wo-master Software Engineering Open Universiteit Nederland 17 februari 2012 NVAO beperkte Toets nieuwe opleiding Paneladvies
1 Samenvattend advies 3 2 Werkwijze panel 5 3 Beschrijving van de opleiding 6 3.1 Algemeen 6 3.2 Profiel instelling 6 3.3 Profiel opleiding 7 4 Opleidingsbeoordeling 9 4.1 Beoogde eindkwalificaties 9 4.2 Onderwijsleeromgeving 11 4.3 Toetsing 15 4.4 Afstudeergarantie en financiële voorzieningen 17 4.5 Algemene conclusie over de kwaliteit van de opleiding 18 5 Overzicht oordelen 20 Bijlage 1: Samenstelling panel 21 Bijlage 2: Programma locatiebezoek 23 Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten 25 Bijlage 4: Overzicht eindkwalificaties Software Engineering 26 Bijlage 5: Programma Master Software Engineering 27 Bijlage 6: Lijst met afkortingen 28 pagina 2
1 Samenvattend advies De wo-masteropleiding Software Engineering (SE) van de Open Universiteit (OU) heeft een totale studielast van 60 ECTS (160 studiebelastingsuren). De opleiding bevat een aantal modulen die als onderdeel van de bestaande master Computer Science reeds worden aangeboden. Studenten van die opleiding kunnen indien gewenst overstappen naar de nieuwe master SE. Kenmerkend voor de OU is dat het onderwijs op afstand wordt verzorgd. Het onderwijs is modulair van opbouw en gedigitaliseerd in een e-learningaanpak. Face to face-contacten met docenten en mede-studenten vinden plaats in de studiecentra van de Open Universiteit. Het visitatiepanel brengt positief advies uit aan de NVAO in het kader van de toets nieuwe opleiding van de wo-master Software Engineering (SE) van de Open Universiteit. Dit positieve advies is echter onder twee voorwaarden, die naar het oordeel van het panel binnen afzienbare tijd kunnen worden vervuld door de opleiding. Het panel is van mening dat de eindkwalificaties een afgewogen geheel vormen en overeenstemmen met de internationale kaders die voor Software Engineering van toepassing zijn (standaard 1). Vertegenwoordigers van wetenschap en werkveld de Strategieadviesraad en enkele zakelijke afnemers van cursussen (Certified Professional Programs) hebben de lijst eindkwalificaties op hoofdlijnen gevalideerd. Deze eindkwalificaties kennen een academische oriëntatie en zijn volgens internationale richtlijnen beschreven op masterniveau. Naar het oordeel van het panel is de opleiding SE in staat om binnen een studietraject van 60 ECTS de set eindkwalificaties te realiseren. In een beroepspraktijk waarin de ontwikkelingen elkaar in fors tempo opvolgen, is het volgens het panel echter van belang dat de opleiding continu voeling houdt met het werkveld. Een aanbeveling is dan ook om een werkveldcommissie in het leven te roepen waarmee de eindkwalificaties en in het bijzonder de inhoudelijke koers van de opleiding periodiek kan worden afgestemd. Naar het oordeel van het panel biedt de opleiding SE aan haar studenten een samenhangende leeromgeving (standaard 2). Docenten zijn voldoende gekwalificeerd voor het ontwikkelen en verzorgen van onderwijs, eventueel bijgestaan door de interne dienst Onderwijs & Onderzoek. Het cursusmateriaal, de digitale leeromgeving, de studiecentra en de toegang tot wetenschappelijke bibliotheken bieden eveneens voldoende garantie dat studenten de eindkwalificaties kunnen realiseren. Desondanks meent het panel dat het beschreven onderwijsprogramma nog onvoldoende houvast biedt. Binnen een aantal eindkwalificaties zijn deelcompetenties te onderscheiden die in het programma niet of nauwelijks lijken terug te komen. Het gaat dan om: bekendheid met grote systemen en verschillende applicatiedomeinen; leidinggeven; teamwork; zelfstandig onderzoek en ethisch handelen. De opleiding gaat er stilzwijgend vanuit dat alle studenten op hun werk deze competenties ontwikkelen of reeds ontwikkeld hebben. Bij de studenten met wie het panel sprak, bleek dat ook het geval. Aangezien de opleiding geen werkervaringseisen stelt aan haar studenten, is de kans reëel dat studenten die niet beschikken over een werksituatie, de competenties in kwestie niet kunnen realiseren. Het panel stelt daarom twee voorwaarden voor de accreditatie. Allereerst moet de opleiding in elke cursusbeschrijving duidelijk maken aan welke eindkwalificaties en alle daarbij behorende deelcompetenties wordt gewerkt, en hoe die worden getoetst. pagina 3
