Handleiding. Voor de elektronische zaaimachineaansturing. Solitronic. Versie Versie voor Solitair 9,-10 K en -12 K

Vergelijkbare documenten
Handleiding. Voor de elektronische zaaimachine-aansturing. Easytronic. Versie 2.1. voor. Saphir 7 en Saphir 7 Autoload. Wij staan voor zekerheid

Handleiding. elektronische zaaimachineaansturing. Easytronic Version 2.2. voor Saphir7 en Saphir 7 AutoLoad. LEMKEN GmbH & Co. KG

Handleiding. Zaaimaschinenaanstuuring Easytronic 2.3 voor Saphir 7. LEMKEN GmbH & Co. KG

Handleiding. Aansturing Solitronic LEMKEN GmbH & Co. KG

Gebruiksaanwijzing. Elektronische zaaimachinebesturing. Solitronic. Versie Wij staan voor veiligheid! LEMKEN GmbH & Co. KG

Handleiding. Aansturingen Solitronic LEMKEN GmbH & Co. KG

Handleiding. Aansturing Solitronic LEMKEN GmbH & Co. KG

Handleiding. Besturingen Solitronic LEMKEN GmbH & Co. KG

Handleiding. Boordcomputer LH Versie 1.04 en Wij staan in voor veiligheid. LEMKEN GmbH & Co. KG

InteGra Gebruikershandleiding 1

CP-508 GEBRUIKERS-HANDLEIDING

Bestnr Micro Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+

HANDLEIDING PROGRAMMAREGELAAR 40/16 SE

BE 1000 Brand BEDIENINGS INSTRUCTIE INHOUDSOPGAVE A3

BEP 600-TLM2 CONTOUR MATRIX TANK MONITOR INSTALLATIE EN GEBRUIKS AANWIJZING

Bedienerhandleiding. Digital Compressor Controller.

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: 1.00

Uitsluitend aansluiten op de spanning en frequentie zoals aangegeven op het typeplaatje.

Bedieningshandleiding Christiaens Group Stapelaar en Ontstapelaar

LCD scherm va LCD scherm

GEBRUIKERSHANDLEIDING. Elektronisch slot Multicode. think safe

HANDLEIDING SCOREBORDEN OPTIE 7 Versie 2.0 / augustus 2011

Handleiding. Boordcomputer LH Versie LE Versie LE Versie LE Versie LE Wij staan in voor veiligheid

Beschrijving bedieningsunit, Serie AK30.

Handleiding Alma Rally & Alma Rally Off-road

LCD scherm ve LCD scherm

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: Uitgifte datum:

GEBRUIKSAANWIJZING. voor hydraulisch weegsysteem model STH / R320 Pro. met uitleesinstrument R320 V1.60

Beknopte handleiding NF3000 INHOUDSOPGAVE

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART TIMER

Programmeerbare elektronische tijdschakelklok

Systeem 2000 Touch-opzetstuk. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

All-in-one warmtepomp water verwarming BOI-200/260

Gebruiksaanwijzing voor schakelklok "Onderbouw"

Installation Manual Mobile Dispencer Point ~ PayCon II

GEBRUIKSAANWIJZING EN. PROJECTION ALARM CLOCK INSTRUCTION MANUAL DE. PROJEKTIONSWECKER

Gebruikhandleiding TC-500

Bedieningshandleiding voor de Exocompact Display

Dohse Aquaristik GmbH & Co. KG

Power Monitor Pro. Bestnr.: Omwille van het milieu 100% recyclingpapier

Afstandsbedieningshandleiding IR NED: Cassette model airconditioner CTS-12-SET CTS-18-SET CTS-24-SET

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART SELECT

Service Manual. Comfort System

GEBRUIKSAANWIJZING (verkort) GT1050/GT1060

GE Security. FEP/FER700-serie brandmeldpanelen en herhaalpanelen Gebruikershandleiding

ENA Bijlage. Installatie- en bedieningsinstructies. Flamco

Verkorte gebruiksaanwijzing

HANDLEIDING QUICKHEAT-FLOOR THERMOSTAAT

Handleiding. Voor de ploegbesturing VEO-R 360. Versie 1.0. Wij staan voor veiligheid. Art. Nr NL-1/ LEMKEN GmbH & Co.

Inleiding. Inhoudsopgave: Omschrijving. 1.1 Het toetsenbord De displays Lampjes Vaste programma's Vrije programma's 3.

MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat

Bedieningen Dutch - 1

Handleiding MH1210B temperatuurregelaar

11/05 HD Lees ook het engelse boekje

Gebruikersinstructie Roth Touchline thermostaat

Gebruikers- en service-instructie

FP400-serie. Klassieke microprocessorgestuurde brandmeld- en detectiepanelen. Gebruikershandleiding

Bedieningselement voor de Eeberspächer-standverwarmingen A WORLD OF COMFORT

Bedieningsinstructie

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Verkorte Gebruiker Handleiding

Bedrade afstandbediening Introductie van het spare part. Knoppen en display van de afstandbediening.

Het Keypad (met segmenten)

Gebruikershandleiding Ruimtebedienapparaat Webbased regelaar

testo 885 / testo 890 warmtebeeldcamera Korte handleiding

TOMA. De TOMA regelaar is gebouwd volgens de strenge Europese veiligheidseisen en voorzien van een CE keurmerk.

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

Art-No NL Handleiding

MK99 NL AUTOMATISCH IN WERKING TREDENDE STARTONDERBREKER MET ELEKTRONISCHE SLEUTEL EN OVERRIDE NOODCODE

Duurzame energie. Aan de slag met de energiemeter van LEGO

Inhoudsopgave: Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 Televisie menu. 4 Radio menu. 6 MiniGids. 8 TV Gids . Programma informatie oproepen. Kiezen en Kijken...

Balanceermachine GEBRUIKERSHANDLEIDING

Handleiding. Gebruiks waarschuwingen. Stap 1. Aansluiten controller

U sluit de drukregelaar aan op een wegwerpfles met nulgas of kalibratiegas. Deze handleiding is bij Priva verkrijgbaar via artikelnummer

Gebruiksaanwijzing PX Combi 800

Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5

Fleischmann Tachowagen HO

HANDLEIDING RZ-D-4.40WD / RZ-D-4.433WD

K-Steel deuropenermodule 1156/10 met numeriek toetsenbord

De Flex Counter kan voor verschillende doeleinden in de landbouw gebruikt worden en kan het volgende op meten

WERKINGSINSTRUCTIES VOOR DE ST-950 TRAININGSCOMPUTER

Handleiding Beweegbare Bodem Manager

Bedienings- en servicehandleiding

Gebruikershandleiding

HANDLEIDING. Radiofrequentiebediening Synchro 3-4 VFF/CDL-C-2G4

TECHNISCHE HANDLEIDING

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-seriedimmer-basiselement. Universeel-seriedimmer-basiselement. Best.nr.

Bedieningshandleiding voor het extern Regin Display

Handleiding. Bijlage LCD Display. +32 (0)

DUTCH Document number: Date:

Timer TI 100. Nederlandse Handleiding. w w w. b i t n e d e r l a n d. n l

Elektrische verwarming

Bestel-Nr NL02. Bedieningshandleiding Elektronische zaaimotor Multitronic II voor Multidrill eco / ecoline Multidrill eco A / ecoline A

HENKELMAN BV. Adres Veemarktkade 8 / D AE s-hertogenbosch Nederland. Postadres Postbus AE s-hertogenbosch Nederland

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. Systeem DALI-Power-besturingseenheid inbouwbasiselement

7 Serie. The Future Starts Now. Digitale thermometers Temp7. Temp7 PT100. Temp7 NTC. Temp7 K/T

Elektronische jaloezieinbouwschakelaar

Weegschaaltruck EL20W-1150-TAZPN. Capaciteit: 2t

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE

1 Veiligheidsinstructies

Transcriptie:

Handleiding Voor de elektronische zaaimachineaansturing Solitronic Versie 1.15 en Versie 1.16 voor Solitair 9,-10 K en -12 K Wij staan voor zekerheid LEMKEN GmbH & Co. KG Art.Nr. 175 3785 NL-3/02.05 Weseler Straße 5, D-46519 Alpen / Postfach 11 60, D-46515 Alpen Telefon (0 28 02) 81-0, Telefax (0 28 02) 81-220 E-Mail: lemken@lemken.com, Internet: http://www.lemken.com

