Het gebeurt regelmatig dat bouwprojecten

Vergelijkbare documenten
1 RvA 30 november 2016, No

I n z a k e: T e g e n:

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

2.1. Alle offertes en prijsopgaven door opdrachtnemer zijn vrijblijvend. Tenzij anders is vermeld, zijn alle opgegeven prijzen exclusief B.T.W.

Voorwoord. Wassenaar, augustus 1989 M.A. van Wijngaarden. Voorwoord mr. R.G.T. Bleeker

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

SCHEIDSRECHTERLIJK INCIDENTEEL VONNIS in een geschil tussen. de besloten vennootschap A., hierna te noemen leverancier,

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

Actualiteiten over het retentierecht van de aannemer

Praktijkboek verjarings- en vervaltermijnen in de bouw

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Artikel 9 Kostensoorten In de offerte, de opdrachtbevestiging en de factuur wordt onderscheid gemaakt tussen

Amersfoort mei

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ter zake van een geschil tussen 1. I W., 2. MEVROUW Y. M., hierna te noemen opdrachtgevers, e i s e r s,

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ALGEMENE VOORWAARDEN KKamsterdam

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744

ALGEMENE VOORWAARDEN ZORG MAATSCHAP TWENTE

Algemene voorwaarden van De Oranje Fiets, praktijk voor coaching, begeleiding en bijles

Algemene voorwaarden TU Delft

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. heeft op 11 april 2011 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van:

De Hoge Raad der Nederlanden,

Penny Bloem Mediation gevestigd te Oterleek, werkende onder de handelsnaam Bloem Mediation, hierna te noemen: Bloem Mediation.

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

Noot bij ktr. Utrecht 16 september 2008, BF0857

ECLI:NL:RBOVE:2016:286

ALGEMENE VOORWAARDEN BONNY DE GIT - VA VOOR SCHOLEN

ALGEMENE VOORWAARDEN 1. DEFINITIES

Algemene Voorwaarden. Verhagen Vastgoed Onderhoud B.V. Artikel 1. Begripsbepaling

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

NOOT Inleiding Casus Prijsvastbeding

Uitspraak /1/A1

ALGEMENE VOORWAARDEN. Artikel 1. Toepasselijkheid

ALGEMENE VOORWAARDEN TOP VA

ALGEMENE VOORWAARDEN PROPTIMIZE NEDERLAND B.V. (versie oktober 2012)

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen uit Utrecht. Datum: 22 november Rapportnummer: 2011/346

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Voorwoord. Wassenaar, augustus 1992 M.A. van Wijngaarden. Voorwoord mr. Peter Vermeij

Het verstrekken van referenties na einde dienstverband; goed ex-werkgeverschap vereist?

ECLI:NL:GHARL:2016:7784

Turbo-liquidatie en de bestuurder

107502/ De twee schorsingen van de werknemer zijn onjuist; de eerste vanwege een vormfout en de tweede omdat daarvoor onvoldoende grond was.

Bijgaand het 2e kwartaalbericht over 2012 met een selectie van mogelijk voor u interessante actuele informatie over bouw- en aanbestedingsrecht:

Algemene voorwaarden. Algemene Voorwaarden Scheiden is Leiden - Mediation

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

Algemene voorwaarden van Zurreyl Service Utrecht kvk

Goudse Schadeverzekeringen N.V, gevestigd te Gouda, hierna te noemen: Aangeslotene,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ALGEMENE VOORWAARDEN MAKE MARKETING MAGIC B.V.

Algemene voorwaarden Zorg & Zo Buro - Dienstverleners

Voor zover daar in onderlinge overeenstemming niet schriftelijk van is afgeweken, zijn onderstaande algemene voorwaarden van toepassing.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

ECLI:NL:CRVB:2017:1541

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299

ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/350 Wtra AK van 3 december 2018 van

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. M. Veldhuis, secretaris)

Executie van het retentierecht

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking.

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

Rapport. Rapport over de weigering van een heffingsambtenaar om een belastingaanslag te verminderen. Datum: 9 mei 2016 Rapportnummer: 2016/044

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

ALGEMENE VOORWAARDEN OFFICE FOCUS versie ARTIKEL 1. DEFINITIES

ALGEMENE VOORWAARDEN STICHTING RECHTSWINKEL BIJLMERMEER

ALGEMENE VOORWAARDEN voor dienstverlening van Eppinga Robijn Fiscale & administratieve dienstverlening gevestigd te Rotterdam

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ALGEMENE VOORWAARDEN PAY FORCE

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

Niet-nakoming van overeenkomsten: toerekenbaar tekortschieten (wanprestatie)

Webinar Jurisprudentie P en F uitspraken Hoge Raad 27 oktober uur. Mr A.A.M. Ruys-van Essen

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Informatie over aanpassing van overeenkomsten in verband met het verdwijnen van de Wlz indiceerbaren uit de Wmo en de Jeugdwet

ECLI:NL:CRVB:2016:2097

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

ASR Schadeverzekering N.V, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: Aangeslotene.

