/J' blad. :J_);-q. 0 /2018. Rechtbank \1an eerste aan eg O Jst:=V aandernen arfc e fing Dender(r1r1conde. Vonnis. c}in rt1 îf' /J!t 7 1 fr.

Vergelijkbare documenten
et tbal81l \ v<ah1 eerste aan eg Oos =V aarnderren afde h11g Denderrmonde strrafza (terrl1

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

1i!; blad. Rechtbank van eerste aanleg. Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken. 2<32'-i /2018. Oost... Vonnis 29 OKTOBER 2018

HOGER BEROEP. Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis

Griffienummer J'S-31 /2019- Datum van uitspraak 20 MEI Notitienummer parket. Vonnis. D13M kamer. Aangeboden op

/:2-J l - I Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken. Vonnis /\G ' _." " l p / l :..

_j. Hof van beroep Gent. Arrest C I _)J{;? I jsi1. 29 september 2017

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde_. strafzaken

Rechtbank van eèrste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

Vonnis AFSCHRSFT. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. c \ 2016 / $0$ 31/05/2016

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-VIaa nderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

KOPI. Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, sectie correctionele reehtbank. afdesing Brugge, zestiende kamer (B16) / 2S2d / 2016

Rechtbank van eerste aanleg est-vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van aanleg LIMBURG, Tongeren, Correctioneel.

Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, I.) / kamer. Griffienummer.

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

2L2/\3 /2017 Datum van uitspraak. Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken. Vonnis. 1 "" blaj.

AFSCHRIFT. Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken. Vonnis. L.ooy /2017. D13M kamer 20JUNI2011

Vonnis. Rechtbank van eerste aanteg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank. zestiende kamer (B16) /

. t. Vonnis. Rechtb.ank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen [ afdeling Dendermonde strafzaken 1 ! 1 1. A i-- ! 1. 1, blad j.

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017

k 1a lf1l (eerste ë2l röhiîl <eg

Hof van Cassatie van België

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

CORRECTIONELE RECHTBANK ANTWERPEN AFDELING MECHELEN Not. nr. ME66.L Ooenbare terechtzittina van : 30 april 2015.

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE VAN 8 FEBRUARI 2019

Vonnis. 5 b. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel, 1 rechter. ll de kamer. p:: l AFSCHRIFT.

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

ast-vlaanderen, afdeling Gent

Rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 19. Vonnis. Vonnisnummer / Griffienummer. 1203/2019 Repertoriumnummer / Europees

COP1. West-Viiaanderen, Rechtbank van eerste aanleg. afdeltng Brugge, Vonnis. secfie eorrectionele rechtbank. zestiende kamer (B16) / / /

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

lll llllll l llllll lll l llllll Il Il Il lllll ll llllll lll

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Rechtbank van eerste aanleg ost-vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

KOP. Rechtbank ta n eerste aanleg Vil/c;st.-Vf a1 1ti if'<e?r &tfi te b BrQJ tw o

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

,. Rechtbank van eerstè aan é

bouwwerken te hebben verricht zoals bepaald bij artikel a): het optrekken of plaatsen van een constructie,

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

KOPl 0PSCH0R TING. Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank. Vonnis. zestiende kamer (B16)

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

2S6S /2018. ftechtbank i1an eerste aan eg. arfde ing D :HrHdJetqrnonde. Vonnis. ij' blad. (' 4f' 17' '=11 i. H,, ê) 1r11.

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010

Recht nk van stsdvlaand ren, rugge, r rech bank

DE66.RW /12/GESW3. .3oll.O IN DE ZAAK VAN HET OPENBAAR MINISTERIE TEGEN :

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

2015/ ^5 BESTUURLIJKE INLXCH 1 anu : GE 66. L4.608/13 SW3. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG OOST-VLAANDEREN afdeling Gent

Î 1. rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen. Vonnis. KamerAC1. 25juni RA A Aangeboden op. Niet te registreren

Rechtbank van eerste aanleg Leuven correctionele zaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

Vonnis. Rechtba k \fan eerste aan eg Limburg, afdeiing Hasse tp sectie correctioneel, 13 kamer. l /_J 2018/,; ') '} 30 januari 2018 HA66.RW.

