PERSONEN MET EEN INDICATIE VAN HANDICAP IN DE CENTRA VOOR ALGEMEEN WELZIJNSWERK



Vergelijkbare documenten
PVF 10 oktober Vragen en Antwoorden. Inhoud. 1. Algemeen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

1 er wordt een punt 2 /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: 2 /1 budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning: een budget voor niet-

Algemeen Welzijnswerk

Persoonsvolgende financiering. Streekforum zorg - 17 mei 2017

De Sociale plattegrond. Missie en opdrachten

Van Exclusie naar Inclusie (springen of stappen)

Evoluties binnen zorgvernieuwing

nr. 248 van FREYA VAN DEN BOSSCHE datum: 17 januari 2017 aan JO VANDEURZEN Autismespectrum- en gedragsstoornissen - Thuisbegeleidingsdiensten

BELANGRIJKSTE ELEMENTEN UIT HET ZORGREGIERAPPORT (eerste jaarhelft 2012)

PersoonsVolgende Financiering Rechtstreeks Toegankelijke Hulpverlening Flexibel Aanbod Meerderjarigen Een update

Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Nulmeting van het gebruik van reguliere welzijnsdiensten door personen met een handicap

brochure PVF Auteursrechten / bescherming voor absoluut vzw

VR DOC.1230/1TER

STUDIEDAG IN SAMENSPRAAK PROJECT DIENST ONDERSTEUNINGSPLAN DIENSTEN GEZINSZORG PROVINCIE OOST-VLAANDEREN

Vzw De Lork Vzw Beschut Wonen De Lariks. Lieve Dekempeneer STUDIEDAG GIBBIS

PVF 23 FEBRUARI 2016 VRAGEN EN ANTWOORDEN

Aanvraag in het kader van de

KANSEN EN RISICO S VOOR PERSOONSVOLGENDE FINANCIERING IN VLAANDEREN

Aanvraag van een tegemoetkoming voor mantel- en thuiszorg

Omzendbrief 10 december 2012

Intersectorale toegangspoort - Indicatiestelling

Persoonsvolgende financiering als hefboom in een wijzigend ondersteuningslandschap

Besluit van de Vlaamse Regering over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden

VR DOC.0309/2BIS

Besluit van de Vlaamse Regering over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden

5 voucher: de voucher, vermeld in artikel 2, 11 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een hand

nr. 644 van TINE VAN DER VLOET datum: 5 juli 2016 aan JO VANDEURZEN Persoonsvolgende financiering (PVF) - Toegang voor jongvolwassenen

Persoonsvolgende Financiering

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

VR DOC.1387/1BIS

PVF - 30 oktober Vragen en Antwoorden

over het Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet algemeen welzijnswerk

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten

Zorgregierapport VAPH minderjarigen

Subsidiereglement voor ondersteuning van een. duurzame G-sportclubwerking

Info avond. Pleegzorg Oost-Vlaanderen Kortrijksepoortstraat 252 B 9000 Gent 0471/

Persoonsvolgende Financiering

Jeugdhulp: groot bereik, divers en versterkt eigen krachten

Subsidiereglement voor ondersteuning van een. duurzame G-sportclubwerking

Privacywet. Vlaamse Sociale Bescherming

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 maart 2019;

Nieuw jasje voor algemeen welzijnswerk

Effectief hulpverlenen met goesting in een veranderend welzijnslandschap

Ouderen Informatie Punt

VR DOC.0263/1BIS

Met vereende kracht naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen

Implementatie van en transitie naar PVF. Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 december 2016;

Aanvraagformulier voor mantel- en thuiszorg (te gebruiken vanaf 1 januari 2004)

Hoe kan het multidisciplinair team van het COS u helpen?

DE VLAAMSE REGERING, Pagina 1 van 5

sector personen met een handicap

Publicatie B.S.: Inwerkingtreding: Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1.

Thuiszorg informatie punt. Tegemoetkomingen aan hulpbehoevenden ouder dan 65 jaar

Persoonsvolgende Financiering

Analyse van de effectiviteit van de inkomensvervangende en integratietegemoetkomingen

VR DOC.0263/2BIS

1. KORTVERBLIJF BINNEN RTH-CAPACITEIT IN COMBINATIE MET PVB

4 december 2018 Kennismaking met de persoonsvolgende financiering. Het nieuwe ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap

VR DOC.1120/2BIS

Een mogelijkheid voor de gezinnen is thuisbegeleiding, een andere is de zorg die ambulante revalidatiecentra aanbieden.

Toeleiding naar ondersteuning

Beleidsvisie Sociaal Werk

Ambulante begeleidingsdienst ZigZag

Publicatie :

MDT meerderjarigen. Wij helpen u bij het vinden van de juiste hulp! Adres: Caritasstraat 76, 9090 Melle 09/

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 5, 1, I, 2, 3, 4 en 5 ;

Kwaliteitshandboek 1. Inleiding 1.2 Beschrijving van het aanbod van de voorziening

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2013/3 over de overdracht van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) naar Vlaanderen

VR DOC.1517/2BIS

: Waar naartoe met de ouderenzorg in Vlaanderen?

Perspectiefplan 2020 Minister Van Deurzen RTH (rechtsreeks toegankelijke hulpverlening) Basis- Ondersteuningsbudget

Intersectorale toegangspoort - Jeugdhulpregie

Voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de methodiek van de vergoeding van personeelspunten

VR DOC.1297/3BIS

Contactpersoon Team vergunningen en erkenningen Telefoon Bijlagen 3

Aanvraag van een tegemoetkoming voor mantel- en thuiszorg van de Vlaamse zorgverzekering

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

betreffende een betere ondersteuning van de mantelzorg in het Vlaamse beleid

Trap 2 voor minderjarigen. PVF voor minderjarigen. 17 &19/06/ Update PVF. Evelien Devriese. Decreet PVF ( ):

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Verschillende soorten convenant in Vlaams-Brabant/Brussel

Vooraf, ter info Voortvloeisel uit de vorige sociale plattegrond:

Synthese en strategische analyse nulmeting dak-en thuisloosheid

Subsidiereglement voor ondersteuning van een. opstartende G-sportclubwerking

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Provincieraadsbesluit

DMW, je partner in welzijn en zorg

Ondersteuningsaanbod in Vlaanderen: financiering en prijsbepaling

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen. Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

Deze vorm van begeleiding is beperkt in tijd (3 jaar), maar niet in het aantal begeleidingen.

Thuiszorg informatie punt. Tegemoetkomingen aan hulpbehoevenden. ouder dan 65 jaar

Procedure voor een aanvraag bij het VAPH in UZ Leuven

MDT TER KOUTER- CAR HOE KAN ONS MDT U HELPEN? In deze brochure leest u hoe multidisciplinair team Ter Kouter

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe

Aanvraag van een tegemoetkoming voor mantel- en thuiszorg

Op 21 maart 2016 stelde ik een schriftelijke vraag (nr. 424) over het macrobudgettair kader voor de persoonsvolgende financiering (PVF).

Stand van zaken rond een vereenvoudigd A-document. Klaartje Cops Beleidsmedewerker afdeling Continuïteit en Toegang

Transcriptie:

LUCAS Centrum voor Zorgonderzoek & Consultancy Kapucijnenvoer 39 bus 5310 3000 Leuven Tel. + 32 16 33 69 10 Fax. +32 16 33 69 22 www.kuleuven.be/lucas PERSONEN MET EEN INDICATIE VAN HANDICAP IN DE CENTRA VOOR ALGEMEEN WELZIJNSWERK Bram Vermeulen Prof. Dr. Koen Hermans Leuven juni 2013

Colofon Opdrachtgever Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap Onderzoeksleiding Prof. Dr. Koen Hermans Financiering Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap Wetenschappelijk medewerkers Bram Vermeulen Administratieve ondersteuning Lut Van Hoof Leuven, juni 2013

Inhoud Inhoud 3 Lijst tabellen 5 Lijst figuren 7 Samenvatting 11 Hoofdstuk 1 Aanleiding turven cliënten CAW op indicaties van 13 1 Vooronderzoek 13 2 Beleidscontext 14 2.1 VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een 14 2.2 Perspectiefplan 2020 15 2.2.1 Noodzakelijke uitbreidingen in de andere welzijnssectoren, met het oog op inclusieve ondersteuning van personen met een (doelstelling 1b) 15 2.2.2 De reguliere zorg en ondersteuning toegankelijk maken voor personen met een (doelstelling 9c) 16 3 Besluit: turving CAW als pragmatische nulmeting op korte termijn 19 Hoofdstuk 2 Onderzoeksmethodologie van de turving 21 1 Waarom turven? 21 2 Wie turven? 22 3 Wat turven? 23 3.1 VAPH-erkenning 24 3.2 Financiële tegemoetkoming 24 3.2.1 Inkomensvervangende of integratietegemoetkoming 25 3.2.2 Ziekte- of invaliditeitsuitkering 26 3.2.3 Verhoogde kinderbijslag 26 3.3 Buitengewoon secundair onderwijs 27 3.4 Verblijf in VAPH-voorziening 28 3.5 Instellingsverleden in de bijzondere jeugdzorg of 29 3.5.1 Bijzondere jeugdzorg 29 3.5.2 Psychiatrie 30 4 Hoe turven? 30 5 Wanneer turven? 33 6 SWOT-analyse methode turving 33

Hoofdstuk 3 Resultaten van de turving 37 1 Gerealiseerd aantal turvingen 37 2 Representativiteit van de turving 40 2.1 In functie van aantal begeleidingen per CAW 40 2.2 In functie van soort begeleidingen 41 3 Aandeel en aantal cliënten met een indicatie van 43 4 Spreiding indicaties van tussen CAW s 44 5 Spreiding indicaties van tussen type begeleidingen 47 5.1 In functie van clusters van begeleidingen 48 5.2 In functie van modules van begeleidingen 49 5.3 In functie van typemodules van begeleidingen 49 6 Vergelijking tussen de turving en de Tellus-registratie 51 Hoofdstuk 4 Besluit en aanbevelingen 53 1 Doelstelling en resultaat onderzoek 53 2 Inclusie als gezamenlijke uitdaging 54 3 Vertrekken vanuit sociale kwetsbaarheid 55 4 Turven in de toekomst: het e-dossier als opportuniteit 56 Referenties 58 Bijlagen 61 Bijlage 1 Contactpersonen turving per CAW 61 Bijlage 2 Resultaten turven op indicaties van per CAW 62

Lijst tabellen Tabel 1 Relevante strategische projecten uit Perspectief 2020 in functie van turving bij cliënten CAW 15 Tabel 2 Overzicht operationalisering turving indicaties 21 Tabel 3 Aantal geregistreerde cliënten VAPH per zorgvorm over het kalenderjaar 2012 24 Tabel 4 Tabel 5 Geografische spreiding van het aantal kinderen van minder dan 21 jaar met een aandoening voor wie een bijkomende bijslag werd uitbetaald in december 2011 27 Verdeling leerlingen volgens type buitengewoon secundair onderwijs in het schooljaar 2011-2012 28 Tabel 6 Evolutie aantal leerlingen in gewoon en buitengewoon secundair onderwijs 28 Tabel 7 Eindresultaat turving cliënten CAW in begeleiding per typemodule (in aantallen) 38 Tabel 8 Eindresultaat turving cliënten CAW in begeleiding per typemodule (in %) 39 Tabel 9 Tabel 10 Aantal cliënten in begeleiding per CAW, vergelijking Tellus registratie 2011 en turving maart 2013 40 Aantal cliënten in begeleiding per typemodule, vergelijking Tellus 2011 en turving maart 2013 42 Tabel 11 Schatting aantal CAW cliënten in begeleiding met indicatie van 43 Tabel 12 Aandeel cliënten met indicaties van, vergelijking van de verschillende CAW s 46 Tabel 13 Indeling begeleidingen in typemodules, modules en clusters 47 Tabel 14 Aandeel cliënten met indicatie van in functie van clusters van begeleidingen 48 Tabel 15 Aandeel cliënten met indicatie van in functie van modules van begeleidingen 49 Tabel 16 Aandeel cliënten met indicatie van in functie van typemodules van begeleidingen 50 Tabel 17 Resultaten turving CAW Regio Dendermonde 62 Tabel 18 Resultaten turving CAW & Jz Middenkust vzw 63 Tabel 19 Resultaten turving CAW Regio Brugge 64 Tabel 20 Resultaten turving CAW De Papaver 65 Tabel 21 Resultaten turving CAW Midden-West-Vlaanderen 66 Tabel 22 Resultaten turving CAW Stimulans 67 Tabel 23 Resultaten turving CAW Piramide 68 Tabel 24 Resultaten turving CAW Artevelde 69 Tabel 25 Resultaten turving CAW Visserij 70 Tabel 26 Resultaten turving CAW Artevelde en Visserij, gezamenlijke teams 71

Tabel 27 Resultaten turving CAW Zuid-Oost-Vlaanderen 72 Tabel 28 Resultaten turving CAW Regio Aalst 73 Tabel 29 Resultaten turving CAW Waasland 74 Tabel 30 Resultaten turving CAW Delta 75 Tabel 31 Resultaten turving CAW Regio Vilvoorde 76 Tabel 32 Resultaten turving CAW Oost-Brabant 77 Tabel 33 Resultaten turving CAW Limburg 78 Tabel 34 Resultaten turving CAW Metropool 79 Tabel 35 Resultaten turving De Mare 80 Tabel 36 Resultaten turving CAW De Terp 81 Tabel 37 Resultaten turving CAW Het Welzijnshuis 82 Tabel 38 Resultaten turving CAW De Kempen 83 Tabel 39 Resultaten turving CAW Archipel 84 Tabel 40 Resultaten turving CAW Mozaïek 85

Lijst figuren Figuur 1 Vijf concentrische cirkels van ondersteuning en zorg aan personen met een 17 Figuur 2 Registratie van typemodules van hulpverlening in begeleiding 23 Figuur 3 Evolutie aantal uitkeringsgerechtigden IVT/IT onder 65 jaar, in België (31/12/2002 31/12/2011) 26 Figuur 4 Evolutie aantal jongeren in de bijzondere jeugdzorg, 2008-2012 30 Figuur 5 Chronologische verloop turving cliënten CAW op indicaties 33 Figuur 6 SWOT- analyse methode turving 34 Figuur 7 Aandeel cliënten in begeleiding per cluster, vergelijking Tellus 2011 en turving maart 2013 42 Figuur 8 Aandeel cliënten in begeleiding met indicatie van volgens turving maart 2013 43 Figuur 9 Figuur 10 Box plot met spreiding indicaties van tussen verschillende CAW s, met weergave minimum, mediaan en maximum 45 Cliënten in begeleiding die ooit buitengewoon secundair onderwijs hebben gevolgd, per cluster, vergelijking Tellus 2011 en turving maart 2013 51