De tweede voorwaarde heeft betrekking op de aanname dat bepaalde competenties bij studenten vanzelf ontwikkeld worden dankzij hun professionele werkervaring. De opleiding dient deze impliciete aanname expliciet te maken, hetzij als toelatingsvoorwaarde voor de opleiding, hetzij als een verplichting voor een individueel schakelprogramma (bijvoorbeeld in de vorm van stages) en/of specifiek traject van begeleide minimodules. Dit betekent dat een werkplektoets onderdeel wordt van de toelatingsprocedure. Naast deze voorwaarden heeft het panel aan de opleiding enkele aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen hebben betrekking op de wijze waarop de omvang van een module wordt uitgedrukt en op de wijze waarop de studentbegeleiding is beschreven op het gebied van vakinhoudelijke competentieontwikkeling. Volgens het panel bieden beide verbeteringen voor studenten meer houvast bij de oriëntatie op hun studieloopbaan. Het panel is van oordeel dat de opleiding SE beschikt over een adequaat systeem van toetsing (standaard 3). Naast het formatief toetsen is er ook sprake van summatief toetsen. Ter voorbereiding op toetsen en tentamens kunnen studenten gebruikmaken van voorbeeldtentamens, oefenopdrachten en hebben ze vooraf de beschikking over de beoordelingsformulieren. De positieve beoordeling laat onverlet dat de opleiding aan bovengenoemde twee voorwaarden moet voldoen, om te voorkomen dat de eindkwalificaties niet volledig worden afgetoetst. Indien de opleiding er niet aan voldoet, moet het panel aan standaard 3 een onvoldoende toekennen. Tot slot is het panel van oordeel dat de OU in staat is studenten te garanderen dat zij het programma volledig kunnen doorlopen (standaard 4). Er zijn voldoende financiële voorzieningen beschikbaar voor de ontwikkeling en uitvoering van het opleidingsprogramma. Het panel adviseert de NVAO om de opleiding wo-master Software Engineering in te delen in het onderdeel Techniek. Het panel adviseert de NVAO om positief, maar onder voorwaarden, te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding wo-master Software Engineering van de Open Universiteit Nederland. Den Haag, 17 februari 2012 Namens het panel ter beoordeling van de beperkte Toets nieuwe opleiding wo-master Software Engineering van de Open Universiteit Nederland, prof.dr. G. Engels (voorzitter) dr. M. van Vliet (secretaris) pagina 4
2 Werkwijze panel De NVAO heeft een panel vastgesteld met volgende samenstelling: Voorzitter: prof.dr. G. Engels, hoogleraar Informatica, Universität Paderborn; Leden: prof.dr. S. Demeyer, hoogleraar Informatica, Universiteit Antwerpen; prof.dr. W. Van Petegem, directeur Dienst Media en Leren van de Katholieke Universiteit Leuven; Student-lid: mw. L. Tukkers. Het panel werd bijgestaan door drs. F. Wamelink, beleidsmedewerker NVAO, procescoördinator en mw.dr. M. van Vliet, secretaris. Bij de toetsing heeft het panel het Beoordelingskader voor de beperkte Toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2010, nr 21325) in acht genomen. Het panel heeft zich aan de hand van de door de opleiding verstrekte documenten op de beoordeling voorbereid. De panelleden hebben hun eerste bevindingen per e-mail uitgewisseld. Op 16 januari 2012 is het panel voor het eerst bij elkaar geweest. Tijdens deze bijeenkomst zijn de bevindingen besproken en nadere vragen geformuleerd voor de aanvrager. Omdat mw. Tukkers wegens privéomstandigheden verhinderd was, heeft de procescoördinator haar observaties en vragen ingebracht. Het panel heeft de aanvrager verzocht aanvullende informatie tijdens het