EIGENLIJK GEBRUIK Voor ingebruikname handleiding en veiligheidsvoorschriften lezen en in acht nemen! De zaaimachine Solitair met de elektronische zaaimachineaansturing is uitsluitend voor landbouwkundig gebruik gebouwd (eigenlijk gebruik)! Elk ander gebruik is niet toegestaan. Voor hieruit voortvloeiende schaden is de fabrikant niet verantwoordelijk en zijn dus alléén voor risico van de gebruiker! Onder eigenlijk gebruik vallen ook de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en onderhoudsvoorschriften! De zaaimachine Solitair met de elektronisch zaaimachineaansturing mag uitsluitend door personen worden gebruikt en onderhouden die vertrouwd zijn met het werktuig en de gevaren daarvan! De aangebrachte veiligheidsvoorschriften, alsook de algemene veiligheidstechnische, medische voorschriften en de verkeersregels dienen in acht te worden genomen! Eigenhandig uitgevoerde veranderingen aan het werktuig sluiten aansprakelijkheid van de fabrikant voor de daaruit voortvloeiende schaden uit! INHOUDSOPGAVE 1 STROOMVOORZIENING... 5 2 BASISINFORMATIE... 5 2.1 Het gebruiksgebied... 5 2.2 Bedieningsterminal... 6 2.3 Displayweergaven en menu s... 7 2.4 Functie van de schakelaars en toetsen... 7 2.4.1 Aan- / Uitschakelaar... 7 2.4.2 Functietoetsen... 7 2.4.3 Draaiknop met bevestigingstoets... 8 2.4.4 ESC-Toets... 8 2.4.5 Schakeltoetsen... 8 2.4.6 Lichtdioden... 8 3 UITKIEZEN EN OPSLAAN VAN WAARDEN EN INSTELLINGEN... 8 1

4 MENU KEUZE... 9 5 HET INVOERMENU... 10 5.1 Algemeen... 10 5.2 Invoer- en instelfuncties... 10 5.3 Spuitsporenmenu... 12 5.4 Spuitspoorritme-weergave... 16 5.5 Hectareteller... 23 5.6 Tankmenu... 23 5.7 Blowercontrole... 24 5.8 Wielkalibratie in mm/impuls... 24 5.8.1 Handmatige kalibratie... 24 5.8.2 100 Meter kalibratie... 25 5.9 Het uitschakelen van de alarmfuncties... 25 5.10 Hydraulische topstang (Solitair 12)... 26 5.11 Rotorkopeg in- en uitklappen (Solitair 10)... 26 5.12 Opties... 27 5.12.1 Egfuncties... 27 5.12.2 Werklampen... 27 5.12.3 Aftak-as controle... 28 6 AFDRAAIMENU... 29 6.1 Omrekening van korrels/m² in kg/ha... 30 6.2 Afdraaiproef... 31 6.2.1 Kengetal voor het zaadgoed invoeren... 31 6.2.2 Zaaihoeveelheid invoeren... 31 6.2.3 Zaaiwielen vullen... 32 6.2.4 Afdraaitijd... 32 6.2.5 Afdraaiproef starten... 33 6.2.6 Invoer van de afgedraaide zaadgoedhoeveelheid... 33 6.2.7 Het resultaat... 34 6.3 Herhaling van de afdraaiproef (afdraaicontrole)... 35 2

6.4 Zaaihoeveelheid veranderen... 35 7 BEDRIJFSMENU... 36 7.1 Symbolen in het bedrijfsmenu 1 en 2... 37 7.2 Het eerste bedrijfsmenu... 39 7.2.1 Bedrijfsspanning en stroomverbruik... 39 7.2.2 Hectareteller... 39 7.2.3 Handmatige start... 39 7.2.4 Handmatige stop... 39 7.2.5 Blowertoerental... 40 7.2.6 Gezaaide zaadgoedhoeveelheid... 40 7.2.7 Wisselen naar het tweede bedrijfsmenu... 40 7.3 Het tweede bedrijfsmenu... 41 7.3.1 Verandering van de zaaihoeveelheid... 41 7.3.2 Deelbreedte-uitschakeling... 41 7.3.3 Spuitsporenschakeling... 42 7.3.4 Zaai-eg-S... 43 7.3.5 Zaaidiepte-weergave Solitair 12 K... 44 7.4 Overige weergave in het bedrijfsmenu... 45 8 INFOMENU... 46 8.1 Sensortest... 46 8.2 Softwareversie... 47 8.3 Storings- en codeweergave... 47 8.3.1 Functiestoring... 47 8.3.2 Kabelstoring... 48 8.4 Weergave van de zaaimachine-instellingen... 48 8.5 Weergave van de ingestelde zaaihoeveelheid en van het werksnelheidsbereik... 48 8.6 Rekenmachine... 49 9 ZEKERINGEN... 50 3

10 DIAGNOSELIJSTEN... 51 10.1 Codeweergaven... 51 10.2 Aanwijzingen... 51 10.3 Waarschuwingen... 52 10.4 Storingen... 53 10.4.1 Tabel: B1X Kabelbreuken... 54 10.4.2 Tabel: B2X Kortsluitingen... 56 4

1 STROOMVOORZIENING Voor de stroomvoorziening van de elektronische zaaimachineaansturing Solitronic moet de stekkerkabel direct aan de accu van de trekker worden aangesloten. Er is een bedrijfsspanning van 12 Volt nodig. In de stekkerkabel naar de accu is een 40A zekering gemonteerd. 2 BASISINFORMATIE 2.1 Het gebruiksgebied De elektronische zaaimachineaansturing Solitronic is voor de aansturing van de zaaimachines met elektronische zaai-as-aandrijving ontwikkeld en ook voor de machinecombinaties met zaaimachine, die uitgerust zijn met de eerder vermelde elektrische zaai-as-aandrijving. Van de fabriek is de zaaimachineaansturing op de desbetreffende zaaimachine afgesteld. Dit wordt na het inschakelen van de zaaimachineaansturing kort in het display weergegeven, bijvoorbeeld Solitronic 9, -10 of -12. 5

2.2 Bedieningsterminal Door middel van de bedieningsterminal (1) is de elektronische zaaimachineaansturing Solitronic te bedienen. Het pakket bestaat onder andere uit een display (8), functietoetsen (3), schakeltoetsen (7) en een draaiknop (5) met bevestigingstoets. 1 - Bedieningsterminal 2 - Aan- / Uitschakelaar 3 - Functietoetsen 4 - ESC-Toets (Returntoets) 5 - Draaiknop met bevestigingstoets (Druktoets) 6 - NOODSTOP-knop 7 - Schakeltoetsen 8 - Display 9 - Lichtdioden 6

2.3 Displayweergaven en menu s Afhankelijk van het type zaaimachine en van de opties van de desbetreffende zaaimachine resp. machinecombinatie kunnen enkele displayweergaven van de bedieningsterminal van de in deze handleiding afgebeelde displayweergaven afwijken. Indien dit relevant is voor het werk met de desbetreffende machine, wordt er apart op gewezen. Dit heeft bijv. betrekking op de hydraulische eg-hef, de aftakascontrole bij het gebruik in combinatie met een LEMKEN rotorkopeg, de bediening van de uitklapvergrendeling van een LEMKEN rotorkopeg bij de Solitair 10 K en de hydraulische topstang van de Solitair 12 K. 2.4 Functie van de schakelaars en toetsen 2.4.1 Aan- / Uitschakelaar De aan- / uitschakelaar (2) moet ongeveer 2 seconden lang worden ingedrukt om de elektronische zaaimachineaansturing te activeren respectievelijk weer uit te schakelen. 2.4.2 Functietoetsen Bij de bediening van een functietoets (3) wordt telkens de functie uitgevoerd of geactiveerd, die direct daarnaast in het display (8) wordt weergegeven. 7

2.4.3 Draaiknop met bevestigingstoets Door het draaien van de draaiknop met bevestigingstoets (5) worden er waarden uitgekozen, ingevoerd en door het indrukken van deze toets ook bevestigd. 2.4.4 ESC-Toets Door het indrukken van de ESC-toets (4) komt men altijd terug in het vorige menu. 2.4.5 Schakeltoetsen Bij de bediening van een schakeltoets (7) wordt een geactiveerde functie, die boven in het display (8) wordt weergegeven, direct in- of uitgeschakeld. 2.4.6 Lichtdioden Wanneer de schakeltoets (7) is bediend, bijvoorbeeld bij een deelbreedteuitschakeling, wordt dit door middel van het blinken van de desbetreffende lichtdiode (9) weergegeven. 3 UITKIEZEN EN OPSLAAN VAN WAARDEN EN INSTELLINGEN Waarden en in het display weergegeven instelopties kunnen alleen met de draaiknop (5) worden uitgekozen en door het indrukken van de bevestigingstoets (BT) worden bevestigd respectievelijk worden opgeslagen. 8