=tföjji J)lVON NIS. Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling VEURNE, strafzaken. Kamer V / / /06/2018

1.1 Ontstaan. Waarom? Flagrante wanpraktijken blijven bestaan Sommige eigenaar blijven onbewoonbare woningen verhuren

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

Rechtbanl< van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1382/2019 Repertoriumnummer / Europees

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC...15 oktober 2018 Vonnis Inzake het Openbaar Ministerie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 5 MEI 2015

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzal<en

-d{- Vonnis. 'v f.. I,.,., :-i, '1; _. D13M kamer. Notitienummer parket. Grrffienummer /2018. Datum van uitspraak 17 DECEMBER 2018

9.ri Repertorîumnummer /Europees. rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen. Vonnis. Kamer ACl. 15 april A000968

De correctionele rechtbank van het arrondissement Hasselt VONNIS van 19 NOVEMBER 2008

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

3: d la is. Vonnis. hwaw&cdl&oq AFSCHRift. Rechtbank van eerste aanleg. sectie correctioneel. Limburg, afdeling Hasselt, / 2017.

afschrift Vonnis Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, 13 kamer u U /2017 Grifflenummer

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen p.1 Dossiernr 18M zaal 20 Vonnisnr /

ME.012/2014 ST-011 B IN OB Binsoag

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. Griffienummer.

Àfschrift van Pen m :i t ten. tende ter griffie. ,!1er rechtbdllh ;,an c. t.'.sh.: a1j11 cg te;: Lcu 1cn.

Hof van beroep Gent. Arrest. r COVER. tiende kamer correctionele zaken / / februari 2019.

Rechtbank van eerste aanleg Oost-VSaanderen afdeling Dendermonde strafzaken. Vonnis. A 6 o b /2017. D13M kamer 23 ME1 2017

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE VAN 16 SEPTEMBER 2013

lllllllllllll lllll:l l lllllllllllll lll Il llhih _J

Transcriptie:

/J' blad G Griffienummer :J_);-q. 0 /2018 Datum van uitspraak 01 OKTOBER 2018 Notitienummer parket Rechtbank \1an eerste aan eg O Jst:=V aandernen arfc e fing Dender(r1r1conde ff' c}in rt1 îf' /J!t 7 1 fr ;:) l\. u «dj u,, (QJ ü - 1 n ll Vonnis Aangeboden op D13M kamer

2e blad OPENBAAR MINISTERIE BEl<LAAGDE ) p<:>j,.,_ )(J\J t,_.- geboren te hotel-. restaurant- en caféhouder, op, wonende te :=;.Ter terechtzitting van 03 september 2018 vertegenwoordigd door mr. A. Uytterhaegen loco mr. V. Vekeman, advocaat te Geraardsbergen 1. TENLASTELEGGINGEN A. Hetzij zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, hetzij in strijd met de vergunning, hetzij na verval, vernietiging of het verstrijken van de termijn van de vergunning, hetzij in geval van schorsing van de vergunning, op het perceel gelegen te eigendom van en van beiden wonende te notaris te kadastraal gekend als, geboren te op, geboren te op bij aankoopakte van, verleden door bouwwerken te hebben verricht zoals bepaald bij artikel 4. 2.1.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening: a)het optrekken of plaatsen van een constructie meer bepaald vooraan op het perceel een constructie te hebben opgericht van 10m breed, met een bouwdiepte van 12m, afgewerkt met een lessenaarsdak Te op niet nader te bepalen data in de periode van 01.02.2015 tot 13.03.2015 (st. 25) Deze feiten zijn strafbaar gesteld door artikel 6.1.1., al. 1.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening * * * 2. PROCEDURE De zaak werd behandeld op de openbare zitting van 03 september 2018.

