Sociale situatie bij herhaalde ziekenhuisopname in de residentiële geestelijke gezondheidszorg.



Vergelijkbare documenten
Behandeldienst A1_AZ. SAS Output

1.-ONTSLAGEN PER BEHANDELDIENST

1.-ONTSLAGEN PER BEHANDELDIENST

1.-BEHANDELDIENST BIJ OPNAME 2.-WOONPLAATS PATIENT 3.-GESLACHT. SAS Output

1.-WOONPLAATS PATIENT

Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ~~

Vlaanderen Brussel Wallonie PZ PAAZ IBW PVT PZ PAAZ IBW PVT PZ PAAZ IBW PVT PZ PAAZ IBW PVT

Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ~~

1.-RESULTAAT BIJ 1 JAAR FOLLOW-UP VAN EERSTE PSYCHIATRISCHE OPNAMES ( 2005 )IN EENZELFDE VOORZIENING: GESLACHT

Personen met geestelijke gezondheidsproblemen op de arbeidsmarkt: Naar een betere synergie tussen werk en welzijn

HOE BEPAAL IK ARBEIDSONGESCHIKTHEID BIJ DE PSYCHIATRISCHE PATIENT? Herfstvergadering VVP Gent, Marc Stein

Handleiding benchmarkrapport MPG

15 jaar registratie van psychiatrische opnames in de residentiële geestelijke gezondheidszorg: periode

Handleiding bij het benchmarking rapport MPG

NATIONAAL VERSLAG 1998 MINIMALE PSYCHIATRISCHE GEGEVENS

RESULTAAT BIJ 1 JAAR FOLLOW-UP VAN EERSTE PSYCHIATRISCHE OPNAMES IN EENZELFDE VOORZIENING: MPG REGISTRATIEPERIODE

Vanaf werden 30 T-bedden buiten gebruik gesteld en ter beschikking gesteld voor het Noolim-project (mobiele teams).

Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ~~

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

II. Het stelsel voor werknemers C. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)

GGZ in de Zorgverzekeringswet. tabellen over de jaren

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Handleiding bij het finale rapport MPG

Global Assessment of Functioning en medisch-psychiatrische behandelingsduur.

Vrouwenraadinfofiche 2016

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Handleiding bij het globalisatierapport MPG Versie 2

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel)

Je bent alleen maar verslaafd! Wim van Loon, Psychiater. 10 februari 2014

10 ZAKEN DIE JE MOET WETEN VOOR JE IN HET

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

Nota: Invaliditeit Aantal en verdeling volgens ziektegroep

Onthaalformulier Perron70

Leeswijzer Psychiatrisch Casusregister tabellen

Vergoeding bij niet gecontracteerde zorgverleners GGZ 2013

Hoog ziekteverzuim in Limburg

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

De West-Vlaamse Arbeidszorgmedewerker in beeld. Rapport Steunpunt Arbeidszorg betreffende het werkingsjaar 2012

WERKHERVATTING NA EEN LANGDURIGE AFWEZIGHEID OM MEDISCHE REDENEN. Hilde De Man Preventieadviseur Psychosociale Aspecten Idewe

Infoblad - werknemers Hoeveel bedraagt uw uitkering na een tewerkstelling?

Ziek of arbeidsongeschikt Wonen in Nederland, werken in België

Loonwijzer-rapport. Loopbaanonderbreking. Inleiding. Waarom de loopbaan onderbreken? Loopbaanonderbreking Een Loonwijzer-onderzoek

Je bent ziek en je kan niet gaan werken. Wat nu?

Trendanalyse van de arbeidsongeschiktheid in functie van de leeftijdscategorie

Leefstijl en preventie

10. Veel ouderen in de bijstand

Focus. Loonkoppeling in de werkloosheidsuitkeringen

VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

23/12/15. Doelstelling. Inleidende oefening: groepsgesprek. Casus Jan. Belangrijke personen in mijn reintegratietraject

Jaarverslag ML 3 TK 3 LH 7 GV 5 VL 6 TH 6 EW 6 ZK 5 Individueel Beschut Wonen 7 Totaal 48

Vergelijken van nominale gegevens met behulp van een diversiteitsindex.

Kennissynthese arbeid en psychische aandoeningen. Dr. F.G.Schaafsma Dr. H. Michon Prof. dr. J.R. Anema

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel)

PERSBERICHT Brussel, 23 oktober 2013

RE-INTEGRATIETRAJECT VOOR ARBEIDSONGESCHIKTE WERKNEMERS EN WERKLOZEN

Rapportage Landelijk Informatie Netwerk Eerstelijnspsychologen (LINEP) Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg

Studenten combineren voor tal van redenen hun studies met een job.

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

UITDAGINGEN EN ONTWIKKELINGEN IN DE UITKERINGSVERZEKERING. Jo DE COCK Administrateur-generaal RIZIV Seminarie voor verzekeringsartsen 12 oktober 2011

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Verdeling volgens geslacht binnen de KBC Groep

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen

Bijkomende informatie voor de registratie van nietbeëindigde verblijven waarvoor reeds verpleegkundige gegevens doorgestuurd moeten worden

Cijferbijlage Wonen in Nederland en werken in België

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

DEEL 1. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1

expertise binnen handbereik Ouderschapsverlof Opname Voorwaarde in hoofde van het kind Anciënniteit Juridische dienst

Deelprestaties behandeling Bijzondere productgroepen Diagnostiek

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

expertise binnen handbereik Ouderschapsverlof Opname Voorwaarde in hoofde van het kind Anciënniteit

sociale bijdragen en sociale uitkeringen op 1 juni 2001

Socioprofessionele reïntegratie. Conny Daens, GTB

Project Tabaco. (Filippijnen)

Wanneer bent u arbeidsongeschikt?