4 MENU KEUZE Na het activeren van de elektronische zaaimachineaansturing en de kortdurende systeemcontrole verschijnt het keuzemenu. In totaal zijn er 4 afzonderlijke menu te kiezen: 1. Het invoermenu: Functietoets F5 of F6 indrukken 2. Het afdraaimenu: Functietoets F3 of F4 indrukken 3. Het bedrijfsmenu: Functietoets F1 of F2 indrukken 4. Het infomenu: Functietoets F7 of F8 indrukken 9

5 HET INVOERMENU 5.1 Algemeen In het keuzemenu de functietoetsen F5 of F6 indrukken om in het invoermenu te komen. Afhankelijk van de beschikbare opties en het type machine zijn er in het invoermenu 1 of 2 menupagina s. Bij 2 menupagina s verschijnt er altijd extra de bladerfunctie voor het wisselen van de pagina s. De afzonderlijke functietoetsen moeten telkens worden ingedrukt wanneer het in het display staande naast de functietoetsen afgebeelde submenu moet worden geopend. In de submenu s kunnen/moeten de volgende waarden worden ingevoerd en instellingen worden uitgevoerd. 5.2 Invoer- en instelfuncties Spuitsporenfuncties - Spuitspoorritme - Aan welke kant van het akker er gestart wordt met werken - Hectaretelling bij spuitsporen Hectareteller (Hectareteller op nul zetten) Tankmenu - gevulde zaadgoedhoeveelheid invoeren - Resthoeveelheid op nul zetten - uitgezaaide zaadgoedhoeveelheid op nul zetten Blowercontrole - minimaal toelaatbare toerental invoeren - maximaal toelaatbare toerental invoeren Wielkalibratie in mm/impuls - handmatig invoeren - 100m kalibratie uitvoeren 10

Alarmfuncties - uit- en inschakelen van de alarmfuncties - minimaal toelaatbare resthoeveelheid in de zaadtank invoeren Aftakas-controle (Optie) - minimaal toelaatbare toerental van de aftakas invoeren - Toelaatbare tijd invoeren dat de aftakas onder het minimale toelaatbare toerental mag draaien Eg-bediening (Optie) - handmatige bediening uitkiezen - automatische bediening uitkiezen Werklampen (Optie) - inschakelen - uitschakelen Kalibratie van de hydraulische topstang (alleen Solitair 12 K) - maximale lengte van de hydraulische topstang - minimale lengte van de hydraulische topstang Uitklapvergrendeling voor de rotorkopeg (alleen Solitair 10 K) - ontgrendelen van de afsluiterventielen Indien in het display dit symbool verschijnt, betekent dit dat het invoermenu meerdere pagina s heeft, waarin gebladerd kan worden. 11

5.3 Spuitsporenmenu Functietoets indrukken, om het spuitsporenmenu te komen. 5.3.1 Werkbreedte van de kunstmeststrooier/veldspuit F2 indrukken en de werkbreedte van de kunstmeststrooier/veldspuit uitkiezen en bevestigen, bijvoorbeeld 21 m. In het onderste veld wordt dan het berekende spuitspoorritme weergegeven. 5.3.2 Veldbeginzijde Daar waar de veldbeginzijde (links of rechts) relevant is voor het geselecteerde spuitspoorritme, verschijnt een L of R op het display. Met de functietoets F3 kan de gewenste veldbeginzijde worden geselecteerd, L voor de linker en R voor de rechter veldbeginzijde. 5.3.3 Even ritme, type van overrijden Wanneer een even ritme is berekend, verschijnt ofwel de weergave of op het display. Functietoets F6 indrukken en of voor 2 keer er over rijden of voor 1 keer er over rijden uitkiezen en bevestigen. De keuze om de spuitsporen aan te leggen door er twee keer over te rijden, is alleen mogelijk wanneer de zaaimachine uitgerust is met een spuitsporenschakeling met 4x2, 4x3 of 4x4 spuitsporen. De keuze om de spuitsporen aan te leggen door er één keer over te rijden, vereist dat er een eerste keer wordt overgereden met halve machinebreedte. 12

Bij het wisselen van een oneven in en even ritme klinkt een alarm en de Code A 46 verschijnt in het display. Dit geeft aan dat het eerste rijspoor met de halve werkbreedte moet worden gereden. Dit alarm moet worden bevestigd. Wanneer geen spuitsporen moeten worden aangelegd, moet voor de werkbreedte van de kunstmeststrooier/veldspuit 0 m worden uitgekozen en bevestigd. 5.3.4 Hectaretelling bij spuitsporen Door op de functietoets F7 te drukken in het spuitsporenmenu kan worden geselecteerd, of de hectareteller a) de totale oppervlakte samen met de spuitsporenschachten of b) alleen de daadwerkelijk bezaaide oppervlakte (totale oppervlakte min de spuitsporenschachten) moet tellen. wordt weergegeven = de totale oppervlakte wordt geteld wordt weergegeven = alleen de daadwerkelijk bezaaide oppervlakte wordt geteld 5.3.5 Spuitspoorritmen De volgende ritmen zijn afhankelijk van de werkbreedte van de respectievelijke zaaimachine, de werkbreedte van de kunstmeststrooier/veldspuit en het beschikbare spuitsporensysteem mogelijk: 13

Spuitsporensystemen 2x2, 2x3, 2x4 en 2x5 Werkbreedte (m) 3,00 4,00 4,50 5,00 6,00 8,00 9,00 10,00 12,00 Strooier/veldspuit breedte (m) 14 0 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 1 2 3 1,00 4 1,00 5 1,00 6 2,00 1,00 7 8 2,00 1,00 9 3,00 2,00 1,00 10 2,00 1,00 11 12 4,00 3,00 2,00 1,00 13 14 15 5,00 3,00 16 4,00 2,00 17 18 6,00 4,00 3,00 2,00 19 20 5,00 4,00 2,00 21 7,00 22 23 24 8,00 6,00 4,00 3,00 2,00 25 5,00 26 27 9,00 6,00 3,00 28 7,00 29 30 10,00 6,00 5,00 3,00 31 32 8,00 4,00 33 11,00 34 35 7,00 36 12,00 9,00 8,00 6,00 4,00 3,00 37 38 39 13,00 40 10,00 8,00 5,00 4,00 41 42 14,00 7,00 43 44 11,00 45 15,00 10,00 9,00 5,00 46 47 48 16,00 12,00 8,00 6,00 4,00 49 50 10,00 5,00 51 17,00 52 13,00 53 54 18,00 12,00 9,00 6,00 55 11,00 56 14,00 7,00 57 19,00 58 59 60 20,00 15,00 12,00 10,00 6,00 5,00

Spuitsporensystemen 4x2, 4x3, 4x4, 4x5 Werkbreedte (m) 3,00 4,00 4,50 5,00 6,00 8,00 9,00 10,00 12,00 Strooier/veldspuit breedte (m) 0 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 1 2 3 1,00 4 1,00 5 1,00 6 2,00 1,50 1,00 7 2,33 8 2,00 1,00 9 3,00 2,00 1,50 1,00 10 3,33 2,50 2,00 1,00 11 12 4,00 3,00 2,00 1,50 1,00 13 14 3,50 2,33 15 5,00 3,33 3,00 2,50 1,50 16 4,00 2,00 17 18 6,00 4,50 4,00 3,00 2,00 1,50 19 20 5,00 4,00 3,33 2,50 2,00 21 7,00 3,50 2,33 22 5,50 23 24 8,00 6,00 4,00 3,00 2,00 25 5,00 2,50 26 6,50 27 9,00 6,00 4,50 3,00 28 7,00 3,50 2,33 29 30 10,00 7,50 6,00 5,00 3,33 3,00 2,50 31 32 8,00 4,00 33 11,00 5,50 34 35 7,00 3,50 36 12,00 9,00 8,00 6,00 4,50 4,00 3,00 37 38 39 13,00 6,50 40 10,00 8,00 5,00 4,00 3,33 41 42 14,00 7,00 3,50 43 44 11,00 5,50 45 15,00 10,00 9,00 7,50 5,00 4,50 46 47 48 16,00 12,00 8,00 6,00 4,00 49 50 10,00 5,00 51 17,00 52 13,00 6,50 53 54 18,00 12,00 9,00 6,00 4,50 55 11,00 5,50 56 14,00 7,00 57 19,00 58 59 60 20,00 15,00 12,00 10,00 7,50 6,00 5,00 15