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Algemene Voorwaarden voor cliënten van Kindercoachpraktijk Kind in Kracht. 1. Algemeen In de algemene voorwaarden wordt verstaan onder:

Algemene voorwaarden Prototribe, Parkweg 14a Voorburg. Kvk

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

1 Het geding in feitelijke instanties

Vastgoed-nieuws. 21 november Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

ECLI:NL:RBDOR:2009:BI7963

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Algemene voorwaarden WOZ op maat

Beoordeling Bevindingen

Transcriptie:

TBR 2018/153 De slagingskans van een beroep op 16 lid 7 UAV-GC 2005 en 14 lid 8 UAV Mr. T.L. de Leeuwe 1 1. Inleiding Het gebeurt regelmatig dat bouwprojecten stagneren, bijvoorbeeld als gevolg van problemen met de bouwvergunning of met het ontwerp. Verschillende algemene voorwaarden geven de aannemer de bevoegdheid om in geval van een ononderbroken stilstand van het werk van meer dan twee maanden voor rekening van de opdrachtgever, de samenwerking te beëindigen door de overeenkomst te ontbinden ( 16 lid 7 UAV-GC) of door het werk in onvoltooide staat te beëindigen ( 14 lid 8 UAV). 2 De gevolgen van een onterecht beroep op deze bepalingen kunnen ingrijpend zijn; de staking van het werk vormt dan doorgaans een toerekenbare tekortkoming van de aannemer, die uiteindelijk kan leiden tot schadeplichtigheid jegens de opdrachtgever. In het algemeen maken aannemers om die reden niet al te gretig gebruik van deze bevoegdheden. Daar kunnen zij - ervan uitgaande dat de vertragende omstandigheid in kwestie inderdaad voor rekening van de opdrachtgever komt - echter wel goede redenen voor hebben; stilstand van een werk heeft immers vervelende gevolgen. Zo kunnen de vertragingskosten - bijvoorbeeld bij omvangrijke civiele werken - flink oplopen en kan de onzekerheid over een eventuele hervatting van het werk voor de aannemer een belemmering vormen om andere werken aan te nemen. Uiteindelijk wordt de vraag wie de vertragingskosten voor zijn rekening moet nemen, zeker als die kosten hoog zijn, vaak onderwerp van een (arbitraal) geschil. Tot de uitkomst van een dergelijk geschil bekend is, hebben partijen dus geen zekerheid over de vraag wie opdraait voor die kosten. Daar komt bij dat aan een vordering tot vergoeding van vertragingsschade (terecht) hoge eisen worden gesteld; de praktijk leert dat het geen sinecure is om alle geleden vertragingsschade ook met succes terug te vorderen. Eén der partijen zal die kosten bovendien moeten voorfinancieren en ook dat kan problematisch worden. Een beroep op 16 lid 7 UAV-GC of 14 lid 8 UAV kan voor de aannemer dus prevaleren boven instandhouding van de overeenkomst. Het is daarom van belang om te weten wanneer een beroep op deze bepalingen kans van slagen heeft. Over 16 lid 7 UAV-GC bestaat geen jurisprudentie en relevante literatuur is er evenmin. 3 De Toelichting van CROW vermeldt wél dat 16 lid 7 UAV-GC op dezelfde leest is geschoeid als 14 lid 8 UAV 1989. Hoewel aannemingsovereenkomsten doorgaans geen verwijzing naar deze Toelichting bevatten 4, heeft de Raad van Arbitrage die wel enkele malen in haar oordeelsvorming betrokken, en ook de burgerlijke rechter kan zijn oordeel mede op een dergelijke toelichting baseren. 5 Bovendien ligt een vergelijking met 14 lid 8 UAV - los van de Toelichting van CROW en bij gebreke van andere handvatten - ook enigszins voor de hand, gelet op de evidente gelijkenis tussen de bepalingen. Reden kortom voor een nadere blik op de jurisprudentie over 14 lid 8 UAV. 2. Jurisprudentie over 14 lid 8 UAV Uit de jurisprudentie over 14 lid 8 UAV, die hoofdzakelijk afkomstig is van de Raad van Arbitrage, valt af te leiden dat een beroep op deze bepaling in ieder geval aan de onderstaande vereisten moet voldoen. 1 Thomas de Leeuwe is als advocaat aan Rozemond Advocaten te Amsterdam verbonden 2 Zie voor de verschillen tussen beëindiging van het werk in onvoltooide staat en ontbinding van de aannemingsovereenkomst: P. Vermeij, Beëindiging van de overeenkomst van aanneming van werk: opzegging, beëindiging in onvoltooide staat en ontbinding, TBR 2010/212. 3 16 lid 7 UAV-GC 2005 wordt slechts zijdelings vermeld in een recente uitspraak van de Raad van Arbitrage; RvA 17 mei 2018, nr. 71.990, rov. 14. 4 Zie R.G.T. Bleeker, UAV-GC 2005 (deel 1). Over de uitleg van enkele conflictgevoelige paragrafen. TBR 2014/114, 2.1. 5 RvA 30 mei 2013, TBR 2013/189, rov. 12; RvA 29 april 2014, nr. 34.427, rov. 27; HR 16 mei 2008, ECLI: HR: 2008: BC2793, NJ 2008, 284. 1022 - nr 10 oktober 2018

