Researchdossier Inhoudsspecialisatie Binnenland. Abortus provocatus



Vergelijkbare documenten
2011D04279 LIJST VAN VRAGEN TOTAAL

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Als iemand slachtoffer is geworden van incest moet abortus ook kunnen worden gepleegd.

Werkstuk Nederlands Abortus

Q&A ABORTUS PROVOCATUS 2008

1. Hoe staat u in het algemeen tegenover de mogelijkheid voor een zwangere vrouw om abortus te laten plegen? U bent. Voorstander Tegenstander

6,8. Keuzeopdracht door een scholier 2015 woorden 24 februari keer beoordeeld. Levensbeschouwing. Inleiding

Datum 27 juni 2016 Betreft Medicamenteuze abortus in de vroege fase van de zwangerschap door de huisarts

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 05-VWS-B-110

De grens van het leven

Praktische opdracht Maatschappijleer Euthanasie

Landelijke abortusregistratie 2013

XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2009

Bron: Uitspraak ECHR:

Praktische opdracht Levensbeschouwing Abortus

Toelichting... 3 Cijfers... 3 Meisjes... 3 Vrouwen... 3 Kenmerken... 4 Meisjes... 4 Vrouwen... 4 Keuzes... 5 Zelf opvoeden... 5 Afstand ter adoptie

Landelijke abortusregistratie 2011

Tweede Kamer der Staten Generaal

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

Gunil i l l a l a K le l iv i erd r a Gynaecolo l og g F l F e l vozie i kenhuis i Almere

Werkstuk Geschiedenis Abortus

Gebruik van kinderopvang

Delinquent gedrag bij jongeren met een licht verstandelijke beperking

Datum 27 maart 2013 Onderwerp Beantwoording Kamervragen Arib (PvdA) over het vaak niet melden van de dood van een minderjarige

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming H9 en H10

Diversiteit in de Provinciale Staten

Examen VMBO-GL en TL 2006

Betoog Biologie Abortus provocatus

Uit huis gaan van jongeren

De laatste peiling voor de verkiezingen en de prognose

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

Werkstuk Maatschappijleer Abortus

STANDPUNT ABORTUSWET. Abortuswet mag opgefrist worden

Gewetensbezwaarde ambtenaren

8. Werken en werkloos zijn

Wetboek van Strafrecht

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting van Nederland

Beginselen van de politieke partijen die in 2006 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd waren

2. Groei allochtone bevolking fors minder

BIJLAGE FACTSHEET HERHAALDE ABORTUS IN NEDERLAND

7,9. Praktische-opdracht door een scholier 2005 woorden 14 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl I

6,4. Spreekbeurt door een scholier 1856 woorden 1 april keer beoordeeld. Nederlands

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 10 oktober 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Samenvatting Geschiedenis Module 5

vra2007vws Evaluatie Wet afbreking zwangerschap VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Werkstuk Maatschappijleer abortus

Proeftoets E2 havo

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Bijlage VMBO-GL en TL

Het NVOG standpunt inzake abortus

Module 7 Staatsinrichting en rechtsstaat

Arbeidsdeelname van paren

Resultaten onderzoek seksualiteit

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Onderzoek. Diversiteit in de Tweede Kamer 2012

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Diversiteit in Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en Eerste Kamer in 2011

Samenvatting. Samenvatting 7

Ontwikkeling politieke voorkeur in 2015

Wie is de Nederlandse huisarts?

Wet afbreking zwangerschap

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Praktische opdracht Maatschappijleer Criminaliteit onder asielzoekers

7,5. Abortus heeft altijd bestaan. Praktische-opdracht door een scholier 2579 woorden 11 juni keer beoordeeld.

Werkstuk Levensbeschouwing Abortus

>Retouradres Postbus BJ Den Haag

Samenwoonrelaties stabieler

Aanvullende seksualiteitshulpverlening: de cijfers over 2013

Proeftoets E2 vwo4 2016

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming Hoofdstuk 1 t/m 3

Kwetsbaar alleen. De toename van het aantal kwetsbare alleenwonende ouderen tot 2030

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Een democratie is een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.

10. Veel ouderen in de bijstand

Meting september 2013

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Rechtspositie. Mondriaan. Mondriaan. van opgenomen patiënten. voor geestelijke gezondheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

80% VAN DE NEDERLANDERS TYPEERT ZICH ALS GOEDE-DOELENGEVER,

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming

6.3. Werkstuk door een scholier 1890 woorden 29 januari keer beoordeeld. Maatschappijleer. Inhoudsopgave

2 Past de overtijdbehandeling beter in de huisartsenpraktijk dan in de abortuskliniek of het ziekenhuis?

6.9. Praktische-opdracht door een scholier 1440 woorden 30 mei keer beoordeeld

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 2. Bronnenboekje. KB-0125-a-12-2-b

Ong e pland. zwanger Onverwacht? Ongewenst? Wat nu?

Transcriptie:

Researchdossier Inhoudsspecialisatie Binnenland Abortus provocatus Floor Simonse, 1570211 Ryan Bay, 1564477 Martijn Vervest, 1565144 Annemiek Kerkhoven, 1564929 Guido Mos, 1563358 Docenten: Marja Kusters en Marc Veldt Cursuscode: JJO-RBIN.3V-12 Datum: 30-01-2013

Inhoudsopgave Inleiding Blz. 3 Hoofdstuk 1 Politieke standpunten Blz. 4 Hoofdstuk 2 Politieke pressiegroepen Blz. 9 Hoofdstuk 3 Recht Blz. 14 Hoofdstuk 4 Samenlevingen Maatschappelijke moraal Blz. 20 Hoofdstuk 5 Samenlevingen Veranderingen Blz. 25 Hoofdstuk 6 Economie Blz. 30 Bronnenlijst Blz. 37 Bijlagen Blz. 41 2

Inleiding Onze groep onderzoekt hoe Nederland de afgelopen dertig jaar is veranderd op het gebied van abortus. Aan de hand van verschillende vraagstukken leggen we ons thema bloot: Wat is de maatschappelijke moraal over abortus? Worden er meer of minder abortussen uitgevoerd dan vroeger? Wat zijn de veranderingen in wetgeving? Komt het recht op leven in gevaar? Hoe is de houding vanuit de politiek? Zijn er nog actiegroepen? Zijn er economische redenen om te aborteren? Dit onderwerp spreekt een brede doelgroep aan. We blikken terug op een periode van veertig jaar, waardoor het zowel interessant is voor de jeugd als voor vijftigplussers om ernaar te kijken. Daarnaast spreekt dit onderwerp beroepsmatig ook artsen, sociologen en politici aan. Onze doelgroep zijn de kijkers van Andere Tijden. Dit dossier dient als basis voor een uitzending over abortus. Wij richten ons op televisie. Dit onderwerp leent zich perfect voor een documentaire of onderzoeksprogramma zoals Andere Tijden. We behandelen de veranderingen omtrent abortus in Nederland. In de loop der jaren is hier veel over te doen geweest, denk aan o.a. de campagnes van Dolle Mina Baas in eigen buik. Er is daarom veel archiefmateriaal beschikbaar, waardoor het aantrekkelijk te visualiseren is. In dit dossier spreken wij over abortus, hiermee bedoelen wij abortus provocatus. 3