Wanneer een strooier/veldspuitbreedte wordt uitgekozen die niet te combineren is met de zaaimachine, wordt er een foutmeldingscode weergegeven. 5.4 Spuitspoorritme-weergave Afhankelijk van het ingevoerde ritme verschijnt in het display tijdens het werk de weergave in het bedrijfsmenu: Oneven ritme 3.00 L Voorbeeld: spuitspoorritme 3, Begin van de akker aan de linkerzijde Het spuitspoor wordt bij een ritme van 3 in de derde rijbaan aangelegd. Het spuitspoor wordt bij een ritme van 5 in de vijfde rijbaan aangelegd. Het spuitspoor wordt bij een ritme van 7 in de zevende rijbaan aangelegd. Het spuitspoor wordt bij een ritme van 9 in de negende rijbaan aangelegd. Even ritme 4.00 L, eerste rijspoor met halve werkbreedte 4.00 L Voorbeeld: spuitspoorritme 3, Begin van de akker aan de linkerzijde Het spuitspoor wordt bij een ritme van 4 in de vierde rijbaan aangelegd. Het spuitspoor wordt bij een ritme van 6 in de zesde rijbaan aangelegd. Het spuitspoor wordt bij een ritme van 8 in de achtste rijbaan aangelegd. Het spuitspoor wordt bij een ritme van 10 in de tiende rijbaan aangelegd. Voor het eerste rijspoor moet met de halve machinebreedte worden gezaaid. Daarvoor moeten de deelbreedten die hierop betrekking hebben, worden afgesloten. LET OP! Na het eerste rijspoor moeten de afgesloten deelbreedten weer worden ingeschakeld! 16

Even ritme 4.00 L, spuitspoor wordt in twee rijsporen aangelegd Voorbeeld: spuitspoorritme 4 Het spuitspoor wordt in 2 rijbanen in het midden van een ritme aangelegd. Het spuitspoor wordt bij een ritme van 4 in de tweede en derde rijbaan aangelegd. Het spuitspoor wordt bij een ritme van 6 in de derde en vierde rijbaan aangelegd. Het spuitspoor wordt bij een ritme van 8 in de vierde en vijfde rijbaan aangelegd. Het spuitspoor wordt bij een ritme van 10 in de vijfde en zesde rijbaan aangelegd. Ritme 1.50 R Voorbeeld: 12 m zaaimachine voor een 18 m Ritme 1.50 L Voorbeeld: 12 m zaaimachine voor een 18 m veldspuit/kunstmeststrooier 17

Ritme 2.33 R Ritme 2.33 L 18

Ritme 2.50 R Ritme 2.50 L Voorbeeld: 6 m zaaimachine voor een 15 m veldspuit/kunstmeststrooier 4 m zaaimachine voor een 10 m veldspuit/kunstmeststrooier Ritme 3.33 R Ritme 3.33 L Voorbeeld: 6 m zaaimachine voor een 20 m veldspuit/kunstmeststrooier 9 m zaaimachine voor een 30 m veldspuit/kunstmeststrooier 19

Ritme 3.50 R Ritme 3.50 L Voorbeeld: 6 m zaaimachine voor een 21 m veldspuit/kunstmeststrooier 20

Ritme 4.50 R Ritme 4.50 L Voorbeeld: 4 m zaaimachine voor een 18 m veldspuit/kunstmeststrooier 6 m zaaimachine voor een 27 m veldspuit/kunstmeststrooier 21

Ritme 6.50 R Ritme 6.50 L Voorbeeld: 6 m zaaimachine voor een 39 m veldspuit/kunstmeststrooier 22

5.5 Hectareteller Functietoets indrukken om in het hectaremenu te komen. Functietoets F5 2 seconden lang indrukken om de akkerhectare-teller op nul te zetten. Functietoets F6 5 seconden lang indrukken om de daghectare-teller op nul te zetten. Functietoets F7 10 seconden lang indrukken om de jaarhectare-teller op nul te zetten. De in het onderste veld van het display weergegeven hectare-totaal-teller kan niet op nul worden gezet. 5.6 Tankmenu Functietoets indrukken, om in het tankmenu te komen. Om de gevulde zaadgoedhoeveelheid in te geven moet er eerst zo lang op F1 worden gedrukt tot dat het raamwerk om het symbool van de bovenste regel blinkt. Nu kan de gevulde zaadgoedhoeveelheid in kg worden ingevoerd, bijvoorbeeld 150 kg en daarna worden bevestigd. In de tweede regel wordt de som van alle gevulde zaadgoedhoeveelheden weergegeven, bijvoorbeeld 300 kg. Indien gewenst F2 indrukken om de weergave van de in totaal gevulde zaadgoedhoeveelheden in de zaadtank op nul te zetten, bijvoorbeeld wanneer de tank leeg is. In de derde regel wordt de in het totaal uitgezaaide zaadgoedhoeveelheid weergegeven, bijvoorbeeld 19 kg. Indien gewenst F3 indrukken om de weergave van de uitgezaaide zaadgoedhoeveelheid op nul te zetten. In de onderste regel wordt de berekende resthoeveelheid in de tank weergegeven. Dit komt overeen met de totaal gevulde zaadgoedhoeveelheid minus de uitgezaaide zaadgoedhoeveelheid = 300 kg 19 kg = 281 kg. 23

5.7 Blowercontrole Functietoets indrukken om in het blowermenu te komen. Functietoets F3 indrukken om het minimaal toelaatbare blowertoerental uit te kiezen en te bevestigen, waarbij bij een lager blowertoerental dan het minimaal toelaatbare toerental een alarmsignaal wordt gegeven. Instellingen zijn mogelijk in een toerentalgebied van 2500-3000 omwentelingen/min. Functietoets F4 indrukken om het maximaal toelaatbare blowertoerental uit te kiezen en te bevestigen waarbij bij een hoger blowertoerental dan het maximaal toelaatbare toerental een alarmsignaal wordt gegeven. Instellingen zijn mogelijk in een toerentalgebied van 3100-3800 omwentelingen/min versie 1.15 en van 3100-4500 omwentelingen/min versie 1.16. 5.8 Wielkalibratie in mm/impuls Functietoets indrukken om in het wielkalibratiemenu te komen. 5.8.1 Handmatige kalibratie Functietoets F6 2 seconden lang indrukken. Wanneer het daarnaast staande symboolveld blinkt kan de waarde mm/imp door middel van de draaiknop (5) worden veranderd en door het indrukken van de bevestigingstoets worden bevestigd. Afhankelijk van de impulswiel- en sensoruitvoering werden in de fabriek de volgende waarden ingevoerd: 90 mm/imp. bij drukrol met sensor (standaard vanaf maart 2005) 150 mm/imp. bij stalen wiel met sensor (optie vanaf maart 2005) 4,5 mm/imp. bij drukrol met roterende encoder (standaard tot maart 2005) 24

5.8.2 100 Meter kalibratie Nadat precies 100 m op het akker is uitgemeten, moet men tot aan de startstreep rijden en daar de functietoets F7 indrukken. Wanneer het daarnaast staand symboolveld knippert moet er gestart worden met rijden. Bij het bereiken van de eindstreep moet er worden gestopt en daarna de bevestigingstoets (BT) van draaiknop (5) worden ingedrukt. Het impulswiel (drukrol of stalen wiel) resp. de afstandsmeting wordt nu rekening houdend met de wielslip gekalibreerd. Een waarde van ongeveer 90 mm/imp. bij drukrol (D) met sensor (R), 150 mm/imp. bij stalen wiel (S) met sensor (R) of 4,5 mm/imp. bij drukrol (D) met roterende encoder (V) moet worden weergegeven. 5.9 Het uitschakelen van de alarmfuncties Functietoets indrukken om in het menu voor het uitschakelen van het alarm te komen. Standaard zijn alle alarmfuncties ingeschakeld. F1 indrukken om het bloweralarm aan of uit te schakelen. F2 indrukken om het tankalarm aan of uit te schakelen. F3 indrukken om het zaai-as-alarm aan of uit te schakelen. F4 indrukken om het koppelboxalarm aan of uit te schakelen. F5 indrukken om het alarm voor de aftakas-controle aan of uit te schakelen (optie). ON: Alarmfunctie aan OFF: Alarmfunctie uit LET OP: Na het uit of aan schakelen van de zaaimachineaansturing worden alle alarmfuncties weer ingeschakeld. F6 indrukken om de minimale resthoeveelheid in te voeren en te bevestigen waarbij bij het bereiken van de minimale resthoeveelheid een alarmsignaal wordt gegeven. 25