locatiebezoek aan te leveren. In bijlage 3 van dit paneladvies is een overzicht opgenomen van documenten die het panel heeft ontvangen. Naar aanleiding van deze informatie heeft het panel aanvullende vragen en opmerkingen uitgewisseld. De secretaris heeft vervolgens de vragen geïnventariseerd; deze zijn als input gebruikt voor het locatiebezoek. Op 17 januari 2012 heeft het panel een locatiebezoek afgelegd. Tijdens dit bezoek is het panel in verschillende gespreksrondes van nadere informatie voorzien en zijn de vraagpunten aan de orde gesteld en in discussie gebracht. Het programma van het locatiebezoek is toegevoegd in bijlage 2. Na afloop van het locatiebezoek heeft het panel de bevindingen onderling besproken en vertaald naar voorlopige conclusies. Bij de terugkoppeling na afloop van het locatiebezoek heeft de panelvoorzitter deze kort toegelicht. De secretaris heeft op basis hiervan een conceptadvies opgesteld dat aan de panelleden is voorgelegd voor commentaar. Vervolgens heeft het panel dit concept van commentaar voorzien, waarna de definitieve tekst is vastgesteld. Uiteindelijk zijn aan de hand van de uitkomsten per standaard beargumenteerde oordelen per onderwerp en een eindoordeel over de kwaliteit van de opleiding gegeven. Dit heeft geresulteerd in een definitief paneladvies aan de NVAO op 17 februari 2012. pagina 5
3 Beschrijving van de opleiding Om tot een afgewogen oordeel te komen over de nieuwe opleiding Software Engineering (SE) heeft het visitatiepanel zich eerst georiënteerd op de instelling en de algemene opleidingscontouren. Deze oriëntatie vond plaats op basis van het aangeleverde informatiedossier Beschrijving van de voorgenomen opleiding Master Software Engineering, het Jaarverslag 2010 van de Open Universiteit (OU), en de website van de instelling. 3.1Algemeen Instelling : Open Universiteit Nederland Opleiding : Software Engineering Oriëntatie : WO Niveau : Master Variant : Deeltijd Afstudeerrichtingen : Software Engineering Locatie : Afstandsonderwijs (hoofdvestiging Heerlen) Studieomvang (ECTS) : 60 ECTS CROHO : 60228 Sector : Techniek 3.2Profiel instelling De OU is in 1984 opgericht met als wettelijke taak hoogwaardig hoger afstandsonderwijs te ontwikkelen, verzorgen en bevorderen ten behoeve van volwassenen (tweedekansonderwijs). In de loop der tijd kwamen daar twee nieuwe taken bij: bijdragen leveren aan de innovatie van het Nederlands hoger onderwijs en bijdragen leveren aan de aanpak van het lerarentekort. In 2009 kreeg de OU als vierde wettelijke taak het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en onderzoek gericht op de beroepspraktijk. Voor deze laatste taak werkt de OU mede dankzij personele unies nauw samen met andere Nederlandse universiteiten. Het onderwijsaanbod bestaat onder andere uit wetenschappelijke bachelor- en masteropleidingen en open bacheloropleidingen. Ook opleidingen met een hbo-oriëntatie behoren tot het assortiment. Zo biedt de OU op hbo-niveau de zogenaamde leven-langleren opleiding Informatica aan, in samenwerking met enkele hogescholen. Verder kunnen volwassenen bij de OU terecht voor korte studies en cursussen van uiteenlopende aard. De OU is tevens actief op het gebied van zakelijke dienstverlening. Een voorbeeld is het aanbod van de faculteit Informatica, in de vorm van korte, professioneel gerichte onderwijsprogramma s. Deze cursussen, Certified Professional Programs (CPP s), zijn gebaseerd op bestaande modulen uit de bachelor- dan wel masteropleidingen. De OU heeft haar hoofdvestiging in Heerlen. De organisatie omvat zeven faculteiten, waar de faculteit Informatica er één van is. Daarnaast zijn er vier expertisecentra, waaronder het Centre for Learning Sciences and Technologies (CELSTEC). Dit expertisecentrum begeeft zich op het grensvlak van onderwijswetenschappen en technologie-ondersteund leren. De universiteit als geheel wordt ondersteund door het Onderwijs Service Centrum (onder andere voor studievoorlichting en de logistiek rond onderwijs en examens), het ICT Service pagina 6