Hoofdstuk 1 Politieke standpunten Wat is er veranderd in het politieke klimaat sinds de jaren 60 op het gebied van abortus? Abortus is altijd een gevoelig punt geweest in de Nederlandse politiek. Jarenlang wilden politieke partijen hun vingers niet aan dit onderwerp branden. Ze negeerde de veranderingen in het maatschappelijk leven. De abortuswetgeving liep dan ook hopeloos achter bij de toen al lang gevestigde praktijk. In dit hoofdstuk wordt duidelijk welke veranderingen er sinds de jaren 60 in de politiek hebben plaatsgevonden. Ook zullen wij recente discussies in de politiek aanhalen en de huidige standpunten belichten. Hoewel de politiek vandaag de dag een stuk minder met abortus bezig is dan in de jaren 80. 1.1 Vroegere politieke standpunten In Nederland is abortus via de Zedenwet uit 1911 bij wet verboden (zie par. 3.1) Slechts voor hele uitzonderlijke gevallen werd van dit verbod afgeweken. Vrouwen mochten bijvoorbeeld wel een abortus ondergaan als voorzetting van de zwangerschap ernstig gevaar zou opleveren voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid. Een arts bepaalde of dat aan de orde was. Ook als de kans vrijwel zeker was dat een kind ernstig misvormd ter wereld zou komen, zoals met Softenon-kinderen, kon een arts vragen om uitzondering van het abortusverbod (Veenhoven, 1968). Het gevolg was dat het abortusverbod massaal werd ontdoken. Het aantal illegale abortussen in de jaren 60 werd geschat tussen de 20.000 tot 60.000 per jaar (Treffers, 1965). Ondanks de massale ontduiking was het abortusprobleem in die jaren geen belangrijk onderwerp op de politieke agenda. Slechts drie politieke partijen noemden het in hun programma. De PSP, de PvdA en D66. De PSP wilde dat legale abortus zou worden uitgebreid. De PvdA nam geen duidelijk standpunt in, maar stelde dat de kwestie bestudeerd moest worden. En D66 vond dat het politieke debat op gang moest komen (Veenhoven, 1968). De politiek was volgens Veenhoven niet zo happig op dit onderwerp, omdat er weinig eer aan te behalen viel. In die tijd hielden zich vrijwel geen serieuze pressiegroepen bezig met dit onderwerp, waardoor er weinig politieke belangstelling was om het op te pakken. Daarnaast ging abortus veel mensen wat aan. De politiek was bang dat een uitgesproken mening kon leiden tot grote emotionele 4

beroering en heftige tegenstand vanuit de maatschappij. Het onderwerp lag dus te gevoelig, geen enkele partij wilde zijn vingers eraan branden (Veenhoven, 1968). In de jaren 70 veranderde er veel op het gebied van abortus in Nederland. De Stichting Medisch Verantwoorde Zwangerschapsonderbreking opende in 1971 de eerste abortuskliniek van Nederland. Dit aantal groeide in 1975 al uit tot negen Stimezo-klinieken. Ook andere stichtingen en particuliere ondernemers boden vrouwen hun diensten aan. Nederland werd het abortuscentrum van West-Europa. Vrouwen uit Duitsland, België en Frankrijk kwamen naar Nederland om een abortus te ondergaan. De overheid greep niet of nauwelijks in: bij wet was abortus nog steeds verboden, maar de wetgever gedoogde (Outshoorn, 1977). Abortusklinieken hanteerden, wegens technische redenen, een grens van 12 tot 14 weken zwangerschap. Een uitzondering daarop vormde kliniek Bloemenhove bij Heemstede, daar was een aparte afdeling voor het onderbreken van zwangerschappen in een verder stadium. Abortus stond opeens overal in de belangstelling: kranten, televisieprogramma s en vrouwenbewegingen zwengelden de discussie aan. De overheid stond erbij en keek ernaar. PvdA-ers Lambers en Roethof probeerden er wel een nieuwe wet doorheen te krijgen, maar hun poging mislukte. De abortuswet zou nog tien jaar op zich laten wachten (Ketting, 1978) (zie par. 3.3). Dries van Agt (KVP), destijds minister van Justitie, zag de ontwikkelingen met lede ogen aan. In 1974 haalde Van Agt fel uit tegen abortus: hij noemde de abortusexplosie zorgwekkend. Hij stelde dat minstens de 12 weken grens aangehouden moest worden. Deze kritiek was indirect op kliniek Bloemenhove gericht. Hij wilde de apparatuur van Bloemenhove in beslag laten nemen, maar daar stak de rechter een stokje voor (Outshoorn, 1977) (zie par. 3.2). De wetgeving liep sterk achter de maatschappelijke ontwikkeling aan. In 1977, tijdens kabinet- Van Agt I, kon de politiek het abortusprobleem niet langer voor zich uitschuiven. Minister van Justitie Job de Ruiter (CDA) en minister van Volksgezondheid Leendert Ginjaar (VVD) gingen direct na hun benoeming aan de slag. Ze ontwierpen een wet waarbij abortus onder een aantal voorwaarden niet strafbaar was. De grens voor zwangerschapsafbreking kwam op dertien weken te liggen en de vrouw moest verplicht vijf dagen bedenktijd krijgen. Het wetsvoorstel stuitte op weerstand van de linkse partijen en de vrouwenorganisaties. Zij vonden dat abortus helemaal vrij van beperkingen moest zijn (Bal, 2005). 5

Toch kwam het wetsvoorstel op 18 december 1980 nipt door de Tweede Kamer en op 28 april 1981 met maar één stem verschil door de Eerste Kamer. De Wet afbreking zwangerschap (Wafz) was een feit en trad in november 1984 in werking. Ook al was de wet een kleine stap terug ten opzichte van de toen al lang gevestigde praktijk (Bal, 2005). 1.2 Huidige politieke standpunten In hoofdstuk twee is te lezen dat de grens voor zwangerschapsafbreking inmiddels is verhoogd tot 24 weken. Verder is er in al die jaren nauwelijks iets veranderd aan de Wet afbreking zwangerschap zoals hij in 1981 werd aangenomen. In de huidige politiek staat abortus niet dagelijks meer op de agenda. De huidige regeringspartijen PvdA en VVD zijn dan ook niet erg uitgesproken over dit onderwerp. De regelgeving is volgens de regering goed zoals hij is. De PvdA hamert wel op een goede voorlichting over het voorkomen van ongewenste zwangerschappen en dan met name onder niet-westerse allochtonen vrouwen (PvdA.nl, 2013). Er zijn drie politieke partijen die wel een duidelijk standpunt innemen, waaronder de ChristenUnie en SGP. Het menselijk leven is een geschenk van God. Het leven is daarom het beschermen waard, van het begin tot het einde. Het maakt ook duidelijk dat we op een verantwoordelijke manier om moeten gaan met het broze, vergankelijke leven. Daarom wil de SGP af van de huidige Abortuswet. Deze wet bevat mooie woorden over de bescherming van het leven, maar de zorgvuldigheidseisen werken niet zoals het zou moeten. De SGP vindt hoe dan ook dat er meer werk moet worden gemaakt van alternatieven voor abortus (SGP.nl, 2013). De ChristenUnie heeft een soortgelijk standpunt. Beide partijen willen dus dat de bescherming van het leven in de Grondwet moet worden vastgelegd, ook voor het ongeboren kind (ChristenUnie.nl, 2013). GroenLinks staat hier lijnrecht tegenover. In Nederland zijn vrouwen 'baas in eigen buik'. We zijn er trots op dat we het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen goed hebben geregeld. Eens in de zoveel tijd probeert conservatief rechts de rechten van vrouwen in te perken. GroenLinks zal altijd pal blijven staan voor de rechten van vrouwen om zelf te beslissen over seks en kinderen krijgen, zowel in Nederland als in het buitenland (GroenLinks, 2013). GroenLinks wil zelfs dat abortus verdwijnt uit het Wetboek van Strafrecht. Artsen horen in hun ogen pas vervolgd te worden als zij zich niet aan de regels houden. Verder willen ze dat 6