F7 indrukken om het alarm voor de hydraulische topstang aan of uit te schakelen. 5.10 Hydraulische topstang (Solitair 12) De zaaidiepte wordt in het bedrijfsmenu door middel van de hydraulische topstang ingesteld in het werkgebied van: 0 % = minimale aflegdiepte en 100 % = maximale aflegdiepte Van te voren moet de zaaimachineaansturing overeenkomstig worden gekalibreerd. Dit is al in de fabriek uitgevoerd. Indien het systeem opnieuw moet worden gekalibreerd, is dit als volgt uit te voeren: Functietoets indrukken om in het menu voor de kalibratie van de hydraulische topstang te komen. De hydraulische topstang helemaal inschuiven en F3 1 seconden lang indrukken. Daarna de hydraulische topstang helemaal uitschuiven en F4 1 seconden lang indrukken. Het systeem is nu gekalibreerd. Bedieningsfouten bij de kalibratie worden automatisch herkend en door middel van de alarmcode A 09 weergegeven. De kalibratie moet dan opnieuw worden uitgevoerd. 5.11 Rotorkopeg in- en uitklappen (Solitair 10) Om een rotorkopeg Zirkon 9 K of Zirkon 10 K, die aan een Solitair 10 K is aangebouwd, in of uit te klappen, moeten voor het in- of uitklappen de afsluiterventielen van het rotorkopegklapsysteem worden geopend. Dit is als volgt uit te voeren: Functietoets indrukken en gelijktijdig het desbetreffende trekkerregelventiel voor het in- of uitklappen bedienen. De bedienings- en veiligheidsvoorschriften in de handleiding van de desbetreffende rotorkopeg lezen en in acht nemen. 26

5.12 Opties 5.12.1 Egfuncties Functietoets indrukken om in het menu voor de keuze van de eg-bediening te komen. Met F2 is er te kiezen uit de bedrijfsfuncties handmatig en automatisch. Hand = Handmatige bediening is te kiezen wanneer de eg in het bedrijfsmenu door middel van een knopdruk moet worden geheven of naar beneden moet worden gelaten. Auto = Automatische bediening is te kiezen wanneer de eg gelijktijdig met de zaaimachine moet worden geheven of naar beneden moet worden gelaten. De manuele bediening tijdens het overrijden is vanaf versie 1.16 eveneens mogelijk. LET OP! De eg kan alleen bij een draaiende blower worden geheven of naar beneden worden gelaten. 5.12.2 Werklampen Functietoets indrukken om in het menu voor het aan of uitschakelen van de werklampen te komen. Met F3 is er te schakelen tussen ON en OFF. ON = Werklampen aan OFF = Werklampen uit 27

5.12.3 Aftak-as controle Functietoets indrukken om in het invoermenu voor de aftak-as controle te komen. F2 indrukken om het toerental uit te kiezen en te bevestigen, waarbij bij een te laag toerental dan het gekozen toerental een alarmsignaal wordt gegeven. F3 indrukken om de tijdsduur uit te kiezen en te bevestigen, wanneer het alarmsignaal moet worden gegeven als het hierboven genoemde toerental is bereikt. 28

6 AFDRAAIMENU In de menukeuze de functietoetsen F3 en F4 indrukken om in het afdraaimenu te komen. In het afdraaimenu wordt; 1. het uit te zaaien zaadgoed door middel van een kengetal uitgekozen, 2. de gewenst zaaihoeveelheid ingevoerd en 3. na de invoer van het gewicht van het afgedraaide zaadgoed de elektronische zaaimachineaansturing op de gewenste zaaihoeveelheid automatisch ingesteld. Voor dat de afdraaiproef plaats vindt moet de zaaimachine worden voorbereid zoals in de handleiding is beschreven. LET OP! Wanneer er met de afdraaiproef is gestart, moet deze altijd worden afgemaakt, en wel tot de weergave van de resultaten verschijnt. Lees hiervoor de paragraaf Resultaat. Bij een onderbreking van de afdraaiproef verschijnt er een A-alarm en de codemelding A41. Het alarm, respectievelijk alle alarmsignalen moeten door het herhaald indrukken van de bedieningstoets worden bevestigd en daarna moet de afdraaiproef opnieuw worden uitgevoerd. Lees hiervoor de paragraaf Kengetal voor het zaadgoed invoeren tot en met Resultaat! LET OP: Voor het wegen van de afdraaiproef moet een geschikte weegschaal worden gebruikt. De weegschaal moet van te voren worden gekalibreerd respectievelijk op nauwkeurigheid worden gecontroleerd. Dit geldt ook voor weegschalen die samen met een zaaimachine werden geleverd. In geval van twijfel mogen alleen geijkte weegschalen worden gebruikt. 29

6.1 Omrekening van korrels/m² in kg/ha In het afdraaimenu moet de gewenste uitzaaihoeveelheid in kg/ha worden ingevoerd. Indien men korrels per m² als zaaihoeveelheid wil invoeren, kan de daarvan afhankelijke zaaihoeveelheid in kg/ha als volgt worden berekend. In de menukeuze de functietoets F7 of F8 indrukken om in het infomenu te komen. F7 indrukken om de rekenmachine te activeren. F1 indrukken en de gewenste zaaihoeveelheid in korrels/m² invoeren en de invoer bevestigen. F2 indrukken en het duizendkorrelgewicht in g invoeren en de invoer bevestigen. F3 indrukken en het kiemgetal in % invoeren en de invoer bevestigen. Daarna verschijnt er in het onderste veld de passende omgerekende zaaihoeveelheid in kg/ha. Deze waarde kan dan naderhand bij een afdraaiproef worden ingevoerd. 30

6.2 Afdraaiproef Functietoets F5 indrukken om het afdraaiprogramma te starten. 6.2.1 Kengetal voor het zaadgoed invoeren Het START-symbool met de pijl verdwijnt uit het display. Het weergaveveld (13) knippert. Hier moet het kengetal voor het uit te zaaien zaadgoed door middel van een draaiknop (5) worden uitgekozen en worden bevestigd (5). 1 voor granen 2 voor erwten 3 voor bonen 4 voor koolzaad en fijnkorrelig zaadgoed 5 voor gras 6 voor dinkel 6.2.2 Zaaihoeveelheid invoeren Het weergaveveld (14) knippert. Nu moet de gewenste zaaihoeveelheid (kg/ha) tussen de 0,5 kg/ha en 500 kg/ha door middel van de draaiknop (5) worden ingevoerd en worden bevestigd. Lees hiervoor ook de paragraaf Berekening van korrels/m² naar kg/ha. 31

6.2.3 Zaaiwielen vullen De afdraaibak van de zaaimachine plaatsen en daarna de functietoets F6 indrukken. De zaaiwielen worden nu met zaadgoed gevuld. Afhankelijk van het ingestelde kengetal 1 tot en met 6 duurt dit proces tussen de 10 en 25 seconden. Daarna de afdraaibak van de zaaimachine leeg maken en weer plaatsen. 6.2.4 Afdraaitijd Nu knippert het weergaveveld (15). Het geeft een voorstel voor de afdraaitijd weer, die afhankelijk van het uitgekozen kengetal, de afdraaibak tot ongeveer 75% vult. Dit alleen als de zaaiwielen volgens de zaaitabel uit- of afgeschakeld zijn. Granen afdraaien duurt bijvoorbeeld 60 seconden en fijnkorrelig zaadgoed 300 seconden. Het voorstel voor de afdraaitijd kan tijdens het knipperen door het bedienen van de draaiknop (5) worden veranderd indien dit gewenst is. Als laatste wordt het voorstel van de afdraaitijd respectievelijk de veranderde afdraaitijd door middel van het indrukken van de bevestigingstoets bevestigd. 32

6.2.5 Afdraaiproef starten Alle benodigde instellingen zijn uitgevoerd. Functietoets F3 indrukken om de daadwerkelijke afdraaiproef te starten. 6.2.6 Invoer van de afgedraaide zaadgoedhoeveelheid Na het starten van de afdraaiproef wordt de tijd voor het afdraaien naar beneden toe afgeteld. Gelijktijdig ziet men hoe de getelde motorimpulsen worden opgeteld. Na het stoppen van de aandrijving (de motor) bij de afdraaiproef moet de afgedraaide zaadgoedhoeveelheid worden gewogen en het resultaat in gram door middel van de draaiknop (5) worden ingevoerd en door het indrukken van de bevestigingstoets worden bevestigd. Een afdraaiproef onder de 100 gram en boven de 30000 gram wordt niet geaccepteerd. Na het indrukken van de bevestigingstoets wordt de gram/impulswaarde = g/imp berekend en de zaaimachineaansturing daar op ingesteld. 33