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Hoofdstuk 3. Wettelijk kader 8 Afdeling 1. Basiswetgeving 8 Afdeling 2. Afwijkingen op het niveau van de sector of de onderneming 9

Mogelijkheden van ondersteuning voor patiënt en omgeving

Behandelgroep Minuten Tarief

De honden en katten van de Belgen

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Behandelgroepen. Tarief behandelgroep. Geen behandeling bij 24 - uurs verblijf. 001 Geen behandeling bij 24-uurs verblijf 0 Indirecte tijd

Rapportage over Minimale Psychiatrische Gegevens 2004: Instroom en uitstroom van patiënten in de residentiële geestelijke gezondheidszorg

Our brains are not logical computers, but feeling machines that think.

DEEL 1. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1

HET SALARIS. Welke factoren bepalen je loon?

Deelprestaties Behandeling

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Jaarrapport Het Voorbeeld BV 2007

HET THEMATISCH RAPPORT LE RAPPORT THÉMATIQUE

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Cijferbijlage. Inhoud Algemeen 2

Vakantiewetgeving anno 2018

Arbeidsongeschikt? 1

Transcriptie:

Sociale situatie bij herhaalde ziekenhuisopname in de residentiële geestelijke gezondheidszorg. Inleiding Het registratiesysteem van de Minimale psychiatrische gegevens (MPG) laat toe om bij herhaalde psychiatrische opname van dezelfde patiënt de beroepssituatie op te volgen. Bij elke psychiatrische opname wordt de beroepsstatus bij opname geregistreerd. Dit is de beroepssituatie van de patiënt de laatste maand voordat hij opgenomen werd. De beroepsstatus die aangegeven wordt betreft telkens de hoogste inkomstenbron. Elke patiënt wordt door een zorgvoorziening in de MPG gecodeerd met een uniek anoniem nummer. Wanneer de patiënt in dezelfde zorgvoorziening terug opgenomen wordt zal hij hetzelfde nummer ontvangen gedurende 1 jaar na zijn eerste opname. Wanneer de heropname later plaatsvindt dan zal het nummer in de export naar de FOD Volksgezondheid at random veranderd worden. Ook dit nieuwe nummer zal weer 1 jaar geldig blijven. Wanneer een patiënt meermaals in dezelfde voorziening wordt opgenomen binnen de periode van 1 jaar kan de beroepssituatie bij opname voor al die opnames opgevolgd worden. Volgens het OESO-rapport Mental Health and Work: Belgium zouden Belgen met geestelijke gezondheidsproblemen die hun baan verliezen gemiddeld een lange tijd werkloosheidsuitkeringen trekken. Het zou in België minder aantrekkelijk zijn dan in de meeste OESO-landen om over te stappen naar een arbeidsongeschiktheidsuitkering. (zie bijlage) Bijkomend adviseert de OESO België om ondermeer arbeidsgerichte geestelijke gezondheidszorg te ontwikkelen en te experimenteren om zorg-en arbeidsondersteuning te integreren. In deze bijdrage onderzoeken we voor gehospitaliseerde patiënten met een geestelijk gezondheidsprobleem: (1) hoeveel er bij eerste opname tewerkgesteld zijn en of bij herhaalde opname minder patiënten tewerkgesteld blijven, en (2) of patiënten eerder een werkloosheidsuitkering krijgen dan een arbeidsongeschiktheidsuitkering Punt 1 motiveert een arbeidsgerichte geestelijke gezondheidszorg wanneer blijkt dat psychiatrische opnames een negatieve sociale impact hebben op de tewerkstelling. Punt 2 betreft de ernstige geestelijke aandoeningen die gehospitaliseerd worden terwijl het OESO-rapport betrekking heeft op dé Belg met geestelijke gezondheidsproblemen. 1/17

Beroepsstatus Beroepsstatus bij opname heeft in MPG betrekking op de belangrijkste inkomstenbron van de patiënt in de maand voordat hij opgenomen wordt. Men onderscheidt volgende antwoordmogelijkheden: MA14 Betaald werk: Betaald werk maar tijdelijk onderbroken o.w.v. Geen betaald werk: Andere: Beroepsstatus bij opname Voltijds werk Deeltijds werk Onregelmatig werk Ziekte of ongeval Verlof o.w.v. familiale of persoonlijke redenen Eigen huishouding Scholier / student Invalide Mindervalide Uitkeringsgerechtigde werkloze Niet-uitkeringsgerechtigde werkloze Steuntrekkend Gepensioneerd Rentenier Ander niet gespecifieerd Geen / Zonder Onbekend Een arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte verloopt via stadia met bijbehorende uitkeringen. Tijdens de eerste fase krijgt men een gewaarborgd loon van de werkgever. De duur hangt af van het professionele statuut (arbeider, bediende, in proefperiode, na proefperiode) en bedraagt 14 dagen of 30 dagen. Wanneer de arbeidsongeschiktheid langer duurt dan de periode van gewaarborgd loon komt men in de fase van primaire arbeidsongeschiktheid waar men een arbeidsongeschiktheidsuitkering als vervangingsinkomen ontvangt van het ziekenfonds. Wanneer de arbeidsongeschiktheid langer dan 12 maanden duurt, krijgt men vanaf de eerste dag van de dertiende maand een invaliditeitsuitkering. In MPG betreft de eerste fase de antwoordmogelijkheden: Voltijds werk en Deeltijds werk. De tweede fase betreft de antwoordmogelijkheid: Betaald werk tijdelijk onderbroken omwille van ziekte/ongeval. De derde fase betreft de antwoordmogelijkheid: Invalide. 2/17