Samenvatting Het doel van dit beleidsgericht onderzoek is om het aantal personen met een (indicatie van) die gebruik maken van de Centra Algemeen Welzijnswerk in kaart te brengen. De beleidsaandacht voor het gebruik van reguliere welzijnsdiensten door personen met een is het gevolg van twee evoluties. Ten eerste vraagt het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een om de resultaten van het gevoerde inclusief beleid te monitoren. Ten tweede wil het Perspectiefplan 2020 zowel de toegankelijkheid van reguliere diensten verhogen als de noodzakelijke uitbreidingen realiseren binnen andere welzijnssectoren in functie van meer inclusieve ondersteuning. Dit onderzoek is het vervolg op een kortdurend ad hoc project van het Steunpunt WVG, waarin we vaststelden dat de huidige registratiecijfers van de CAW onvoldoende betrouwbaar en valide zijn om uitspraken te doen over de aanwezigheid van personen met een binnen het CAW-cliënteel. In overleg zijn daarom alle CAW-cliënten in begeleiding geturfd op 5 verschillende indicaties van, namelijk (1) een VAPH-erkenning, (2) recht op financiële tegemoetkoming, (3) ooit buitengewoon secundair onderwijs gevolgd hebben, (4) ooit in VAPH-voorziening en (5) ooit in bijzondere jeugdzorg of. Bij de eerste vier indicaties hebben de personen in het verleden een medisch of interdisciplinair onderzoek ondergaan. De vijfde indicatie is opgenomen om de grijze zone tussen het VAPH, de bijzondere jeugdzorg en de in beeld te brengen. Alle CAW s hebben in maart 2013 in totaal 12.655 cliënten met een begeleidingsplan geturfd door middel van een gestandaardiseerde methode. Er is niet geturfd op het onthaal. Op basis van de registratiegegevens omvat deze turving ongeveer 1/3 de van het totale aantal begeleidingen op jaarbasis. Er zijn geen aanwijzingen van ernstige systematische vertekeningen in de gerealiseerde turving, zowel in functie van het aanbod van begeleidingen als de geografische spreiding. De resultaten van de turving tonen aan dat een groep van personen met een reeds gebruik maakt van CAW-begeleiding. De omvang verschilt naar gelang de gehanteerde indicatie van. In totaal heeft 10,9% van de geturfde cliënten in begeleiding een VAPH-erkenning. Dit komt overeen met 4.400 cliënten met een VAPH-erkenning op jaarbasis. Het aandeel cliënten met een financiële tegemoetkoming bedraagt 13,6%, of 5.500 cliënten op jaarbasis. Volgens de turving heeft 13,0% van de cliënten buitengewoon secundair onderwijs gevolgd, ofwel 5.300 cliënten op jaarbasis. Op basis van de turving heeft 2,9% van de cliënten ooit in een voorziening van het VAPH. Dat komt overeen met 1.200 cliënten op jaarbasis. Bijna 1 op 4 heeft volgens de turving ooit in een instelling van de bijzondere jeugdzorg of de, ofwel bijna 10.000 cliënten. In totaal is bij 37,1% van de geturfde cliënten minstens één van deze indicaties van aanwezig. Dat zijn ongeveer 15.000 cliënten op jaarbasis. Het aandeel cliënten met een indicatie van varieert naargelang de focus van de begeleiding. De clusters thuisloosheid en financieel scoren het hoogt. Zo heeft 15% van de cliënten in de cluster thuisloosheid een erkenning van het VAPH en 35% een instellingsverleden in de bijzondere jeugdzorg of. In de cluster financieel heeft 1/5 de van de cliënten recht op een financiële tegemoetkoming. Ook tussen de CAW s varieert het aandeel cliënten in begeleiding met een indicatie van sterk. 11

Deze resultaten zijn een startpunt voor de beleidsdoelstelling om het gebruik van de CAW s door personen met een te verhogen, wat in Perspectiefplan 2020 als een kritische succesfactor staat omschreven. Hoofdstuk 1 verduidelijkt de aanleiding van deze turving door de beleidscontext te schetsen. In het tweede hoofdstuk bespreken we de concrete operationalisering van de turving en de sterktes en zwaktes van deze methode. Het derde hoofdstuk bevat de resultaten van de turving. In het vierde hoofdstuk formuleren we op basis van deze resultaten conclusies en aanbevelingen.

Hoofdstuk 1 Aanleiding turven cliënten CAW op indicaties van Dit hoofdstuk bespreekt eerst het vooronderzoek dat aanleiding gaf tot het turven 1 van cliënten van het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk op indicaties van. Daarna schetsen we de beleidscontext om te kaderen waar deze vraag vandaan komt. Ten slotte vat het besluit samen hoe de turving binnen de beleidscontext kadert. 1 Vooronderzoek Het Steunpunt WVG voerde tussen 1 september 2012 en 31 december 2012 in opdracht van Jo Vandeurzen, minister van welzijn, volksgezondheid en gezin, een ad hoc onderzoek uit naar het gebruik van reguliere welzijnsdiensten door personen met een. Het beleid heeft een nulmeting nodig om de mate van inclusie van personen met een te kunnen monitoren. Het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap en het Perspectiefplan 2020 vergroten zowel expliciet als impliciet de druk op alle stakeholders om op basis van betrouwbaar cijfermateriaal te discussiëren over de mate van inclusie van personen met een. De opdrachtgever duidde vier reguliere welzijnsdiensten aan, namelijk (1) diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg, (2) kinderdagverblijven, diensten voor onthaalouders en de voor- en naschoolse opvang (IBO s), (3) Centra voor Algemeen Welzijnswerk en (4) de Centra voor Integrale Gezinszorg. Het was de bedoeling om een nulmeting in deze reguliere welzijnsdiensten uit te voeren, en indien niet mogelijk, aanbevelingen te formuleren om die nulmeting in 2013 te realiseren. Het eindrapport 2 (Vermeulen e.a., 2013) bevat voor de verschillende diensten een inventaris en analyse van de beschikbare registratie- en surveygegevens. Het onderzoek resulteerde in pragmatische pistes om op korte termijn aan de hand van de beschikbare beleidsdefinities van een nulmeting uit te voeren. Specifiek voor de Centra voor Algemeen Welzijnswerk was er een brede consensus tussen de Federatie CAW, het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk en het kabinet dat de gegevens uit het registratiesysteem Tellus niet bruikbaar zijn in kader van deze nulmeting. De bestaande registratiegegevens die een indicatie zijn van zijn onvoldoende betrouwbaar. Dit is zowel het gevolg van het ontbreken van een unieke cliëntidentificator als de niet-verplichte registratie van de variabelen die een indicatie zijn van. Systematische vertekeningen in de bestaande registratiegegevens zijn dus niet uit te sluiten (Vermeulen e.a., 2013, pp.68-69). In samenspraak met de Federatie CAW zijn verschillende pistes besproken om de doelgroep van personen met een in kaart te brengen. Zo is er niet gekozen voor een survey bij het cliënteel 1 2 Van Dale woordenboek omschrijft turven als tellen door streepjes te trekken Eindrapport vooronderzoek online beschikbaar op http://steunpuntwvg.be/publicaties 13

Hoofdstuk 1 van de CAW. Het is zeer moeilijk om een representatieve steekproef te bekomen, en dit vraagt grote inspanningen (DeSmet e.a., 2010). Binnen de sector zijn er ook geen grootschalige surveys gepland waarbij de nulmeting zou kunnen aanhaken. Er is ook geen draagvlak gevonden om Tellus te gebruiken waarbij gedurende een afgebakende periode de dieperliggende variabelen rondom consistent geregistreerd zouden worden. Om op korte termijn een nulmeting te realiseren, heeft de beleidsgroep CAW op 5 december 2012 gekozen voor de piste van het turven van cliënten op indicaties van. De voorgestelde procedure om deze turving uit te rollen wordt in dit rapport uitgewerkt. LUCAS - Centrum voor Zorgonderzoek & Consultancy voerde tussen 1 januari 2013 en 31 juni 2013 deze turving uit in opdracht van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. 2 Beleidscontext De aandacht voor het gebruik van reguliere welzijnsdiensten door personen met een kan vanuit verschillende invalshoeken verklaard worden. Ten eerste vermelden we beknopt 3 het belang van het Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de rechten van personen met een. Dit Verdrag uit 2006, geratificeerd door België in 2009, is het richtinggevend kader op alle beleidsniveaus. Ten tweede verduidelijken we hoe dit onderzoek past binnen het Perspectiefplan 2020. Dit plan verduidelijkt de Vlaamse visie en doelstellingen rond het nieuw ondersteuningsbeleid ten opzichte van personen met een. 2.1 VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een is relevant in het kader van dit onderzoek omdat het ten eerste een brede definitie van hanteert die niet langer vertrekt vanuit een medisch model van. Personen met een omvat personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving. (Verenigde Naties, 2006, art.1) Deze definitie vertrekt vanuit een sociaal model van, waarin de rol van de omgeving wordt benadrukt die diverse drempels creëert en die een rem vormen op de volwaardige participatie van personen met een. Het VN-Verdrag is ten tweede relevant omdat het burgerschapsmodel centraal staat dat een inclusief beleid vraagt. Personen met een moeten daarom in de toekomst meer gebruik kunnen maken van niet-categoriale dienstverlening (Vandeurzen, 2010, pp.26-27). De zorg is zoveel mogelijk gewoon, zo weinig mogelijk uitzonderlijk. 3 Het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een wordt uigebreider toegelicht in het vooronderzoek (Vermeulen e.a., 2013, pp.13-17). 14

Aanleiding turven cliënten CAW op indicaties van Ten derde roept het VN-Verdrag op om de leefsituatie en de resultaten van het inclusief beleid te monitoren. Door het VN-Verdrag te ratificeren verbindt België er zich toe om: relevante informatie te verzamelen, met inbegrip van statistische en onderzoeksgegevens, teneinde hen in staat te stellen beleid te formuleren en te implementeren ter uitvoering van dit Verdrag (Verenigde Naties, 2006, art.31) Indien inclusieve ondersteuning van personen met een een beleidsdoelstelling is, dan moeten de resultaten van een inclusief beleid ook in kaart worden gebracht, volgens het VN-Verdrag. 2.2 Perspectief 2020 Perspectief 2020 schetst het kader voor het nieuw ondersteuningsbeleid voor personen met een in Vlaanderen. Hierin 4 staan twee doelstellingen centraal: In 2020 is er een garantie op zorg voor de personen met een met de grootste ondersteuningsnood in de vorm van zorg en assistentie in natura of in contanten. In 2020 genieten geïnformeerde gebruikers van vraaggestuurde zorg en assistentie in een inclusieve samenleving. Dit wil zeggen dat de regie van de zorg in handen moet zijn van de persoon met de zelf of zijn directe omgeving, en niet vanuit het aanbod van de voorzieningen. De Vlaamse Regering keurde de conceptnota goed in juli 2010. Er zijn elf strategische projecten en te ondernemen acties opgelijst om de twee doelstellingen te realiseren tegen 2020. Dit onderzoek levert beleidsinformatie aan die aansluit bij twee strategische projecten. We bespreken achtereenvolgens deze twee projecten. Tabel 1 Relevante strategische projecten uit Perspectief 2020 in functie van turving bij cliënten CAW 1) De uitbreiding realiseren van het ondersteuningsaanbod binnen welzijn 1b) Noodzakelijke uitbreidingen in de andere welzijnssectoren, met het oog op inclusieve ondersteuning van personen met een 9) Het inclusiegegeven uitwerken in het eigen beleidsdomein 9c) De reguliere zorg en ondersteuning toegankelijk maken voor personen met een Bron: Vandeurzen, 2010, pp. 30-31 2.2.1 Noodzakelijke uitbreidingen in de andere welzijnssectoren, met het oog op inclusieve ondersteuning van personen met een (doelstelling 1b) De conceptnota van Perspectiefplan 2020 moet tegen het einde van de regeerperiode 2009-2014 omgezet worden in concrete acties omtrent de noodzakelijke uitbreidingen. De resultaten van dit onderzoek kunnen een geobjectiveerde uitbreiding van het aantal voltijds equivalenten binnen de reguliere welzijnsdiensten mee onderbouwen. 4 Conceptnota Perspectiefplan 2020 is beschikbaar op http://www.jovandeurzen.be/sites/jvandeurzen/files/conceptnota%20pmh.pdf 15