6.2.7 Het resultaat De afdraaiproef is daarmee afgesloten. In het display verschijnt nu de weergave met de ingestelde en uitgekozen gegevens en de mogelijke minimale en maximale werksnelheden, bijvoorbeeld 0,52 km/h en 15,1 km/h. Verschijnt er een niet realistisch of ongunstig bereik van de werksnelheden, dan wordt dit in het display door middel van een code weergegeven. Wordt er een te hoog of een te laag bereik van de werksnelheden weergegeven, dan moet er een nieuwe afdraaiproef worden uitgevoerd en wel met een andere zaaiwielinstelling van de dosering. Weergegeven bereik van de werksnelheden te hoog ð 1 of meerdere zaaiwielen uitschakelen Weergegeven bereik van de werksnelheden te laag ð 1 of meerdere zaaiwielen inschakelen Het bereik van de werksnelheden is optimaal als de bovenste waarde circa 25 % boven de gewenste werksnelheid ligt. De gewenste werksnelheid is bijvoorbeeld 12 km/h, max. Snelheid = 15 km/h. LET OP: Na het in- of uitschakelen van de zaaiwielen moet weer een afdraaiproef worden uitgevoerd. 34

6.3 Herhaling van de afdraaiproef (afdraaicontrole) Wanneer een afdraaiproef is uitgevoerd en ter controle moet worden herhaald, of een afdraaiproef met hetzelfde zaadgoed en dezelfde zaaihoeveelheid zoals bij de laatste afdraaiproef moet worden uitgevoerd en de zaaiwielen al zijn gevuld, kan een verkorte afdraaiproef als directstart worden uitgevoerd. Hiervoor moet in het afdraaimenu de F3-toets twee tot drie seconden lang worden ingedrukt (let op! Niet de starttoets F5 indrukken). Wanneer het daartoe behorende symboolveld (15) knippert, kan de afdraaitijd worden ingegeven en de adraaiproef worden uitgevoerd zoals beschreven in de paragrafen Afdraaitijd tot en met Resultaat. 6.4 Zaaihoeveelheid veranderen Wanneer bij hetzelfde zaadgoed en dezelfde zaaimachine-instelling de zaaihoeveelheid in kg/ha moet worden veranderd, moet in het afdraaimenu de toets F2 twee tot drie seconden lang worden ingedrukt (Let op! Niet de START-toets F5 indrukken). Wanneer het bijbehorende symboolveld (14) knippert, kan de nieuwe gewenste zaaihoeveelheid in kg/ha worden ingevoerd en worden bevestigd. Daarna verschijnen er in het display de veranderde gegevens en de nieuwe mogelijke minimale en maximale werksnelheden. Lees hiervoor ook de paragraaf Resultaat. 35

7 BEDRIJFSMENU Het bedrijfsmenu wordt standaard uitgekozen wanneer de zaaimachine is ingesteld en voor het zaaien worden gebruikt; Op de pagina s van het bedrijfsmenu worden in het display, in de weergavevelden (10) in de tweede regel, tijdens het werk, continu de aktuele zaaihoeveelheid in kg/ha en de actuele werksnelheid in km/h weergegeven; Bij een korte bediening van een functietoets worden de eerste instelwaarden in de weergavevelden (11) van de derde regel in het display weergegeven, zoals bijvoorbeeld het actuele toerental van de elektromotor en de blower. 36

7.1 Symbolen in het bedrijfsmenu 1 en 2 De afzonderlijke symbolen links en rechts in het display hebben de volgende betekenis: Aandrijving (motor) van de zaai-as Hectareteller Kort indrukken Weergave van het aktuele motortoerental Weergave van de veld/akker Lang indrukken (1-2 Seconden) Weergave van de motorgegevens Weergave alle hectareteller Handmatig starten Start het zaaien - Handmatig stoppen Stop het zaaien - Blowertoerental Gezaaide zaadgoedhoeveelheid Rotorkopegtoerental(en) Bladertoets (Optie) Verhoging van de zaaihoeveelheid Verlaging van de zaaihoeveelheid Gewenste zaaihoeveelheid Deelbreedte-uitschakeling (Optie) Weergave van het aktuele blowertoerental Weergave van de gezaaide zaadgoedhoeveelheid Weergave van het toerental van de ingaande as van de aandrijving(en) Paginawissel van het bedrijfsmenu Zaaihoeveelheid verhogen Zaaihoeveelheid verlagen Gewenste zaaihoeveelheid instellen Deelbreedteuitschakeling activeren Weergave van het minimale en maximale blowertoerental Weergave van de vul-, zaai- en resthoeveelheid Weergave van de alarminstellingen - - - - - 37

Handmatige doorschakeling van het aktuele rijspoor Handmatige terugschakeling van het aktuele rijspoor Zaaddiepte in % bij de Solitair 12 K Handmatige eg-bediening Kort indrukken Lang indrukken (1-2 Seconden) Rijspoor doorschakelen - Rijspoor terugschakeling Weergave van de aktuele zaaidiepte in % Wisselbaar heffen of naar beneden laten - - - Automatische eg-bediening - Stop Spuitsporenschakeling stoppen - 38

7.2 Het eerste bedrijfsmenu 7.2.1 Bedrijfsspanning en stroomverbruik Functietoets F1 in het bedrijfsmenu 1 langer indrukken om de bedrijfsspanning en het aktuele stroomverbruik van de elektromotor weer te geven. 7.2.2 Hectareteller Functietoets F2 in het bedrijfsmenu 1 langer indrukken om de veld/akker-hectareteller, de dag-hectareteller, jaar-hectareteller en de totale hectareteller weer te geven. 7.2.3 Handmatige start Functietoets F3 in het bedrijfsmenu 1 indrukken handmatig start om het zaaien onafhankelijk van de zaaimachineaansturing te starten, bijvoorbeeld in de hoeken van akkers. De zaaiwielen draaien dan 20 seconden lang. Wanneer binnen deze 20 seconden een werksnelheid van 1,3 km/h wordt bereikt, wordt de zaai-as respectievelijk de zaaimachine weer door de zaaimachineaansturing geregeld. 7.2.4 Handmatige stop weer aangedreven. Functietoets F4 in het bedrijfsmenu 1 handmatige stop indrukken om het zaaien te onderbreken. Pas wanneer de hefsensor weer schakelt of de toets F3 handmatig start wordt ingedrukt, wordt de zaai-as 39

7.2.5 Blowertoerental Functietoets F5 in het bedrijfsmenu 1 indrukken om het minimaal toelaatbare en het maximaal toelaatbare blowertoerental weer te geven. 7.2.6 Gezaaide zaadgoedhoeveelheid tank. Functietoets F6 in het bedrijfsmenu 1 indrukken om de sinds het laatste wissen van gegevens de ingevulde en uitgezaaide zaadgoedhoeveelheid in kg te tonen, maar ook de berekende resthoeveelheid in de In de eerste regel wordt de als laatste ingevoerde zaadgoedhoeveelheid getoond, in de tweede regel de in totaal gevulde zaadgoedhoeveelheid, in de derde regel de gezaaide zaadgoedhoeveelheid en in de vierde regel de resthoeveelheid in de zaadtank. 7.2.7 Wisselen naar het tweede bedrijfsmenu De functietoets F8 in het bedrijfsmenu 1 indrukken om in het tweede bedrijfsmenu te komen. 40

7.3 Het tweede bedrijfsmenu 7.3.1 Verandering van de zaaihoeveelheid Telkens de functietoets F1 indrukken om de zaaihoeveelheid in stappen van 5 % te verhogen. Telkens de functietoets F2 indrukken om de zaaihoeveelheid in stappen van 5 % te verlagen. De functietoets F3 indrukken om weer de gewenste zaaihoeveelheid in te stellen. De gewenste zaaihoeveelheid kan maximaal tot 30 % worden verhoogd of tot 30 % worden verlaagd. De functietoets (F3) is bij enkele zaaimachinevarianten met de functie van de egbediening uitgerust. 7.3.2 Deelbreedte-uitschakeling De functietoets F4 indrukken om de schakeltoetsen (7) voor de deelbreedteuitschakeling te activeren. Nu kan met deze schakeltoetsen een deelbreedte of meerdere deelbreedten van de zaaimachine worden uitgeschakeld en weer worden ingeschakeld. Wanneer een deelbreedte bijvoorbeeld voor de eerste rijbaan uitgeschakeld is, blinkt de desbetreffende lichtdiode (9) van de schakeltoets (7). Bij het bovenstaande voorbeeld zijn bij een zaaimachine met 4 deelbreedten de beide linker deelbreedten uitgeschakeld. Om de 30 seconden weerklinkt bij geschakelde deelbreedte een herinneringsalarm. Wordt na het draaien op de kopakker het inschakelen van de deelbreedten vergeten, dan verschijnt er in het bovenste weergaveveld het volgende symbool en een aanwijzingscode. 41