3e blad. - --------- --------------------------- De rechtbank nam kennis van de stukken van de rechtspleging en hoorde het Openbaar Ministerie en de aanwezige partijen. De feiten waren strafbaar op het moment dat ze werden gepleegd op basis van artikel 6.1.1 van de VCRO en zijn thans nog steeds strafbaar met identieke straffen op basis van artikel 6.2.1 van de VCRO. 3, BEOORDELING OP STRAFGEBIED 3.1. De feiten Op 13 maart 2015 stelt de gemachtigde ambtenaar van de gemeente vast dat op een perceel te gelegen in agrarisch gebied, twee constructies werden gebouwd. Het terrein wordt voor het overige gebruikt als paardenweide. 1. Vooraan op het perceel werd een constructie opgericht met volgende afmetingen: breedte van de constructie (gezien van op het terrein, ten noorden van de constructie): lüm, bouwdiepte: 12,00m. 1. De constructie werd afgewerkt met een lessenaarsdak: het laagste punt (aan de straatzijde) bereikt een hoogte van 2,90m, het hoogste punt een hoogte van 3,50m. De vloerplaat, waar de constructie op werd opgericht, bedraagt 0,30m en is In de hoogte van de constructie inbegrepen. 2. De constructie is niet afgewerkt op het moment van de vaststelling. De muren en het dak werden geplaatst, de elektriciteitswerken zijn zichtbaar aan de buitenkant van de constructie. Isolatiepanelen {zowel tegen de muur als op het dak) werden nog niet geplaatst. 3. De constructie werd niet dichtgemaakt. 4. Het is niet duidelijk waarvoor de constructie zal dienen. 5. Er werd bevolen de werken te staken. 6. De vermoedelijke aannemer was bezig met het uitvoeren van de werken op het moment van de vaststelling. 7. Voor het gebouw is een (onder)fundering te zien die gebruikt wordt als inrit/ toegang. Beklaagde werd aangemaand om de constructie weg te halen. Beklaagde verklaart in verhoor dat hij de eigenaar is van de grond en de opdrachtgever van de werken (aanvang begin februari 2015). Hij heeft zonder architect en zonder aannemer gewerkt. Er stond vroeger al een blokhut en hij wou deze vernieuwen. Een aanvraag tot regularisatie werd geweigerd op 29 januari 2015. Het bestuur vordert het volgende herstel. Herstel in de oorspronkelijke staat Binnen een termijn van twee maanden Onder verbeurte van een dwangsom van 150 euro per dag vertraging. Met machtiging aan het bestuur om ambtshalve in herstel te voorzien.

4e blad De herstelvordering verkreeg een positief advies van de Hoge Raad voor het handhavingsbeleid op 24 maart 2016. Beklaagde verklaart in verhoor op 12 augustus 2016 dat hij niet aan de herstelvordering zal voldoen. Een regularisatievergunning werd ingediend voor het clublokaal. Deze werd geweigerd door het collega van burgemeester en schepenen van de gemeente op. Ook de bestendige deputatie van Oost-Vlaanderen weigerde op 22 december 2016 de vergunning omdat het bestaande zonevreemde gebouw nog moet bestaan op het moment van het indienen van de aanvraag, wat niet het geval is. Hiertegen werd vernietigingsberoep aangetekend bij de ràad voor de vergunningsbetwistingen. Bij arrest van 7 augustus 2018 werd dit beroep verworpen. 3.2. Grond van de zaak Het bij artikel 6.1 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentelè Vrijheden gewaarborgde recht op een eerlijke behandeling van de zaak houdt in dat de beslissing op de strafvordering melding maakt van de overwegingen die de rechtbank van de schuld of onschuld van de beklaagde hebben overtuigd en dat zij minstens de voornaamste redenen aangeeft waarom de tenlastelegging al dan niet bewezen wordt \ verklaard, ongeacht of een conclusie wordt ingediend. Het recht op een eerlijke behandeling van de zaak houdt in dat, ook bij ontstentenis van een conclusie, de beslissing omtrent de schuld met redenen wordt omkleed (Cass. 8 juni 2011 (P.11.0570.F), N.C. 2012/2, 170-171 en AC 2011, nr. 391, Cass. 29 mei 2012 (P.11.2037.N), N.C. 2013, 131-132). De rechter voldoet aan deze verdragsrechtelijke verplichting door vast te stellen dat de beklaagde de gegrondheid van de strafvordering niet betwist of door de concrete redenen te vermelden, zij het op beknopte wijze, die hem hebben overtuigd van zijn onschuld of schuld {Cass. 5 juni 2012 (P.11.092.N), N.C. 2013, 132 (met noot L HUYBRECHTS) en Cass. 23 oktober 2012 (P.2012.0300.N)). Volgens artikel 6.1.5 van de VCRO (oud, thans 6.2.4 van de VCRO) zijn, onverminderd de bevoegdheden van de agenten en de officieren van gerechtelijke politie, de stedenbouwkundige inspecteurs, de andere door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaren, alsmede de door de gouverneur aangewezen ambtenaren van de provincie en van de gemeenten of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in zijn provincie, bevoegd om de in deze titel omschreven misdrijven op te sporen en vast te stellen door een procesverbaal. De processen-verbaal waarin de in deze titel omschreven misdrijven worden vastgesteld gelden tot bewijs van het tegendeel. De materiële vergissing van de verbalisant dat hij zijn PV heeft afgesloten op 17 maart 2014 en de verkeerde datum op de bij het PV gevoegde foto's, nemen de bijzondere bewijswaarde niet weg. Deze materiële vergissingen hebben niet tot gevolg dat het PV nietig zou zijn, net als het daarop volgende strafonderzoek. Gelet op de materiële gegevens van het strafdossier, de verklaringen van beklaagde alsook uit de behandeling van de zaak ter terechtzitting, is naar oordeel van de rechtbank afdoende gebleken dat beklaagde zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten vermeld onder de tenlastelegging en dienen deze feiten hem dan ook te worden toegerekend.