Methode van opvolging in MPG Doordat het identificatienummer van de patiënt niet verandert in de periode van 1 jaar na een eerste opname kunnen de heropnames van een eerste opname in die periode opgevolgd worden. Uitgangspunt zijn dan de identificatienummers van alle eerste opnames in een bepaald jaar met follow-up van die nummers in de opnames van dat jaar en het daaropvolgende jaar. In het voorbeeld hieronder wordt identificatienummer 7.1661E+11 na een eerste opname in augustus 2009 nog zesmaal teruggevonden in de MPG van 2009 en 2010. Deze patiënt bleef bij zijn eerste opname 112 dagen in behandeling en had bij opname voltijds werk. Bij zijn tweede opname in december 2009 die 2 dagen duurde is zijn beroepsstatus veranderd in uitkeringsgerechtigde werkloze. Dit statuut blijft bewaard bij al zijn daaropvolgende opnames. Opvolging 7.1661E+11 NUM H08 MA03 MD04 MA14 7.1661E+11 1 82009 112 11 7.1661E+11 2 122009 2 35 7.1661E+11 3 12010 1 35 7.1661E+11 4 12010 0 35 7.1661E+11 5 22010 1 35 7.1661E+11 6 32010 23 35 7.1661E+11 7 32010 0 35 Omdat in MPG niet gewerkt wordt met een unieke patiëntenidentificatie over alle voorzieningen heen kan het zijn dat de patiënt in het voorbeeld nog een of meerdere opnames in andere voorzieningen heeft gehad. Stel dat er in de opvolgingsperiode nog twee opnames waren in een andere voorziening dan zal de patiënt hier ook geselecteerd worden op voorwaarde dat hij hier ook een allereerste opname had. Hetzelfde geldt indien de patiënt in voorgaande jaren elders al opgenomen werd en nu voor het eerst in een andere voorziening werd opgenomen. De opvolging van een patiënt in MPG is dus beperkt in tijd en in ruimte en sluit dubbeltellingen en valse eerste opnames niet uit. Resultaat Opnamegroepen In de MPG van 2009 worden 48527 eerste opnames 1 geregistreerd die in de registratieperiode 2009-2010 resulteren in 13218 heropnames. In lijn met een vorig onderzoek waarin gezocht werd naar factoren die heropname in de hand werken, betreft 80,4% (n=39002) van de eerste opnames verblijven die in de periode niet resulteerden in heropname (77%) en verblijven die op 31 december 2010 nog niet beëindigd 1 Drie psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen werden niet in het onderzoek betrokken omdat ze ondanks een verwittiging nog steeds opnamenummers registreerden in plaats van patiëntennummers. Voor deze PAAZ konden daardoor geen heropnames opgevolgd worden. 3/17

waren (3.4%). De 39002 eerste opnames zonder heropname zijn goed voor 63.2% van de 61745 opnames die geselecteerd werden met de opvolgingsmethode in de periode 2009-2010. Een tweede groep betreft 7106 eerste opnames (14.6%) die resulteerden in 1 heropname en zo in de periode goed waren voor 14212 opnames (=23% van alle opnames in de periode). Groep3 telt1665 eerste opnames (3.4%) met 2 heropnames of in totaal 4995 opnames (8.1%). Groep4 telt 488 (1%) eerste opnames met 3 heropnames of 1952 opnames(3.2%). Groep5 telt 155 (0.3%) eerste opnames met 4 heropnames of 775 opnames(1.3%). Groep6 telt 111 (0.2%) eerste opnames met 5 en meer heropnames die in totaal 1141 opnames(1.9%) geven in de periode. Kenmerken van de opnamegroepen De volgende beschrijving van de 6 opnamegroepen betreft enkel de beëindigde eerste opname van elke groep en niet de heropname(s). 1-Aard van de voorziening Opnamegroep 1 2 3 4 5 6 Totaal N 37379 7105 1664 488 155 111 46902 Voorziening PZ N 16582 3483 788 206 59 42 21160 % 44.36 49.02 47.36 42.21 38.06 37.84 45.12 PAAZ N 20327 3435 853 277 96 69 25057 % 54.38 48.35 51.26 56.76 61.94 62.16 53.42 IBW N 372 148 18 5.. 543 % 1 2.08 1.08 1.02.. 1.16 PVT N 98 39 5... 142 % 0.26 0.55 0.3... 0.3 In de PAAZ vinden de meeste eerste opnames plaats (53.42%) maar ook de meeste eerste opnames met frequente heropnames (groepen 3-6). 2-Leeftijd en geslacht Opnamegroep 1 2 3 4 5 6 Totaal Leeftijd Mean 41.82 40.51 40.19 40.72 38.68 40.75 41.53 P10 19 19 19 20 18 19 19 P25 28 28 29 30.5 30 29 28 Median 41 40 41 42 39 41 41 P75 53 51 51 51 47 53 53 P90 66 61 60 57 55 61 65 Geslacht Mannelijk N 19162 3613 814 245 67 51 23952 % 51.26 50.85 48.92 50.2 43.23 45.95 51.07 Vrouwelijk N 18217 3492 850 243 88 60 22950 % 48.74 49.15 51.08 49.8 56.77 54.05 48.93 4/17