Met dit symbool wordt er nagevraagd of er verder gezaaid moet worden met de uitgeschakelde deelbreedte of niet. Wanneer dit niet het geval is, dan moeten de uitgeschakelde deelbreedten door het bedienen van de desbetreffende schakeltoetsen (7) weer worden ingeschakeld. Na het inschakelen verdwijnen de knipperende lichtdioden (9). Na het bevestigen van het alarm verdwijnt ook het symbool en de code. In combinatie met de Solitair 12 K verschijnt na het indrukken van de functietoets F4 de volgende weergave. Bij de Solitair 12 K worden de deelbreedten niet met de schakeltoetsen maar met de functietoetsen F1 tot en met F8 geschakeld. 7.3.3 Spuitsporenschakeling Het aktuele rijspoor kan indien gewenst met de functietoets F5 doorgeschakeld of met de functietoets F6 teruggeschakeld worden. Met de functietoets F7 (STOP) wordt de spuitsporenschakeling gestopt. De spuitsporenschakeling moet bijvoorbeeld worden gestopt als de zaaimachine of de zaaibalk tijdens het rijden wordt geheven. Verder wordt het aktuele rijspoor bij de zaaimachine doorgeschakeld, die niet met de drukschakelaar voor de markeurs zijn uitgerust. 42

LET OP! Wanneer het werk naderhand door moet gaan, moet de functietoets F7 nog een keer worden ingedrukt om de spuitsporenschakeling weer te activeren. 7.3.4 Zaai-eg-S Wanneer de zaaimachine met een zaai-eg-s is uitgerust, verschijnt in het display de functie handmatige zaai-eg-bediening of de functie automatische zaai-egbediening, en wel afhankelijk van de keuze in het invoermenu. Bij de handmatige zaai-eg-bediening kan door het herhaald indrukken van de functietoets F3 de zaai-eg wisselend worden geheven en weer naar beneden worden gelaten. Bij de automatische zaai-eg-bediening wordt de zaai-eg automatisch geheven wanneer de zaaimachine wordt geheven en automatisch naar beneden wordt gelaten, wanneer de zaaimachine naar beneden wordt gelaten. In de automatische modus kan de zaai-eg tijdens het overrijden ook manueel worden geheven en weer naar beneden worden gelaten. Of de zaai-eg boven of beneden staat, kan men aan de pijl in het symbool zien. De pijl wijst naar boven = de zaai-eg is opgeheven! De pijl wijst naar beneden = de zaai-eg is naar beneden gelaten! 43

7.3.5 Zaaidiepte-weergave Solitair 12 K Bij de Solitair 12 K met de besturingsversie Solitronic 12 kan door middel van het indrukken van de functietoets F7 de zaaidiepte in % worden weergegeven, bijvoorbeeld 70 %. De zaaidiepte-instelling zelf gebeurt door middel van de hydraulische topstang van de Solitair 12 K. De minimale zaaidiepte is 0 % De maximale zaaidiepte is 100 % 44

7.4 Overige weergave in het bedrijfsmenu In het bedrijfsmenu kunnen tijdens het werk in de bovenste weergavevelden onder andere de onderstaande symbolen verschijnen: De elektromotor regelt niet, bijvoorbeeld wanneer de zaaimachine is opgeheven respectievelijk de gewenste waarde en de werkelijke waarde van de elektromotor hetzelfde zijn. De motor regelt permanent omhoog en omlaag, om het aan de snelheid aangepaste toerental te bereiken. Storing, waarschuwing of aanwijzing, bijvoorbeeld wanneer het blowertoerental lager is dan het minimaal toelaatbare blowertoerental of hoger is dan het maximaal toelaatbare blowertoerental of wanneer de vulstandsensor een te lage vulstand detecteert. Dit symbool verschijnt altijd met een grafische weergave en een code. De vulstand is te gering. De machinesensor heeft geschakeld, bijvoorbeeld bij een geheven zaaimachine. De markeur staat in de werkstand. De markeur is ingeklapt. Alles O.K.! Er zijn geen storingen! Er worden geen waarschuwingen of aanwijzingen weergegeven. Aanwijzing dat de alarmfuncties uitgeschakeld zijn. 45

8 INFOMENU In het infomenu kan de schakelstatus van de sensoren, de softwareversie van de aansturing en de bedieningsterminal, het aantal zaaikouters, de kouters in het rijspoor en de retourleidingen en ook de gegevens van de zaaimachine zoals bijvoorbeeld het type, werkbreedte en mm/impuls van het impulswiel worden weergegeven. Extra wordt bij een fout van de aansturingen de code weergegeven, waarmee dan nagegaan kan worden welke fout en waar de fout is opgetreden. 8.1 Sensortest indrukken om in het sensortestmenu te komen Daar waar een 0 staat, is de desbetreffende sensor niet geschakeld. De 1 geeft weer dat de desbetreffende sensor geschakeld is. Wanneer bij het schakelen van de sensor geen wissel van de 0 naar 1 of omgekeerd wordt weergegeven, moet de sensor worden vervangen. Hefsensor Vulstandsensor Motorsensor Zaai-assensor Blowersensor Sensor aftak-as-controle 46

Sensor van het impulswiel Sensor drukschakelaar van de markeur Signaal van de koppelbox Bij het symbool Box wordt de bedrijfsstatus van de koppelbox weergegeven. De koppelbox is in orde wanneer er een 0 verschijnt. Een 1 signaleert een defect aan de koppelbox, bijvoorbeeld een kapotte zekering. 8.2 Softwareversie F2 in het infomenu indrukken, daarna wordt in de eerste regel de softwareversie van de aansturing en in de tweede regel de softwareversie van de bedieningsterminal weergegeven. 8.3 Storings- en codeweergave Wanneer een storing (aanwijzing, waarschuwing, storing) aanwezig is, wordt dit in het display door middel van een code weergegeven. In de diagnoselijst zijn alle codeweergaven opgesomd, samen met een beschrijving van de storing, de oorzaak en de aanwijzing hoe de storing kan worden verholpen. er is geen storing er is een storing 8.3.1 Functiestoring F3 in het infomenu indrukken om bij een codeweergave A in het weergavemenu van de functiestoringen en bedrijfsstoringen te komen. In dit menu worden alle storingscodes van de groep A weergegeven. Wat voor een fout (aanwijzing, waarschuwing, storing) er is opgetreden, de storingsoorzaak en de maatregelen die genomen moeten worden om de storing op te lossen zijn af te lezen uit de desbetreffende diagnoselijsten. 47

Bij een grote storing in de jobcomputer verschijnt er in het onderste deel van het display een systeemcode met getal, die moet worden onthouden (bijvoorbeeld een opgetreden fout tijdens het opslaan van gegevens of een CAN systeemfout). Deze storing moet aan de LEMKEN-service-medewerker worden gemeld, zodat deze zo snel als mogelijk is deze storing kan oplossen. Voorbeeld: SYSTEEM CODE: 34. 8.3.2 Kabelstoring F4 in het infomenu indrukken om bij een codeweergave B1X of B2X in het weergavemenu voor kabelbreuken en kortsluitingen te komen. In dit menu worden alle storingscodes van de groep B weergegeven. Wat voor een storing er is opgetreden, de oorzaak van de storing en de maatregelen die getroffen moeten worden om de storing op te lossen kunnen uit de desbetreffende diagnoselijsten worden gehaald. 8.4 Weergave van de zaaimachine-instellingen F5 in het infomenu indrukken om in het menu van de zaaimachine-instellingen te komen. In dit menu worden de fabricatienummers, ingestelde werkbreedte, het aantal zaaikouters, het aantal retourleidingen, de ingestelde mm/imp van het impulswiel, het aantal kouters in het rijspoor en de informatie over de spuitsporeninstelling weergegeven. 8.5 Weergave van de ingestelde zaaihoeveelheid en van het werksnelheidsbereik In het infomenu de functietoets F6 indrukken om in het menu voor de weergave van de ingestelde zaaihoeveelheid in kg/ha en het mogelijke werksnelheidsbereik te komen. 48

8.6 Rekenmachine In het infomenu de functietoets F7 indrukken om de rekenmachine te activeren. Lees hiervoor ook de paragraaf Omrekening van korrels/m² in kg/ha. 49

9 ZEKERINGEN De elektronische zaaimachineaansturing heeft in totaal 4 zekeringen, die het systeem, de koppelbox (KB) en de joopcomputer (JR) tegen overbelasting beschermen. De positie van de zekeringen staan in de onderstaande afbeeldingen weergegeven. Zekering Ampère Artikelnummer 1 A 1 373 1311 5 A 5 373 1312 25 A 25 373 1317 40 A 40 373 1330 50