2.1 Voortzetting van het werk feitelijk onmogelijk Allereerst heeft een beroep op 14 lid 8 UAV slechts kans van slagen als de voortzetting van het werk in kwestie feitelijk onmogelijk is. Die eis volgt overigens niet met zoveel woorden uit de bepaling zélf, maar wel uit de bedoelingen van de redacteurs, zoals hieronder nog zal blijken. Uit verschillende uitspraken blijkt wanneer sprake is van een dergelijke feitelijke belemmering. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als er problemen zijn met de bouwvergunning, wanneer: de opdrachtgever er niet in slaagt het werk vergund te krijgen terwijl hij al een aannemingsovereenkomst met de aannemer heeft gesloten; 6 de gemeente een bouwstop oplegt; 7 de gemeente aanvullende eisen aan het ontwerp stelt. 8 In dergelijke gevallen kan de aannemer de opgedragen werkzaamheden in theorie weliswaar mogelijk nog uitvoeren, maar vormt de ontbrekende toestemming van het bevoegd gezag begrijpelijkerwijs wel een feitelijk obstakel voor de aannemer. Een ander voorbeeld van een feitelijke belemmering is de onmogelijkheid om bij een baggerwerk de uitkomende baggerspecie af te voeren naar een depot. 9 Ook als de opdrachtgever de aannemingsovereenkomst heeft ontbonden en die ontbinding vervolgens ongegrond blijkt, vormt dat een feitelijke hindernis voor de uitvoering die een beroep van de aannemer op 14 lid 8 UAV rechtvaardigt. 10 Het werk werd eveneens beschouwd als beëindigd in onvoltooide staat op basis van 14 lid 8 UAV in het geval waarin de opdrachtgever de aannemer de toegang tot het bouwterrein had ontzegd. 11 Een beroep op 14 lid 8 UAV strandde toen documenten waaruit moest blijken hoe opdrachtgever in het bestek opgenomen hoeveelheden had bepaald, in strijd met de aannemingsovereenkomst niet binnen drie dagen na opdracht werden verstrekt aan de aannemer. De aannemingsovereenkomst voorzag namelijk in de mogelijkheid om, 6 RvA 3 september 2002, nr. 70.603, rov. 41. Overigens blijkt uit deze uitspraak dat een beroep op 14 lid 8 UAV mogelijk is als de aannemer nog niet met de uitvoering is gestart. 7 RvA 23 oktober 1998, nr. 16.905; Rechtbank Utrecht 23 april 2008, ECLI: NL: RBUTR: 2008: BD0112, rov. 4.8. 8 RvA 18 december 2013, nr. 33.888, rov. 26. 9 RvA 27 november 2017, nr. 35.413, rov. 153-155. 10 RvA 4 januari 2006, nr. 25.554, rov. 19. 11 RvA 3 november 2010, nr. 27.398, rov. 15. In de casus die aan deze uitspraak ten grondslag lag, beschouwde de aannemer het werk overigens als geschorst door de opdrachtgever. In een dergelijk geval kan de aannemer het werk ook in onvoltooide staat beëindigen, echter niet op grond van 14 lid 8 UAV, maar volgens 14 lid 6 UAV, en pas na verloop van zes maanden in plaats van twee (zie in dit verband ook RvA 20 februari 2008, nr. 30.052, rov. 22). Niettemin stond de Raad van Arbitrage het beroep op 14 lid 8 UAV toe, en wel na een krappe vier maanden schorsing. ondanks het ontbreken van die gegevens, in overleg met de directie met de uitvoering te starten; de aannemer kon in die situatie dus beginnen. 