Opvallende verschillen in leeftijd zijn er niet. Groep1 is gemiddeld ouder en Groep5 is het jongst en telt het minst vijftigplussers. Groep5-6 met meer dan 4 opnames in een jaar telt proportioneel meer vrouwen dan mannen. 3-Opleidingsniveau Opnamegroep 1 2 3 4 5 6 Totaal Beëindigd onderwijs Onbekend N 3646 554 144 42 6 2 4394 % 9.75 7.8 8.65 8.61 3.87 1.8 9.37 Laaggeschoold N 5502 1030 244 56 25 13 6870 % 14.72 14.5 14.66 11.48 16.13 11.71 14.65 Sec. lagere cyclus N 9137 1836 409 122 40 32 11576 % 24.44 25.84 24.58 25 25.81 28.83 24.68 Sec. hogere cyclus N 13629 2649 604 182 62 49 17175 % 36.46 37.28 36.3 37.3 40 44.14 36.62 Hoger onderwijs N 5465 1036 263 86 22 15 6887 % 14.62 14.58 15.81 17.62 14.19 13.51 14.68 In alle opnamegroepen hebben de meeste patiënten een opleiding hoger secundair onderwijs beëindigd. Groepen 1-3 verschillen niet in opleidingsniveau. Groep4 bevat procentueel minder laaggeschoolden en het meeste hooggeschoolden. Groep5 bevat het meeste laaggeschoolden en samen met groep 6 ook opvallend meer patiënten met een opleiding hoger secundair. 4-Hoofdberoep Als hoofdberoep wordt de laatst uitgeoefende arbeid of werk genomen waaruit de patiënt een reglementair inkomen betrekt of betrokken heeft. 27.3% van de eerste opnames in alle opnamegroepen samen betreffen patiënten die nooit werkten (bijvoorbeeld jongeren, huisvrouw). Voor 3% wordt de beroepscategorie niet gespecificeerd en voor 4.5% is ze onbekend. Voor meer dan 60% van de patiënten geldt dat ze ooit gewerkt hebben. Het grootste aantal in de beroepscategorie Arbeider (33.8%). 5/17

Opnamegroep 1 2 3 4 5 6 Totaal Laatst uitgeoefende beroep Onbekend N 1785 234 62 15 2 2 2100 % 4.78 3.29 3.73 3.07 1.29 1.8 4.48 Arbeider N 12449 2520 592 185 67 51 15864 % 33.3 35.47 35.58 37.91 43.23 45.95 33.82 Bediende N 9087 1727 402 134 41 25 11416 % 24.31 24.31 24.16 27.46 26.45 22.52 24.34 Middenkader N 390 71 16 4. 1 482 % 1.04 1 0.96 0.82. 0.9 1.03 Directie N 155 24 5 3.. 187 % 0.41 0.34 0.3 0.61.. 0.4 Landbouwer N 139 28 4 1. 1 173 % 0.37 0.39 0.24 0.2. 0.9 0.37 Vrij beroep N 441 90 21 5. 1 558 % 1.18 1.27 1.26 1.02. 0.9 1.19 Ander zelfstandig N 1370 264 58 16 5 2 1715 PctN 3.67 3.72 3.49 3.28 3.23 1.8 3.66 Helper familielid N 151 12 5 3.. 171 % 0.4 0.17 0.3 0.61.. 0.36 Ander niet gespec. N 1170 186 49 12 2 1 1420 % 3.13 2.62 2.94 2.46 1.29 0.9 3.03 Geen zonder N 10242 1949 450 110 38 27 12816 % 27.4 27.43 27.04 22.54 24.52 24.32 27.33 5-Leefmilieu voor opname Opnamegroep 1 2 3 4 5 6 Totaal Leefmilieu Onbekend/Niet ingevuld/ander N 1271 211 61 18 7. 1568 % 3.4 2.97 3.67 3.69 4.52. 3.34 Alleen N 10688 2085 501 146 46 36 13502 % 28.59 29.35 30.11 29.92 29.68 32.43 28.79 Eigen gezin N 12415 2215 533 161 50 42 15416 % 33.21 31.18 32.03 32.99 32.26 37.84 32.87 Ouderlijk gezin N 4781 846 175 47 16 16 5881 % 12.79 11.91 10.52 9.63 10.32 14.41 12.54 In- of samenwonend N 4778 937 220 68 20 12 6035 % 12.78 13.19 13.22 13.93 12.9 10.81 12.87 Collectieve woonvorm N 1300 265 48 16 5 1 1635 % 3.48 3.73 2.88 3.28 3.23 0.9 3.49 Therapeutisch milieu N 1439 375 86 22 6 3 1931 % 3.85 5.28 5.17 4.51 3.87 2.7 4.12 Geen vast verblijf N 707 171 40 10 5 1 934 % 1.89 2.41 2.4 2.05 3.23 0.9 1.99 6/17