Se blad Het materieel element blijkt uit de objectieve vaststellingen van de gemachtigd ambtenaar. Indien het schuldbestanddeel van een misdrijf bestaat in opzet, dit is het wetens en willens aannemen van een strafbare gedraging, mag de rechter het bestaan van dit opzet afleiden uit het door de dader gepleegde materiële feit en de vaststelling dat dit feit hem kan worden toegerekend, met dien verstande dat dè dader vrijuit gaat wanneer hij rechtvaardiging, schuldontheffing en niet-toerekeningsvatbaarheid enigszins aannemelijk maakt {Cass. (2e k.) AR P.14.1273.N, 3 mei 2016 en Cass. 10 oktober 2017 (P.16.0639.N)). Beklaagde voert geen enkele vorm van rechtvaardiging, schuldontheffing en niet-toerekeningsvatbaarheid aan. Het moreel element is bijgevolg ook bewezen. 3.3. Straftoemeting De straf moet worden bepaald gelet op de aard en de objectieve ernst van de bewezen verklaarde feiten, de begeleidende omstandigheden en de persoonlijkheid van beklaagde zoals die blijkt uit zijn strafrechtelijk verleden, gezinstoestand en arbeidssituatie, voor zover de rechtbank gekend. Niettemin dient de straftoemeting niet enkel de vergeldingsbehoefte te dienen, doch moet deze ook oog hebben voor de speciale preventie. De sanctionering moet dan ook van aard zijn de beklaagde ervan te weerhouden zich in de toekomst nog aan dergelijke feiten schuldig te maken. De feiten zijn ernstig. De beklaagde heeft het eigen belang gesteld boven het belang dat de gemeenschap heeft bij een goede ruimtelijke ordening en bij de vrijwaring van natuur, landschap en leefmilieu. Zijn handelwijze vormt een aantasting van de open ruimte en het landschap. Ook justitie dient er geen twijfel over te laten bestaan dat duurzame ontwikkeling en dus aandacht voor natuur en bos belangrijk zijn, en dat de aantasting ervan kan rekenen op een degelijke en strenge handhaving. Beklaagde werd twee maal veroordeeld voor verkeersinbreuken en drie maal correctioneel (tot geldboetes). Hij kan nog van alle gunsten genieten. De rechter oordeelt onaantastbaar of de redelijke termijn binnen dewelke een vervolgde person het recht heeft dat zijn zaak wordt berecht, is overschreden; hij beoordeelt dit over de hele duur van de rechtspleging en neemt daartoe de concrete omstandigheden van de zaak in aanmerking, zoals de complexiteit van de zaak, de houding van de vervolgde persoon en de houding van de gerechtelijke overheid. De rechtbank wijst op de volgende data: De feiten werden vastgesteld op 17.03.2015. De procureur des Konings vroeg bijkomend onderzoek op 30.03.2015, wat resulteerde in verhoren op 27 april 2015 en 9 juni 2015. Het dossier werd teruggezonden naar de procureur des Konings op 10.06.2015. Op 05.02.2016 vroeg de procureur des Konings of al een regularisatieaànvraag werd ingediend. Door de gemeente werd een herstelvordering ingediend op 19 november 2015, die op 24 maart 2016 het positief advies kreeg van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid.