Hoofdstuk 1 Naarmate de stappen tot inclusie daadwerkelijk gezet worden gaat de druk op de andere welzijnssectoren, om hun dienstverlening ook ter beschikking te stellen van de personen met een, opgevoerd worden. (Vandeurzen, 2010, p.35) Deze discussie kadert zo in een algemene beleidsdoelstelling om de zorg te vermaatschappelijken. Over de sectoren en doelgroepen heen zet het beleid in op een verschuiving weg van grootschalige, intramuraal georiënteerde, categoriale zorg. Indien mogelijk wordt de zorg uitgebouwd in de thuissituatie. De keuze voor de versterking van reguliere welzijnsdiensten wordt niet enkel op basis van de nood aan inclusie gelegitimeerd, maar ook in termen van efficiëntie en kostenbesparingen. Zo stelt Perspectief 2020 dat de reguliere welzijnsdiensten ervoor kunnen zorgen dat de druk op het VAPH vermindert. Deze eerstelijnshulpverlening, direct en zonder drempel in te schakelen, moet toelaten om de zelfredzaamheid van de persoon met een en zijn sociale context maximale kansen te geven. Tevens verhindert een dergelijk aanbod dat men onnodig of te vroegtijdig gebruik maakt van intensere en duurdere vormen van ondersteuning die niet rechtstreeks toegankelijk zijn. (Vandeurzen, 2010, pp.26-27) Bij de bespreking 5 van het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 geeft de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin aan dat de CAW s extra middelen krijgen om hun hulpverleningsaanbod toegankelijker te maken voor mensen met een beperking. Over een verdere overheveling van middelen zal onderhandeld moeten worden. Met het oog op een inclusieve benadering wordt 500.000 euro overgeheveld naar de CAW s, waarmee ze de nodige competentie kunnen opbouwen om hun hulpverleningsaanbod toegankelijker te maken voor mensen met een beperking. Een vergelijkbare operatie vindt plaats binnen de gezinszorg en de kinderopvang. In alle reguliere welzijnsdiensten loopt een wetenschappelijke nulmeting om uit te maken welk gebruik personen met een maken van die reguliere welzijnsdiensten. Met het oog op een structurele overheveling van middelen zal onderhandeld worden over het extra aandeel hulp aan personen met een beperking dat de reguliere diensten zouden moeten leveren. (Vandeurzen, 2012, p.81) 2.2.2 De reguliere zorg en ondersteuning toegankelijk maken voor personen met een (doelstelling 9c) Het streven naar een inclusief beleid draait niet alleen om middelen, maar ook om de organisatie van de zorg. De reguliere welzijnsdiensten moeten ook toegankelijk zijn voor personen met een. Het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wil daarom het inclusiegegeven uitwerken binnen de eigen Agentschappen. Daarbij komt professionele reguliere eerstelijnszorg, samen met de nulde lijn, voor de categoriale zorg (Vandeurzen, 2010, p.59). 5 De Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid besprak het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 midden november 2012 in samenhang met de beleidsbrief Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 2012-2013. Dit verslag is beschikbaar op http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2012-2013/g15-3-j.pdf (Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 15/3J). 16

Aanleiding turven cliënten CAW op indicaties van In de conceptnota 6 persoonsvolgende financiering voor personen met een wordt de organisatie van de zorg en ondersteuning aan personen met een verduidelijkt door middel van een ondersteuningssysteem dat bestaat uit vijf concentrische cirkels. Daarbij staat elke cirkel voor een partij die een rol kan opnemen in de zorg en ondersteuning aan personen met een (Vandeurzen, 2013, pp.5-6). Onderstaande figuur verduidelijkt dit model, waarbij de persoon met een centraal staat. Figuur 1 Vijf concentrische cirkels van ondersteuning en zorg aan personen met een Bron: Vandeurzen, 2013, p.6 1. Zelfzorg: de zorg en ondersteuning die de persoon met een zelf opneemt; 2. Gebruikelijke zorg: de normale dagelijkse zorg en ondersteuning die gezinsleden die onder hetzelfde dak wonen geacht worden voor elkaar opnemen; 3. Zorg en ondersteuning die geboden worden door familie, vrienden en/of informele contacten; 4. Professionele zorg en ondersteuning vanuit de algemene zorg en dienstverlening: diensten maatschappelijk werk, centra algemeen welzijnswerk, diensten gezinszorg, initiatieven kinderopvang Deze vorm van ondersteuning is voor alle burgers toegankelijk; 5. Professionele zorg en ondersteuning door het VAPH gefinancierd. Deze cirkels zijn complementair, en niet subsidiair 7, wat wil zeggen dat verschillende ondersteuningssystemen elkaar niet uitsluiten. Het inzetten van gespecialiseerde ondersteuning vanuit 6 De conceptnota persoonsvolgende financiëring heeft als doel het nieuwe decretaal kader voor te bereiden waarin het toekomstig financieringsinstrument vervat zit dat bijdraagt aan vraaggestuurde zorg en ondersteuning en aan zorggarantie voor de mensen met een. http://www.jovandeurzen.be/sites/jvandeurzen/files/conceptnota%20pvf_1.pdf 7 De belangrijkste bezorgdheid [van het Raadgevend Comité VAPH] was dat het een normatief model zou worden, waardoor ouders in de tweede cirkel een minimumaantal uren zorg zouden moeten garanderen vooraleer ze 17

Hoofdstuk 1 het VAPH kan dus samen gaan met reguliere ondersteuning, bijvoorbeeld vanuit de Centra Algemeen Welzijnswerk. De concentrische ondersteuningscirkels zijn dynamisch georganiseerd zodat de persoon met een kan overschakelen van de binnenste naar de buitenste cirkels, en omgekeerd, in functie van de actuele noden. De organisatie van de ondersteuning voor personen met een is een gedeelde verantwoordelijkheid (Vandeurzen, 2013, p.7). Met betrekking tot de complementariteit en dynamiek tussen de reguliere en gespecialiseerde zorg zijn er twee spanningsvelden. Ten eerste gaat de discussie over het aandeel en aantal personen met een dat de reguliere diensten moeten ondersteunen. Het beleidsmatig streven naar inclusieve reguliere zorg wordt zo een evenwichtsoefening, omdat de reguliere diensten enerzijds al inclusief werken: Vermaatschappelijking van de zorg toegepast op de sector van personen met een betekent niet dat de verantwoordelijkheid wordt afgeschoven op de reeds overbevraagde reguliere diensten. Uit de praktijk blijkt dat veel sectoren (gezinszorg, kinderopvang enzovoort) reeds ondersteuning verlenen aan personen met een. De essentie is dat die diensten goed ondersteund moeten worden om hun competenties uit te breiden zodat ze kwaliteitsvol kunnen werken. (Vandeurzen, 2013, p.62) Anderzijds bestaat de verwachting dat reguliere diensten meer personen met een kunnen ondersteunen door hun aanbod meer open te stellen: Beleidsaanbeveling 9 stelt dat vraaggestuurde reguliere zorg voor personen met een een topprioriteit is. Zij moet zowel kwantitatief als kwalitatief fors versterkt worden. Aan de vraaggestuurdheid van de diensten hapert nog een en ander, wat de sterke bewoording verklaart. [ ] De sectoren kinderopvang, algemeen welzijnswerk en gezinszorg zullen volgend jaar gestimuleerd worden om hun aanbod meer open te stellen voor personen met een. (Van Baelen, 2012, p.11) Een tweede spanningsveld tussen de vierde en vijfde ondersteuningscirkel situeert zich in de perceptie van de professionals. De beleidsmatige omslag van categoriale naar reguliere zorg blijkt niet voor alle zorgverleners vanzelfsprekend. Breda en Gevers (2011) evalueerden het experiment van het persoonsgebonden budget. Zij concluderen dat zorgverleners uit de VAPH-sector te veel een beroep willen doen op gespecialiseerde zorg, omdat de reguliere zorg volgens hen te weinig toegankelijk zou zijn voor personen met een. Als de perceptie bestaat dat de kinderopvang, de gezinszorg, de CAW niet toegankelijk zijn voor personen met een, dan zal de omslag naar reguliere zorg onderbenut blijven. Een tweede vaststelling van Breda en Gevers (2011) is dat zorgverleners te veel vanuit het huidige VAPH aanbod naar de zorgvraag van de gebruiker kijken. De gebruikers willen eerder een beroep doen op reguliere ondersteuning (thuishulp, poetshulp, ) en wensen dit te betalen met VAPH-middelen. De conclusie is dat een meer flexibele en afdoende reguliere een beroep konden doen op de derde cirkel. Om dat te vermijden, is het woord subsidiair vervangen door complementair. (Van Baelen, 2012, p.11) De Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid hield op dinsdag 6 november 2012 een gedachtewisseling met de heer Jean-Pierre Van Baelen, voormalig veranderingsmanager van het ondersteuningsbeleid personen met een, over de stand van zaken van het Projectplan Zorgvernieuwing na het tweedaagse colloquium Perspectiefplan 2020. Verslag van deze gedachtewisseling is beschikbaar op http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2012-2013/g1806-1.pdf (Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1806/1) 18

Aanleiding turven cliënten CAW op indicaties van dienstverlening mogelijk heel wat van de aan het VAPH gestelde zorgvragen kan opvangen en voorkomen (Hermans, 2012, pp.202-203). Dat vereist wel dat ook de professionals minder vanuit een categoriaal of sectoraal perspectief de benodigde hulp beoordelen. 3 Besluit: turving CAW als pragmatische nulmeting op korte termijn Het verhogen van het gebruik van reguliere welzijnsdiensten door personen met een wordt als een kritische succesfactor omschreven om de doelstellingen binnen het Perspectiefplan 2020 te realiseren (Vandeurzen, 2010, pp.26-27). Er moet een ruim aanbod zijn van rechtstreeks toegankelijke specifieke eerstelijnshulpverlening. Het beleid heeft een startfoto nodig om de mate van inclusie van personen met een in de reguliere welzijnsdiensten te kunnen monitoren. Een nulmeting maakt het mogelijk om toekomstige resultaten van een inclusief beleid in kaart te brengen. Het doel van dit onderzoek is dus een beeld te krijgen van het aantal en aandeel personen met een indicatie van die op dit moment gebruikt maken van de hulpverlening van de CAW. 19

Hoofdstuk 2 Onderzoeksmethodologie van de turving Dit hoofdstuk beschrijft de methodologische aanpak van de turving. We bespreken achtereenvolgens waarom, bij wie, wat, hoe en wanneer er geturfd is. We trekken de lijn van het vorig onderzoeksproject door en werken aan de hand van beleidsdefinities, maar voegen één specifieke vraag toe over het instellingsverleden binnen bijzondere jeugdzorg of. Tabel 2 geeft de belangrijkste aspecten per deelvraag weer. Op het einde vatten we door middel van een sterkezwakteanalyse de belangrijkste elementen van de gehanteerde methode samen. Tabel 2 Waarom? Wie? Wat? Hoe? Overzicht operationalisering turving indicaties Registratiegegevens Tellus niet geschikt Cliënten in begeleiding (met een begeleidingsplan) tussen 16-65 jaar Vijf ja/nee indicaties van 1. VAPH-erkenning 2. Recht op financiële tegemoetkoming 3. Ooit buitengewoon secundair onderwijs gevolgd hebben 4. Ooit in VAPH-voorziening 5. Ooit in bijzondere jeugdzorg of Geaggregeerd per typemodule begeleiding, niet op individueel niveau Wanneer? In de periode 1 maart 31 maart 2013 1 Waarom turven? We herhalen kort waarom de registratiegegevens uit Tellus niet gebruikt zijn voor de nulmeting (Vermeulen e.a., 2013, pp.59-64). Er is een consensus tussen de CAW Federatie, het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk en het beleid dat de output van Tellus onvoldoende betrouwbaar is om het aantal personen met een die een beroep doen op de CAW in kaart te brengen. Dit is zowel het gevolg van het ontbreken van een unieke cliëntidentificator als de niet-verplichte registratie van de hierboven opgesomde variabelen. Tellus is niet opgebouwd aan de hand van een unieke cliëntidentificator. Daardoor is het aantal cliënten niet hetzelfde als het aantal fysieke, geholpen personen. Personen kunnen meerdere malen, in meerdere typemodules en bij meerdere CAW s geregistreerd worden. Het is niet mogelijk om deze dubbeltellingen in rekening te brengen. Ten eerste, kan een cliënt meerdere keren binnen een CAW geholpen worden binnen het kalenderjaar. Indien de vorige hulpverlening (onthaal of begeleiding) afgesloten is, wordt een nieuwe registratiefiche opgestart. Zo kan eenzelfde fysieke persoon meerdere keren geregistreerd worden. Ten tweede, wanneer een persoon meerdere typemodules krijgt binnen het CAW, wordt van iedere typemodule een registratie gemaakt. Het kan gebeuren dat een cliënt na de onthaalfase een begeleiding krijgt in meerdere afdelingen van het CAW naargelang de aard van de 21

Hoofdstuk 2 hulpverlening. Zo kan bijvoorbeeld een relatiebegeleiding in de ene deelwerking gepaard gaan met een schuldbemiddeling door een andere deelwerking. In de meeste gevallen wordt er in de verschillende teams een aparte registratie bijgehouden zodat er ook hier verschillende registratiefiches zijn van dezelfde fysieke persoon. Ten derde, kan een cliënt in de loop van een registratiejaar geholpen worden door meerdere CAW s. Voor residentiële hulpverlening is het mogelijk dat iemand in de loop van het registratiejaar opgenomen wordt in meerdere opvangcentra verspreid over Vlaanderen. Ook voor ambulante hulp kan een cliënt aankloppen bij meerdere CAW s, zeker in steden waar meerdere CAW s aanwezig zijn. (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2012, p.28). In Tellus is het mogelijk om de variabelen inkomensbron, voorafgaande situatie (bv. instellingsverleden) en scholingsgraad te registreren. De achterliggende filosofie van het Tellussysteem is dat registratie van de niet-verplichte variabelen enkel zinvol is als de cliënt het zelf bespreekt en/of als het relevant is voor de hulpverlening. Tellus is volgens de sector geen vragenlijst en hulpverleners registreren wat ze weten uit de hulpverleningsgesprekken. Het gevolg daarvan is dat door het groot aantal onbekenden en ontbrekende waarden, de bekomen aantallen en percentages ter discussie staan. 4 Wie turven? De dienstverlening die cliënten ontvangen is ingedeeld in drie fasen, namelijk aanmelding, onthaal of begeleiding (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2012, p.26). 1. Een aanmelding is een vraag naar hulp- en dienstverlening zonder dat er sprake is van een hulpverleningscontact. Hier verwelkomt de CAW-medewerker de hulpvrager of verwijzer en brengt hem in contact met de juiste dienst. 2. Een onthaal is een eerste direct hulpverlenend contact met een potentiële hulpvrager met als doel de hulpvraag te verduidelijken. Na een instapgesprek kan een verdere begeleiding worden opgestart. 3. Een begeleiding is het methodisch aanbieden van persoonlijke, relationele, en praktische hulp. Deze hulp is gestoeld op een wederzijds engagement, is systematisch en heeft een langetermijnperspectief. Cliënten uit onthaal kunnen doorstromen naar begeleiding, maar dat is natuurlijk niet voor iedereen noodzakelijk (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2012, p.27). De registratie van de begeleiding gebeurt aan de hand van typemodules van hulpverlening. Typemodules zijn een samenhangend pakket van begeleidingen. In overleg met de Vlaamse overheid en de sector is een classificatie van 45 begeleidingsmodules uitgewerkt. Een cliënt in begeleiding kan van meerdere typemodules gebruik maken. Onderstaande figuur verduidelijkt hoe één cliënt in begeleiding tegelijkertijd meerdere typemodules kan doorlopen, die elk een eigen begin- en einddatum hebben. 22