de verplichte bedenktijd bij abortus wordt afgeschaft en pleiten voor meer seksuele voorlichting in het onderwijs (GroenLinks.nl, 2013). 1.3 Recente discussies Om de zoveel tijd laait de discussie over abortus weer op in Nederland. In oktober 2010 ontstond er discussie in de politiek over het verlagen van de grens van het uitvoeren van abortus. Dit gebeurde naar aanleiding van de nieuwe richtlijn Perinataal Beleid bij Extreme Vroeggeboorte van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde en de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie. Deze richtlijn stelt voor om bij kinderen die al na 24 of 25 weken worden geboren niet meer het huidige 'nee-tenzij'-principe te hanteren, maar in plaats daarvan een 'ja-tenzij'-beleid te laten gelden voor wat betreft het starten met medische behandeling (nvog.nl, 2011). Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Edith Schippers moest de Tweede Kamer informeren of deze nieuwe wetenschappelijke inzichten ook gevolgen hebben voor de abortusgrens. Nadat zij uitvoerig met verschillende deskundigen had gesproken, werd in april 2011 besloten dat de grens van 24 weken ongewijzigd blijft (Schippers, 2011). Ook ontstond er veel rumoer in de politiek toen SGP-leider Kees van der Staaij eind augustus 2012 zei dat de kans erg klein is dat vrouwen zwanger raken na een verkrachting. Hij deed die uitspraken in het programma Wat Kiest Nederland op RTLZ. Hij voegde daaraan toe dat het natuurlijk wel eens voorkomt en dat is een groot probleem. De partij is namelijk fel tegen abortus, ook als iemand zwanger raakt na een verkrachting. Van der Staaij baseert zijn uitspraak op onderzoek van de Rutgers Nisso Groep uit 2009. Daaruit blijkt dat zeven procent van de verkrachten vrouwen zwanger raakt. Veel partijen reageerden geschokt op zijn uitspraken en eisten excuses (NOS.nl, 2012). Begin december 2012 kwamen Nederlandse abortusartsen met een aantal nieuwe richtlijnen omtrent abortushulpverlening. Deze richtlijnen gaan meer in op de psychosociale hulp aan vrouwen die om een abortus vragen. Uit een evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap bleek dat abortusartsen niet goed kunnen inschatten of een vrouw twijfelt over haar keuze voor abortus. Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) wil daarom geld uitrekken voor extra scholing van abortusartsen om de psychosociale hulpverlening te verbeteren. Zo kunnen artsen met vrouwen die daar behoefte aan hebben, alternatieven bespreken voor abortus (Nederlands Dagblad, 2012). 7

1.4 Conclusie In de jaren 60 stond abortus niet op de politieke agenda. Slechts drie partijen noemden het in hun partijprogramma. Echter durfde geen enkele partij een duidelijk standpunt in te nemen: het lag te gevoelig in de maatschappij. Toen in 1971 de eerste abortuskliniek van Nederland zijn deuren opende, werd Nederland het abortuscentrum van West-Europa. De politiek stopte dit probleem in de doofpot en wilde de maatschappelijke veranderingen niet onder ogen zien. Het duurde maar liefst tien jaar voordat Job de Ruiter (CDA) en Leendert Ginjaar (VVD) het initiatief namen voor een wetsvoorstel die de abortuswet zou verruimen. In 1984 trad de Wet afbreking zwangerschap na een krappe meerderheid in de Eerste Kamer dan eindelijk in werking. Abortus tot dertien weken werd hiermee legaal. Momenteel is het in de politiek rustig op het gebied van abortus. De regeringspartijen, PvdA en VVD, nemen geen duidelijk standpunt in. Hieruit kunnen we concluderen dat ze tevreden zijn met het huidige abortusbeleid. Om de zoveel tijd zwengelen de confessionele partijen de discussie aan. Zij keuren abortus af: ieder leven is een geschenk van God. Na de invoering van de Wet afbreking zwangerschap hebben zich er geen politieke aardverschuivingen meer voorgedaan, hoewel de confessionele partijen het liefst zien dat abortus wordt afgeschaft. 8

Hoofdstuk 2 Politieke pressiegroepen Hoe dragen sociale bewegingen bij aan het abortusdebat en de daaruit voortkomende wet- en regelgeving? Om te kunnen begrijpen waarom deze groepen ontstonden zal in deze paragraaf ingegaan worden op de theorie over het ontstaan van sociale bewegingen in Nederland. In dit geval gericht op pressiegroepen, die eropuit zijn politieke verandering teweeg te brengen. In Nederland ontstonden in de jaren zestig en zeventig actiegroepen uit onvrede met het politieke standpunt rondom de positie van mannen en vrouwen. Een gezamenlijke ideologie is één van de belangrijkste voorwaarden voor het ontstaan van een actiegroep. Over de precieze oorzaak van de vorming van pressiegroepen zijn wetenschappers het niet helemaal eens, al vallen er voor de situatie in Nederland wel veranderingen binnen de samenleving te noemen die hebben bijgedragen aan de groei van organisaties als Dolle Mina, de Provo s en ook de anti-abortus groepen, die zich vaak lieten (laten) inspireren door het geloof. Aan het einde van de jaren zestig was de macht van de zuilen grotendeels gebroken. In deze jaren versnelde het proces van individualisering binnen de Nederlandse samenleving door uitbreiding van de sociale voorzieningen, waardoor mensen niet meer afhankelijk waren van hun directe familie, en de groei van het aantal (hoog)opgeleiden. Hierdoor kregen vooral vrouwen meer behoefte aan onafhankelijkheid en zelfstandigheid, zowel in juridische als in economische zin (Bussemaker 1993: 13) (zie par. 6.2). Daaruit voortkomend kwamen in de jaren na de ontzuiling verschillende vrouwenbewegingen op die gelijke behandeling van mannen en vrouwen bepleitte. Er kan dus gezegd worden dat het minder belangrijk worden van religie en betere educatie de motor (of in ieder geval een belangrijk onderdeel daarvan) is geweest achter deze pressiegroepen. Tegelijkertijd kunnen dezelfde veranderingen worden genoemd als oorzaak van het ontstaan van tegenbewegingen. Conservatieve groepen die de wereld om hen heen zagen veranderen en dat wilden stoppen. De strijd voor legalisering van abortus werd voornamelijk aangewakkerd door het vrijere, tolerante seksuele klimaat in Nederland (Outshoorn 1978: 28). Er was in die tijd sprake van een algemene ethische heroriëntatie (Vink 2010: 25). Ook hebben veranderingen in het buitenland, zoals de legalisering van abortus in Engeland in 1967, bijgedragen aan het bespreekbaar maken van de abortuskwestie (Outshoorn 1978: 28). In dit onderdeel zal worden 9