6e blad Bij kantschrift van 7 juli 2016 werd het herverhoor van beklaagde gevraagd, een plicht die door de politie werd uitgevoerd op 12 augustus 2016. Het dossier werd weer naar het parket verstuurd, nu op 23 augustus 2016. Vervolgens werd door het parket bij de FOD FINANCIËN de patrimoniumdocumentatie opgevraagd op 9 september 2016 en deelde het registratiekantoor op 16.02.2017 de eigendomstitel van het onroerende goed mee. Tevens werd het inlichtingenbulletin en het strafregister van beklaagde opgevraagd. Op 1 augustus 2017 werd door het OM een bevel tot dagvaarding uitgevaardigd voor de zitting van 23 oktober 2017. Op deze zitting werden conclusietermîjnen afgesproken en de rechtsdag bepaald op 19 februari 2018. Op deze zitting werd de zaak behandeld en in voortzetting geplaatst om het resultaat van het beroep van beklaagde bij de raad voor de vergunningsbetwistingen af te wachten. Op de zitting van 4 juni 2018 werd de zaak nogmaals in voortzetting gesteld naar de zitting van 3 september 2018, waarop de zaak in beraad werd genomen. Uit het bovenstaande blijkt dat huidige strafzaak een normaal verloop kende, en geen abnormale periodes van stilstand zijn waar te nemen. Van een overschrijding van de redelijke termijn in bijgevolg geen sprake. Het past om beklaagde een geldboete op te leggen. Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete houdt de rechtbank rekening met de volgende motieven. Een geldboete moet van die aard zijn dat zij ontmoedigt nog langer de wet te overtreden of aanzet tot een afweging van pakkans en economisch voordeel. Bovendien moet ook rekening worden gehouden met de maatschappelijke kost die door de beklaagde veroorzaakt wordt in de vorm van de noodzakelijke inzet van mensen en middelen voor de handhaving. De inzet van inspectiediensten, politie en justitie betekenen voor de gemeenschap een grote kost. Een geldboete van 200 euro komt de rechtbank gepast voor. Gelet op de strafrechtelijke voorgaanden in hoofde van beklaagde, kan geen gewoon uitstel meer worden toegekend. De rechtbank is van oordeel dat deze straf aan de beoogde preventieve en repressieve doelen tegemoet komt. Om precfes van aard te zijn de beklaagde de ernst en de draagwijdte van zijn fouten te leren inzien alsook als duidelijke waarschuwing die hem ertoe moet aanzetten in de toekomst zijn verantwoordelijkheid ernstiger op te nemen, kan deze straftoemeting, met betrekking tot de geldboete niet op een mildere wijze worden toegepast. Een grotere mildheid betonen zou trouwens getuigen van een permissiviteit die niet langer van aard zou zijn de beklaagde aan te zetten tot meer zin voor verantwoordelijkheid en discipline en tot het respecteren van de regels.

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen - afdeling Dendermonde- 7e blad De bijdrage bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, heeft een eigen karakter en is geen straf, zodat op die bijdrage bijgevolg artikel 7 EVRM en artikel 2 Strafwetboek niet van toepassing zijn; de verhoging van de opdeciemen waarmede deze bijdrage moet worden vermeerderd, gaat dan ook in vanaf de inwerkingtreding van de wet die ze voorschrijft, ongeacht het tijdstip waarop het misdrijf is gepleegd. Met ingang van 1 januari 2017 werd in artikel 1, eerste en tweede lid van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemes op de strafrechtelijke geldboeten het woord vijftig vervangen door het woord zeventig. Deze nieuwe opdecimes, ongeacht of ze nu hoger of lager zijn moeten vanaf hun inwerkingtreding onmiddellijk toegepast worden op de bijdrage voor het slachtofferfonds, ook al wordt deze opgelegd bij een veroordeling wegens feiten gepleegd vóór de inwerkingtreding van de wetsbepaling die de nieuwe opdecimes invoerde. Krachtens artikel 4 3 en 5 1 en 2 van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand wordt, behalve indien hij van de juridische tweedelijnsbijstand geniet, iedere door een strafgerecht veroordeelde verdachte, inverdenkînggestelde, beklaagde, beschuldigde of voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijke persoon, veroordeeld tot het betalen van een bijdrage aan het Fonds. Behalve indien zij van de juridische tweedelîjnsbijstand geniet, wordt de burgerlijke partij, wanneer zij het initiatief tot de rechtstreekse dagvaarding heeft genomen of wanneer een onderzoek is geopend ten gevolge van haar 'optreden als burgerlijke partij en zij in het ongelijk wordt gesteld, veroordeeld tot het betalen van een bijdrage aan het Fonds. Deze bijdrage bedraagt thans 20,00 euro. 4. BEOORDELING OP BURGERLIJI< GEBIED Het bestuur vordert het volgende herstel. Herstel in de oorspronkelijke staat, dit houdt in dat de constructie moet worden afgebroken, samen met haar gegoten vloerpas net als de verharding die naar de constructie leidt. Binnen een termijn van twee maanden. Onder verbeurte van een dwangsom van 150 euro per dag vertraging. Met machtiging aan het bestuur om ambtshalve in herstel te voorzien. De herstelvordering verkreeg een positief advies van de Hoge Raad voor het handhavingsbeleid op 24 maart 2016. De rechter kan een redelijk verantwoorde herstelvordering niet verwerpen, alleen omdat een andere maatregel hem persoonlijk meer aangepast lijkt. Het behoort wel tot de bevoegdheid van de rechter om de herstelvordering op haar interne en externe wettigheid te toetsen en te onderzoeken of ze strookt met de wet dan wel op machtsoverschrijding of machtsafwending berust. Voor de rechter kan de gedaagde de gevorderde herstelmaatregel betwisten wegens willèkeur, onredelijkheid, gebrek aan bewijskrachtige gegevens, het gronden van de beslissing op gegevens die geen verband houden met de zaak of nog het verwaarlozen van pertinente gegevens.