Centrum en het Facilitair Bedrijf (beide voor infrastructurele voorzieningen, zoals huisvesting en informatie- en communicatietechnologie). Het Bureau van de universiteit is verantwoordelijk voor de financiële administratie, juridische en personele ondersteuning, marketing, control en bijvoorbeeld de bestuurlijke informatievoorziening. De faculteiten hebben elk een commissie Onderwijs en Onderzoek (O&O), die advies uitbrengt aan de decaan over de hoofdlijnen van het beleid en over de samenstelling van de onderwijsprogramma's. O&O toetst tevens cursusvernieuwings- en onderzoeksplannen en bespreekt onderwijsevaluaties en -rapportages. Het onderwijs van de OU wordt altijd op afstand verzorgd. Omdat de doelgroep bestaat uit volwassenen, die dikwijls hun studie met werk combineren, is het onderwijs te karakteriseren als modulair en gedigitaliseerd in een e-learningaanpak. Daarnaast kunnen studenten terecht in de zestien studiecentra, verspreid over alle provincies in Nederland. Hier vinden begeleidingsgesprekken plaats, hier wordt studieadvies gegeven en hier kunnen studenten deelnemen aan activiteiten in de sfeer van academische vorming. Ook kunnen zij in de studiecentra tentamens afleggen en studiemateriaal inzien. De OU werkt samen met Vlaamse universiteiten, waardoor ook Belgische studenten aan de Open Universiteit afstandsonderwijs kunnen volgen. De Vlaamse studiecentra zijn echter verbonden aan de universiteiten aldaar. Het Jaarverslag over 2010 meldt dat in het verslagjaar 26.170 OU-studenten de beschikking hadden over inschrijvingsrechten. Van hen waren een kleine 6.000 voor het eerst ingeschreven. De jaarlijkse omzet wordt berekend op basis van los verkochte modulen. In 2010 verkocht de OU 48.476 modulen, waarvan 3.042 op het gebied van het Informatica. Eveneens in 2010 reikte de OU 1.052 diploma s uit, waarvan 331 wo-masterdiploma s. Bij de faculteit Informatica rondden twee studenten hun wo-masteropleiding af met diploma, dertien studenten behaalden hun bachelordiploma en 23 studenten hun propedeusediploma. De OU heeft zich eind februari 2011 aangemeld bij de NVAO voor de Instellingstoets kwaliteitszorg. Daarmee verplicht de onderwijsinstelling zich om zich binnen een termijn van drie jaar te onderwerpen aan een instellingsbrede audit, waarin een aantal centrale kenmerken op het terrein van kwaliteitszorg tegen het licht wordt gehouden. Deze instellingstoets heeft ten tijde van het locatiebezoek van het visitatiepanel nog niet plaatsgevonden. 3.3Profiel opleiding De aanvraag voor de nieuwe wo-masteropleiding SE is ingediend door de faculteit Informatica. Deze faculteit verzorgt momenteel drie wetenschappelijke opleidingen: de bachelor Informatica, de master Computer Science (CS) en de master Business Process Management and IT (BPM&I). Deze laatste opleiding wordt verzorgd in samenwerking met de faculteit Managementwetenschappen van de OU. Het is de bedoeling dat de master SE aan dit assortiment wordt toegevoegd. Op 9 mei 2011 heeft de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs positief besloten op het verzoek van de OU om de master als bekostigde afstandsonderwijsopleiding te verzorgen. Het programma SE biedt een scherpere focus dan de brede master CS. Enkele modulen van de nieuwe opleiding worden reeds aangeboden als onderdeel van CS. pagina 7