In alle opnamegroepen worden de patiënten het vaakst opgenomen vanuit het eigen gezin. Groep5 met het laagste opleidingsniveau telt relatief het meeste patiënten zonder vaste verblijfplaats. Groepen2-4 kennen de meeste eerste opnames vanuit een therapeutisch milieu. 6.Bestemming bij ontslag Bij ontslag gaan in alle opnamegroepen de patiënten het vaakst terug naar het eigen gezin. Toch ziet men in vergelijking met het leefmilieu bij opname dat er minder terug naar huis gaan. Ook gaan er minder samenwonen, vooral in groep5. Nog meer gaan niet langer alleen wonen. Voor het ouderlijk gezin is er meer overeenkomst tussen de aantallen bij opname en ontslag. Het aantal patiënten dat doorverwezen wordt naar een therapeutisch milieu is opvallend hoog (11.21%) en meer dan dubbel zo hoog als bij opname (4.12%); In mindere mate zien we ook meer verwijzingen naar een collectieve woonvorm (5.21%) dan er bij eerste opname vanuit deze woonvorm werden opgenomen (3.49%). Opnamegroep 1 2 3 4 5 6 Totaal Bestemming Onbekend/Niet ingevuld/ander N 1980 376 96 30 7 5 2494 % 5.3 5.29 5.77 6.15 4.52 4.5 5.32 Alleen N 9020 1856 449 133 43 31 11532 % 24.13 26.12 26.98 27.25 27.74 27.93 24.59 Eigen gezin N 11379 2099 511 153 53 34 14229 % 30.44 29.54 30.71 31.35 34.19 30.63 30.34 Ouderlijk gezin N 4375 777 163 45 18 16 5394 % 11.7 10.94 9.8 9.22 11.61 14.41 11.5 In- of samenwonend N 3920 770 182 53 12 9 4946 % 10.49 10.84 10.94 10.86 7.74 8.11 10.55 Collectieve woonvorm N 2088 277 51 18 7 4 2445 % 5.59 3.9 3.06 3.69 4.52 3.6 5.21 Therapeutisch milieu N 4148 851 187 49 13 12 5260 % 11.1 11.98 11.24 10.04 8.39 10.81 11.21 Geen vast verblijf N 469 99 25 7 2. 602 % 1.25 1.39 1.5 1.43 1.29. 1.28 7.Verblijfsduur Een duidelijk onderscheid tussen groep1 en de overige opnamegroepen betreft de mediaan verblijfsduur die korter is in groep1. De heropnamegroepen2-6 hebben allen een langere verblijfsduur voor de eerste opname. 7/17

Opnamegroep 1 2 3 4 5 6 Totaal Ontslag N 37379 7105 1664 488 155 111 46902 Aantal dagen sinds opname Mean 44.37 54.35 48.31 41.98 38.14 53.13 46 P10 1 2 2 3 1 3 1 P25 5 9 10 10 6 10 5 Median 19 27 25 25 24 33 21 P75 46 62 55 50 47 80 49 P90 113 140 123 89 88 138 118 8-Functionele status In de DSM-IV wordt op as V een score van 1 tot 100 gegeven op de Global Assessment of Functioning (GAF) beoordelingsschaal waarmee men aangeeft in welke mate het functioneren van de patiënt wordt beïnvloed door de psychopathologie. Hoe lager de score hoe ernstiger de toestand is. Opnamegroep 1 2 3 4 5 6 Totaal GAF N 37101 6751 1566 461 149 107 46135 Mean 43.17 42.14 41.35 39.95 38.85 39.24 42.9 P10 25 25 25 25 25 23 25 P25 31 32 31 30 30 30 31 Median 42 40 40 40 40 40 41 P75 51 50 50 50 50 50 50 P90 61 60 60 55 55 55 60 exclusie GAF=0 De groep zonder heropnames is bij opname in beter doen dan de overige groepen die onderling weinig verschillen. Met een mediaan van 42 bevindt groep1 zich op een hoger niveau (interval 41-50) 2 van functioneren dan de overige groepen met mediaan 40 (interval 31-40) 3. 2 41-50 Ernstige symptomen (bv. suïcidegedachten, ernstige dwangmatige rituelen, frequent winkeldiefstallen) OF elke ernstige beperking in het sociaal of beroepsmatig functioneren of op school (bv. geen vrienden, niet in staat een baan te behouden). 3 31-40 Enige beperkingen in de 'reality testing' of de communicatie (bv. de spraak is bij tijden onlogisch, vaag of niet ter zake) OF belangrijke beperkingen op verschillende terreinen zoals werk, school, gezins- of familierelaties, oordeelsvorming, denken of stemming (bv. depressieve man gaat vrienden uit de weg, verwaarloost gezin, en is niet in staat om te werken; kind slaat vaak kleinere kinderen in elkaar, is thuis opstandig en mislukt op school). 8/17