12 Stilstand als gevolg van een gegronde schorsing van het werk door de aannemer wegens betalingsverzuim van de opdrachtgever, kan evenmin een beroep op 14 lid 8 UAV rechtvaardigen, zoals het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft overwogen onder verwijzing naar het (niet-gepubliceerde) Dossier Breed Overleg Herziening UAV 1968. Tijdens het Breed Overleg is besproken dat deze bepaling betrekking heeft op de situatie waarin de aannemer eenvoudigweg niet meer vooruit kan en waarin voortzetting van het werk dus feitelijk onmogelijk is. 13 Dat is bij schorsing wegens betalingsverzuim inderdaad niet het geval. Ook als de aannemer de uitvoering van het werk opschort omdat de opdrachtgever weigert meerwerkoffertes voor bepaalde werkonderdelen te accorderen, staat dat feitelijk niet in de weg aan de voortgang van de overige (reguliere) werkzaamheden. 14 Uit de oudste (gepubliceerde) uitspraak van de Raad van Arbitrage over 14 lid 8 (destijds nog van de UAV 1968) die ik heb kunnen vinden, blijkt ook dat een beroep daarop pas kan slagen wanneer de aannemer haar werk voorzover dit kon worden uitgevoerd ook heeft afgemaakt. 15 Die situatie doet zich wel voor wanneer de opdrachtgever ten onrechte weigert een meerwerkopdracht te verstrekken voor een werkonderdeel dat op het kritieke pad ligt, en daardoor stilstand ontstaat. In dat geval kan de aannemer het werk dus wél in onvoltooide staat beëindigen op basis van 14 lid 8 UAV. 16 Overigens kennen de UAV voor betalingsverzuim van de opdrachtgever wel remedies die vergelijkbaar zijn met de bevoegdheid op basis van 14 lid 8 UAV; zo kan de aannemer in geval van betalingsverzuim of een weigering om zekerheid te stellen ook aansturen op een beëindiging van het werk in onvoltooide staat, dan echter op grond van 45 lid 2 respectievelijk 43A lid 8 UAV. Tenslotte kan de aannemer zich evenmin beroepen op 14 lid 8 UAV als de opdrachtgever het werk heeft geschorst. 17 Ook voor die situatie bevatten de UAV een andere bepaling op maat; 14 lid 6 UAV geeft de aannemer dan immers ook de mogelijkheid tot beëindiging van het werk in onvoltooi- 12 RvA 2 april 2002, nr. 22.568, rov. 20. 13 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 september 2014, NJ 2016/30, rov. 3.7-3.9. Het tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep is op basis van art. 81 RO verworpen. Voor het arrest van de Hoge Raad en de Conclusie van A-G L. Timmermans zij eveneens verwezen naar NJ 2016/30. 14 RvA 22 november 2001, nr. 21.316, rov. 12. 15 RvA 5 maart 1975, nr. 7.641, BR 1975/483. 16 RvA 20 juni 2006, nr. 28.355, rov. 50 (op dit punt in stand gelaten in hoger beroep RvA 11 januari 2007, nr. 71.116). 17 RvA 20 februari 2008, nr. 30.052, rov. 22. 1023 - nr 10 oktober 2018