De master SE is vooral, maar niet uitsluitend, bestemd voor personen met een hbobachelordiploma die al werkzaam zijn in de praktijk van de ICT. De ervaring met de master CS leert dat 80 procent van de instroom eerst een schakelprogramma moet volgen, dat veelal zal bestaan uit de twee vakken Logica & Informatica, en Formele talen en automaten. Eén van de achtergronden voor het starten van deze opleiding is dat de master CS (120 ECTS) binnen het systeem van modulair afstandsonderwijs een normtraject kent van negen jaar. Dit traject blijkt voor velen vaak een te lange adem te vragen. Met de master BPM&I zijn reeds goede ervaringen opgedaan met een veel korter normtraject. Studenten kunnen in dit eenjarig programma van 60 ECTS het masterniveau behalen binnen een normtraject van - afhankelijk van hun vooropleiding - 3,75 tot 4,25 jaar. Waar deze master vooral een bedrijfskundige oriëntatie kent, zal Software Engineering (eveneens 60 ECTS) een technische oriëntatie kennen. Daarnaast waren er vakinhoudelijke redenen om de opleiding te ontwikkelen. De discipline software engineering staat door de stormachtige ontwikkelingen op hardwaregebied voortdurend voor nieuwe uitdagingen. Softwaresystemen worden groter en complexer. Steeds meer functies van apparaten worden deels in hardware, deels in software gerealiseerd. Programmeertalen en ontwerpdisciplines verouderen in hoog tempo. Binnen het bedrijfsleven is dan ook grote behoefte aan mensen die een goed overzicht hebben over het vakgebied en die bovendien zelfstandig nieuwe ontwikkelingen kunnen bijhouden en de relevantie ervan kunnen beoordelen voor hun bedrijf (zie voor eindkwalificaties van de opleiding, bijlage 4). Centraal in de opleiding staat de ontwikkeling en het onderhoud van hoge-kwaliteitsoftware, met aandacht voor de procesmatige én de technische kant. In het cursorisch gedeelte van de opleiding komen dan ook de volgende drie deelaspecten aan de orde, elk met eigen specifieke modulen: Software quality management, Software architecture en Software quality assurance. Naast deze leerlijnen is er in het curriculum aandacht voor de ontwikkeling van academische competenties en er is een traject waarin studenten zich voorbereiden op hun afstuderen op één van de drie genoemde deelaspecten (zie bijlage 5). De enige vergelijkbare opleiding die aan een Nederlandse universiteit wordt aangeboden, is de masteropleiding Software Engineering aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Ook deze master heeft een omvang van 60 ECTS. De opleiding is Engelstalig en kent een strakke aansturing van haar studenten. Ze streeft naar eindkwalificaties die over het geheel genomen goed te vergelijken zijn met die van Software Engineering van de OU. pagina 8
4 Opleidingsbeoordeling In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van het Beoordelingskader voor de beperkte Toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2010, nr 21325). Dit kader wordt gebruikt als de instelling beschikt over een positief oordeel over de instellingstoets kwaliteitszorg. De instellingstoets van de Open Universiteit Nederland staat gepland in 2012. De beoordeling van de nieuwe opleiding SE is tot stand gekomen op basis van gesprekken met het faculteits- en opleidingsmanagement, docenten, verantwoordelijken voor toelating, toetsen en examens, aspirant-studenten en vertegenwoordigers van het werkveld. De discussies met het visitatiepanel betroffen steeds de inhoud en kwaliteit van de opleiding. De vragen zijn gegroepeerd rond vier standaarden, waarover het panel een gemotiveerd oordeel heeft gegeven op een tweepuntsschaal: onvoldoende of voldoende. Tot slot geeft het panel een gemotiveerd eindoordeel over de kwaliteit van de opleiding, eveneens op een tweepuntsschaal. Het panel kan daarbij de NVAO adviseren over het stellen van voorwaarden bij het positieve oordeel. In dat geval staan deze voorwaarden vermeld in de slotparagraaf van dit hoofdstuk. 