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlnanderen - afdeling Dendermonde - Be blad Wanneer de rechter, bij de uitoefening van zijn wettigheidtoezicht, oordeelt dat de bestuurlijke overheden niet met de vereiste onpartijdigheid een keuze hebben gemaakt tussen de verschillende in artikel 6.1.41 VCRO bedoelde wijzen van herstel, kan hij de door die overheden ingestelde vordering verwerpen zonder die vordering verder nog op haar interne en externe wettigheid te moeten beoordelen. De rechter gaat - desnoods ambtshalve - na of de beslissing van de stedenbouwkundige inspecteur of van het college van burgemeester en schepenen om een bepaalde herstelmaatregel te vorderen, uitsluitend met het oog op de goede ruimtelijke ordening, zoals deze onder meer bepaald is in artikel 1.1.4 VCRO, is genomen, en zal een vordering die steunt op motieven die vreemd zijn aan de ruimtelijke ordening of op een opvatting van goede ruimtelijke ordening die kennelijk onredelijk is, zonder gevolg laten. Hierbij komt ook het tijdsverloop in aanmerking, in die zin dat door de aldus gewijzigde omstandigheden, een verder herstel zoals gevorderd, kennelijk onredelijk kan voorkomen. Daarnaast zal de rechter - zij het slechts op exceptie van onwettigheid van de gedaagde{n) - nagaan of de vordering die moet worden beoordeeld, kennelijk niet onredelijk is. Hij zal hierbij afwegen of geen andere herstelmaatregel noodzakelijk is, onder meer op grond van de aard van de overtreding, de omvang en de aantasting van de goede ruimtelijke ordening en het voordeel dat voor de ruimtelijke ordening ontstaat dóor het herstel van de plaats in de oorspronkelijke toestand tegenover de last die daaruit voor de overtreder voortvloeit. De vordering van het bestuur is niet onwettig, is genomen met het oog op de goede ruimtelijke ordening en is niet kennelijk onredelijk. Het herstel dient te worden bevolen conform de ingediende herstelvordering. Vanuit het oogpunt van de goede ruimtelijke ordening is het immers ongewenst dat constructies waarvan de bestemming nooit kan gerealiseerd worden - de werken werden immers stilgelegd met een stakingsbevel - worden aanvaard. Bovendien is er geen sprake van een herbouw binnen een bestaand volume en op dezelfde plaats. Ook is de vorige constructie volledig afgebroken, zodat men geen beroep kan doen op de basisrechten voor zonevreemde constructies. Er wordt aan beklaagde een hersteltermijn toegestaan van 12 maanden vanaf het in kracht van gewijsde treden van dit vonnis. Deze termijn is geen bijkomende termijn in de zin van artikel 1385bis Ger.Wb. Het bestuur wordt gemachtigd om ambtshalve in herstel te voorzien. Er wordt een dwangsom voorzien t.a.v. beklaagde van 125 euro per dag vertraging in geval van niet-uitvoering van het vonnis binnen de gestelde termijn.