de staat, echter wel pas na het verstrijken van zes maanden. 18 De opdrachtgever die een werk schorst dat feitelijk niet kan worden voortgezet wegens een voor zijn rekening komende omstandigheid, lijkt daarmee dus te erkennen dat de vertraging voor zijn rekening komt. Dat betekent dat de opdrachtgever mogelijk termijnverlenging zal moeten toekennen en schadeplichtig wordt jegens de aannemer op basis van 14 lid 4 UAV. De opdrachtgever voorkomt in dat geval met een schorsing echter wel dat de aannemer al na twee maanden het werk in onvoltooide staat beëindigt op basis van 14 lid 8 UAV. 19 2.2 Ononderbroken vertraging van het gehele werk 14 lid 8 UAV schrijft verder voor dat de vertraging in kwestie ononderbroken dient te zijn; wanneer een werk door verschillende omstandigheden met meer dan twee maanden is vertraagd, maar geen van die vertragende omstandigheden afzonderlijk heeft geleid tot een stagnatie van meer dan twee maanden, kan de aannemer zich dus niet op 14 lid 8 UAV beroepen. De vertraging moet bovendien betrekking hebben op het gehele werk. Voormeld arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden bevat ook in dit verband een verwijzing naar het Breed Overleg. 20 Tijdens het Breed Overleg vonden de redacteurs van 14 lid 8 UAV inderdaad dat duidelijk moet worden gemaakt dat het vertraagd betrekking heeft op een ononderbroken vertraging van het gehele werk. In de zaak die leidde tot dit arrest omvatte de aannemingsovereenkomst eveneens ontwerpwerkzaamheden. Aangezien de aannemer die werkzaamheden - in tegenstelling tot de uitvoeringswerkzaamheden - wél had voortgezet, oordeelde het Hof dat geen sprake was geweest van een vertraging in het gehele werk; alleen de uitvoering van het werk was stil komen te liggen, de ontwerpwerkzaamheden niet. Het beroep van de aannemer op 14 lid 8 UAV-TI 1992 strandde om die reden. 21 Interessant is dat deze zaak mogelijk anders was afgelopen als de UAV-GC 2005 op deze aannemingsovereenkomst waren toegepast; 16 lid 7 18 De UAV-GC kennen met 16 lid 5 een vergelijkbare bepaling die de Opdrachtnemer de bevoegdheid geeft om na zes maanden schorsing de overeenkomst te ontbinden. 19 Zie voor de ontbinding ex 16 lid 7 UAV-GC 2005 in dit verband R.G.T. Bleeker, W.J.M. Herber en B. van der Zijpp, UAV-GC 2005: Over problemen bij het werken met geïntegreerde contracten, Den Haag: Stichting Instituut voor Bouwrecht, 2016, p. 109. 20 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 september 2014, NJ 2016/30, rov. 3.7. 21 Overigens is de vraag of dat oordeel juist is geweest, omdat doorgaans wordt aangenomen dat ontwerpwerkzaamheden geen deel uitmaken van het werk in de zin van 1 lid 1 UAV (in dit geval was echter wél sprake van een geïntegreerde overeenkomst). Zie ook M.A.B. Chao-Duivis, T&C Bouwrecht, 1 UAV 2012, aant. 1. UAV-GC heeft immers betrekking op de Uitvoeringswerkzaamheden. 22 Mogelijk had de aannemer de aannemingsovereenkomst met een beroep op die bepaling dus wel met succes kunnen ontbinden. Preserverende maatregelen die voortvloeien uit de noodgedwongen staking van het werk, worden niet beschouwd als een voortzetting van het werk en staan daarom - uiteraard - niet aan een beroep op 14 lid 8 UAV in de weg. 23 Het vereiste dat het gehele werk moet zijn vertraagd, vloeit weliswaar niet letterlijk voort uit 14 lid 8 UAV, maar ligt daarin wel besloten. Zolang slechts een deel van het werk vertraagd is, kan de aannemer immers nog andere werkzaamheden uitvoeren, en heeft hij dus ook geen - of slechts in beperkte mate - last van de vertraging. Bovendien zou een andere interpretatie van deze bepaling ook tot complexe discussies kunnen leiden; als stilstand van een deel van het werk een beroep op 14 lid 8 UAV zou kunnen rechtvaardigen, onder welke concrete omstandigheden zou dat beroep dan kunnen slagen? 3. Overige criteria? Dat de uitvoering van het werk feitelijk onmogelijk moet zijn en de ononderbroken vertraging het gehele werk moet betreffen, wordt in vrijwel alle uitspraken (al dan niet impliciet) bevestigd. Uit de jurisprudentie blijkt echter niet duidelijk of nog andere vereisten gelden voor een geslaagd beroep op 14 lid 8 UAV. 3.1 Aankondiging of ingebrekestelling vereist? Uit verschillende uitspraken lijkt te volgen dat de aannemer voorafgaand aan de beëindiging in onvoltooide staat een ingebrekestelling, of anders tenminste een aankondiging van zijn voornemen tot beëindiging in onvoltooide staat, aan de opdrachtgever moet sturen. Zo oordeelde de Raad van Arbitrage dat de aannemer terecht mocht afzien van een sommatie, niet omdat 14 lid 8 UAV daaromtrent geen voorschrift bevat, maar omdat nakoming blijvend onmogelijk was geworden. 24 Als de opdrachtgever nog wel kan nakomen, kan de overeenkomst dus alleen worden beëindigd op basis van 14 lid 8 UAV wanneer 22 Uitvoeringswerkzaamheden zijn volgens 1 sub p UAV-GC 2005 alle activiteiten, met inbegrip van de levering van goederen, die de Opdrachtnemer naast en in aanvulling op de Ontwerpwerkzaamheden moet verrichten om het Werk te realiseren. De Ontwerpwerkzaamheden zijn volgens 1 sub j UAV-GC 2005 overigens de als zodanig in de Basisovereenkomst aangemerkte werkzaamheden die de Opdrachtnemer moet verrichten. 23 RvA 11 januari 2007, nr. 71.116, rov. 24-25. 24 RvA 3 september 2002, nr. 70.603, rov. 42. 1024 - nr 10 oktober 2018