4.1Beoogde eindkwalificaties 4.1.1Standaard 1 De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Bevindingen De opleiding SE stelt dat ze de beoogde eindkwalificaties op masterniveau kan realiseren binnen een curriculum van 60 ECTS. Ze heeft voor deze omvang gekozen omdat de ervaring bij de master CS (120 ECTS) leert dat slechts weinig studenten de studie afmaken. Eigen onderzoek heeft uitgewezen dat het gemiddelde studietempo op 3 modulen per jaar ligt. Dit resulteert voor de master CS in een studieduur van 9 jaar, hetgeen voor velen een te grote tijdsspanne is. Een kortere master is dan ook een aanlokkelijk perspectief, zo blijkt reeds uit het hogere rendement van de master BPM&I (60 ECTS). De aspirant-studenten en de vertegenwoordigers van het werkveld, met wie het visitatiepanel tijdens het locatiebezoek heeft gesproken, onderstreepten het voordeel van een korte doorlooptijd. Een bijkomende reden is volgens de OU dat masters van 60 ECTS beter passen met haar overige aanbod aan masteropleidingen, die vrijwel alle een omvang hebben van 60 ECTS. Inhoudelijk is de opleiding ontstaan vanuit het curriculum CS. Een aantal modulen op het gebied van software engineering, die als CPP s worden verzorgd voor de zakelijke markt, bleek in een grote behoefte te voorzien. Vertegenwoordigers van het werkveld benadrukten tijdens het locatiebezoek dat er grote behoefte is aan een opleiding SE waarin met name hbo-professionals een stevige theoretische onderbouwing van hun kennis en vaardigheden krijgen aangereikt. Het werkveld gaat ervan uit dat het vakmanschap zelf op de werkvloer wordt vergroot dan wel uitgediept. Bovendien is de vraag naar een opleiding met civiel effect groot. pagina 9
Het opleidingsmanagement noemt in verband met de ontstaansgeschiedenis van de opleiding verder het overleg met collega s van de master Software Engineering van de UvA. Omdat deze Amsterdamse opleiding steeds meer het karakter van afstandsonderwijs kreeg, zocht de UvA naar mogelijkheden om samen met de OU tot een joint degree te komen. Hoewel er inhoudelijk veel overeenkomsten bestaan, wogen de accentverschillen zo zwaar dat beide partijen hiervan hebben afgezien. De Strategieadviesraad van de faculteit Informatica heeft zich vervolgens gebogen over de plannen van de faculteit om een nieuwe master SE aan te bieden. De raad bestaat uit alumni en vertegenwoordigers van collega-universiteiten en het bedrijfsleven. Hij komt een keer per jaar bijeen. De Strategieadviesraad heeft zich enthousiast getoond over de plannen, mede op grond van het succes van de CPP s en de modulaire opzet van afstandsonderwijs van de OU. Voor het vaststellen van de eindkwalificaties hebben de ontwikkelaars van SE gebruikgemaakt van de volgende drie internationaal gevalideerde kaders: Computing Curricula (2005) van ACM, AIS en IEEE-CS (CC2005), Computer Science curricula 2008 van ACM en IEEE (CC2008) en Graduate Software Engineering 2009 van, inmiddels, ACM en IEEE (GSwE2009). Vooral de aanbevelingen van GSwE2009 waren van belang voor het formuleren van de kwalificaties van software engineers die aan de OU zijn opgeleid. De vertaling van de eindkwalificaties in een opleidingsprogramma is vervolgens voorgelegd aan twee grote afnemers van CPP s die door de faculteit Informatica worden verzorgd. Vts Politie Nederland en de firma Ordina hebben met instemming gereageerd, zo blijkt uit het informatiedossier dat het panel heeft bestudeerd. Overwegingen Op grond van het informatiedossier en de gesprekken met het opleidingsmanagement constateert het visitatiepanel dat de eindkwalificaties overeenstemmen met de richtlijnen uit het internationale kader GSwE2009. Ze vormen een afgewogen geheel waarmee software engineers van de OU goed beslagen ten ijs komen in de beroepspraktijk. De gesprekken met aspirant-studenten en vertegenwoordigers van het werkveld bevestigden dat de gekozen set aan kwalificaties overeenstemt met hun voorkeuren. Het panel heeft op basis van het informatiedossier tevens geconstateerd dat de eindkwalificaties een academische oriëntatie kennen en dat het masterniveau is beschreven met behulp van de Dublindescriptoren. Het panel heeft kennisgenomen van de wijze waarop de opleiding tot stand is gekomen. Het constateert dat er collegiaal overleg heeft plaatsgevonden met de UvA, maar dat dit wegens te grote accentverschillen niet is uitgemond tot een joint degree. Ook zijn de plannen voorgelegd aan de eigen Strategieadviesraad en - in uitgewerkte vorm - aan