Onderzoeksmethodologie van de turving Figuur 2 Registratie van typemodules van hulpverlening in begeleiding Bron: Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2012, p.28 In overleg is besloten om niet op onthaal te turven. Dit komt enerzijds door de omvang. In 2011 was er op basis van de Tellus-registratie 112.455 keren een onthaal van een cliënt. Anderzijds bleek het laagdrempelig karakter van het onthaal moeilijk te verzoenen met het turven van indicaties van tijdens een eerste hulpverlenend contact. De turving richt zich dus enkel op cliënten in begeleiding. Het gaat om cliënten met een begeleidingsplan die in minstens één van de bestaande typemodules zitten (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2011, pp.15-16). Zowel bestaande cliënten die reeds in begeleiding zijn als nieuwe cliënten waarbij de begeleiding wordt opgestart vanaf 1 maart 2013, de start van de turving, maken deel uit van dit onderzoek. Cliënten tussen 16 en 65 jaar worden geturfd. Vanaf de leeftijd van 65 jaar wordt men ingedeeld in het ouderenbeleid, en niet meer in het beleid ten opzichte van personen met een. 5 Wat turven? De brede definitie van in het VN-Verdrag versterkt de fundamentele vraagstelling bij het operationaliseren van de doelgroep personen met een. Op basis van het vooronderzoek is in overleg besloten om pragmatisch te turven aan de hand van beleidsdefinities die over de sectoren heen van toepassingen zijn. Het spanningsveld bij het afbakenen van personen met en zonder blijft aanwezig (Vermeulen e.a., 2013, pp. 28-29). Door voort te bouwen op beleidsdefinities volgt men de definities of voorwaarden zoals deze worden gehanteerd in het toekennen van bepaalde rechten. Het hanteren van beleidsdefinities impliceert ook dat er een medisch en/of multidisciplinair onderzoek heeft plaatsgevonden waarin de vastgesteld werd. Men heeft dus als het ware in het verleden een toegangspoort moeten passeren. Er is gekozen voor een minimale turving aan de hand van vijf indicaties van. Voor elke vraag wordt er een streepje getrokken indien het antwoord ja is. Er worden verder geen bijkomende gegevens, zoals geslacht of leeftijd, verzameld. Hierna bespreken we de opgenomen indicaties van. 23

Hoofdstuk 2 5.1 VAPH-erkenning Wie een heeft, in Vlaanderen verblijft en vóór de leeftijd van 65 jaar de vraag stelt, kan beroep doen op de voorzieningen en diensten van het VAPH. Hiervoor moet men een aanvraag indienen bij de Provinciale Evaluatie Commissie (PEC). Daarbij wordt het aanvraagformulier A001 gebruikt 8. De PEC beslist of men al dan niet in aanmerking komt. Een multidisciplinair team (MDT) oordeelt over de noden van de persoon met een. Het formulier A002 is dit multidisciplinair verslag. Het bevat alle gegevens die van belang zijn om te oordelen over de en de zorgvraag. Dat zijn onder meer medische, psychologische en sociale gegevens. Griffoen 9 is de benaming voor de VAPH-applicatie waarmee teams de multidisciplinaire verslagen en de PAB-inschalingverslagen moet opmaken. Elke cliënt van een residentiële, semi-residentiële of ambulante dienst die zorg ontvangt, moet geregistreerd worden in de cliëntenregistratie. Onderstaande tabel toont het aantal unieke cliënten per zorgvorm, geregistreerd over het kalenderjaar 2012. In totaal waren er 51.251 geregistreerde cliënten. Tabel 3 Aantal geregistreerde cliënten VAPH per zorgvorm over het kalenderjaar 2012 Zorgvorm Aantal Aandeel Internaat 5.136 10,0% Semi-internaat 4.294 8,4% Dagcentrum 5.793 11,3% Observatiecentrum 438 0,9% Tehuis werkenden 1.278 2,5% Tehuis niet-werkenden 10.600 20,7% Tehuis kortverblijf 2.453 4,8% Plaatsingsdienst 1.147 2,2% Multifunctioneel centrum (MFC) 3.075 6,0% Flexibel aanbod meerderjarigen (FAM) 299 0,6% Thuisbegeleiding 8.910 17,4% Dienst ondersteuningsplan (DOP) 1.441 2,8% Begeleid wonen 4.697 9,2% Beschermd wonen 1.201 2,3% Zelfstandig wonen 332 0,6% Dienst inclusieve ondersteuning 157 0,3% Totaal 51.251 100% Bron: Jaarverslag VAPH 2012, p.10; eigen bewerking 5.2 Financiële tegemoetkoming Een tweede beleidsdefinitie is gebaseerd op het statuut binnen de sociale zekerheid. Onder een financiële tegemoetkoming verstaan we een (1) inkomensvervangende of integratietegemoetkoming, (2) een ziekte- of invaliditeitsuitkering of (3) verhoogde kinderbijslag. Indien de cliënt minstens één van deze uitkeringen ontvangt, dan wordt deze indicator geturfd. Het is dus een samengestelde indicator waarbij de afzonderlijke beleidsdefinities niet gepreciseerd worden. 8 9 Het formulier A001: http://www.vaph.be/documenten/a001.pdf Voor meer informatie over Griffoen, zie http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/1014014-griffoen.html 24

Onderzoeksmethodologie van de turving 5.2.1 Inkomensvervangende of integratietegemoetkoming De inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) wordt toegekend aan personen die wegens een lichamelijke of psychische niet in staat zijn om een volwaardig inkomen uit arbeid te verwerven. Hun verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder van wat een valide persoon door te werken kan verdienen. Bovendien hebben deze personen onvoldoende rechten opgebouwd om in aanmerking te komen voor een sociale zekerheidsuitkering. Het is dus een vorm van behoeftegetoetste sociale bijstand gericht op een specifieke doelgroep. De uitkering kan aangevraagd worden tussen 21 en 65 jaar 10, maar de uitbetaling loopt verder na 65 jaar. Om te bepalen of een persoon recht heeft op een inkomensvervangende tegemoetkoming, wordt nagegaan wat de invloed van de is op het vermogen om te werken en om daarmee een volwaardig inkomen te verwerven. Er wordt dus rekening gehouden met de gevolgen van de en niet met de op zich. De maximumbedragen van de inkomensvervangende tegemoetkoming zijn afhankelijk van de gezinssituatie. De integratietegemoetkoming (IT) wordt toegekend aan personen die vanwege een vermindering van de zelfredzaamheid bijkomende kosten hebben. Om een integratietegemoetkoming te ontvangen wordt nagegaan welke invloed de heeft op de uitvoering van verschillende dagdagelijkse taken, zoals zich verplaatsen en zich verzorgen. Om te bepalen of een persoon recht heeft op een integratietegemoetkoming (IT), wordt nagegaan in hoeverre de de zelfredzaamheid beperkt. Dat betekent dat iemand moeilijkheden ondervindt bij het uitvoeren van dagdagelijkse taken. Daarbij beoordeelt een door de FOD Sociale Zekerheid erkende arts een aantal medisch-sociale criteria: de mogelijkheid om zich te verplaatsen, voedsel te nuttigen of te bereiden, zijn persoonlijke hygiëne te verzekeren en zich aan te kleden, zijn huishouden te doen, te leven zonder toezicht, sociale contacten te hebben. De FOD Sociale Zekerheid, Directie-generaal Personen met een Handicap, is verantwoordelijk voor de toekenning van zowel de IT als de IVT. Om te beslissen of een persoon recht heeft op een of beide tegemoetkomingen en om de hoogte van de tegemoetkoming(en) vast te stellen, voert de DG Personen met een Handicap een medisch onderzoek uit (uitgevoerd door een arts van de DG Personen met een Handicap) en een onderzoek van de inkomsten van het huishouden. In dit onderzoek ligt de focus op uitkeringsgerechtigden IVT/IT op beroepsactieve leeftijd (21 tot 65 jaar). De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden blijft dus buiten beschouwing. Onderstaande figuur geeft de evolutie weer van het aantal personen tussen 21 en 65 jaar met een IVT/IT in België tussen 2002 en 2011. Dit aantal is gestegen van 94.044 in 2002 tot 133.501 in 2011, of een stijging van 42%. 10 Vanaf de leeftijd van 65 jaar kan een persoon met een een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden krijgen. Deze tegemoetkoming is niet opgenomen aangezien enkel cliënten tot 65 jaar worden geturfd. 25

Hoofdstuk 2 Figuur 3 Evolutie aantal uitkeringsgerechtigden IVT/IT onder 65 jaar, in België (31/12/2002 31/12/2011) 150.000 100.000 94.044 aantal < 65 jaar % toename 133.501 10% 8% 6% 50.000 4% 2% 0 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 0% Bron: gebaseerd op jaarverslag FOD Sociale Zekerheid DG Personen met een, 2011 5.2.2 Ziekte- of invaliditeitsuitkering Een arbeidsongeschikte persoon die erkend wordt als invalide ontvangt een invaliditeitsuitkering als vervanging van het loon. Deze uitkeringen worden gefinancierd door de verplichte ziekteverzekering. Dit is niet te verwarren met het stelsel van tegemoetkomingen aan personen met een (IVT/IT/tegemoetkoming hulp aan bejaarden), dat een aanvullend stelsel is vanuit de sociale bijstand. De Geneeskundige Raad voor Invaliditeit doet uitspraak over de erkenning en de duur van de invaliditeit. Dit gebeurt op basis van het dossier, eventueel aangevuld met een medisch onderzoek. Indien de periode van arbeidsongeschiktheid minder dan 1 jaar duurt, is er sprake van primaire ongeschiktheid. Indien arbeidsongeschiktheid voortduurt na de periode van primaire ongeschiktheid, dus langer dan 1 jaar, spreekt men van invaliditeit 5.2.3 Verhoogde kinderbijslag Voor kinderen tot 21 jaar met een of ernstige ziekte kan de ouder een verhoogde kinderbijslag 11 aanvragen. Dit is een bedrag bovenop de gewone kinderbijslag. Sinds 1 mei 2009 wordt voor alle aanvragen het nieuwe evaluatiesysteem toegepast. Een arts van de medische dienst van de Directie-generaal Personen met een van de FOD Sociale Zekerheid beoordeelt aan de hand van een evaluatiesysteem of een of aandoening voldoet aan de wettelijke criteria om beroep te kunnen doen op verhoogde kinderbijslag. Hierbij kijkt de arts niet meer enkel naar (1) de graad van ongeschiktheid, maar ook naar (2) de familiale belasting en (3) de mate van activiteit en participatie van het kind. Op basis van deze 3 pijlers evalueert de arts de of aandoening van het kind. Het kind heeft recht op een toeslag als het minstens 4 punten behaalt in pijler 1 of minstens 6 punten in de 3 pijlers samen. Voor het stelsel 12 van de werknemers staat de uitbetaling van de bijkomende kinderbijslag voor kinderen met een aandoening onder toezicht van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers. In december 2011 waren er in totaal 42.069 kinderen in België met een aandoening voor wie een 11 Meer informatie over verhoogde kinderbijslag, http://www.rszppo.fgov.be/nl/burgers/statuutkind/getkind.htm 12 In België zijn er vier stelsels van kinderbijslag: de regelingen voor werknemers, zelfstandigen en overheidspersoneel en de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag. 26

Onderzoeksmethodologie van de turving bijkomende bijslag werd uitbetaald. In het Vlaams Gewest gaat het om 24.152 kinderen, of 2,21% van het totaal aantal rechtgevende kinderen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt dit aandeel beduidend lager (1,65%) en in het Waals Gewest licht hoger (2,32%). Tabel 4 Gewest Geografische spreiding van het aantal kinderen van minder dan 21 jaar met een aandoening voor wie een bijkomende bijslag werd uitbetaald in december 2011 aantal kinderen met een aandoening voor wie een bijkomende bijslag werd uitbetaald % kinderen met een aandoening bij de rechtgevende kinderen Vlaams Gewest 24.152 2,21 % Waals Gewest 14.287 2,32 % waarvan Duits taalgebied 302 3,50 % Brussels Hoofdstedelijk Gewest 3.407 1,65 % in het buitenland 223 0,76 % Totaal 42.069 2,16 % Bron: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, geografische spreiding van de kinderbijslag 2011; eigen bewerking 5.3 Buitengewoon secundair onderwijs Kinderen met een kunnen terecht in het buitengewoon onderwijs. Dit aanbod is aangepast aan de opvoedings- en onderwijsbehoeften van leerlingen met een beperking. De structuur van het buitengewoon onderwijs bestaat uit vier opleidingsvormen. Elke opleidingsvorm streeft welbepaalde doelstellingen na. Binnen elke opleidingsvorm kan de school leerlingen uit de verschillende types samenbrengen. Deze types verwijzen naar de bijzondere opvoedings- en onderwijsbehoeften die een bepaalde groep leerlingen gemeenschappelijk heeft. (1) een licht verstandelijke (2) een matig of ernstig verstandelijke (3) ernstige emotionele en/of gedragsproblemen (4) een fysieke (= lichamelijke) (5) die opgenomen zijn in een ziekenhuis of op medische gronden verblijven in een preventorium (6) een visuele (7) een auditieve (8) ernstige leerstoornissen Alle types komen voor in het buitengewoon lager onderwijs. Type 1 en type 8 komen niet voor in het buitengewoon kleuteronderwijs. In het buitengewoon secundair onderwijs komt type 8 niet voor. De turving peilt enkel naar het buitengewoon secundair onderwijs 13, en omvat dus geen leerlingen met ernstige leerstoornissen. In het schooljaar 2011-2012 waren er in totaal 19.835 leerlingen in het buitengewoon secundair onderwijs. Daarvan heeft bijna 3/4 de een verstandelijke (46% een lichte en 27% een matige of ernstige). 13 Voor meer informatie over het buitengewoon secundair onderwijs, http://www.ond.vlaanderen.be/specifieke-onderwijsbehoeften/so/buso/ 27