10 DIAGNOSELIJSTEN 10.1 Codeweergaven Afhankelijk van de bedrijfstoestand verschijnt in het display codeweergaven voor aanwijzingen, waarschuwingen en storingen. De codeweergaven A40 tot en met A46 bevat aanwijzingen en aanbevelingen, de codeweergaven A20 tot en met A29 bevat waarschuwingsaanwijzingen, die voor mogelijke bedrijfsstoringen waarschuwen en de codeweergaven A01 tot en met A11 en B1X en B2X geven storingen weer. In de onderstaande diagnosetabellen worden de codegroepen, beschrijving van de storingen, mogelijke storingsoorzaken en de maatregelen die getroffen moeten worden om de storingen te verhelpen gedetailleerd beschreven. 10.2 Aanwijzingen Code: Beschrijving: Mogelijke oorzaak: Te nemen maatregelen: A40 Spuitsporenschakeling A41 A42 A43 A44 A45 A46 Afdraaiproef niet correct Mogelijke werksnelheid minimaal te hoog Mogelijke werksnelheid maximaal te laag Mogelijke werksnelheid maximaal te hoog Deelbreedteschakeling actief, 1 of meerdere deelbreedten zijn uitgeschakeld Halve machinewerkbreedte Gekozen spuitspoorritme niet mogelijk Afdraaiproef werd niet goed uitgevoerd. Berekende minimale werksnelheid na de afdraaiproef te hoog Berekende maximale werksnelheid na de afdraaiproef te laag Berekende maximale werksnelheid na de afdraaiproef te hoog Deelbreedten zijn nog uitgeschakeld Met de halve werkbreedte beginnen om in het juiste spuitspoorritme te komen Ander spuitspoorritme kiezen Nieuwe afdraaiproef uitvoeren Een zaaiwiel of meerdere zaaiwielen per dosering uitschakelen en de afdraaiproef herhalen Een zaaiwiel of meerdere zaaiwielen per dosering inschakelen en de afdraaiproef herhalen Een zaaiwiel of meerdere zaaiwielen per dosering uitschakelen en de afdraaiproef herhalen Indien nodig, deelbreedten weer inschakelen Na het eerste rijspoor weer alle uitgeschakelde deelbreedten inschakelen 51

10.3 Waarschuwingen Code: Beschrijving: A20 A21 A22 A23 A24 A25 Maximale werksnelheid bereikt Minimale werksnelheid bereikt Blowertoerental te hoog Blowertoerental te laag Toerental rotorkopeg te laag Mogelijke oorzaak: Te nemen maatregelen: Te weinig zaadgoed in de tank Zaadgoed navullen Werksnelheid te hoog Werksnelheid te laag Rotorkopeg stopt, de nokkenschakelingskoppeling is in werking getreden vermin- Werksnelheid deren Minimale tankinhoud bereikt Werksnelheid verhogen Oliestroom door middel van het stromingsregelventiel (trekker/machine) verlagen Oliestroom door middel van het stromingsregelventiel (trekker/machine) verhogen De storing met een uitgeschakelde aftakas en uitgeschakelde trekkermotor A26 Tankalarm Te lage vulstand Zaadgoed navullen A27 A28 A29 Het huidige motortoerental is te laag Het huidige motortoerental is te hoog Minimale startsnelheid De machine te snel ingezet aan de begin van het akker De minimale startsnelheid wordt niet bereikt, de zaaihoeveelheid kg/ha wordt een snelheid van 1,3 km/h overeenkomstig ingesteld Langzamer aanrijden Langzamer rijden Werksnelheid verhogen om de zaaihoeveelheid kg/ha zoals ingesteld te regelen 52

10.4 Storingen Code: Beschrijving: Mogelijke oorzaak: A01 A02 A03 A04 A05 A06 A07 A08 A09 A10 NOODSTOP schakel onderbroken Geen motorimpulsen Accuspanning hoog Accuspanning laag Systeemstoring jobcomputer Systeemstoring Koppelbox Zaai-as rechts (Solitair 10/12) geen impulsen Zaai-as links geen impulsen Foute meetwaarde hydraulische topstang (Solitair 12) Kabelbreuk ergens in het systeem Ontbrekende busafsluitstekker Defecte verbindingskabel Noodstopschakelaar ingedrukt Sensor "Motor" defect Sensor "Motor" niet juist ingesteld Kabelboom defect te Verkeerde bedrijfsspanning Spanning van de trekker te hoog Verkeerde bedrijfsspanning te Spanning van de trekker te laag Onvoldoende stroomvoorziening CAN-Hardware storing CPU-temperatuur te hoog Fout bij het opslaan van gegevens Defecte zekering in de koppelbox Hoofdrelais in de koppelbox defect (contactproblemen) Sensor "Zaai-as rechts" defect Sensor "Zaai-as rechts" niet juist ingesteld Aandrijvingsketting defect Sensor "Zaai-as links" defect Sensor "Zaai-as links" niet juist ingesteld Aandrijvingsketting defect Meetwaarden niet gekalibreerd Hoekmeetsensor defect Kabelboom defect Geen elektrische verbinding tot het bijbehorende onderdeel Te nemen maatregelen: Busafsluitstekker monteren Verbindingskabel repareren Noodstopschakelaar weer activeren Sensor vervangen Sensor instellen, afstand 1 2 mm Kabelboom repareren of vervangen elektrisch systeem controleren Elektrisch systeem controleren LEMKEN Service Oorzaak opzoeken en zekering vernieuwen Eventueel hoofdrelais vervangen Sensor vervangen Sensor instellen, afstand 1 2 mm Aandrijvingsketting repareren Sensor vervangen Sensor instellen, afstand 1 2 mm Aandrijvingsketting repareren Meetwaarden kalibreren Hoekmeetsensor vervangen Kabelboom repareren Zie tabel: B1X 53

A11 Kortsluiting ergens in het systeem Code: Beschrijving: Mogelijke oorzaak: A12 A11 B1x B2x Impulstelling (afstand) bij opgeheven machine Softwareversie incompatibel Kabelbreuk Kortsluiting 10.4.1 Tabel: B1X Kabelbreuken Code: Uitgang: Sensor Machinehef is actief tijdens het overrijden Niet compatibele softwareversie in de jobcomputer en bedieningsterminal geen elektrische verbinding met het bijbehorende onderdeel Kortsluiting in de elektrische verbindingen Mogelijke oorzaak: Zie tabel: B2X maat- Te nemen regelen: Sensorpositie opnieuw instellen LEMKEN-service Zie tabel: B1X Zie tabel: B2X Te nemen maatregelen: Kortsluiting in de elektrische verbindingen B01 SA1 rijspoorsignaal 1 Controleren (bekijken) B02 SA2 rijspoorsignaal 2 Controleren (bekijken) B03 SA3 rijspoorsignaal 3 Controleren (bekijken) B04 SA4 rijspoorsignaal 4 Controleren (bekijken) Deelbreedte 1 (Solitair 12) kopakkemanagement Controleren (bekijken) B05 SA5 Y3/Y4 Deelbreedte 2 (Solitair 12) kopakkermanagement Controleren (bekijken) B06 SA6 Y5/Y6 Deelbreedte 3 (Solitair 12) kopakkermanagement Controleren (bekijken) B07 SA7 Y7 Deelbreedte 4 (Solitair 12) kopakkermanagement Controleren (bekijken) B08 SA8 Y9 Deelbreedte 5 (Solitair 12) kopakkermanagement Controleren (bekijken) B09 SA9 A1/Y1 Deelbreedte 6 (Solitair 12) kopakkermanagement Controleren (bekijken) B10 SA10 B1 Deelbreedte 7 (Solitair 12) kopakkermanagement Controleren (bekijken) B11 SA11 A2/Y2/Y4 Deelbreedte 8 (Solitair 12) kopakkermanagement Controleren (bekijken) B12 SA12 B2 B13 SA13 B14 SR B15 PA1 PWM uitgang aandrijfmotor Controleren (bekijken) 54 B16 PB1 Zaai-eg Controleren (bekijken) B17 PA2 Deelbreedte 1 (Solitair 9 / 10) Controleren (bekijken) B18 PB2 Deelbreedte 2 (Solitair 9 / 10) Controleren (bekijken) B19 PA3 Deelbreedte 3 (Solitair 9 / 10) Controleren (bekijken)

Te nemen Uitgang: Code: Mogelijke oorzaak: maatregelen: B20 PB3 Deelbreedte 4 (Solitair 9 / 10) Controleren (bekijken) B21 PA4 B22 PB4 Ontgrendeling rotorkopeg Solitair 10 Controleren (bekijken) B23 PA5 Kopakkermanagement X1 Controleren (bekijken) B24 PB5 Kopakkermanagement X2 Controleren (bekijken) B25 PA6 Kopakkermanagement HY1 Controleren (bekijken) B26 PB6 Kopakkermanagement HY2 Controleren (bekijken) B27 PB7 B28 PA7 B29 PA8 B30 PB8 55