9-Hoofddiagnosegroepen 4 In tegenstelling tot de kenmerken die totnogtoe werden beschreven kan men niet aan de hand van twee hoofddiagnoses 50% of meer van een opnamegroep beschrijven. Wel zijn alcoholmisbruik en depressie de twee belangrijkste hoofddiagnosegroepen in alle opnamegroepen. In de groep eerste opnames waarvoor in de periode 2009-2010 geen heropnames worden doorgestuurd zijn er minder patiënten die omwille van een alcoholprobleem worden opgenomen dan in de overige groepen. Depressie is er de belangrijkste reden van opname. Aanpassingsstoornissen geven vaker aanleiding tot een enkele opname. Groep6 valt op door een procentueel groter aantal alcohol geïnduceerde stoornissen, eetstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen.en depressies. Alcoholproblemen komen hier minder voor dan in de andere heropnamegroepen2-5. Behalve de alcoholproblemen is de case-mix van groepen2-4 vergelijkbaar met deze van groep1. Opnamegroep 1 2 3 4 5 6 Totaal N 39002 7106 1665 488 155 111 48527 DSM-IV Hoofddiagnosegroep Zwakzinnig N 220 36 10 2 2. 270 % 0.56 0.51 0.6 0.41 1.29. 0.56 Ontwikkelingsst. N 124 11 3... 138 % 0.32 0.15 0.18... 0.28 Autisme N 382 89 9 6. 1 487 % 0.98 1.25 0.54 1.23. 0.9 1 Aandacht-/gedragsst. N 751 122 31 3 1. 908 % 1.93 1.72 1.86 0.61 0.65. 1.87 Relatiestoornis N 159 33 6 4.. 202 % 0.41 0.46 0.36 0.82.. 0.42 Andere stoornis kind N 77 3 1 1.. 82 % 0.2 0.04 0.06 0.2.. 0.17 Aanpassingsstoornis N 3758 565 126 34 11 4 4498 % 9.64 7.95 7.57 6.97 7.1 3.6 9.27 Cognitieve stoornis N 1070 82 9 3 1. 1165 % 2.74 1.15 0.54 0.61 0.65. 2.4 Dementie N 820 66 8 2. 1 897 % 2.1 0.93 0.48 0.41. 0.9 1.85 Delirium N 74 8... 1 83 % 0.19 0.11... 0.9 0.17 Alcoholmisbruik N 5979 1333 345 114 35 18 7824 % 15.33 18.76 20.72 23.36 22.58 16.22 16.12 Alcohol geinduceerde st. N 1059 192 53 24 11 15 1354 % 2.72 2.7 3.18 4.92 7.1 13.51 2.79 Medicatiemisbruik N 397 73 22 3 3 2 500 % 1.02 1.03 1.32 0.61 1.94 1.8 1.03 Drugmisbruik N 1968 428 105 27 6 2 2536 % 5.05 6.02 6.31 5.53 3.87 1.8 5.23 Drug geinduceerde st. N 736 89 25 9 2. 861 % 1.89 1.25 1.5 1.84 1.29. 1.77 4 De aantallen in de tabel betreffen zowel de beëindigde als de niet-beëindigde eerste opnames 9/17

Opnamegroep 1 2 3 4 5 6 Totaal N 39002 7106 1665 488 155 111 48527 DSM-IV Hoofddiagnosegroep Schizofrenie N 1607 331 99 26 7 6 2076 % 4.12 4.66 5.95 5.33 4.52 5.41 4.28 Psychotische st. N 2098 430 82 31 7 7 2655 % 5.38 6.05 4.92 6.35 4.52 6.31 5.47 Depressie N 8149 1594 385 102 35 28 10293 % 20.89 22.43 23.12 20.9 22.58 25.23 21.21 Bipolaire st. N 1397 272 56 23 6 4 1758 % 3.58 3.83 3.36 4.71 3.87 3.6 3.62 Angst & stress N 1385 218 50 15 6 4 1678 % 3.55 3.07 3 3.07 3.87 3.6 3.46 Somatoforme st. N 277 50 12 1.. 340 % 0.71 0.7 0.72 0.2.. 0.7 Dissociatieve st. N 34 6 2 2 1. 45 % 0.09 0.08 0.12 0.41 0.65. 0.09 Parafilie&Sexuele st. N 115 11.... 126 % 0.29 0.15.... 0.26 Eetstoornis N 413 76 13 2 4 7 515 % 1.06 1.07 0.78 0.41 2.58 6.31 1.06 Slaapstoornis N 576 119 17 2 1. 715 % 1.48 1.67 1.02 0.41 0.65. 1.47 Impulscontrole N 370 58 15 6 3. 452 % 0.95 0.82 0.9 1.23 1.94. 0.93 Persoonlijkheidsstoornis N 1616 281 60 14 4 6 1981 % 4.14 3.95 3.6 2.87 2.58 5.41 4.08 V-codes N 623 110 20 5 2. 760 % 1.6 1.55 1.2 1.02 1.29. 1.57 Overige problemen/niet ingevuld N 2768 420 101 27 7 5 3328 % 7.1 5.91 6.07 5.53 4.52 4.5 6.86 Samengevat betreft de gehospitaliseerde patiënt met een geestelijk gezondheidsprobleem in dit onderzoek: volwassen mannen (51%) en vrouwen (49%) van gemiddeld 41,5 jaar met in de loop van 2009-2010, 1 of meerder psychiatrische opnames in de PZ (45.1%) of PAAZ (53.4%). Bijna twee op drie heeft een opleiding lager (24.7%) of hoger secundair (36.6%) onderwijs beëindigd en is of was arbeider (33.8%) of bediende (24.3%) in hoofdberoep. Het leefmilieu voor opname is voor meer dan de helft het eigen gezin (32.9%) of alleen wonen (28.8%). Bij ontslag blijven beide de belangrijkste leefmilieus maar daalt hun aandeel respectievelijk naar 30.3% en 24.6% ten voordele van een therapeutisch milieu (van 4.1% naar 11.2%). In alle groepen is bij opname alcoholmisbruik (16.1%) of depressie (21.2%) de belangrijkste hoofddiagnose. Als derde belangrijkste hoofddiagnose worden aanpassingsstoornissen (9.3%) geregistreerd. Deze laatste problematiek wordt het vaakst geobserveerd in de groep zonder heropnames die de kortste behandelingsduur heeft en die bij opname doorsnee op een hoger niveau functioneert dan de overige opnamegroepen. 10/17

