid heeft gesproken. Aspirant werkgever stelt dat dit het verhaal van klaagster onbetrouwbaar maakt, waardoor aspirant werkgever geen oordeel kan vormen over haar geschiktheid voor een militaire functie. Het is de aspirant werkgever niet te doen om de inhoud van de besproken onderwerpen, maar of een goed beeld over haar weerbaarheid kan worden gevormd. Daarnaast zijn er naar aanleiding van het AVPO van 30 januari 2018 twijfels gerezen over de integriteit van klaagster, een competentie die aspirant werkgever hoog in het vaandel heeft staan. De afwijzing van klaagster staat volgens aspirant werkgever los van haar medische situatie en fysieke gezondheid. 6. Beoordeling 6.1 De Commissie is bevoegd om te oordelen over aanstellingskeuringen. Dat zijn keuringen die plaatsvinden in verband met het aangaan of wijzigen van een arbeidsovereenkomst of in verband met een aanstelling in openbare dienst (artikel 1, onderdeel a, onder 1 en 2, Wmk). 6.2 De wet definieert het begrip keuring als vragen over de gezondheidstoestand van de keurling en het verrichten van medisch onderzoek (artikel 1, onderdeel a, Wmk). De term keuring in de zin van de Wmk wordt ruim geïnterpreteerd. 1 Vragen over de gezondheidstoestand enerzijds en het verrichten van medisch onderzoek anderzijds zijn te beschouwen als methoden die kunnen worden gebruikt bij een keuring. 2 Zij hoeven niet noodzakelijkerwijs allebei te worden gebruikt om van een keuring te kunnen spreken. 6.3 Voor de beantwoording van de vraag of de Commissie bevoegd is om over deze klacht te oordelen, is het relevant of het BPO of het AVPO dat aansluitend heeft plaatsgevonden het karakter heeft (gekregen) van een aanstellingskeuring in de zin van de Wmk. De Commissie onderzoekt per geval of er tijdens het BPO (en/of het AVPO) vragen zijn gesteld die zijn te interpreteren als gezondheidsvragen. Om dat te kunnen beoordelen is het belangrijk de context te kennen waarin de vragen zijn gesteld. 6.4 Tijdens de sollicitatieprocedure mag de aspirant werkgever zelf geen vragen stellen over de gezondheid van de sollicitant. Alleen een bedrijfsarts mag vragen over de gezondheid stellen en dan alleen bij de eventuele aanstellingskeuring in 1 Oordeel 2009-01, overweging 6.4 2 Kamerstukken II 1992/1993, 23 259, nr. 3, p. 8.
7 de zin van de Wmk. Als er door de aspirant werkgever toch gezondheidsvragen worden gesteld, hoeft de sollicitant die vragen niet te beantwoorden (zwijgrecht). 6.5 Op basis van processtukken, de ingewonnen informatie bij partijen en wat partijen over en weer hebben gesteld, constateert de Commissie dat zij niet kan vaststellen of er nu daadwerkelijk gezondheidsvragen tijdens het BPO van 30 januari 2018 zijn gesteld. Een hoorzitting zou daaraan niets toevoegen, omdat de Commissie klaagster meerdere keren in de gelegenheid heeft gesteld om duidelijk te maken welke gezondheidsvragen zijn gesteld en op welke aspecten van haar gezondheid is ingegaan. Daarnaast is klaagster gevraagd een beschrijving van het gesprek, voor zover het betrekking had op de gezondheid(svragen), te geven waaruit zou moeten blijken dat haar gezondheid aan de orde is geweest. Door klaagster is niet aannemelijk gemaakt en op basis van processtukken, de bij partijen ingewonnen informatie en wat partijen over en weer hebben gesteld, is niet aannemelijk geworden dat: de psycholoog gezondheidsvragen heeft gesteld; vragen zijn gesteld die zijn te interpreteren als gezondheidsvragen; in het gesprek gaandeweg haar gezondheid in welke vorm dan ook aan de orde is geweest. 6.6 Klaagster stelt dat in de BPO s van 25 januari 2016 en 27 januari 2017 haar gezondheid wel aan de orde is geweest. Dit maakt echter geen onderdeel uit van de beoordeling van deze klacht. De Commissie constateert dat deze gedragingen of feiten meer dan 6 maanden voorafgaand aan de klacht van 16 februari 2018 hebben plaatsgevonden en om die reden geen onderdeel kunnen uitmaken van de beoordeling van deze klacht. De Commissie heeft ook niet kunnen vaststellen dat aspirant werkgever in het BPO van 30 januari 2018 heeft gerefereerd aan eerdere BPO s en dat daarmee klaagster s gezondheid mogelijk (indirect) ter sprake is gekomen. 6.7 Tijdens het AVPO dat aansluitend heeft plaatsgevonden, is klaagster wel geconfronteerd met de eerdere bevindingen. De Commissie heeft in haar oordeel 2016-04, overweging 6.10, overwogen dat in een gesprek tijdens een psychologisch onderzoek soms op oppervlakkige wijze kan worden gerefereerd aan gebeurtenissen die verband houden met de gezondheid van de sollicitant, zonder dat dit moet worden aangemerkt als een aanstellingskeuring. Naar het oordeel van de Commissie is de gezondheid van klaagster tijdens het AVPO niet zodanig aan de orde gesteld dat van een aanstellingskeuring kan worden gesproken. Er is volgens de Commissie door aspirant werkgever op oppervlakkige wijze gerefereerd aan bepaalde gebeurtenissen, die mogelijk verband houden met haar gezondheid. Het refereren aan bepaalde gebeurtenissen is gedaan om de verschillende door klaagster verstrekte informatie tussen het laatste BPO en eerdere BPO s op meerdere onderdelen te duiden. De Commissie maakt uit de stukken niet op dat het aspirant werkgever te doen is geweest om de gezondheid van klaagster aan de orde te stellen en de bevindingen bij het oordeel over de (medische) geschiktheid van klaagster te betrekken. 6.8 De Commissie is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat er geen aanstellingskeuring is verricht, waarop de Wmk van toepassing is. De Commissie is derhalve niet bevoegd om inhoudelijk over de klacht te oordelen. De Commissie komt daardoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van deze klacht.
8 7. Het oordeel van de Commissie De Commissie heeft niet kunnen vaststellen dat er gezondheidsvragen door aspirant werkgever zijn gesteld tijdens het BPO op 30 januari 2018 en tijdens het AVPO dat aansluitend heeft plaatsgevonden. Op grond van vorenstaande overwegingen verklaart de Commissie zich niet bevoegd om de klacht inhoudelijk te beoordelen. mr. M.E. Stefels Voorzitter mr. I. Güvec Plaatsvervangend secretaris Den Haag, 24 oktober 2018