twee afnemers van in-companytrajecten. Hiermee heeft de opleiding aangetoond dat het programma aantoonbare verbanden heeft met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Uit de gesprekken met vertegenwoordigers van het werkveld tijdens het locatiebezoek bleek echter dat zij meer bij de ontwikkeling van het opleidingsprogramma betrokken willen worden. Dankzij hun kennis van de beroepspraktijk menen zij volgens het panel terecht dat hun inbreng een meerwaarde kan betekenen voor de kwaliteit van de opleiding. Het feit dat de masteropleiding SE min of meer complementair is aan bijvoorbeeld interne scholingstrajecten in het bedrijfsleven, onderstreept het belang van wederzijdse inhoudelijke afstemming. De aanbeveling van het panel is dan ook om naast de facultaire Strategieadviesraad een werkveldcommissie in het leven te roepen waarmee de inhoudelijke koers van de opleiding regelmatig kan worden afgestemd. pagina 10
Het panel beoordeelt standaard 1 'Beoogde eindkwalificaties' als voldoende. 4.2Onderwijsleeromgeving 4.2.1Standaard 2 Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Bevindingen De opleiding SE richt zich met haar programma met name op de kaders van GSwE2009. Het panel constateert aan de hand van het lesmateriaal, de literatuur en gesprekken met docenten dat de eindkwalificaties in het algemeen goed zijn vertaald naar de programmaonderdelen. Bij een aantal deelcompetenties heeft het panel twijfels gehad. Deze deelcompetenties worden hier nader besproken (voor het overzicht, zie bijlage 4). De opleiding heeft ervoor gekozen om in het programma geen nadruk te leggen op de competenties leiding geven en werken in een multidisciplinair team (eindkwalificaties h en i). Volgens opgave komen deze eindkwalificaties als geheel aan de orde in de programmaonderdelen Software management, Academische competenties en de Afstudeerfase. Als reden voor deze beperkte aandacht voert de opleiding SE in de eerste plaats aan dat de studenten afkomstig zijn uit het hele land en dat het afstandsonderwijs het werken in groepen bemoeilijkt. De tweede reden is dat de studenten reeds werkzaam zijn in de beroepspraktijk, dikwijls ruime leidinggevende ervaring hebben en ook vertrouwd zijn met het werken in multidisciplinaire teams. De competentie werken met grote softwaresystemen (onderdeel van eindkwalificatie a) komt in het curriculum aan de orde in het programmaonderdeel Software architecture. Het opleidingsmanagement licht tijdens het locatiebezoek toe dat de studenten op basis van een uitgewerkte casus de architectuur van een groot softwaresysteem bestuderen en beargumenteerde voorstellen doen ter verbetering hiervan. Binnen de module Software evolution is eveneens aandacht voor grote systemen, met name bedoeld om tools en technieken aan te leren waarmee studenten metrieken kunnen uitrekenen. Studenten maken in hun eigen beroepspraktijk daadwerkelijk kennis met reële grote softwaresystemen. Onderdeel van eindkwalificatie a is ook het werken volgens ethische standaards. Deze competentie komt bijvoorbeeld aan de orde in de module Software management, waar studenten kennismaken met groene rekencentra en het duurzaamheidsprincipe in relatie tot software engineering. Eindkwalificatie b, het tegen elkaar afwegen van verschillende belangen, komt aan de orde in Software architecture. Studenten krijgen een papieren casus voorgelegd waarin zij moeten omgaan met tegenstrijdige belangen van diverse stakeholders. Ten slotte heeft het panel kennisgenomen van de wijze waarop het curriculum aan studenten mogelijkheden biedt om te leren zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten (eindkwalificatie l). Dit gebeurt in de module Academische competenties, waarvoor studenten verdiepingsopdrachten moeten uitvoeren die nauw gerelateerd zijn aan de vakken Design patterns, Software evolution, en Software verification and validation. Het systeem van minimodules moet ervoor zorgdragen dat studenten zo nodig voor deelvaardigheden een maatwerkpakket krijgen aangeboden. pagina 11