Hoofdstuk 2 Tabel 5 Verdeling leerlingen volgens type buitengewoon secundair onderwijs in het schooljaar 2011-2012 Type 14 Buitengewoon secundair onderwijs Aantal Aandeel Type 1 Licht verstandelijke 9.063 46% Type 2 Matige of ernstige verstandelijke 5.333 27% Type 3 Karakteriële stoornissen 2.421 12% Type 4 Fysieke 1.830 9% Type 6 Visuele stoornissen 242 1% Type 7 Auditieve stoornissen 946 5% Totaal 19.835 100% Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, Afdeling Begroting en Gegevensbeheer; eigen bewerking Het aandeel leerlingen in het buitengewoon secundair onderwijs is het laatste decennium gestegen. Zo waren er in het schooljaar 2000-2001 15.763 leerlingen in het BuSo, of 3,67% op het totaal aantal leerlingen secundair onderwijs. In het schooljaar 2011-2012 bedraagt het aandeel BuSo 4,50%. Tabel 6 Schooljaar Evolutie aantal leerlingen in gewoon en buitengewoon secundair onderwijs Gewoon secundair onderwijs Buitengewoon secundair onderwijs % Buitengewoon secundair onderwijs op totaal secundair onderwijs 2000-2001 413.343 15.763 3,67 2001-2002 414.079 16.084 3,74 2002-2003 419.379 16.402 3,76 2003-2004 427.922 16.792 3,78 2004-2005 435.048 17.393 3,84 2005-2006 439.550 17.781 3,89 2006-2007 439.338 18.189 3,98 2007-2008 438.338 18.263 4,00 2008-2009 436.146 18.548 4,08 2009-2010 429.745 19.015 4,24 2010-2011 424.820 19.487 4,39 2011-2012 420.685 19.835 4,50 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, Afdeling Begroting en Gegevensbeheer; eigen bewerking 5.4 Verblijf in VAPH-voorziening Een vierde indicatie van is of de CAW-cliënt in begeleiding ooit heeft in een VAPHvoorziening 15. Het VAPH heeft zelf geen voorzieningen of begeleidingsdiensten, maar programmeert, vergunt en erkent voorzieningen voor personen met een. 14 15 Om dubbeltellingen te vermijden werden de leerlingen van het type 5 niet opgenomen in deze tabel. Op 1 februari 2012 werden er 404 leerlingen geteld in het buitengewoon secundair onderwijs van het type 5. Lijst voorzieningen VAPH http://www.vaph.be/adressen/voorzieningen.php 28

Onderzoeksmethodologie van de turving 5.5 Instellingsverleden in de bijzondere jeugdzorg of Naast deze vier indicaties van werd er in deze studie geopteerd om bijkomend te turven op een instellingsverleden in de bijzondere jeugdzorg of de. Deze indicatie is het meest gecontesteerd en sluit het minst aan bij de overige beleidsdefinities van. De motivatie hiervoor is dat de CAW in het verleden al meermaals het signaal 16 hebben gegeven dat een belangrijke fractie van hun cliënten een lange hulpverleningsgeschiedenis achter de rug hebben en zich bevinden in de grijze zone tussen het VAPH, bijzondere jeugdzorg en. Het beleid erkent het bestaan van deze grijze zone in de langdurige hervorming in de richting van een integrale jeugdhulp. Dit signaal werd in het verleden cijfermatig onderbouwd specifiek voor de thuislozenzorg binnen de CAW. Twee derde van deze cliënten had een instellingsverleden. Het gaat om een verleden in psychiatrische instellingen (34%), penitentiaire instellingen (33%) en instellingen voor bijzondere jeugdzorg (27%) (Van Menxel, Lescrauwaet, Parys, 2004, p.30). 5.5.1 Bijzondere jeugdzorg De toevoeging van bijzondere jeugdzorg in deze turving is waarschijnlijk het meest gecontesteerd. We voegen als het ware een stigma toe aan de personen die hulp vanuit deze sector gekregen hebben, aangezien we hen het label indicatie van toekennen. Desalniettemin beslissen we toch om deze indicatie mee te nemen, mede gezien de signalen die vanuit de CAW in het verleden zijn gegeven en het feit dat er een schemerzone is tussen, en bijzondere jeugdzorg. Dit werd ook bevestigd in de voorbereidende contacten die we hadden met de CAW in het kader van dit onderzoek. Concluderen dat jongeren met een verleden in de bijzondere jeugdzorg ook een hebben, zou uiteraard te kort door de bocht zijn. Maar voor een aanzienlijk aantal van deze jongeren veelal jongeren met een complexe multi-problematiek die bij een CAW terechtkomen, blijkt er toch een belangrijke overlap. Kinderen en Jongeren van 0 tot 18 jaar en hun gezinnen kunnen begeleid worden door een voorziening, project of dienst binnen de Bijzondere Jeugdzorg op basis van een verwijzing door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg (CBJ) of via de Jeugdrechtbank. In 2012 werd bij meer dan de helft (56,6%) van de begeleide minderjarigen gedwongen hulpverlening georganiseerd. Voor de overige jongeren gaat het om vrijwillige hulpverlening via het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg (Jaarsverslag Jongerenwelzijn 2012, p.16). In 2012 organiseerde Jongerenwelzijn in totaal hulp- en dienstverlening voor 26.987 minderjarige kinderen en jongeren. Sinds 2008 is dit aantal met 15% gestegen (Jaarverslag Jongerenwelzijn, 2012, p.9). 16 2008) Zie het dossier Tussen wal en schip van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk (Stas, Serrien, Van Menxel, 29

Hoofdstuk 2 Figuur 4 Evolutie aantal jongeren in de bijzondere jeugdzorg, 2008-2012 Bron: Jaarverslag Jongerenwelzijn, 2012, p.9 Na 18 jaar kan een jongere voortgezette hulpverlening vragen aan het CBJ. Deze gaat na of de hulpverlening verder opgenomen wordt binnen de sector Bijzondere Jeugdzorg of de jongere doorverwezen wordt naar andere sectoren. Onder bepaalde voorwaarden kunnen de Comités voor Bijzondere Jeugdzorg verdere hulp verlenen aan jongeren tot de leeftijd van 20 of 21 jaar. 5.5.2 Psychiatrie Vanuit de brede definitie van in het VN-Verdrag kan een psychische beperking als een geïnterpreteerd worden. Het is evenwel zo dat niet elke opname in de een langdurige psychische beperking impliceert. Het VAPH wijst wel op het stijgend aantal zorgvragers uit de die een overplaatsing vragen naar een zorgvorm van het VAPH (Heymans & Molleman, 2010, p.77). Dit profielonderzoek 17 van zorgvragers uit de pleit er voor om van de zorg voor personen met een verstandelijke en psychische problematiek een wij verhaal te maken, waarbij in samenspraak tussen de verschillende sectoren gekeken wordt wie best welke taken op zich neemt. (Heymans & Molleman, 2010, p.80). 6 Hoe turven? Er wordt geturfd op een geaggregeerd niveau, dus niet op het niveau van het individu. Het aggregeren gebeurt op basis van de bestaande typemodule via een aangeleverd sjabloon in Excel. Dit sjabloon maakt aan de linkerkant een onderscheid in de verschillende typemodules (A). Bovenaan staan de vijf indicaties op basis waarvan er geturfd wordt (B). Aan de rechterkant staat een kolom die verduidelijkt hoeveel cliënten minstens één indicatie hebben van (C). De allerlaatste kolom verduidelijkt het totaal aantal cliënten per typemodule (D). Dit is belangrijk om niet alleen in absolute, maar ook in relatieve zin in kaart te brengen hoeveel cliënten volgens deze indicaties een hebben. 17 Studiecel Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, beschikbaar op http://www.vaph.be/vlafo/download/nl/4549143/bestand 30

Onderzoeksmethodologie van de turving Typemodule 1/1 Integrale individuele begeleiding (A). 1/2 Begeleiding basisrechten (A) erkenning VAPH (B) financiële tegemoetkoming (B) buitengewoon secundair onderwijs (B) ooit in VAPH voorziening (B) instellingsverleden BJZ of (B) aantal met minstens 1 indicatie (C) totaal aantal cliënten (D) We werken een voorbeeld uit voor het turven waarbij we beginnen met de typemodule integrale individuele begeleiding en in verschillende situaties de streepjes zetten: Cliënt A: heeft buitengewoon secundair onderwijs gevolgd erkenning VAPH financiële tegemoetkoming buitengewoon secundair onderwijs ooit in VAPH voorziening instellingsverleden BJZ of aantal met minstens 1 indicatie totaal aantal cliënten I I I Client B: geen enkele van deze vijf indicaties van is aanwezig erkenning VAPH financiële tegemoetkoming buitengewoon secundair onderwijs ooit in VAPH voorziening instellingsverleden BJZ of aantal met minstens 1 indicatie totaal aantal cliënten I Cliënt C: krijgt financiële tegemoetkoming en heeft buitengewoon secundair onderwijs gevolgd erkenning VAPH buitengewoon secundair onderwijs ooit in VAPH voorziening financiële tegemoetkoming instellingsverleden BJZ of aantal met minstens 1 indicatie totaal aantal cliënten I I I I Bij alle cliënten moet er sowieso een streepje in de allerlaatste kolom worden getrokken, ook al is er geen indicatie van aanwezig. Indien er minstens één indicatie van aanwezig is, dan moet er altijd een streepje in de voorlaatste kolom gezet worden. De bestaande sectorale lijst van typemodules is integraal overgenomen voor deze turving. Ook de volgorde en de nummering van de typemodules is dezelfde als in het handboek typemodules 2011 van 31

Hoofdstuk 2 het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk 18. Het handboek bevat voor elk van de meer dan 40 typemodules een aparte fiche met definitie, toelichting, randvoorwaarden en specifieke acties. Dit handboek verduidelijkt ook de terminologie van module en typemodule. De CAW s gebruiken hetzelfde begrippenkader dat ook in het kader van de Integrale Jeugdhulp wordt toegepast. Daarbij is een module: een duidelijk afgelijnde eenheid van hulpverlening, die door een voorziening afzonderlijk kan worden ingezet. Modules kunnen ook in combinaties worden aangeboden, maar iedere module kan per definitie worden ingezet zonder dat de cliënt er nog wat anders bijneemt. Een module is een type-hulpaanbod dat voor meerdere hulpvragers kan worden ingezet. Het is dus niet het unieke hulpaanbod voor één cliënt. (Handboek typemodules 2011, p.6) Typemodules zijn meer algemeen omschreven modules op sectorniveau. Zo bevat de module begeleiding relatie- en gezinsproblemen bijvoorbeeld de typemodules relatietherapie, scheidingsbemiddeling en begeleiding intrafamiliaal geweld. Bij het turven is het de doelstelling om de vijf vragen altijd met zekerheid te beantwoorden. Voor nieuwe cliënten kan het turven tijdens het instroomoverleg gebeuren. Indien er voor bestaande cliënten in de maand maart geen contact is, en men weet het antwoord op de vragen niet, dan probeert men via teamoverleg, via het dossier of via een persoonlijk contact het antwoord te weten te komen. Indien nodig neemt de hulpverlener telefonisch contact op met de cliënt. Er is, na overleg, besloten om bij het turven geen mogelijkheid te voorzien voor cliënten die weigeren te antwoorden op de vragen. Sommige CAW s hadden ethische bezwaren bij het contacteren van cliënten, louter om vijf vragen rond te stellen die irrelevant zijn in de hulpverlening. Aan deze CAW s werd de mogelijkheid geboden om het aantal niet-bereikte cliënten per typemodule te noteren in een aparte kolom. Dat zijn dus cliënten met wie er gedurende de turving geen enkel vorm van contact is en van wie niet alle antwoorden in het kader van de turving met zekerheid geweten zijn. Vooraf was het niet duidelijk om hoeveel 19 niet-bereikte, slapende cliënten, het zou gaan. Het is de doelstelling om dubbeltellingen bij het turven te vermijden. Daarom kan een cliënt maar in één typemodule geturfd worden. Indien geweten is dat een cliënt van meerdere typemodules gebruik maakt, dan wordt er geturfd binnen de typemodule die het eerst werd opgestart. Het probleem van dubbeltellingen blijft echter een zwarte vlek omdat er geen duidelijk beeld bestaat over de omvang. De contactpersonen van de CAW s (zie bijlage 1) kregen volgende documenten aangeleverd om de turving in goede banen te leiden: PDF met handleiding turving PowerPoint om teams te informeren Excel sjabloon voor eindresultaat turving 18 Handboek typemodules 2011 is beschikbaar op de website van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, http://www.steunpunt.be/library/11 19 Het aantal slapende cliënten, waar de CAW s gedurende de turving geen contact mee hadden, bleek beperkt. Bij de CAW s die aangaven dat ze omwille van praktische of ethische redenen niet alle cliënten in begeleiding konder bereiken, gaat het om de volgende aantallen: CAW Visserij (N=10), De Mare (N=98), De Terp (N=5), De Kempen (N=132). 32

Onderzoeksmethodologie van de turving 7 Wanneer turven? Onderstaande figuur verduidelijkt het chronologisch verloop van de turving. Voor de volledigheid zijn ook de contacten van het voortraject weergegeven. Zo werd de opzet van een turving op 5 december 2012 door de beleidsgroep CAW goedgekeurd. Eind januari 2013 vonden drie infosessies plaats in Leuven, Antwerpen en Gent om de opzet van de turving toe te lichten aan de contactpersonen van de CAW s. Op 18 februari kregen de contactpersonen en directies van de CAW s de documenten toegestuurd om de turving uit te voeren. De turving startte vanaf 1 maart 2013 en eindigde op 31 maart 2013. Voor de CAW s in Antwerpen werd de periode van de turving met twee weken verlengd aangezien het voor hen niet haalbaar bleek om alle bestaande cliënten met een begeleidingsplan te contacteren in 1 maand. Figuur 5 Datum Chronologische verloop turving cliënten CAW op indicaties Actie 01/09/2012 start onderzoek SWVG: nulmeting/registratie personen met een in reguliere welzijnsdiensten 27/09/2012 overleg mogelijkheden binnen CAW met Anita Cautaers, Margot Cloet, Marijke Enghien, Bart Verhoeven 30/11/2012 overleg over turving met Anita Cautaers enmargot Cloet 05/12/2012 beleidsgroep CAW waar turving wordt goedgekeurd 14/12/2012 mailing naar directie CAW s met uitnodiging infosessies 01/01/2013 start onderzoek LUCAS: turven cliënten CAW op indicaties van 18/01/2013 finaliseren opzet turving met Anita Cautaers en Catherine Molleman 25,28,29/01/2013 infosessies in Leuven, Antwerpen en Gent 18/02/2013 mailing naar contactpersonen CAW s met documenten om turving uit te voeren 01/03/2013 start turving 31/03/2013 einde turving opvolging turving 19/04/2013 einde indienen resultaten turving 8 SWOT-analyse methode turving Op basis van onderstaande figuur bespreken we de sterktes, zwaktes, mogelijkheden en bedreigingen van de gehanteerde turving. 33

