BANK AAN DE BLAAK UIT HET KASSIERS-KEURSLIJF GEBROKEN



Vergelijkbare documenten
DE FAMILIE VAN LOON 130 _

2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1

RESEARCH CONTENT. Loïs Vehof GAR1D

Hij had dezelfde soort helm op als in het beeld vooraf...2 Mijn vader was verbaasd dat ik alles wist...3 Ik zat recht overeind in mijn bed te

ONDERLINGE S-GRAVENHAGE

HC zd. 42 nr. 31. dia 1

Hans van der Beek. over schrijven en alles

E F F E C T U E E L. augustus Slachtoffer van eigen succes? Hilaire van den Bergh

Aan de Schrans in Leeuwarden is één van de meest opvallende orthodontiepraktijken. van Noord-Nederland gevestigd. Daarin werkt

Speech Voorzitter bij het afscheid van Jan de Wit op 1 april 2014

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Dit product wordt u aangeboden door ComputerBijbel ( ComputerBijbel Alle rechten voorbehouden 1/6

Marie Anne Tellegen overleefde de oorlog. Zij werd na de oorlog benoemd tot directeur van het Kabinet der Koningin ( ).

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Deviezenproblemen rondom de Tweede Wereldoorlog deel 1

Bij wie vroeg Jakob hulp toen zijn zonen de tweede reis naar Egypte gingen maken?

Er was eens een Kleine Ziel die tegen God zei: Ik weet wie ik ben, ik ben het licht net als alle andere zielen.

Mijn dochter; boulimia en borderline

Enkele vragen aan Kristin Harmel

De laatste wens van Maarten Ouwehand

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 2. Bronnenboekje. KB-0125-a-15-2-b

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

C(entraal) B(elasting) G(ebouw) Puntegaalstraat, ook wel genoemd Plukmekaalstraat

3.5. Vertellenderwijze, niet moraliseren! Verkenning van het verhaal " #

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 2. Bronnenboekje. KB-0125-a-12-2-b

Maria, de moeder van Jezus

Dames en heren, leden van de Raad,

Welk persoon uit het geslacht van Elimelech komt in beeld?

Exodus 35:4-36:7 Bijdrage voor de bouw van de tabernakel. Zondag 20 januari 2013 Thema: Je geld of

Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige.

HC zd. 22 nr. 32. dia 1

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

Dagboek Sebastiaan Matte

Deviezenproblemen rondom de Tweede Wereldoorlog

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Preek Psalm 78: september 2015 In het spoor van Opening winterwerk Spiegelbeeld I

September 2008 Door: Charlotte Storm van s Gravesande. Bijbehorende foto's: zie onderaan de tekst. Hallo mede dierenvrienden,

Het tweede avontuur van Broer Vos en Broer Konijn

Hitler op weg naar de macht Wie was Adolf Hitler?

Tijdvak I. 31 oktober : 30-10:00.

Tijdvak II. november : 30-10:00.

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

BEGRIPSBEPALINGEN. Artikel 1. Artikel 2 MD/

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

1 Korintiërs 12 : 27. dia 1

EEN VERGETEN HOOFDSTUK UIT DE GESCHIE- DENIS VAN HET CURACAOSCHE CIRCULATIE- BANKWEZEN

V Vergadering van de Eerste Kamer op dinsdag 5 maart Toespraak van de Voorzitter van de Eerste Kamer, Mr. G.J. de Graaf

Voor jongeren in het praktijkonderwijs. Nederlandse soldaten naar Mali

Naam: NEDERLAND IN OORLOG Begin WO2 (1932 tot 1940)

Een Islamitische Verrassing

EENIGE AANVULLINGEN OP DE ENCYCLOPAED1E VAN WEST-INDIE

FOUT VRIENDJE? PAS OP! Hulp. Internet. Heb je vragen? Bel dan naar Meldpunt Jeugdprostitutie, tel.:

De Interpolis WerkWaarde Pensioenen

24 Januari 1948, beide uit Paramaribo, hoofdstad van Suriname. Hij verzocht me jou te schrijven

TIJD VAN PRUIKEN EN REVOLUTIES

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

Verhaal: Jozef en Maria

Life event: Een nieuwe baan

HONDERD JAAR GELEDEN. Nieuws uit de krant van 10 tot 15 maart 1913

Eerste druk, september Tiny Rutten

Neem nu even tijd om de Heilige Geest te vragen je te helpen bij deze studie en inzicht te geven in zowel het Woord als in je eigen leven.