ingegaan op de uit deze veranderingen voortgekomen pro- en anti-abortus actiegroepen binnen de Nederlandse samenleving. 2.1 Wat is de link tussen de politiek en deze bewegingen? Er vallen in Nederland aan het einde van de jaren zestig en in de jaren zeventig verschillende actiegroepen te onderscheiden die zich actief bezighouden met het abortusdebat. Bij bijna allemaal stond aan de basis een politieke binding, zoals bij de vrouwenbewegingen Dolle Mina, voortkomend uit een groep mannen en vrouwen die lid waren van de Socialistische Jeugd en de Rooie Vrouwen, die gelieerd waren aan de Partij van de Arbeid (Hof 2009: 2). Ondanks deze politieke achtergrond waren de meeste groepen volledig onafhankelijk. Toch hadden actiegroepen vaak uitgesproken politieke voorkeuren. Zo waren de pro-abortus actiegroepen vaak links georiënteerd (sommige zelfs Marxistisch), terwijl de anti-abortus actiegroepen vaak een streng christelijke politiek voorstonden. Dolle Mina riep in 1971 bijvoorbeeld op om te stemmen op de linkse partijen die voor een wetsvoorstel waren dat abortus zou legaliseren (Hof 2009: 17). Een link tussen politiek en de anti-abortus actiegroepen valt niet eenduidig vast te stellen op basis van uitspraken of literatuur. Wel kan worden gesteld dat bijvoorbeeld de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK) van Pater Jan Koopman zich verbonden voelde met de streng christelijkconservatieve partijen van die tijd (Andere Tijden 2007). In de loop der jaren is politiek minder belangrijk geworden binnen sociale bewegingen rondom het abortusvraagstuk. Ook bij actiegroepen speelt politieke voorkeur een steeds kleinere rol. Tegenwoordig staan de actiegroepen in Nederland verder van de politiek af. Er bestaan echter nog wel groepen die hun bestaansrecht ontlenen aan een politieke ideologie. Een voorbeeld van een dergelijke actiegroep is de anarchistische beweging Dolle Mollies, een actiegroep die opkomt voor het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen (Vink 2010: 44). Een aantal groepen richt zich daarnaast minder op de Nederlandse samenleving en meer op landen waar abortus nog illegaal is. De bekendste actiegroep in deze categorie is Women on Waves, die op een schip (de zogenaamde abortusboot) overal ter wereld informatie verspreidt en workshops geeft. Er worden ook abortussen uitgevoerd op het schip. 2.2 Op welke manier kunnen sociale bewegingen invloed uitoefenen op de politiek? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet eerst worden vastgesteld welke manieren er zijn om de politiek te beïnvloeden. In het geval van actiegroepen bestaan er volgens oud- 10

Dolle Mina Saskia Poldervraart (1945-2011) drie strategieën waarop zij hun doelen kunnen bereiken. Deze heeft ze op de volgende manier uiteengezet: Als eerste noemt zij de utopische strategie: Deze strategie is gebaseerd op de notie dat individuen die ontevreden zijn met de bestaande condities en zichzelf en hun onmiddellijke omgeving moeten veranderen. Ze negeren daarbij bestaande machtsstructuren en de staat. Bondgenootschappen worden gesloten met personen bij wie eenzelfde onvrede leeft. Deze strategie is gericht op verandering in het hier en nu. Een tweede strategie is de revolutionaire. Het gaat bij deze strategie over fundamentele veranderingen. De bestaande machtsstructuren wordt niet genegeerd maar juist gebruikt om verandering te bewerkstelligen. Een laatste manier waarop actiegroepen invloed kunnen uitoefenen op de politieke besluitvorming is de onderhandelingsstrategie: Activisten die deze strategie aanhangen zijn veelal meer gericht op conventie, praktisch realisme en korte termijn doelen en vrezen wanorde en geweld. Zij vertrouwen op hun (politieke) netwerk en werken nauw samen met de bestaande macht. De oprichting van vrouwenrechtengroepen zoals Dolle Mina (1969), de Rooie Vrouwen van de PvdA, De Vrouwenkrant (1972) en De Bonte Was (1973), was het gevolg van de tweede feministische golf. De bewegingen streden voor gelijke behandeling en zelfbeschikkingsrecht op een revolutionaire en soms ook utopische manier. Dit kan worden opgemaakt uit de actiemethodes van de verschillende pressiegroepen. Bezettingen en demonstraties werden het vaakst gebruikt om politieke verandering teweeg te brengen. In 1974 werd speciaal voor het abortusvraagstuk het comité Wij Vrouwen Eisen opgericht door o.a. Dolle Mina en De Bonte Was. Zij eisten drie dingen waar legalisering van abortus aan zou moeten voldoen: 1. Abortus moet uit het Wetboek van Strafrecht; 2. Abortus moet in het ziekenfondspakket; 3. De vrouw beslist (Alleta.nu). Deze standpunten laten een duidelijke revolutionaire ideologie zien die wordt nagestreefd. Voor de tegenstanders van abortus geldt dat ze in dezelfde categorie van actiestrategie vallen. Politieke verandering werd door vrouwenbewegingen nagestreefd door zoveel mogelijk media-aandacht op zich te vestigen. Hiermee hoopten ze de denkbeelden binnen de samenleving te veranderen en daarmee indirect het politieke bestel. Een voorbeeld van een ludieke actie die tot doel had media-aandacht te genereren is de Dolle Mina actie van 14 maart 1970 in Utrecht. Tijdens een vergadering van gynaecologen stormden leden van de groep binnen en ontblootten hun buiken waarop stond te lezen: Baas in eigen buik. Deze leus wordt tot op de dag van vandaag herkend door de meeste Nederlanders. Een andere 11

opzienbarende actie kwam van VBOK, die de tekst Dagboek van een ongeboren kind publiceerde, waarin vanuit het perspectief van het kind een abortus werd beschreven. Vandaag heeft mijn moeder mij gedood, is de laatste zin in het dagboek. Hoewel zij veel minder gericht waren op publiciteit, werd deze publicatie groot uitgemeten in de media. Nog steeds wordt op veel christelijke sites deze tekst geplaatst als afkeurend signaal. Na 1980 ging het grootste deel van de vrouwenbeweging aan de onderhandelingstafel zitten. Hiermee werd gebroken met de revolutionaire (en in sommige gevallen utopische) strategie. Dit was ook voor de hand liggend, aangezien de abortuswet van 1984 voldeed aan de gestelde eisen van de bewegingen aangaande het abortusvraagstuk. Vanaf toen gingen de groepen zich meer richten op gelijke behandeling of hielden op te bestaan, zoals De Vrouwenkrant, die zich in 1985 ophief (radicaalfeminisme.nl). Grote sociale opstand was (en is) niet meer nodig om politieke verandering te bewerkstelligen. Veel belangengroepen prefereren een constructieve discussie tussen machthebbers en henzelf boven revolutionaire opstand onder de bevolking. De tegenstanders van abortus bleven wel het revolutionaire model hanteren. Met het steeds minder belangrijker worden van het geloof in de Nederlandse politiek zie je dat deze bewegingen zich steeds utopischer gaan gedragen. Zij gaan minder uit van de bestaande politieke macht en prefereren een machtsstelsel gebaseerd op religie. 2.3 Welke successen hebben de bewegingen in Nederland geboekt? Kijkend naar de abortuskwestie kan worden gesteld dat de pressiegroepen hun doelen hebben bereikt. Van alle verschillende groepen, was de abortusgroep (onderdeel van Dolle Mina) het meest succesvol (Van Soest 1975). Een verandering in de samenleving is zeker teweeg gebracht, waarmee indirect ook de politiek werd beïnvloed. Dat de abortuswet in 1984 van kracht werd, was een direct gevolg van de inspanningen van vrouwenbewegingen zoals Dolle Mina en De Bonte Was. Het succes van de pressiegroepen die streden voor legalisering van abortus is dus het aanwakkeren geweest van de bewustwording onder de (vrouwelijke) bevolking in de jaren zeventig. Groepen die streden tegen abortus hebben het samenlevingsbeeld alleen maar verder van hun ideaalbeeld af zien schuiven. Tegenwoordig vallen er voor pro-legaliseringen groeperingen in Nederland niet echt meer successen te boeken. Wel wordt er nog veel gedaan aan de acceptatie van abortus bij bijvoorbeeld allochtonen. Dit gebeurt vooral via informatieverstrekking en actieve voorlichting. De anti-abortus groepen voeren nog wel actief actie tegen abortus. 12