daaraan een sommatie vooraf is gegaan, lijken arbiters hier te hebben verondersteld. In een andere uitspraak achtte de Raad van Arbitrage van belang dat de aannemer de opdrachtgever een termijn had gesteld om ontbrekende informatie te verstrekken. De aannemer kondigde aan de overeenkomst na ommekomst van die termijn te zullen beëindigen bij het uitblijven van die informatie. Of opdrachtgever uit die mededeling kon afleiden dat de aannemer het werk in onvoltooide staat zou beëindigen, is niet duidelijk. Hoe dan ook leek de Raad van Arbitrage het feit dat de aannemer de opdrachtgever een termijn stelde en beëindiging van de samenwerking aankondigde van belang te achten voor het (geslaagde) beroep op 14 lid 8 UAV. 25 In andere uitspraken wordt aan een beroep op 14 lid 8 UAV echter niet de eis van een ingebrekestelling c.q. aankondiging gesteld. Sterker nog; de hiervoor al geciteerde uitspraak van de Raad van Arbitrage uit 1975 laat er geen misverstand over bestaan dat een ingebrekestelling overbodig is: 26 ( ) dat verweerster eiseres in haar vordering niet-ontvankelijk acht met een beroep op art. 21 van de overeenkomst inzake opzegging op grond van mora creditoris c.q. het ontbreken van een formele ingebrekestelling met termijnstelling; ( ). dat art. 21 van de overeenkomst betrekking heeft op een verzuim van verweerster ongeacht de tijdsduur van dit verzuim en par. 14 lid 8 op een al dan niet verwijtbare vertraging in het werk van meer dan drie maanden; 27 ( ). dat bovendien het niet gebaseerd zijn van par. 14 lid 8 op wanprestatie maar op het risico van verweerster terzake van de mogelijkheid van de uitvoering van het werk medebrengt dat een ingebrekestelling niet nodig is; Deze overweging lijkt mij juist. 14 lid 8 UAV bevat in dit verband immers geen voorschrift; uit de tekst van de bepaling volgt juist dat de bevoegdheid om het werk in onvoltooide staat te beëindigen, ontstaat door enkel tijdsverloop. De tekst van 14 lid 8 UAV bevat bovendien juist een duidelijke indicatie dat een ingebrekestelling overbodig is; de omstandigheid in kwestie moet voor rekening van de opdrachtgever komen, maar het hoeft daarbij niet te gaan om een toerekenbare tekortkoming van de opdrachtgever. In dat laatste geval zou een ingebrekestelling geëigend zijn om de opdrachtgever in staat te stellen alsnog aan zijn contractuele verplichtingen te voldoen, maar de bevoegdheid ex 14 lid 8 UAV ontstaat ongeacht de vraag of de opdrachtgever het in zijn macht heeft om de vertragende omstandigheid weg te nemen. Ook voor verzending van een aankondiging (d.w.z. een bericht zonder ingebrekestelling) zijn in de tekst van 14 lid 8 UAV zelf en in de toelichting geen aanknopingspunten te vinden. Van de aannemer kan daarom geen ingebrekestelling of aankondiging worden verlangd in het kader van een beroep op 14 lid 8 UAV. Hoewel 16 lid 7 UAV-GC de aannemer bevoegd maakt tot ontbinding in plaats van beëindiging in onvoltooide staat, kan aan een beroep op die bepaling evenmin de eis van een ingebrekestelling of aankondiging worden verbonden; het gaat hier immers niet om een ontbinding in de zin van art. 6:265 BW, maar om een uitbreiding op die wettelijke bevoegdheid, waarbij - wederom - geen sprake hoeft te zijn van een toerekenbare tekortkoming van de opdrachtgever. 28 3.2 Rechtsverwerking? Een ander discussiepunt dat terugkeert in jurisprudentie over 14 lid 8 UAV, is de vraag wanneer de aannemer zijn recht verwerkt om het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Overigens komt de term rechtsverwerking in de vonnisen waarin deze vraag aan de orde is, niet letterlijk terug, maar prijsgave van een (contractueel) recht valt wel onder die rechtsfiguur. In verschillende uitspraken is te lezen dat de aannemer die het werk na een ononderbroken vertraging van meer dan twee maanden hervat, met die hervatting zijn recht prijsgeeft om zich vanwege die vertraging later nog op 14 lid 8 UAV te beroepen. 29 Dat lijkt mij redelijk; er is in een dergelijk geval geen sprake van enkel stilzitten maar van een handeling, dus de drempel om van rechtsverwerking te kunnen spreken is daarmee genomen. Bovendien is het praktisch ook onwenselijk dat de aannemer zijn bevoegdheid tot beëindiging in onvoltooide staat in een dergelijk geval behoudt; die bevoegdheid zou dan immers als een zwaard van Damocles boven de verdere uitvoering van het werk blijven hangen en daarmee leiden tot een onacceptabele onzekerheid voor de opdrachtgever. Het Hof Arnhem-Leeuwarden is in zijn arrest echter verder gegaan, door te overwegen dat de aannemer die bevoegd is om het werk in onvoltooide staat te beëindigen op basis van 14 lid 8 UAV, die bevoegdheid (direct) na de twee maanden waarin het werk ononderbroken is vertraagd, moet 25 RvA 11 januari 2007, nr. 71.116, rov. 30. 26 RvA 1975, nr. 7.641, BR 1975/483. 27 14 lid 8 UAV 1968 ging nog uit van drie maanden vertraging. 28 M.A.B. Chao-Duivis, T&C Bouwrecht, 16 UAV-GC 2005, aant. 6. 29 RvA 1975, nr. 7.641, BR 1975/483; RvA 2 juni 2009, nr. 31.108, rov. 20; Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 september 2014, NJ 2016/30, rov. 3.8. 1025 - nr 10 oktober 2018