Tewerkstelling bij herhaalde psychiatrische opname Wanneer in de opeenvolgende opnames van elke opnamegroep het percentage patiënten dat bij opname tewerkgesteld is vergeleken wordt dan ziet men het aantal tewerkgestelden afnemen. % Volledig tewerkgestelden Opname 1 Opname 2 Opname 3 Opname 4 Opname 5 Opname 6 Groep1 16.2 Groep2 15.7 12 Groep3 14.4 10.5 9.1 Groep4 18.4 14.1 12.1 9.2 Groep5 14.2 11 9.7 10.3 6.5 Groep6 14.4 4.5 6.3 3.6 7.2 9 % deeltijds tewerkgestelden Opname 1 Opname 2 Opname 3 Opname 4 Opname 5 Opname 6 Groep1 2.8 Groep2 2.9 2.6 Groep3 2.7 2.5 1.6 Groep4 3.5 3.1 3.1 3.1 Groep5 4.5 2.6 3.9 2.6 2.6 Groep6 3.6 4.5 4.5 4.5 3.6 1.8 Afhankelijk van de opnamegroep is bij een eerste psychiatrische opname slechts 17 à 22% voltijds of deeltijds tewerkgesteld. Bij een tweede opname daalt dit percentage naar 9 à 17%. De hoogste percentages tewerkstelling worden geobserveerd voor groep4 die de minste laaggeschoolden en de meeste hooggeschoolden telt. Ook hier daalt echter het aantal voltijds tewerkgestelden met het volgnummer van de opname. Het aantal deeltijds tewerkgestelden is laag en lijkt minder snel af te nemen dan het aantal voltijds tewerkgestelden. 11/17

Inkomsten bij herhaalde psychiatrische opname % Betaald werk tijdelijk onderbroken omwille van ziekte/ongeval Opname 1 Opname 2 Opname 3 Opname 4 Opname 5 Opname 6 Groep1 12.1 Groep2 12.9 15 Groep3 11.9 15.1 14.8 Groep4 13.9 18 19.5 18.4 Groep5 9.7 16.1 19.4 17.4 21.3 Groep6 14.4 23.4 18 18 17.1 14.4 % Invaliditeit Opname 1 Opname 2 Opname 3 Opname 4 Opname 5 Opname 6 Groep1 12 Groep2 14.6 16.6 Groep3 16.8 17.7 20.5 Groep4 18.7 21.5 21.1 25.2 Groep5 24.5 21.9 22.6 24.5 25.8 Groep6 12.6 18.9 23.4 22.5 26.1 27.9 % Uitkeringsgerechtigde werkloze Opname 1 Opname 2 Opname 3 Opname 4 Opname 5 Opname 6 Groep1 9.9 Groep2 10.8 9.8 Groep3 10.6 11.1 9.2 Groep4 9.2 8.4 7.6 6.8 Groep5 7.7 8.4 7.1 9 6.5 Groep6 15.3 9.9 10.8 16.2 10.8 10.8 Voor gehospitaliseerde Belgen met een psychiatrisch gezondheidsprobleem is de belangrijkste inkomstenbron, afhankelijk van de duur van het ziekteproces, een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een invaliditeitsuitkering en niet een werkloosheidsuitkering. Hun relatieve aandeel in alle opnames bedraagt respectievelijk 12.9%, 13.9% en 10% Het hoogste percentage uitkeringsgerechtigde werklozen wordt in groep6 geregistreerd. Met het volgnummer van de opname neemt het percentage met een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een invaliditeitsuitkering toe terwijl het aantal met een werkloosheidsuitkering eerder afneemt. 12/17

Besluit Het OESO-rapport Mental Health and Work stelde vast dat in België in tegenstelling tot andere landen, in het geval van een arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een geestelijk gezondheidsprobleem, vaker gekozen wordt voor een werkloosheidsuitkering dan voor een ziekte-uitkering. De reden hiervoor zou zijn dat beide uitkeringen ongeveer even hoog zijn maar dat een werkloosheidsuitkering in de tijd onbeperkt is en men omwille van een psychiatrisch probleem makkelijker kan ontkomen aan de verplichting om aangeboden werk te aanvaarden. Een ziekte-uitkering daarentegen wordt strenger gecontroleerd en geeft minder zekerheid gezien de beoordeling van de ziektetoestand kan wijzigen. Een werkloosheidsuitkering bekomt men door zich werkonbekwaam te laten verklaren door de bedrijfsarts waardoor de werkgever de werknemer kan ontslaan zonder de opzegtermijn te moeten respecteren. In de MPG vinden we het tegendeel. Meer mensen hebben bij psychiatrische opname in een ziekenhuisdienst als belangrijkste inkomstenbron een ziekte-uitkering. Bij herhaalde opname ziet men er het aantal patiënten met een ziekte-uitkering toenemen en het aantal met een werkloosheidsuitkering eerder afnemen. Ook volgens het OESO-rapport zou er in de geestelijke gezondheidszorg in België weinig of geen aandacht gegeven worden aan tewerkstelling en ligt de focus te eenzijdig op de behandeling van de ziektetoestand. Een tweede factor betreft een gebrekkige samenwerking tussen de controlearts van de mutualiteit, de bedrijfsarts en de huisarts. In MPG zien we inderdaad bij herhaalde opname steeds minder mensen die nog voltijds of deeltijds tewerkgesteld zijn. Het aantal tewerkgestelden bij eerste opname is afhankelijk van de opnamegroep 17 à 22% en daalt bij tweede opname naar 9 à 17% terwijl het aantal die ooit werkten volgens hun beroepscategorie 5 meer dan 60% is. De figuur op volgende pagina toont dat van de 46902 eerste opnames in alle opnamegroepen 33.8% patiënten in de beroepscategorie arbeider geregistreerd worden waarvan er bij eerste opname slechts 19.8% voltijds tewerkgesteld is en 3.65% deeltijds. 24.34% van de eerste opnames worden in de arbeidscategorie bediende geregistreerd en daarvan is er op dat moment nog slechts 28.5% voltijds tewerkgesteld en 6.1% deeltijds. 5 Samen met arbeiders en bedienden ook zelfstandigen, landbouwers, middenkader, directie, vrij beroep en helper familielid 13/17