Hoofdstuk 2 Figuur 6 SWOT- analyse methode turving STERKTE ZWAKTE Voor alle cliënten met een begeleidingsplan tussen 16j. en 65j. van alle CAW s Inspanning om betrouwbaarheid te vergroten (handleiding, infosessies, opvolging) Meerdere indicaties van Minimaal belastend voor CAW s Niet op onthaal, enkel begeleiding Enkel geaggregeerde info per typemodule Beleidsdefinities vatten de grijze zone niet altijd Turving levert foto op, geen bewegend beeld Turving is nooit 100% betrouwbaar MOGELIJKHEDEN BEDREIGINGEN Evolutie indicatoren opvolgen Aandacht voor in nieuw registratiesysteem vergroten Dialoog tussen CAW, VAPH en beleid versterken Modaliteiten turving uit het oog verliezen Resultaten zijn geen spelletje hoger-lager Context van verschillende CAW s uit het oog verliezen De sterkte van de turving is het verzoenen en maximaliseren van de representativiteit, betrouwbaarheid en validiteit van de uiteindelijke resultaten. De turving bereikt alle cliënten met een begeleidingsplan tussen 16 en 65 jaar gedurende de maand maart 2013. Alle typemodules worden geturfd. Het was een bewuste doelstelling om de betrouwbaarheid van de turving te maximaliseren via een handleiding, infosessies en opvolging samen met de contactpersonen. Er werd steeds gestreefd naar het standaardiseren van het proces van turven over de CAW s heen. De turving omvat vijf verschillende indicaties van zodat de discussie rond inclusieve reguliere zorg vanuit meerdere invalshoeken kan gevoerd worden. De indicaties peilen naar beleidsdefinities, waarbij de cliënt reeds door een bepaalde toegangspoort is geweest. De indicaties doen nadenken over de breedte van de definitie van (van een VAPH-erkenning tot een instellingsverleden in de bijzondere jeugdzorg of ). De turving is minimaal belastend voor de CAW s. De zwakte van de turving is dat cliënten op onthaal buiten beeld blijven. Omwille van de omvang en laagdrempeligheid was er geen draagvlak om op onthaal te turven, ook al zijn er signalen dat de doelgroep van personen met een daar aanzienlijk is. De turving levert ook geen informatie op op individueel niveau, maar enkel op geaggregeerd niveau per typemodule. Het is dus niet mogelijk om indicaties van te kruisen. De opgenomen indicaties van geven geen sluitend antwoord over de omvang van de grijze zone van personen met een. Cliënten kunnen op basis van deze indicaties geen hebben, terwijl er volgens de hulpverlener of de cliënt zelf wel sprake is van een. De turving levert een foto op voor maart 2013, maar geeft geen informatie over de zorgtrajecten van cliënten met een. Ten slotte moet de betrouwbaarheid van een turving ook kritisch benaderd worden. De contactpersonen en hulpverleners van de CAW s hebben grote inspanningen geleverd om deze turving uit te voeren, maar we kunnen niet met zekerheid uitsluiten of er bepaalde vertekeningen zijn. Er zullen ook wel hulpverleners bepaalde cliënten geturfd 34

Onderzoeksmethodologie van de turving hebben zonder van elk antwoord 100% zeker te zijn. Het is ook waarschijnlijk dat een aantal cliënten niet in de turving opgenomen zijn. Deze turving biedt de mogelijkheid om indicaties van bij het CAW-cliënteel in begeleiding doorheen de tijd op te volgen. Het is een startpunt om de resultaten van toekomstig inclusief beleid op te enten. Het nieuwe elektronisch dossier dat in ontwikkeling is en in 2014 wordt uitgerold, is een belangrijke opportuniteit om extra aandacht te besteden aan de toekomstige registratie van indicaties van. De resultaten van dit onderzoek kunnen de dialoog tussen de betrokken actoren versterken. Het (bewust) uit het oog te verliezen van de modaliteiten van deze turving vormt een bedreiging. Het eindresultaat zal niet één enkel percentage zijn, dat in functie van de eigen agenda gebruikt kan worden. Er zijn vijf verschillende indicaties van geturfd, die geen uitspraken voor onthaal mogelijk maken. We waarschuwen ook voor een spelletje hoger lager met de resultaten, aangezien het doel niet is om bepaalde percentages te minimaliseren of te maximaliseren. Ten slotte is het belangrijk om de context van de verschillende CAW s niet uit het oog verliezen. Het aanbod van begeleidingen is immers niet in elk CAW hetzelfde. 35

Hoofdstuk 3 Resultaten van de turving Dit hoofdstuk bevat de resultaten van de turving van cliënten in begeleiding op indicaties van. Eerst bespreken we het totaal aantal geturfde cliënten. Daarna gaan we na in welke mate de gerealiseerde turving representatief is voor de volledige populatie van cliënten in begeleiding. Vervolgens bespreken we over alle CAW s heen hoeveel cliënten een indicatie van hebben. In een vierde punt vergelijken we de resultaten van de verschillende CAW s. Het vijfde punt bekijkt in welke mate het aandeel cliënten met een indicatie van verschilt in functie van het soort begeleiding. Ten slotte vergelijken we waar mogelijk de resultaten van de turving met de registratiegegevens uit Tellus. 1 Gerealiseerd aantal turvingen Alle CAW s hebben samen in totaal 12.655 cliënten met een begeleidingsplan geturfd. Voor elk CAW afzonderlijk zijn in bijlage de resultaten van de turving opgenomen. Tabel 7 geeft het eindresultaat van de turving weer. Deze tabel is dezelfde als de blanco template die elk CAW afzonderlijk heeft ingevuld, maar bevat de optelsom van alle cliënten over alle CAW s heen. Voor elke typemodule wordt het aantal cliënten weergegeven met een bepaalde indicatie van. De kolom rechts toont het totaal aantal geturfde cliënten per typemodule. Zo zijn er in de typemodule integrale individuele begeleiding in totaal 1.176 cliënten geturfd. Daarvan hebben er 201 cliënten een VAPH-erkenning, 171 een financiële tegemoetkoming, 181 ooit buitengewoon secundair onderwijs gevolg, 58 ooit in een voorziening van het VAPH en hebben er 275 ooit in een instelling van de bijzondere jeugdzorg of de. Overkoepelend is bij 445 van de 1.176 cliënten in de typemodule integrale individuele begeleiding minstens één van deze vijf indicaties van aanwezig. Tabel 8 bevat dezelfde informatie, maar toont in plaats van het aantal cliënten met een indicatie van het percentage. Zo staan de 201 cliënten met een VAPH-erkenning in de typemodule integrale individuele begeleiding voor 17% van het totaal aantal van 1.176 cliënten in deze typemodule. Deze twee tabellen bieden een overzicht van het eindresultaat en vormen de basis voor de verdere bespreking van de resultaten. 37

Hoofdstuk 3 Tabel 7 Eindresultaat turving cliënten CAW in begeleiding per typemodule (in aantallen) erkenning VAPH financiële tegemoetkoming buitengewoon secundair onderwijs ooit in VAPH voorziening instellingsverleden BJZ of minstens 1 indicatie totaal aantal cliënten 1/1 Integrale individuele begeleiding 201 171 181 58 275 445 1176 1/2 Begeleiding basisrechten 24 33 34 9 43 67 207 2/1 Begeleiding psychische en persoonlijke problemen 210 294 208 67 464 689 2301 2/2 Psychotherapie 13 33 9 2 61 88 308 2/3 Begeleiding seksuele problemen en geboorteregeling 4 2 4 1 7 8 21 2/4 Begeleiding seksueel grensoverschrijdend gedrag 6 2 12 3 11 15 20 3/1 Integrale gezinsbegeleiding 24 27 28 4 48 78 254 3/2 Gezinsbegeleiding 11 12 25 4 26 48 160 3/3 Gezinstherapie 0 2 0 0 1 4 17 3/4 Begeleiding partnerrelatie 33 28 26 9 49 89 318 3/5 Relatietherapie 16 12 8 2 20 40 136 3/6 Begeleiding scheidingsproces 9 7 5 0 12 28 112 3/7 Scheidingsbemiddeling 6 14 2 0 14 19 139 3/8 Ouderschapsbemiddeling 16 18 25 1 26 54 221 3/9 Bemiddeling in conflicten tussen jongeren en hun 4 2 1 0 4 9 50 3/10 ouders Bezoekruimte in vrijwillige context 6 7 4 0 15 22 44 3/11 Bezoekruimte in gerechtelijke context 24 67 53 16 141 194 682 3/12 Begeleiding intrafamiliaal geweld 24 26 8 2 54 70 247 3/13 Begeleiding opvoedingsonzekerheid 11 9 9 1 10 32 100 3/14 Begeleiding ouder-kind contact tijdens detentie 0 0 0 0 0 0 0 4/1 Typemodules Algemene individuele begeleiding Begeleiding psychische en persoonlijke problemen Begeleiding relatie- en gezinsproblemen Begeleiding financiële problemen Begeleiding financiële problemen 22 29 24 10 48 73 176 Budgetbegeleiding 52 69 53 13 89 159 450 Begeleiding van personen in collectieve 10 17 10 0 17 28 72 schuldenregeling Budgetbeheer 36 63 58 10 110 156 258 Schuldbemiddeling 12 35 22 4 29 55 128 Woonbegeleiding 5/1 Preventieve woonbegeleiding 42 51 51 5 82 130 272 5/2 Begeleid zelfstandig wonen voor jongvolwassenen 16 11 31 3 57 76 190 5/3 Begeleid wonen 202 264 253 40 393 611 980 5/4 Zorgwonen 15 42 9 3 43 61 95 Begeleiding met verblijf 6/1 Integrale residentiële begeleiding thuisloosheid 109 99 156 31 307 411 899 6/2 Integrale begeleiding in het kader van studio-opvang 12 9 19 3 42 54 142 6/3 Integrale residentiële begeleiding van jongvolwassenen 10 9 20 4 25 33 71 6/4 Integrale residentiële begeleiding van slachtoffers van 2 4 2 1 15 17 73 6/5 partnergeweld Opvang/begeleiding van kinderen van ouders in een 0 0 1 0 4 5 22 6/6 opvangsituatie Integrale residentiële begeleiding van slachtoffers van mensenhandel Begeleiding in detentiecontext 0 0 0 0 0 0 0 7/1 Coördinatie van hulp- en dienstverlening tijdens de 4 7 12 0 16 25 41 7/2 detentie Integrale individuele begeleiding in detentiecontext 46 76 108 11 238 302 849 7/3 Integrale begeleiding naastbestaanden van gedetineerden Begeleiding slachtofferschap 5 1 0 0 2 6 22 8/1 Individuele begeleiding slachtofferschap 51 73 41 15 96 197 600 Strafrechtelijk opgelegde hulpverlening 9/1 Leerproject Dader In-Zicht (DIZ) 11 15 19 4 19 42 153 9/2 Leerproject voor daders van seksueel geweld (LDSG) 10 13 11 3 15 28 104 9/3 Slachtoffer in Beeld (SIB) 0 0 1 0 8 8 24 9/4 Globaal Plan Projecten 10 6 11 0 20 30 52 9/5 Begeleiding seksuele delinquenten 43 46 63 19 50 119 337 Groepsbegeleiding 10/1 Groepsbegeleiding 7 9 8 0 28 30 70 Crisisbegeleiding 11/1 Crisisbegeleiding 12 9 18 5 30 39 62 TOTAAL (in aantal en in %) 1.381 1.723 1.643 363 3.064 4.694 12.655 11% 14% 13% 3% 24% 37% 100% 38