2.4 Conclusie Gesteld kan worden dat de pressiegroepen in het verleden vooral hebben bijgedragen aan het abortusdebat door het voorlichten en bewustmaken van de Nederlandse samenleving. Mediaaandacht was het sleutelwoord voor de groepen die voor legalisering van abortus streden. Met ludieke acties hebben ze geprobeerd de samenleving te overtuigen van hun standpunten, en niet zonder succes. Zoals eerder al is gezegd is het legaliseren van abortus in 1984 het directe gevolg van een mentaliteitsverandering binnen de Nederlandse bevolking waar de politiek op heeft gereageerd, die door de actiegroepen was bewerkstelligd. Tegenwoordig zijn de pro-groepen gematigd in hun acties. Soms halen ze toch de media, zoals de groep Women on waves, die vorig jaar in Marokko aanmeerde om abortus daar bespreekbaar te maken. Dat maakte een interessante discussie los in Nederland (NRC.nl). Anti-abortusorganisaties voeren nog wel bewust schokkende acties uit om zo hun standpunten te ventileren. Zo stuurt de strengchristelijke organisatie Schreeuw om leven plastic foetussen naar vrouwen die een abortus hebben ondergaan. 13

Hoofdstuk 3 Recht Is de Wet afbreking zwangerschap niet in strijd met het recht op leven? Nederland staat in het buitenland bekend als progressief land. Drugs worden toegestaan en ook prostituees worden geaccepteerd. Op het gebied van abortus is Nederland toch een stuk minder progressief. Pas in de jaren tachtig werd abortus bij ons legaal in de abortuswet. In tegenstelling tot landen als IJsland en Zweden, waar al in de jaren dertig zwangerschappen mochten worden afgebroken. 3.1 Zedenwet Sinds de Zedenwet in 1911 was abortus verboden in Nederland (Historisch Nieuwsblad 2004). In die wet stond in artikel 251bis over abortus het volgende: Hij die opzettelijk eene vrouw in behandeling neemt of eene behandeling doet ondergaan, te kennen gevende of de verwachting opwekkende dat daardoor zwangerschap kan worden verstoord, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste zesduizend gulden. (vpro.nl) Uit dit wetsartikel blijkt dat alleen degene die de abortus uitvoerde strafbaar was. De vrouwen die de behandeling ondergingen dus niet. Uiteraard werden er wel abortussen uitgevoerd. Dit gebeurde illegaal. Ook namen vrouwen zelf het initiatief door zich van de trap te laten vallen of zichzelf te steken met een scherp voorwerp. Deze acties leidden vaak tot complicaties (historiek.net). Tegen het einde van de jaren zestig kwam er mede vanwege het feminisme een maatschappelijke discussie op gang over abortus. Er werden illegale abortusklinieken opgericht. Het Mildred Rutgers huis in Arnhem is de eerste (illegale) abortuskliniek van Nederland. De kliniek werd opgericht door een aantal huisartsen, die het er niet mee eens was dat vrouwen voor het afbreken van een zwangerschap naar Engeland moesten. De eerste behandeling vond plaats op 27 februari 1971. Nederland had toen nog geen wetgeving over abortus, maar de illegale klinieken werden wel gedoogd door de overheid. 14

3.2 Bloemenhovekliniek-crisis In 1976 ontstond er in het kabinet-den Uyl een crisis. De toenmalige minister van Justitie Dries van Agt wilde op 18 mei de Bloemenhovekliniek in Heemstede, vanwege een klacht van een Duitse vrouw, sluiten. De kliniek werd bezet door boze mensen die het niet eens waren met Van Agt. De minister werd ook in de Kamer op het matje geroepen. Er werd door de Tweede Kamer een motie aangenomen dat de rechter moest bepalen over de status van de kliniek. Van Agt gaf toen al aan geen gehoor te geven aan die motie. Vrouwenbewegingen werden gewaarschuwd dat er de volgende ochtend een inval werd gedaan bij de Bloemenhovekliniek. Honderden mensen waren naar Heemstede gekomen, waarop Van Agt besloot de inval te annuleren. Uiteindelijk besloot de rechter dat de kliniek niet ontruimd mocht worden. Er werd besloten om bij abortussen tot 13 weken geen vervolging in te stellen (historiek.net). Het was het eerste aanzetje tot de abortuswet. Al duurde het nog wel vier jaar totdat in de politiek een wetsvoorstel op tafel lag. Nota bene tijdens het eerste kabinet van Dries van Agt werd een wetsontwerp van Jacob de Ruiter (CDA) en Leendert Ginjaar (VVD) op 18 december 1980 door de Tweede Kamer ternauwernood goedgekeurd. 76 stemden voor, 74 tegen. In april 1981 werd ook in de Eerste Kamer maar net een meerderheid gehaald (38 voor, 37 tegen). De Wet afbreking zwangerschap (Wafz) trad door middel van het Besluit afbreking zwangerschap op 1 november 1984 in werking. 3.3 Wet afbreking zwangerschap (Wafz) De Wet afbreking zwangerschap telt een twintig artikel tellend wetsontwerp. Een belangrijk deel van de Wafz is artikel 2: Een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, mag slechts worden verricht door een arts in een ziekenhuis of kliniek, waaraan door Onze Minister vergunning tot het verrichten van dergelijke behandelingen is verleend. (Artikel 2, Wafz) Een abortus mag dus alleen in een daarvoor bestemde kliniek worden uitgevoerd. De kliniek of ziekenhuis moet een vergunning aanvragen bij het ministerie. De minister beslist dan binnen zeven maanden of er daadwerkelijk een vergunning wordt afgegeven. Een ander belangrijk lid is artikel 3, lid 1. Hierin staat de zogenaamde beraadtermijn. Een 15