9e blad 5. TOEGEPASTE WETIEN De bijzondere wetten zoals vermeld in punt 1. Tenlastelegging; Wet van 15 juni 1935, art. 2, 11 tot 14, 21 tot 24, 31 tot 37, 40, 41; Wetb. van strafvordering, art. 162, 182, 184, 185, 189, 190, 190ter, 194, 195; Strafwetboek, art. 2, 38, 40; Wet van 5 maart 1952, art. 1, gew. progr.ammawet d.d. 24.12.1993, art. 1; gew. art.36 Wet 07.02.2003; Art. 2 en3 van de Wet van 28.12.2011 houdende diverse bepalingen inzake justitie (B.S. 30.12.2011), zoals gewijzigd bij B.S. 29.12.2016, art. 59, 60; (opdeciemen); Art. 6 Programmawet Il van 27.12.2006; W.01.08.1985, art. 28, 29, gew. art. 1 K.B. 31.10.2005 (25 euro). UITSPRAAI< DE RECHTBANI< BESLIST OP TEGENSPRAAI< OP STRAFGEBIED De rechtbank VERKLAART beklaagde SCHULDIG aan de feiten omschreven onder de hierboven vermelde tenlastelegging; De rechtbank VEROORDEELT beklaagde tot een GELDBOETE van TWEEHONDERD EURO, verhoogd met 50 deciemen (x 6) of 1.200100 euro; ZEGT dat bij niet betaling binnen de door de wet bepaalde termijn de lastens beklaagde uitgesproken geldboete kan worden vervangen door een gevangenisstraf van 2 maanden. Bijdragen - vergoeding - kosten Spreekt in hoofde van beklaagde de verplichting uit om EENMAAL een bedrag van 25,00 euro, met 70 deciemen verhoogd, 200,00 euro bedragende, te betalen bij wijze van bijdrage tot financiering van het Fonds tot financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden; Veroordeelt beklaagde, krachtens artikel 4 3 van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, tot het betalen van een bijdrage aan het Fonds van 20100 euro; Legt beklaagde bovendien een vergoeding op voor de kostprijs van de strafprocedure van 51,20 euro overeenkomstig artikel 91, 2de lid en 148 van het koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, zoals gewijzigd bij KB van 13 november 2012 (B.S. 29/11/2012). Veroordeelt beklaagde tot de gerechtskosten, tot op heden begroot op de som van 270,46 euro.

p en laatste blad Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen - afdeling Dendermonde- 10e blad Çf:. - ------------ ------- ---- OP BURGERLUI< GEBIED../ Herstelvordering De rechtbank: BEVEELT t.a.v. beklaagde het herstel in de oorspronkelijke toestand. dit houdt in dat de constructie moet worden afgebroken. samen met haar gegoten vloerpas net als de verharding die naar de constructie leidt, op het perceel gelegen te kadastraal gekend als binnen een termijn van 12 MAANDEN na het in kracht van gewijsde treden van dit vonnis onder verbeurte van een dwangsom van 125 euro per dag vertraging per beklaagde in geval van niet-uitvoering van het vonnis binnen de gestelde termijn; ZEGT dat beklaagde overeenkomstig artikel 6.3.6 van de VCRO de stedenbouwkundige inspecteur of burgemeester die de titel heeft laten betekenen met bevel tot uitvoeren, onmiddellijk met een beveiligde zending ervan op de hoogte dient te brengen als hij de opgelegde herstelmaatregel vrijwillig heeft uitgevoerd. MACHTIGT voor het geval dat het herstel In de oorspronkelijke toestand niet binnen de gestelde termijn worden uitgevoerd, de stedenbouwkundig inspecteur en het college van burgemeester en schepenen van de gemeente om ambtshalve in de uitvoering ervan te kunnen voorzien in de plaats van en op kosten van de veroordeelde; ZEGT voor recht dat de voormelde termijn van 12 maanden enkel aan de hoofveroordeling wordt gekoppeld en geen dwangsomtermijn is in de zin van artikel 1385bis Ger.Wb. Alles gebeurde in de Nederlandse taal overeenkomstig de wet van 15 juni 1935. Aldus gewezen en uitgesproken in openbare terechtzitting van EEN Ol<TOBER TWEEDUIZEND ACHTTIEN Aanwezig: V. Roelants, rechter, voorzitter van de D13M kamer, P. Persoons, Eerste substîtuut Procureur des Konings, l'. '' G. DE VISSCHER V. ROELANTS Vcor eanc;luid@nd af'6chrift l1fgeleverd aan het qy.:,nbr 1Hnîsterk1. DendcmliOnd0, de j 'lu 2018 [)e Grtffiér ltoofd wm d'.rnrj,--