Resultaten turving Tabel 8 Eindresultaat turving cliënten CAW in begeleiding per typemodule (in %) erkenning VAPH financiële tegemoetkoming buitengewoon secundair onderwijs ooit in VAPH voorziening instellingsverleden BJZ of minstens 1 indicatie totaal aantal cliënten 1/1 Integrale individuele begeleiding 17% 15% 15% 5% 23% 38% 1176 1/2 Begeleiding basisrechten 12% 16% 16% 4% 21% 32% 207 2/1 Begeleiding psychische en persoonlijke problemen 9% 13% 9% 3% 20% 30% 2301 2/2 Psychotherapie 4% 11% 3% 1% 20% 29% 308 2/3 Begeleiding seksuele problemen en geboorteregeling 19% 10% 19% 5% 33% 38% 21 2/4 Begeleiding seksueel grensoverschrijdend gedrag 30% 10% 60% 15% 55% 75% 20 3/1 Integrale gezinsbegeleiding 9% 11% 11% 2% 19% 31% 254 3/2 Gezinsbegeleiding 7% 8% 16% 3% 16% 30% 160 3/3 Gezinstherapie 0% 12% 0% 0% 6% 24% 17 3/4 Begeleiding partnerrelatie 10% 9% 8% 3% 15% 28% 318 3/5 Relatietherapie 12% 9% 6% 1% 15% 29% 136 3/6 Begeleiding scheidingsproces 8% 6% 4% 0% 11% 25% 112 3/7 Scheidingsbemiddeling 4% 10% 1% 0% 10% 14% 139 3/8 Ouderschapsbemiddeling 7% 8% 11% 0% 12% 24% 221 3/9 Bemiddeling in conflicten tussen jongeren en hun 8% 4% 2% 0% 8% 18% 50 3/10 ouders Bezoekruimte in vrijwillige context 14% 16% 9% 0% 34% 50% 44 3/11 Bezoekruimte in gerechtelijke context 4% 10% 8% 2% 21% 28% 682 3/12 Begeleiding intrafamiliaal geweld 10% 11% 3% 1% 22% 28% 247 3/13 Begeleiding opvoedingsonzekerheid 11% 9% 9% 1% 10% 32% 100 3/14 Begeleiding ouder-kind contact tijdens detentie / / / / / / 0 4/1 Typemodules Algemene individuele begeleiding Begeleiding psychische en persoonlijke problemen Begeleiding relatie- en gezinsproblemen Begeleiding financiële problemen Begeleiding financiële problemen 13% 16% 14% 6% 27% 41% 176 Budgetbegeleiding 12% 15% 12% 3% 20% 35% 450 Begeleiding van personen in collectieve 14% 24% 14% 0% 24% 39% 72 schuldenregeling Budgetbeheer 14% 24% 22% 4% 43% 60% 258 Schuldbemiddeling 9% 27% 17% 3% 23% 43% 128 Woonbegeleiding 5/1 Preventieve woonbegeleiding 15% 19% 19% 2% 30% 48% 272 5/2 Begeleid zelfstandig wonen voor jongvolwassenen 8% 6% 16% 2% 30% 40% 190 5/3 Begeleid wonen 21% 27% 26% 4% 40% 62% 980 5/4 Zorgwonen 16% 44% 9% 3% 45% 64% 95 Begeleiding met verblijf 6/1 Integrale residentiële begeleiding thuisloosheid 12% 11% 17% 3% 34% 46% 899 6/2 Integrale begeleiding in het kader van studio-opvang 8% 6% 13% 2% 30% 38% 142 6/3 Integrale residentiële begeleiding van jongvolwassenen 14% 13% 28% 6% 35% 46% 71 6/4 Integrale residentiële begeleiding van slachtoffers van 3% 5% 3% 1% 21% 23% 73 6/5 partnergeweld Opvang/begeleiding van kinderen van ouders in een 0% 0% 5% 0% 18% 23% 22 6/6 opvangsituatie Integrale residentiële begeleiding van slachtoffers van mensenhandel Begeleiding in detentiecontext / / / / / / 0 7/1 Coördinatie van hulp- en dienstverlening tijdens de 10% 17% 29% 0% 39% 61% 41 7/2 detentie Integrale individuele begeleiding in detentiecontext 5% 9% 13% 1% 28% 36% 849 7/3 Integrale begeleiding naastbestaanden van gedetineerden Begeleiding slachtofferschap 23% 5% 0% 0% 9% 27% 22 8/1 Individuele begeleiding slachtofferschap 9% 12% 7% 3% 16% 33% 600 Strafrechtelijk opgelegde hulpverlening 9/1 Leerproject Dader In-Zicht (DIZ) 7% 10% 12% 3% 12% 27% 153 9/2 Leerproject voor daders van seksueel geweld (LDSG) 10% 13% 11% 3% 14% 27% 104 9/3 Slachtoffer in Beeld (SIB) 0% 0% 4% 0% 33% 33% 24 9/4 Globaal Plan Projecten 19% 12% 21% 0% 38% 58% 52 9/5 Begeleiding seksuele delinquenten 13% 14% 19% 6% 15% 35% 337 Groepsbegeleiding 10/1 Groepsbegeleiding 10% 13% 11% 0% 40% 43% 70 Crisisbegeleiding 11/1 Crisisbegeleiding 19% 15% 29% 8% 48% 63% 62 TOTAAL (in aantal en in %) 1.381 1.723 1.643 363 3.064 4.694 12.655 11% 14% 13% 3% 24% 37% 100% 39

Hoofdstuk 3 9 Representativiteit van de turving Er zijn verschillende insteken om de representativiteit van de turving na te gaan. Eerst vergelijken we het aantal geturfde cliënten per afzonderlijk CAW met de registratiegegevens uit Tellus. Daarna kijken we of de verschillende begeleidingen evenredig vertegenwoordigd zijn. Ten slotte staan we stil bij de duurtijd van de begeleidingen. 9.1 In functie van aantal begeleidingen per CAW Op jaarbasis waren er in 2011 in totaal 40.606 begeleidingen. Onderstaande tabel vergelijkt de verhouding van het aantal begeleidingen per CAW tussen de Tellus-gegevens en de turving van maart 2013. Globaal zijn er geen grote scheeftrekkingen tussen de Tellus-gegevens en de turving aangezien het gewicht van de verschillende CAW s zeer gelijkaardig is. Zo heeft CAW Limburg in totaal 1.694 cliënten geturfd, ofwel 13% van het totaal aantal gerealiseerde turving. Op basis van de Tellusregistratie vertegenwoordigt dit CAW ook 13% van het totaal aantal begeleidingen in 2011. Tabel 9 Aantal cliënten in begeleiding per CAW, vergelijking Tellus registratie 2011 en turving maart 2013 CAW Tellus 2011 Turving maart 2013 N % N % CAW Limburg 5462 13% 1694 13% CAW De Kempen 2399 6% 1003 8% CAW Regio Brugge 2382 6% 961 8% CAW Stimulans 3036 7% 836 7% CAW Archipel 1986 5% 753 6% CAW De Terp 1723 4% 730 6% CAW Artevelde & Visserij teams samen 1405 3% 676 5% CAW Oost-Brabant 2586 6% 638 5% CAW Visserij 1651 4% 617 5% CAW Het Welzijnshuis 1782 4% 547 4% CAW Regio Dendermonde 1218 3% 529 4% CAW De Mare 2104 5% 508 4% CAW Zuid-Oost-Vlaanderen 1251 3% 478 4% CAW Metropool 1990 5% 474 4% CAW Waasland 1273 3% 406 3% CAW Artevelde 1700 4% 284 2% CAW & Jz Middenkust vzw 795 2% 278 2% CAW Delta 892 2% 270 2% CAW Midden-West-Vlaanderen 625 2% 261 2% CAW Regio Aalst 1167 3% 226 2% CAW De Papaver 1001 2% 165 1% CAW Piramide 426 1% 127 1% CAW Regio Vilvoorde 273 1% 107 1% CAW Mozaïek 1479 4% 87 1% Totaal 40.606 100% 12.655 100% Bron: e-mail Koen Mendonck, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk; TELLUS 2011 - Cliëntregistratie CAW's; eigen bewerking 40

Resultaten turving Toch zijn er enkele CAW s die over- en ondervertegenwoordigd zijn in de turving. Ter indicatie is het aandeel in de turving groen gekleurd indien de CAW s minstens 2% boven het aandeel van de Tellusregistratie ligt. Zo zijn de CAW s De Kempen en Regio Brugge met 8% in de turving oververtegenwoordigd in vergelijking met hun gewicht van 6% in de Tellus-registratie. Deze CAW s hebben door de nabijheid van een gevangenis meer justitiële begeleidingen, die vaker langdurig lopen, en dus vaker in de foto van de turving opgenomen zijn. Ook CAW De Terp is oververtegenwoordigd. De ondervertegenwoordigd van CAW Mozaïek is opvallend. Hun aandeel is afgerond minder dan 1% terwijl we op basis van de registratiegegevens vier keer zoveel cliënten zouden verwachten in de turving. Tijdens de turving is de contactpersoon van dit CAW ziek geweest en dit verklaart waarschijnlijk de ondervertegenwoordiging. 9.2 In functie van soort begeleidingen Tabel 10 vergelijkt de spreiding van het aantal cliënten in begeleiding per typemodule tussen de Tellus registratie 2011 en de turving van maart 2013. Deze aantallen worden omgezet naar de overeenkomstige percentages op het totaal aantal begeleidingen. De vergelijking van het gewicht van de typemodules binnen Tellus en de turving geeft een idee over mogelijke scheeftrekkingen. De kolom rechts maakt het verschil tussen beide gewichten. Ter indicatie zijn deze percentages groen gekleurd indien er een oververtegenwoordiging is van die typemodule in de turving. Rode percentages duiden op een ondervertegenwoordiging in vergelijking met de Tellus registratie. Een eenduidige interpretatie van de vergelijking van Tellus en turving is niet mogelijk, aangezien in de turving enkel de typemodule werd gekozen die eerst werd opgestart. In de Tellus registratie is dit niet het geval en is het ook niet duidelijk hoeveel dubbeltellingen er juist zijn. Globaal zijn er weinig scheeftrekkingen in functie van het soort begeleiding. Vier typemodules lijken ondervertegenwoordigd, namelijk begeleiding basisrechten, financiële begeleidingen, begeleiding intrafamiliaal geweld en begeleiding van kinderen van ouders in een opvangsituatie. Enkele typemodules zijn oververtegenwoordigd, namelijk integrale individuele begeleiding, begeleiding psychische en persoonlijke problemen, begeleid wonen, begeleiding van gedetineerden in detentiecontext en begeleiding van seksuele delinquenten. De verklaring hiervoor is dat de langdurige begeleiding verhoudingsgewijs vaker in een momentopname voorkomen. Op het niveau van clusters, zoals weergeven in figuur 7, omvat de cluster justitieel 23,0% van het totaal aantal begeleidingen. In de Tellus-registratie is dit 20,5%. Ook de cluster thuisloosheid is met 21,7% in de turving tegenover 20,7% in de registratiegegevens oververtegenwoordigd. De clusters financieel (8,6%) en ambulant (46,8%) hebben een groter gewicht in de turving dan in de Tellus registratie. Overkoepelend besluiten we dat de turving het werkelijke begeleidingsaanbod benadert. Er zijn geen aanwijzingen dat de turving scheefgetrokken is waardoor de resultaten systematisch een vertekenend beeld geven. 41

Hoofdstuk 3 Tabel 10 Aantal cliënten in begeleiding per typemodule, vergelijking Tellus 2011 en turving maart 2013 Typemodules verschil Tellus 2011 Turving maart 2013 turving/tellus N % N % % Cluster Ambulant Integrale individuele begeleiding 2.313 5,7 1176 9,3 4% Begeleiding basisrechten 1.867 4,6 207 1,6-3% Begeleiding psychische persoonlijke problemen 5.633 13,9 2301 18,2 4% Psychotherapie 804 2,0 308 2,4 0% Begeleiding seksuele problemen en geboorteregeling 448 1,1 21 0,2-1% Begeleiding seksueel grensoverschrijdend gedrag 75 0,2 20 0,2 0% Integrale gezinsbegeleiding 595 1,5 254 2,0 1% gezinsbegeleiding 675 1,7 160 1,3 0% Gezinstherapie 152 0,4 17 0,1 0% Bemiddeling in conflicten tussen jongeren en ouders 272 0,7 50 0,4 0% Begeleiding opvoedingsonzekerheid 468 1,2 100 0,8 0% Begeleiding partnerrelatie 1.295 3,2 318 2,5-1% Relatietherapie 456 1,1 136 1,1 0% Begeleiding scheidingsproces 389 1,0 112 0,9 0% Scheidingsbemiddeling 860 2,1 139 1,1-1% Ouderschapsbemiddeling 810 2,0 221 1,7 0% Begeleiding intrafamiliaal geweld 1.632 4,0 247 2,0-2% Groepsbegeleiding 515 1,3 70 0,6-1% Crisisbegeleiding - Ambulant 208 0,5 62 0,5 0% Totaal 19.467 47,9 5919 46,8-1% Cluster Thuisloosheid Preventieve woonbegeleiding 741 1,8 272 2,1 0% Begeleid zelfstandig wonen 525 1,3 190 1,5 0% Begeleid wonen 1.652 4,1 980 7,7 4% Zorgwonen 175 0,4 95 0,8 0% Integrale residentiële begeleiding thuisloosheid 2.715 6,7 899 7,1 0% Integrale begeleiding in het kader van studio-opvang 475 1,2 142 1,1 0% Integrale residentiële begeleiding van jongvolwassenen 249 0,6 71 0,6 0% Integrale residentiële begeleiding van slachtoffers van partnergeweld 339 0,8 73 0,6 0% Opvang/begeleiding van kinderen van ouders in een opvangsituatie 876 2,2 22 0,2-2% Integrale residentiële begeleiding van slachtoffers van mensenhandel 44 0,1 0 0,0 0% Crisisbegeleiding - Residentieel 612 1,5 / / / Totaal 8.403 20,7 2744 21,7 1% Cluster Financieel Financiële begeleiding 4.423 10,9 1084 8,6-2% Totaal 4.423 10,9 1084 8,6-2% Cluster Justitieel Bezoekruimte vrijwillige context 365 0,9 44 0,3-1% Bezoekruimte gerechtelijke context 2.397 5,9 682 5,4-1% Coördinatie hulp- en dienstverlening tijdens detentie / / 41 0,3 / Begeleiding van gedetineerden in detentiecontext 1.533 3,8 849 6,7 3% Begeleiding ouder-kind context in detentie 134 0,3 0 0,0 0% Begeleiding naastbestaanden van gedetineerden 59 0,1 22 0,2 0% Begeleiding slachtofferschap 2.438 6,0 600 4,7-1% Begeleiding seksuele delinquenten 252 0,6 337 2,7 2% Begeleiding Leerproject voor Daders van seksueel geweld 265 0,7 104 0,8 0% Begeleiding Dader in-zicht (DIZ) 531 1,3 153 1,2 0% Begeleiding Slachtoffer in Beeld (SIB) 124 0,3 24 0,2 0% Begeleiding Globaal Plan Projecten - individueel 114 0,3 0% 52 0,0 Begeleiding Globaal Plan Projecten - groep 21 0,1 0% Begeleiding AGM 80 0,0 / / / Totaal 8.313 20,5 2908 23,0 2% Algemeen totaal 40.606 100% 12.655 100% Figuur 7 Aandeel cliënten in begeleiding per cluster, vergelijking Tellus 2011 en turving maart 2013 Tellus 2011 (N=40.606) Turving maart 2013 (N=12.655) Ambulant 10,9 20,5 20,7 47,9 Thuisloosheid Financieel Justitieel 8,6 23,0 21,7 46,8 Bron: TELLUS 2011 - Cliëntregistratie CAW's; CAW in beeld 2011, pp.40-42; eigen bewerking 42