vrouw moet vijf dagen bedenktijd hebben tussen het moment dat zij voor de eerste keer met de arts over het afbreken van een zwangerschap spreekt en het moment waarop zij uiteindelijk haar definitieve beslissing maakt: Een zwangerschap wordt niet eerder afgebroken dan op de zesde dag nadat de vrouw de arts heeft bezocht en daarbij haar voornemen met hem heeft besproken. (Artikel 3, lid 1, Wafz) Vrouwen kunnen in de wet geen strafbare feiten plegen met betrekking tot abortus. Artsen kunnen dat wel. Bijvoorbeeld als zij een zwangerschap afbreken binnen de beraadtermijn van vijf dagen. Een geldboete van 78.000 is dan de maximale straf voor de arts (rijksoverheid.nl). 3.4 Wetboek van Strafrecht Abortus is in Nederland dus via de Wet afbreking zwangerschap gelegaliseerd. Toch is er een mogelijkheid om gestraft te worden voor het afbreken van een zwangerschap. Zo is het volgende te lezen in artikel 82a van het Wetboek van Strafrecht: Onder een ander, of een kind bij of kort na de geboorte, van het leven beroven wordt begrepen: het doden van een vrucht die naar redelijkerwijs verwacht mag worden in staat is buiten het moederlichaam in leven te blijven. (Artikel 82a, Wetboek van Strafrecht) In Nederland is het dus wettelijk geregeld dat wanneer een kind buiten de baarmoeder zou kunnen overleven er geen abortus meer gepleegd mag worden, oftewel als een kind levensvatbaar is. Die grens is gesteld op 24 weken na de zwangerschap. Na deze termijn is het dus niet langer het afbreken van een zwangerschap, maar een misdrijf tegen het leven. In de praktijk houden artsen 22 weken aan. In artikel 296 van het Wetboek van Strafrecht is nog een gedeelte opgenomen over de strafbaarheid van abortus. In artikel 296 staat het volgende: Titel XIXA: Afbreking van zwangerschap 1 Hij die een vrouw een behandeling geeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat daardoor zwangerschap kan worden afgebroken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie. 16

2 Indien het feit de dood van de vrouw ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren opgelegd of geldboete van de vierde categorie. 3 Indien het feit is begaan zonder toestemming van de vrouw, wordt gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren opgelegd of geldboete van de vijfde categorie. 4 Indien het feit is begaan zonder toestemming van de vrouw en tevens haar dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren opgelegd of geldboete van de vijfde categorie. 5 Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar, indien de behandeling is verricht door een arts in een ziekenhuis of kliniek waarin zodanige behandeling volgens de Wet afbreking zwangerschap mag worden verricht. (Artikel 296, Wetboek van Strafrecht) Lid 5 is een rechtvaardigingsgrond, namelijk wettelijk voorschrift(strafrecht, Lydia Janssen). Als de vrouw zich in een noodsituatie bevindt, is de arts bevoegd om de zwangerschap af te breken. In de wet staat niet helder omschreven wat een noodsituatie inhoudt. 3.5 Evaluatie Wet afbreking zwangerschap(wafz) In 2004 en 2005 is onderzoek gedaan naar de Wafz. Onder leiding van J.K.M. Gevers werd in opdracht van Zorgonderzoek Nederland/Medische Wetenschappen(ZonMw) een onderzoek ingesteld naar het functioneren van de Wet afbreking zwangerschap. Het ZonMw is een organisatie ter verbetering van preventie, zorg en gezondheid door het stimuleren en financieren van onderzoek, ontwikkeling en implementatie. Sjef Gevers, emeritus hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam was eindverantwoordelijk voor het evaluatieonderzoek van ZonMw. "De politiek vond het nuttig en nodig om ook deze wet te evalueren na zo n twintig jaar.,,vooraf weet je dat je deze wet niet helemaal op zijn kop gaat zetten, daar ga je niet aan sleutelen. Toen deze wet is aangenomen is daar ook jaren van overleg aan vooraf gegaan. Het is een politiek gevoelige wet. Bij de evaluatie kwam ook naar voren dat deze wet goed functioneerde. We hebben alleen een voorstel richting de politiek gedaan over de beraadtermijn van vijf dagen. Want zo staat te lezen in de evaluatie van ZonMw: De bevindingen, in het bijzonder van de onderzoeken onder vrouwen en hulpverleners, lijken voldoende grond te geven om bij de beraadtermijn niet meer van een vast aantal dagen uit te gaan. Aanbevolen wordt in de wet op te nemen dat er steeds een zodanige bedenktijd dient te zijn als nodig is om in de gegeven omstandigheden tot een weloverwogen besluit te komen. 17

Toenmalig staatssecretaris Clémence Ross-van Dorp van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in een brief naar de Tweede Kamer antwoord gegeven op de bevindingen van Gevers: Mijn standpunt, mede namens de minister van Justitie, is dat de huidige balans tussen de basiswaarden van deze wet behouden moet blijven. Wij zien op dit moment geen aanleiding om de wet te wijzigen. De huidige praktijk met betrekking tot de noodsituatie, het bespreken van alternatieven en de beraadtermijn zijn in onderlinge samenhang een goede afspiegeling van het doel dat deze wet beoogt. Dit betekent ook dat wij, in tegenstelling tot hetgeen in het evaluatierapport wordt aanbevolen, menen dat de minimale beraadtermijn van vijf dagen behouden dient te blijven. Het doel van deze wettelijke bepaling is immers de garantie dat een vrouw voldoende tijd krijgt om de gevolgen van haar uiteindelijke beslissing voor het ongeboren kind en voor haarzelf te overwegen. Wij achten deze garantie van groot belang, en vinden daarbij steun in bijvoorbeeld de uitspraken van Fiom en VBOK. Daarbij hebben wij een afweging gemaakt tussen het belang van een groep vrouwen voor wie de beraadtermijn niet nodig is omdat het beslisproces al is afgerond op het moment dat het gesprek met de arts wordt gevoerd, en het belang van een andere groep die een aantal extra dagen juist hard nodig heeft. Wij laten het belang van de vrouw die meer dagen nodig heeft om tot een weloverwogen beslissing te komen prevaleren boven het belang van de vrouw die hiervoor minder tijd nodig heeft. Dit te meer omdat de praktijk laat zien dat de termijn van vijf dagen niet tot problemen leidt. (Brief staatssecretaris over standpunt over de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap, via site van Nederlands Genootschap van Abortusartsen (www.ngva.net). Het ministerie heeft dus besloten, ondanks het advies van de onderzoekscommissie, de beraadtermijn en dus de wet niet te wijzigen. 3.6 Recht op leven Het recht op leven is niet expliciet opgenomen in de Nederlandse grondwet. In artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is het recht op leven duidelijk opgenomen. Daarin staat het volgende: Recht op leven 1. Het recht van een ieder op leven wordt beschermd door de wet. Niemand mag opzettelijk van het leven worden beroofd, behoudens door de tenuitvoerlegging van 18

een gerechtelijk vonnis wegens een misdrijf waarvoor de wet in de doodstraf voorziet. (Artikel 2, lid 1, EVRM) In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staat ook heel expliciet het recht op leven beschreven: Een ieder heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon. (Artikel 3, UVRM). Ook in artikel 6 van het Internationale verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten staat het recht op leven beschreven. Over de status van ongeboren kinderen en het recht op leven wordt in de artikelen geen aandacht besteed. In een uitspraak van 8 juli 2004 door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) staat het volgende: The Court is convinced that it is neither desirable, nor even possible as matters stand, to answer in the abstract the question, whether the unborn child is a person for the purposes of article 2 of the Convention (EHRM 8 juli 2004 Vo v. France, appl. no: 53924/00, par. 85.) Vertaling: Het EHRM is niet in staat te beantwoorden of een ongeboren kind ook recht op leven heeft. Dus in het Europese recht staat niets over het ongeboren leven. 3.7 Conclusie Nederland heeft sinds 1 november 1984 een wet die abortus legaliseert. Toch is abortus in sommige gevallen wel degelijk strafbaar. Maar is de Wet afbreking zwangerschap in strijd met een van de belangrijkste grondrechten: het recht op leven? Nee, in het artikel in het EVRM staat niets over het ongeboren leven. Daarnaast staat in de Nederlandse wet dat het strafbaar is om een zwangerschap af te breken als het kind levensvatbaar is en dus buiten de baarmoeder zou kunnen leven. Dat betekent dat er na de 24 e week(in de praktijk vaak 22) geen abortussen meer gepleegd mogen worden. Abortus is dus niet in strijd met het recht op leven. We baseren ons op een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Die stellen in een uitspraak op 8 juli 2004 dat het niet met zekerheid gezegd kan worden of een ongeboren kind ook onder artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens valt. Aan die uitspraak houdend is de Wet afbreking zwangerschap niet in strijd met het recht op leven. 19