inroepen, kennelijk op straffe van verlies van het recht daartoe. 30 Uit het arrest blijkt niet duidelijk wat de achtergrond is van deze rechtsoverweging. Het Hof stelt vast dat de verplichting om direct een beroep op 14 lid 8 UAV te doen, voortvloeit uit deze omstandigheden, waarmee het Hof lijkt te doelen op de specificieke aard van de bepaling en de verstrekkende gevolgen van een geslaagd beroep daarop. Zonder nadere toelichting in dit verband - die in dit arrest van het Hof niet valt terug te lezen - zie ik niet in waarom de specifieke aard van 14 lid 8 UAV maakt dat de aannemer zich direct na het verstrijken van de twee maanden daarop moet beroepen, op straffe van rechtsverwerking. Mijns inziens is het doel van deze bepaling om te voorkomen dat de aannemer wordt geconfronteerd met een werk dat tot in lengte der dagen stagneert, zonder dat de opdrachtgever zelf kiest voor beëindiging van het werk in onvoltooide staat. In die situatie wint de bevoegdheid ex 14 lid 8 UAV juist aan betekenis naarmate het werk langer dan twee maanden komt stil te liggen - een vertraging van enkele maanden valt voor de aannemer wellicht nog te overzien, maar hoe langer het werk stil ligt, hoe vervelender dat voor de aannemer wordt en hoe sterker mogelijk ook zijn behoefte om het werk te beëindigen in onvoltooide staat. Ook de verstrekkende gevolgen - het Hof doelt hiermee kennelijk op de gevolgen voor de opdrachtgever - zouden geen beperking van de bevoegdheid ex 14 lid 8 UAV mogen rechtvaardigen. De redacteurs van die bepaling hebben zich uiteraard immers rekenschap gegeven van die gevolgen, maar - nota bene na Breed Overleg - daarin geen reden gezien om die bevoegdheid aan een tijdsbeperking te onderwerpen. Ook de Raad van Arbitrage vraagt zich in één van haar recentere uitspraken over 14 lid 8 UAV echter - wellicht in navolging van het Hof - hardop af of de aannemer, die het werk in kwestie na vier maanden vertraging in onvoltooide staat had beëindigd, dat niet eerder had moeten doen. Het scheidsgerecht stelt vervolgens vast dat partijen in die vier maanden minnelijk overleg hebben gevoerd en dat de aannemer haar beslissing om het werk in onvoltooide staat te beëindigen om die reden dus heeft mogen aanhouden. 31 Daarmee lijkt de Raad van Arbitrage dus ook gevoelig voor het pleidooi van de opdrachtgever dat de aannemer niet te lang mag wachten met een beroep op 14 lid 8 UAV. In verschillende andere uitspraken van zowel de Raad van Arbitrage als de burgerlijke rechter speelt het lange tijdsverloop echter geen enkele rol, waarbij overigens wel de vraag is of de opdrachtgever een beroep op rechtsverwerking heeft gedaan; dat wordt immers niet ambtshalve getoetst. Niet zelden ligt het werk enkele jaren stil alvorens de aannemer gebruik maakt van zijn bevoegdheid om het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Zoals opgemerkt ligt een verplichting voor de aannemer om het werk direct of spoedig na het verstrijken van twee maanden in onvoltooide staat te beëindigen ook niet voor de hand - die verplichting vloeit immers niet voort uit de bepaling zélf en evenmin uit de bedoeling van de redacteurs. Uit de tekst van 14 lid 8 UAV volgt bovendien juist dat sprake is van een bevoegdheid van de aannemer om het werk na het verstrijken van twee maanden in onvoltooide staat te beëindigen. Daar komt bij dat de opdrachtgever een al te snelle beëindiging in onvoltooide staat ex 14 lid 8 UAV zélf kan voorkomen door het werk op basis van 14 lid 1 UAV te schorsen. In dat geval ontstaat de bevoegdheid om het werk in onvoltooide staat te beëindigen zoals hiervoor al opgemerkt pas na zes maanden, op basis van 14 lid 6 UAV. Voor zover mij bekend volgt uit de andere bepalingen waaraan de aannemer de bevoegdheid kan ontlenen om het werk in onvoltooide staat te beëindigen, en uit de daarover verschenen jurisprudentie, ook geen verplichting om daar direct een beroep op te doen. Ter illustratie; de Raad van Arbitrage stond het beroep van de aannemer op 14 lid 6 UAV ook toe na een tijdsverloop van ruim 2,5 jaar, hoewel uit het vonnis wederom niet valt te herleiden of de opdrachtgever zich in die zaak beriep op rechtsverwerking. 32 Het grootste bezwaar tegen een uitleg zoals die van het Hof Arnhem-Leeuwarden is echter niet van juridische, maar van praktische aard. De aannemer kan zich bij die uitleg immers gedwongen zien om direct na ommekomst van de twee maanden een beroep op 14 lid 8 UAV te doen, terwijl hij mogelijk best bereid was geweest om de opdrachtgever nog wat respijt te gunnen, ware het niet dat hij dan zijn recht ex 14 lid 8 UAV verwerkt. Het lijkt mij daarom niet alleen dogmatisch onjuist, maar ook uitgesproken onwenselijk - ook voor opdrachtgevers - om aan een beroep op 14 lid 8 UAV de eis te verbinden dat de aannemer zich daar direct na het verstrijken van de twee maanden op beroept. 30 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 september 2014, NJ 2016/30, rov. 3.8. Het Hof spreekt weliswaar niet expliciet van rechtsverwerking, maar lijkt wel van oordeel dat de aannemer zijn recht op beëindiging in onvoltooide staat prijsgeeft als hij niet (direct) na het verstrijken van de termijn van twee maanden een beroep doet op 14 lid 8 UAV-TI 1992. 31 RvA 20 november 2015, nr. 71.942, rov. 35. 32 RvA 28 mei 2015, nr. 71.927, TBR 2016/16, m. nt. F.M. van Cassel-van Zeeland. 1026 - nr 10 oktober 2018