Resultaten turving 10 Aandeel en aantal cliënten met een indicatie van In totaal heeft 10,9% van de 12.655 geturfde cliënten in begeleiding een VAPH-erkenning. Indien we dit percentage doorrekenen naar de totale populatie van 40.606 cliënten op jaarbasis (Tellus registratie 2011), dan komt dit neer op 4.400 cliënten met een VAPH-erkenning. Het aandeel cliënten met een financiële tegemoetkoming bedraagt 13,6%. Dit zijn 5.500 cliënten op jaarbasis. Volgens de turving heeft 13,0% van de cliënten buitengewoon secundair onderwijs gevolgd, ofwel 5.300 cliënten op jaarbasis. Op basis van de turving heeft 2,9% van de cliënten ooit in een voorziening van het VAPH. Dat komt overeen met 1.200 cliënten op jaarbasis. Bijna 1 op 4 heeft volgens de turving ooit in een instelling van de bijzondere jeugdzorg of de, ofwel bijna 10.000 cliënten. In totaal is bij 37,1% van de geturfde cliënten minstens één van deze indicaties van aanwezig. Dat zijn ongeveer 15.000 cliënten op jaarbasis. De betrouwbaarheid van de schattingen van het aantal cliënten met een op jaarbasis is afhankelijk van (1) de representativiteit van de turving, (2) het aantal dubbeltellingen in Tellus en de turving en (3) de mate waarin de percentages van de foto gedurende één maand ook op jaarbasis geldig zijn. Figuur 8 Aandeel cliënten in begeleiding met indicatie van volgens turving maart 2013 50% 40% 37% 30% 24% 20% 10% 11% 14% 13% 3% 0% financiële tegemoetkoming buitengewoon secundair onderwijs ooit in VAPH voorziening instellingsverleden BJZ of minstens 1 indicatie Tabel 11 Schatting aantal CAW cliënten in begeleiding met indicatie van 1 indicator aandeel volgens turving 1 schatting o.b.v. aantal cliënten in begeleiding op jaarbasis 2 10,9% 4.400 financiële tegemoetkoming 13,6% 5.500 buitengewoon secundair onderwijs 13,0% 5.300 ooit in VAPH voorziening 2,9% 1.200 instellingsverleden BJZ of psychiatirie 24,2% 9.800 minstens 1 van bovenstaande indicaties 37,1% 15.100 Op basis van 12.655 geturfde cliënten in begeleiding in maart 2013 2 Op basis van 40.606 cliënten in begeleiding in 2011 (Tellus registratie); afgerond tot honderd 43

Hoofdstuk 3 11 Spreiding indicaties van tussen CAW s We bespreken eerst overkoepelend hoe de resultaten van de turving verschillen over de CAW s heen. Daarna gaan we in de specifieke CAW s. Figuur 9 toont de spreiding van het aandeel cliënten met een indicatie van over de verschillende CAW s door middel van box plots. De rechthoekige box omvat de helft van al de CAW s. De uitlopers naar boven en beneden omvatten telkens een vierde van de verschillende CAW s. In de figuur zijn per indicator het minimum, maximum en de mediaan weergegeven. Het aandeel cliënten in begeleiding met een VAPH-erkenning varieert over de verschillende CAW s heen tussen een minimum van 6% en een maximum van 24%. De mediaan bedraagt 10%, wat wil zeggen dat de helft van de CAW s daarboven zit. Bij de helft van alle CAW s ligt dat aandeel tussen 8% en 13%. Het aandeel cliënten met een financiële tegemoetkoming ligt hoger dan de VAPH-erkenning. De mediaan bedraagt 13%. De helft van alle CAW s scoort tussen 10% en 16%. Het maximum aandeel cliënten met een financiële tegemoetkoming op niveau van de CAW s loopt op tot 26%. Het aandeel cliënten dat buitengewoon secundair onderwijs heeft gevolgd kent een gelijkaardige spreiding. Bij de helft van de CAW s ligt dat aandeel tussen 9% en 16%, met een mediaan van 12%. Bij het CAW met de hoogste score ligt het aandeel cliënten dat buitengewoon secundair onderwijs heeft gevolgd 6 keer zo hoog als het CAW met de laagste score. Het maximum bedraagt 31%, het minimum 5%. Het aandeel cliënten in begeleiding dat ooit in een voorziening van het VAPH heeft, varieert tussen de CAW s van 1% tot 5%. De mediaan bedraagt 2% en het gemiddelde 3%. De indicator die weergeeft of cliënten ooit hebben in een voorziening van de bijzondere jeugdzorg of de vertoont de grootste spreiding. Zowel de mediaan als het gemiddelde bedragen 25%. Het verschil tussen het minimum (9%) en het maximum (46%) geeft aan dat niet alle CAW s hetzelfde profiel van cliënten in begeleiding hebben. Dit heeft natuurlijk ook te maken met de typemodules die het CAW aanbiedt. Het aandeel cliënten met minstens één indicatie van varieert tussen CAW s van minimum 14% en maximum 61%. Bij de helft van CAW s heeft een derde van de cliënten in begeleiding minstens één indicatie van. 44

Resultaten turving Figuur 9 Box plot met spreiding indicaties van tussen verschillende CAW s, met weergave minimum, mediaan en maximum 60% 61% 50% 46% 40% 36% 30% 31% 24% 26% 25% 20% 10% 10% 13% 12% 9% 14% 0% 6% 6% financiële tegemoetkoming 5% buitengewoon secundair onderwijs 5% 2% 1% ooit in VAPH voorziening instellings-verleden BJZ of minstens 1 indicatie Tabel 12 toont de resultaten van de turving per CAW afzonderlijk. De tabel is gerangschikt in aflopende volgorde van het aandeel cliënten met een VAPH-erkenning. De kleuren geven per indicatie van weer hoe de CAW s zich onderling verhouden. Het interpreteren van de verschillen tussen de CAW s is niet eenduidig aangezien (1) het aanbod van begeleidingen niet overal hetzelfde is, (2) de vormen van samenwerking die bestaan tussen de CAW s en andere diensten variëren, (3) het VAPH-aanbod niet overal hetzelfde is en (4) de aanwezigheid van sociaal kwetsbare groepen in de grootstad, centrumstad of gemeente een invloed heeft op het profiel van de CAW-cliënten in begeleiding. Toch zijn de resultaten van sommige CAW s opvallend. Zo heeft CAW Piramide het hoogste aandeel cliënten met een VAPH-erkenning (24%), met buitengewoon secundair onderwijs (31%) en met een instellingsverleden BJZ of (46%). Deze percentages zijn wel maar gebaseerd op 127 geturfde cliënten (en dus slechts 1 % van alle geturfde cliënten). Bij CAW Metropool heeft 26% van de cliënten een financiële tegemoetkoming en 44% een instellingsverleden BJZ of. In totaal is er zowel bij CAW Piramide als CAW Metropool bij 6 op 10 cliënten in begeleiding minstens één indicatie van aanwezig. De CAW s Regio Aalst en De Mare vallen op door de combinatie van een hoog aandeel cliënten met een financiële tegemoetkoming (ongeveer 1 op 4) en een hoog aandeel met een instellingsverleden (ongeveer 1 op 3). De CAW s Archipel en Mozaïek vallen op door de lage percentages. Bij de bespreking van de turvingsprocedure kwam reeds het signaal dat het werken met beleidsdefinities in Brussel 20 tot een onderschatting leidt van het aantal personen met 20 In Brussel is er wel heel wat praktijkervaring opgedaan in het kader van het project Bruggenbouwer dat een samenwerking tussen de thuislozenzorg en VAPH-diensten heeft gefaciliteerd (Desmaele, 2012). 45

Hoofdstuk 3 een, en dit in het bijzonder voor etnisch-culturele minderheden die niet altijd de weg naar het aanbod kennen of die pas later in hun leven in België zijn aangekomen. Tabel 12 Aandeel cliënten met indicaties van, vergelijking van de verschillende CAW s 46

Resultaten turving 12 Spreiding indicaties van tussen type begeleidingen We bespreken de verschillen tussen het soort begeleiding in functie van (1) clusters, (2) modules en (3) typemodules. Deze indeling wordt hieronder verduidelijkt. Tabel 13 Indeling begeleidingen in typemodules, modules en clusters Algemene individuele begeleiding Integrale individuele begeleiding Begeleiding basisrechten Begeleiding psychische en persoonlijke problemen Begeleiding psychische en persoonlijke problemen Psychotherapie Begeleiding seksuele problemen en geboorteregeling Begeleiding seksueel grensoverschrijdend gedrag Begeleiding relatie- en gezinsproblemen Integrale gezinsbegeleiding Gezinsbegeleiding Gezinstherapie Begeleiding partnerrelatie Relatietherapie Begeleiding scheidingsproces Scheidingsbemiddeling Ouderschapsbemiddeling Bemiddeling in conflicten tussen jongeren en hun ouders Bezoekruimte in vrijwillige context Bezoekruimte in gerechtelijke context Begeleiding intrafamiliaal geweld Begeleiding opvoedingsonzekerheid Begeleiding ouder-kind contact tijdens detentie Begeleiding financiële problemen Begeleiding financiële problemen Budgetbegeleiding Begeleiding van personen in collectieve schuldenregeling Budgetbeheer Schuldbemiddeling Woonbegeleiding Preventieve woonbegeleiding Begeleid zelfstandig wonen voor jongvolwassenen Begeleid wonen Zorgwonen Begeleiding met verblijf Integrale residentiële begeleiding thuisloosheid Integrale begeleiding in het kader van studio-opvang Integrale residentiële begeleiding van jongvolwassenen Integrale residentiële begeleiding van slachtoffers van partnergeweld Opvang/begeleiding van kinderen van ouders in een opvangsituatie Integrale residentiële begeleiding van slachtoffers van mensenhandel Begeleiding in detentiecontext Coördinatie van hulp- en dienstverlening tijdens de detentie Integrale individuele begeleiding in detentiecontext Integrale begeleiding naastbestaanden van gedetineerden Begeleiding slachtofferschap Individuele begeleiding slachtofferschap Strafrechtelijk opgelegde hulpverlening Leerproject Dader In-Zicht (DIZ) Leerproject voor daders van seksueel geweld (LDSG) Slachtoffer in Beeld (SIB) Globaal Plan Projecten Begeleiding seksuele delinquenten Groepsbegeleiding Groepsbegeleiding Crisisbegeleiding Crisisbegeleiding Modules Cluster ambulant Cluster justitieel Cluster thuisloosheid Cluster financieel 47

Hoofdstuk 3 12.1 In functie van clusters van begeleidingen Onderstaande tabel vergelijkt het aandeel cliënten met een indicatie van tussen de vier clusters van begeleidingen. Dit is de hoogste overkoepelende indeling van het begeleidingsaanbod dat door de sector wordt gehanteerd. Tabel 14 Aandeel cliënten met indicatie van in functie van clusters van begeleidingen In de cluster thuisloosheid heeft bijna 1 cliënt op 7, of 15%, een erkenning van het VAPH. Ook op de indicaties buitengewoon secundair onderwijs (20%), en instellingsverleden (35%) scoort de cluster thuisloosheid het hoogst. Dit bevestigt dat instellingsverleden een risicofactor is voor thuisloosheid (Hermans, 2012). Tot de cluster thuisloosheid hoort binnen het algemeen welzijnswerk ook het begeleid wonen, dat mogelijks vanuit de zorg voor personen met een als begeleidingsvorm niet echt met thuisloosheid geassocieerd wordt. Ook binnen de Europese definitie van thuisloosheid worden personen in begeleid wonen beschouwd als een onderdeel van de thuislozen (zie de European typology of homelessness and housing exclusion, www.feantsa.org ). De cluster financieel kent het hoogste aandeel cliënten met een financiële tegemoetkoming (20%). Eerder toonden we al aan dat 4 op 10 uitkeringsgerechtigden IVT/IT de eigen administratie niet zelf kan beheren (Vermeulen e.a., 2013, p.63). Ook het aandeel cliënten dat ooit in een VAPH voorziening heeft, is het grootst in deze cluster (3,4%). De percentages voor de cluster ambulant liggen lager dan in de clusters thuisloosheid en financieel. In totaal heeft 3 op 10 minstens één indicatie van, tegenover 4 op 10 in de cluster financieel en 5 op 10 in de cluster thuisloosheid. Toch heeft 11% een VAPH-erkenning en 12% een financiële tegemoetkoming. De cluster ambulant omvat bijna de helft van het totaal aantal begeleidingen, dus in absolute aantallen bevinden zich de meeste personen met een in deze cluster. De cluster justitieel ken het laagste aandeel cliënten met een VAPH-erkenning (7%). Ook de andere indicaties scoren in verhouding met de andere clusters laag. 1 op 5 heeft een instellingsverleden bijzondere jeugdzorg of. 48

Resultaten turving 12.2 In functie van modules van begeleidingen Onderstaande tabel toont de begeleidingen opgedeeld naar module. Deze indeling lijkt zinvoller dan de clusters, die te overkoepelend zijn, en de typemodules, die te gedetailleerd zijn. De tabel is opnieuw geordend in functie van het aandeel cliënten met een erkenning van het VAPH. Tabel 15 Aandeel cliënten met indicatie van in functie van modules van begeleidingen Opvallend is dat in de crisisbegeleiding 19% een VAPH-erkenning heeft en 8% een verleden in een VAPH-voorziening. Het gaat wel maar om een beperkte groep van 62 geturfde cliënten. Betreft het hier personen op een wachtlijst die gebruik maken van de CAW-begeleiding als een vorm van overbrugging? Of is de situatie geëxplodeerd waardoor crisisbegeleiding nodig is? In de module woonbegeleiding zijn er meer cliënten met indicaties van dan in de module begeleiding met verblijf. Zo heeft 18% van de cliënten in woonbegeleiding een VAPH-erkenning tegenover 11% in de module begeleiding met verblijf. Binnen de cluster ambulant komen indicaties van het vaakst voor in de module algemene individuele begeleiding. Bij de modules begeleiding psychische en persoonlijke problemen en begeleiding relatie- en gezinsproblemen liggen de percentages telkens lager. Bij de justitiële begeleidingen is het opvallend dat indicaties van bijna niet voorkomen bij cliënten in begeleiding slachtofferschap. De percentages schommelen daar rond de 2%, wat in schril contrast staat met de andere modules. 12.3 In functie van typemodules van begeleidingen De gerangschikte resultaten op het niveau van de typemodule worden weergegeven in tabel 16. Dit is het kleinste niveau waardoor het totaal aantal geturfde cliënten per typemodule soms beperkt is. 49