Hoofdstuk 4 Samenleving Maatschappelijke moraal Wat is er veranderd in de maatschappelijke moraal betreffende abortus? Om de vraag wat er binnen de Nederlandse maatschappij veranderd is, betreffende het standpunt over abortus te kunnen beantwoorden, moet eerst worden vastgesteld hoe de maatschappelijke moraal gemeten kan worden. Om veranderingen in tijd aan te geven zijn vaste meetwaarde nodig die vaak te vinden zijn in grote bevolkingsonderzoeken. Uit de geraadpleegde datasets, te weten: Nationaal Kiezersonderzoek (NKO), European Social Survey (ESS) en World Value Survey (WVS), komen geen resultaten voor, waaraan conclusies kunnen worden gebonden met betrekking tot de mening van Nederlanders over abortus. Om hiervan toch een goed beeld te schetsen wordt in dit onderdeel gekeken naar drie veranderingen in de samenleving die symbool staan voor de mate van verandering rondom het abortusvraagstuk. Als eerst zal gekeken worden naar het aantal abortussen tussen 1970 en nu. Dit geeft een gedeeltelijk inzicht in de acceptatie van abortus. Als tweede zal gekeken worden naar de secularisatie in dezelfde periode. Omdat het geloof vaak een rol speelt in de keuze van personen om tegen abortus te zijn kunnen deze cijfers dienst doen als maatstaf voor acceptatie van abortus. Als laatste zal de mate van zelfstandigheid onder de vrouwelijke bevolking uiteengezet worden. Deze drie pijlers geven een (al dan niet abstract) beeld van de maatschappelijke moraal betreffende abortus. 4.1 Het aantal abortussen Het precieze aantal abortussen in de periode van 1970 tot nu is niet vast te stellen. Er zijn niet van alle jaren (betrouwbare) cijfers te vinden en het aantal illegale abortussen wordt uiteraard niet geregistreerd. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geven wel aan dat er tussen 1990 en 2000 nog een stijging plaats vond van ongeveer 10.000 abortussen. Sinds 2001 valt echter op dat het cijfer stabiel blijft, ondanks de toename van abortussen bij allochtonen, waar later verder op ingegaan zal worden (CBS samenleving 2001: 187). We weten nu dat het aantal abortussen is gestegen in de jaren tussen 1990 en 2000 en sindsdien gelijk is gebleven. Het abortuscijfer (het aantal abortussen per 1000 in Nederland wonende vrouwen in de leeftijdsgroep 15-44 jaar) was 8,7. In 2009 was dit 8,8 (IGZ 2010). Betekenen deze cijfers dan dat de strijd voor acceptatie van abortus gestreden is en dat abortus algemeen wordt geaccepteerd in de Nederlandse samenleving? Dat valt niet op te maken uit alleen deze cijfers. Abortuscijfers op zichzelf zeggen niets over de moraal binnen de samenleving. 20

Secularisatie speelt een belangrijke rol in de abortuskwestie. Daarover gaat het de volgende paragraaf. 4.2 Secularisatie Sinds de jaren zestig seculariseert de Nederlandse samenleving in een snel tempo. De vrije seksuele moraal en het individualisme doen hun intrede. (Zie par. 4.3) Geloof lijkt een steeds minder belangrijkere rol te spelen in het leven van veel Nederlanders. Aan de tabellen hieronder is duidelijk de verandering onder Nederlanders te zien omtrent religie en levensbeschouwing. Tabel 1 Verandering in de levensbeschouwing van de Nederlanders In % 1958 1975 Rooms- Katholiek 41.7 26.5 Protestants 33.0 26.1 Liberaal 2.0 8.9 Humanistisch 2.7 8.9 Socialistisch 8.9 15.2 Communistisch 0.0 0.6 Geen van bovengenoemde 0.0 13.1 Andere richting 2.8 3.0 Bron: Algemene Geschiedenis der Nederlanden (1982) blz. 360. Tabel 2 Nederlandse samenleving opgedeeld in kerkelijke gezindten Bron: CBS, Religie aan het begin van de 21 ste eeuw (2009) blz. 14 21

Gesteld kan worden dat gelovigen de meeste bezwaren hebben tegen abortus. Actiegroepen die strijden tegen abortus, zoals Schreeuw om leven en Siriz, doen dat vanuit een religieus oogpunt. Met het afnemen van het aantal gelovigen, worden deze groepen dus ook kleiner. Kanttekening is wel dat de actiegroepen blijven bestaan en steeds weer nieuwe protestacties organiseren ook al staan minder Nederlanders achter de ideeën. 4.3 Zelfstandigheid van de vrouw Vrouwen worden vanaf de jaren zestig steeds zelfstandiger. Dit betekent niet alleen dat ze zich op financieel gebied kunnen redden, maar ook dat ze zelf keuzes kunnen maken zonder inmenging van familie of partner. De keuze voor abortus wordt hiermee dus een persoonlijke aangelegenheid. Het cijfer dat het duidelijkste zelfstandigheid weergeeft is het aantal werkende vrouwen (ten opzichte van werkende mannen). Daarnaast is het aantal vrouwen dat (hoger) onderwijs volgt een goede maatstaf voor zelfstandigheid. Tabel 3 hieronder geeft de ontwikkeling van de Nederlandse beroepsbevolking aan tussen 1947 en 1990, onderverdeeld naar sekse. Tabel 3: Overzicht van de ontwikkeling van de beroepsbevolking onderverdeeld naar sekse 1947-1990: 1947 1960 1971 1975 1981 1985 1990 X1000 Mannen 2923 3240 3509 3608 3716 3859 4249 Vrouwen 994 928 1226 1383 1699 2066 2743 In %: 15-64 jr. Mannen 85 89 85 82 78 77 81 Vrouwen 27 25 30 32 39 42 54 Bron: Centraal Bureau voor de Statestiek, in Bussenmaker 1993 Uit onderzoek van Portegijs en Keuzenkamp, Nederland deeltijdland, vrouwen en deeltijdwerk, blijkt dat de arbeidsdeelname van vrouwen is gestegen sinds 1975. In 1975 had 29 procent van de vrouwen tussen de 16 en 64 jaar een baan van 1 uur of meer. In 2003 was dit aantal stegen tot 65 procent. Dit aantal steeg in 2006 verder tot 66 procent (Portegijs & Keuzenkamp 2008:18). In 2012 is dit aantal licht gestegen naar 68 procent (NRC.nl) 22