4. Conclusie Wanneer een beroep op 14 lid 8 UAV of 16 lid 7 UAV-GC kans van slagen heeft, valt op basis van de huidige jurisprudentie lastig te voorspellen. Dat de voortzetting van het werk feitelijk onmogelijk moet zijn, en dat de vertraging betrekking moet hebben op het gehele werk en ononderbroken moet zijn, daarover is de jurisprudentie duidelijk. De jurisprudentie is echter verdeeld over de vraag of van de aannemer kan worden geëist dat hij de opdrachtgever eerst in gebreke stelt, of anders tenminste aankondigt dat hij mogelijk gebruik zal maken van zijn bevoegdheid uit hoofde van deze bepalingen. Ik meen dat die eis niet kan worden gesteld - die volgt immers niet uit de tekst van deze bepalingen en evenmin uit de bedoelingen van de redacteurs. Niettemin zou het voor de aannemer weinig bezwaarlijk zijn om eerst een ingebrekestelling of aankondiging te versturen. Als van de aannemer wordt verlangd dat hij direct of spoedig na het verstrijken van de twee maanden van zijn bevoegdheid gebruik maakt, op straffe van rechtsverwerking, is dat echter wel bezwaarlijk. In dat geval wordt de aannemer na het verstrijken van die periode zonder goede reden een bevoegdheid uit de UAV respectievelijk UAV-GC ontnomen, terwijl dat toch niet de bedoeling is geweest van de redacteurs van de bepalingen in kwestie. Een aannemer die zich na drie of meer maanden ononderbroken vertraging van het gehele werk beroept op deze bepalingen, neemt op basis van de huidige jurisprudentie mijns inziens een aanzienlijk risico. Het is wenselijk dat de Raad van Arbitrage en de burgerlijke rechter de onduidelijkheden in dit verband in toekomstige uitspraken wegnemen. l 1027 - nr 10 oktober 2018