Het curriculum is opgebouwd volgens de onderwijskundige principes van de OU. Globaal bestaat de opleiding uit cursorisch vakinhoudelijk onderwijs, onderwijs in academische competenties, het voorbereidingstraject op het afstuderen, en het afstudeertraject zelf. De modulen hebben een omvang van 4.3 ECTS (100 studiebelastingsuren). De modulen van het cursorisch onderwijs zijn onderverdeeld in drie vakinhoudelijke leerlijnen: Software quality management, Software architecture en Software quality assurance (zie bijlage 5). In verband met de startdatum van de opleiding beginnen de studenten met de module Design patterns. Eventueel kunnen zij ook met de module Requirements engineering beginnen. Voor een goede start is kennis van Logica en Formele talen noodzakelijk; beide vakken worden als schakelprogramma verplicht gesteld voor studenten met een verwante hbo-bachelorachtergrond. Overeenkomstig het kwaliteitsbeleid van de OU zijn bij alle cursussen externe hoogleraren als referent betrokken. Hun belangrijkste taak is het bewaken van het academische niveau. De opleiding SE betrekt hen reeds in een vroeg ontwikkelstadium, waardoor ze niet alleen de cursusopzet maar ook de cursusboeken ter instemming krijgen voorgelegd. Deze cursusboeken zijn steeds geschreven door een cursusteam, volgens een vast stramien. Naar aanleiding van de feedback van studenten en eigen vakinhoudelijke of onderwijskundige inzichten worden de cursusboeken zo nodig jaarlijks geactualiseerd. Voor het actualiseringsproces zijn binnen de OU formele regels van kracht. Het panel heeft zich verder een beeld gevormd van de wijze waarop readers met artikelen worden samengesteld. Selectiecriteria hebben onder andere betrekking op het thema van de cursus, de citatiescore en de leesbaarheid voor de studenten. De readers worden regelmatig geüpdated, eveneens volgens de richtlijnen die de instelling hiervoor heeft opgesteld. Bij de actualisering van de programmaonderdelen zelf spelen de evaluatieve rapportages per vak een grote rol. De commissie Onderwijs & Onderzoek (O&O) brengt op basis van deze rapportages adviezen uit aan het managementteam van de opleiding. Het informatiedossier van de opleiding SE bevat ook informatie over de werkvormen. Binnen de beperkingen van het afstandsonderwijs heeft de opleiding hierin met name wat de begeleiding betreft, enige variatie kunnen aanbrengen. Zo zijn er individuele (asynchrone) begeleidingsvormen en (synchrone) groepsbegeleidingsvormen. De aspirant-studenten SE met wie het panel gesproken heeft, hebben aangegeven dat afstandsonderwijs in combinatie met de modulaire opbouw voor werkenden een goede mogelijkheid biedt zich verder binnen het vakgebied te kwalificeren. Zij missen soms het face to face-contact met docenten, maar vinden de communicatie via e-mail en skype een goed alternatief. In de masteropleiding CS blijkt groepswerk nauwelijks mogelijk omdat studenten op verschillende momenten in het jaar instromen en bovendien in een verschillend tempo studeren. Om in SE het werken in groepen, van twee of meerdere studenten, mogelijk te maken streeft de opleiding naar een beperkt aantal vaste instroommomenten per jaar. Bij de ontwikkeling van academische competenties zet de opleiding naast de verplichte verdiepingsopdrachten ook minimodules in, die een tijdsbeslag vergen van ruim twintig uur. Ze zijn bedoeld ter ondersteuning van deelvaardigheden als schrijven, argumenteren, literatuur zoeken, onderzoeksvraag formuleren en dergelijke. Coaches bewaken de competentieontwikkeling als geheel. De vakdocenten van de drie parallelle vakken (Design patterns, Software evolution en Software verification and validation) bespreken met de coaches de resultaten van de verdiepingsopdrachten, onder leiding van de examinator Academische competenties. Gezamenlijk besluiten zij welke minimodules de student pagina 12