Grafiek 1: Deelnemers hoger onderwijs Nederland Ook zijn vrouwen steeds vaker gaan studeren, zoals grafiek 1 aantoont. Te zien is dat vooral na de jaren zestig een stijging plaatsvindt van het aantal vrouwen dat een opleiding volgt. Na een korte dip in de jaren negentig stijgt het aantal vrouwen dat onderwijs volgt weer vanaf de eeuwwisseling. Vrouwen doen het over het algemeen ook beter wanneer zij een opleiding volgen: In het hoger onderwijs studeren meer vrouwen dan mannen, en ze studeren sneller af (rijksoverheid.nl) Werk en opleiding zijn in dit geval een goede maatstaf om de zelfstandigheid van vrouwen in Nederland te meten. Ook uit de Emancipatiemonitor van het Cultureel Planbureau (CPB) blijkt dat vrouwen steeds zelfstandiger worden (rijksoverheid.nl). Uit de cijfers blijkt dat vrouwen vaker zelf keuzes kunnen maken, zonder dat de partner of de familie zich ermee bemoeid omdat ze daarvan afhankelijk is. Dit geldt ook voor de keuze voor abortus. 4.4 Conclusie De acceptatie van abortus had een piek in de jaren zestig en zeventig. In 1968 vond 38 procent van de Nederlandse bevolking abortus onaanvaardbaar, twee jaar later nog maar 11 procent (Bal 2005). Nadat abortus in de jaren tachtig legaal werd hielden veel minder mensen zich nog bezig met het vraagstuk. Actiegroepen hielden op te bestaan of de focus werd verlegd naar het buitenland. Of de acceptatie in die periode toe- of afnam valt niet te 23

zeggen. Wel kunnen we stellen dat door de secularisatie en het steeds individualistischer worden van de samenleving vanaf de jaren zeventig, steeds minder conservatief gedacht wordt over abortus. Er is echter een omslag waar te nemen in de sociale moraal in Nederland. Volgens het CBS wordt de rol van het gezin weer steeds belangrijker (CBS, relaties 2011: 13). Ook standpunten over abortus kunnen hierdoor veranderen. De discussie over abortus blijft voortbestaan, zoals in 2011, toen het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw in het geding leek te komen. Premier Mark Rutte sprak zich daarover op een conservatieve wijze uit in het EO-programma Moraalridders. Jolande Sap, toenmalig fractievoorzitter van GroenLinks reageerde fel op deze uitspraken: We zijn weer dertig jaar terug in de tijd, lijkt het wel. Laten we de discussie over abortus houden waar hij thuishoort: in de spreekkamer tussen arts en vrouw (tweedekamer.groenlinks.nl). 24

Hoofdstuk 5 Maatschappij Verandering Wat is er veranderd in aantal, herkomst en leeftijd van de vrouwen die abortus ondergaan? Er is sinds 1980 veel veranderd in het aantal abortussen dat in Nederland wordt uitgevoerd. De afgelopen jaren is dit cijfer redelijk stabiel, maar dat is wel eens anders geweest. Het aantal abortussen hangt nauw samen met de herkomst van de vrouwen die abortus ondergaan. Met name bij de niet in Nederland woonachtige vrouwen heeft een opvallende verschuiving plaatsgevonden. In dit hoofdstuk gaan we kijken welke veranderingen zich in de maatschappij hebben voltrokken rondom abortus. We nemen het aantal, de herkomst en de leeftijd van de vrouwen onder de loep. 5.1 Aantal abortussen in Nederland In mei 1983 meldde Stimezo, Stichting medische zwangerschapsonderbreking, dat het aantal abortussen in Nederland was gedaald tot 48.700. Dat was destijds een daling van ruim 3600 abortussen ten opzichte van het jaar 1981. Zoals in het hoofdstuk over politiek te lezen is, was Nederland rond 1975 het abortuscentrum van West-Europa. Vrouwen uit onder andere Duitsland, België en Frankrijk kwamen naar Nederland om een abortus te ondergaan. In 1983 nam het aantal West-Europese vrouwen die zich in Nederland liet aborteren flink af. Ook autochtone vrouwen kozen minder vaak voor een abortus. Het aantal allochtone vrouwen die aborteerde steeg daarentegen wel van 5300 in 1981 tot 5500 in 1983. De grootste groep was afkomstig uit Suriname en de kleinste uit Marokko (Stimezo, 1983). Tabel 4: Aantal abortus provocatus naar jaargang en woonland cliënten Bron: Inspectie voor de Gezondheidszorg, Jaarrapportage WAZ 2010. 25

In tabel 4 is te zien dat het aantal abortussen rond 1980 enorm toenam ten opzichte van het jaar 1975. Dit valt te verklaren doordat de Wet afbreking zwangerschap in 1981 werd aangenomen door de Eerste Kamer. Abortus werd nauwkeuriger geregistreerd en veel buitenlandse vrouwen kwamen naar Nederland voor een behandeling. Overigens corrigeert dit hoge cijfer van 56.400 abortussen in 1980 zich snel in de jaren die volgen. Vijf jaar later neemt dit cijfer al af met 18.426 abortussen (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2011). Sinds 2000 blijft het aantal abortussen jaarlijks vrijwel stabiel. In tabel 4 is te zien dat de meest recente cijfers uit 2010 tussen haakjes staan. Dit komt omdat in 2010 twee abortusklinieken hun deuren sloten vanwege een faillissement. Hierdoor zijn de beschikbare gegevens niet helemaal compleet. De Inspectie voor de Gezondheidszorg schat het aantal op 32.054 abortussen inclusief de twee failliete klinieken. In 2010 waren er zestien abortusklinieken en 92 ziekenhuizen met een Wafz-vergunning. Ruim 93 procent van de abortussen vindt plaats in een abortuskliniek. De overige zeven procent laat zich behandelen in het ziekenhuis, vaak is dat op medische indicatie. Echter stijgt dit aandeel wel. Evenals in de jaren daarvoor vond meer dan de helft van de abortussen, ongeveer 56 procent, plaats in de eerste zeven weken van de zwangerschap. Ruim zeventien procent van de vrouwen liet de zwangerschap na meer dan dertien weken afbreken, dit wordt een tweede trimesterzwangerschap genoemd. Het aantal abortussen per 1000 in Nederland wonende vrouwen in de leeftijdsgroep 15-44 jaar was in 2010 8,7. Nederland behoort daarmee wereldwijd tot de landen met een van de laagste abortuscijfers (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2011). Opvallend is dat er steeds meer tweede trimesterzwangerschappen worden afgebroken. Er werden in 2010 ongeveer 5.338 behandelingen uitgevoerd na de dertiende zwangerschapsweek, dit waren 81 behandelingen meer dan in 2009. Deze stijging is hoogstwaarschijnlijk gerelateerd aan de invoering van het structureel echoscopisch onderzoek (SEO). Dit is een screeningsonderzoek rond de twintigste week van de zwangerschap. Sinds 2007 kunnen alle zwangere vrouwen zo n twintigwekenecho laten maken in het ziekenhuis om hun ongeboren kindje te laten nakijken op lichamelijke afwijkingen. Wanneer de ouders op basis van de uitkomst besluiten tot afbreking van de zwangerschap, zal die meestal in een ziekenhuis worden uitgevoerd. Dit verklaart ook waarom er steeds meer abortussen tussen de 20 en 24 weken in het ziekenhuis plaatsvinden (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2011). 26