Aantal eerste opnames Beroepscategorie en beroepsstatus bij eerste psychiatrische opname 18000 16000 15864 14000 12000 11416 10000 8000 6000 4000 3144 3257 2000 579 695 0 Beroepscategorie Voltijds werk Deeltijds werk Arbeider Bediende 14/17

BIJLAGE België moet geestelijke gezondheidsproblemen op het werk proactiever aanpakken, zegt de OESO 29/01/2013 - Belgische bedrijven, ziekenfondsen en arbeidsbemiddelingsdiensten dienen proactiever te zijn om mensen met geestelijke gezondheidsproblemen te helpen aan het werk te blijven of een baan te vinden, volgens een nieuw OESO-rapport. Mental Health and Work: Belgium zegt dat één op de drie werklozen in meer of mindere mate lijdt aan geestelijke gezondheidsproblemen. De OESO schat dat de totale kost van geestelijke gezondheidsproblemen voor de Belgische economie en maatschappij jaarlijks rond de 3,4% van het BBP bedraagt aan verloren banen en gezondheidszorg. Vier op de vijf werknemers met een geestelijke aandoening heeft moeite met het werk en afwezigheid door ziekte is twee tot driemaal hoger dan voor mensen zonder geestelijke aandoening. Invaliditeitsaanvragen op basis van geestelijke gebreken stijgen, met de sterkste toename onder jonge mensen. Psychische problemen vormen de basis voor bijna de helft van alle aanvragen in 2010 voor de leeftijdsgroep 20 tot 39 jaar, vergeleken met 20% voor de leeftjidsgroep 50-64. België kan voortbouwen op haar veelbelovende institutionele structuur om de uitdagingen omtrent de geestelijke gezondheidsproblemen en werk beter aan te pakken, zegt Yves Leterme bij de lancering van het rapport in Brussel. De bedragen die het de maatschappij en economie kost stijgen in België, net zoals in andere OESO-landen. Er is nu dringed actie nodig om mensen met psychische problemen te helpen hun baan te behouden of een nieuwe job te vinden. De arbeidswetgeving heeft een sterke focus op de preventie van psychosociale problemen op het werk en het geïntegreerde uitkeringsstelsel bij ziekte en invaliditeit van het RIZIV biedt ideale voorwaarden voor het nauw opvolgen van ziektemeldingen, snelle interventie en effectieve ondersteuning voor een snelle terugkeer naar werk. 15/17

Maar het rapport besluit dat het systeem over het algemeen slecht wordt uitgevoerd en te passief en reactief is. Werkgevers, arbeidsgeneesheren en ziekenfondsen dienen proactiever te zijn en hun samenwerking te verbeteren. Belgen met geestelijke gezondheidsproblemen die hun baan verliezen blijven gemiddeld een lange tijd werkloosheidsuitkeringen trekken. Het is in België minder aantrekkelijk dan in de meeste OESO-landen om over te stappen naar een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het voordeel is dat ze regelmatig in contact blijven met de arbeidsbemiddelingsdiensten, hetgeen een reïntegratie op de arbeidsmarkt kan vergemakkelijken. De arbeidsbemiddelingsdiensten moeten echter meer aandacht besteden aan de behoeften van mensen met psychische problemen om hen snel weer aan het werk te krijgen. Pilootprojecten die sinds 2009 worden geleid door de arbeidsbemiddelingsdiensten in samenwerking met de medische en welzijnsector, zijn veelbelovend, zegt de OESO. Het rapport adviseert om deze programma s verder uit te breiden naar alle regio s en te onderbouwen met een juridisch kader en een systematisch co-financieringsmechanisme om de deelname van mensen met arbeidsongeschiktheidsuitkeringen of sociale bijstand te bevorderen. De OESO adviseert dat de autoriteiten: - De verplichtingen voor werkgevers om psychosociale problemen aan te pakken zorgvuldig implementeren en surveilleren, en sancties te verhogen bij niet-naleving. - Systematisch de arbeidsgeneesheren betrekken bij de re-integratie van zieke werknemers. - De samenwerking tussen ziekenfondsen en arbeidsbemiddelingsdiensten te bevorderen. - Arbeidsgerichte geestelijke gezondheidszorg te ontwikkelen en te experimenteren om zorg- en arbeidsondersteuning te integreren. - Kinderen en studenten met psychische problemen verder te integreren in het reguliere onderwijs en de overgang naar werk te verbeteren. Voor meer informatie kunnen journalisten contact opnemen met Veerle Miranda beleidsadviseur OESO (tel: +33 1 45 24 18 73). 16/17

Voor een kopie van het rapport kunnen journalisten contact opnemen met de persafdeling van de OESO op news.contact@oecd.org. Also Available Belgium should be more proactive in tackling mental health issues in the workplace, says OECD La Belgique devrait adopter une démarche plus proactive face aux problèmes de santé mentale au travail, estime l OCDE 17/17