De tijd die ik nooit meer

Welke wapens worden voor het eerst gebruikt in de Eerste Wereldoorlog? 1. Geweren en gifgas. 2. Machinegeweren en gifgas. 3. Gifgas en pistolen.

Speech van commissaris van de koningin Max van den Berg, Bevrijdingsdag, Leek, 5 mei 2010

Kunst- en tekenlessen gegeven door Esther van de kunstacademie

Saskia van den Heuvel MISSCHIEN GEBEURT ER VANDAAG IETS. Gedichten. Muitgeverij. Mmarmer. m armer

Voorwoord. Daarna ging ik praten met Chitra, een Tamilvrouw uit Sri Lanka. Zij zette zich in voor de Tamilstrijd.

'Geheime' kunstcollectie Imtech komt in de verkoop

6 Stefanus gevangengenomen

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

Toespraak commissaris van de Koning Max van den Berg, seminar 'Wetenschap middenin de samenleving', Groningen, 30 mei 2013

De geest is goed, maar het lichaam is versleten tekst PATRICK MEERSHOEK foto s AD NUIS

Beginselen van de politieke partijen die in 2006 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd waren

DR. J.H. LAMBERTS,

Beeldend - tekst resi lankester fotografie merel verspuij. Blijf

Leven in veiligheid. Artikel 1, Vluchtelingenverdrag van Genève, 1951

SO 1. Tijdvak II AVONDMAVO Historisch Overzicht

DR. W.F. VAN GUNSTEREN,

Dagboek Alpha European Select Fund d.d

LEVEN IN DE OORLOG LES 1. Het begin van de oorlog

Wie je lief is, laat je niet onverzorgd achter

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Amsterdam. Datum: 6 maart 2015 Rapportnummer: 2015/049

Beste Janien, familie, vrienden, allen hier aanwezig, Het is goed om vanavond bijeen te zijn in deze Sint-Joriskerk.

Canonvensters Michiel de Ruyter

1. Hoeveel uur per week zaten jongeren op internet in 2009?

Latijn: iets voor jou?

Wat doen jongeren op internet?

Pinksteren oogst van de vruchten. Bij Exodus 20 : Handelingen 2 : 1-11

In de serie Twee op de kansel. Thema: Wat is ons essentieel?

Wij willen ons graag aan u voorstellen en u informeren over onze werkwijze.

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

Op de foto is een bord te zien van een doner kebab tent bij het station van hoofddorp. Op dit bord hebben ze geprobeerd te communiceren met de

Doel van Bijbelstudie

HET VERHAAL VAN KATRIN

Jezus zoekt ruzie. en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder

Luisteren naar de Heilige Geest

Zaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie

Inhoud. Aan jou de keuze 7. Niet alleen maar een boek 187. Auteurs 191. Dankwoord 197

Transcriptie:

BANK AAN DE BLAAK UIT HET KASSIERS-KEURSLIJF GEBROKEN SCHETS VAN DR. G.H. HINTZEN (1851-1932) DOOR PETER HINTZEN*) Zoals bekend, is Rotterdam in het laatste kwart van de vorige eeuw danig 'uit de kluiten' gewassen. Letterlijk! De bedrijvigheid nam toe. De tonnage van binnenvallende schepen vervijfvoudigde. Als een magneet trok de Maasstad mensen aan; de bevolking verdubbelde. Dit was een grote uitdaging voor de bedaarde, deftige burgerij. Rotterdam was vooral kleinsteeds en 'locaal'. Veel trager dan de haven kwam het kredietwezen bij de kassiershuizen op gang. De vier Rotterdamse kassiershuizen: R. Mees & Zoonen, de Gebr. Chabot, Jan Havelaar & Zn. en P.S. Madry & Zn. waren conservatief en voorzichtig. Het betalingsverkeer in Rotterdam hanteerden zij als /ZM/2 monopolie. Daarom zagen zij de in 1863 opgerichte Rotterdamse Bank als een bedreigend 'Paard van Troje', vooral toen deze instelling haar zaken van Batavia naar Rotterdam verlegde. En tegen het oprichten van de Rotterdamse 'Bijbank' van de Nederlandse Bank verzetten zij zich vele jaren totdat zij in 1865 moesten capituleren^). Traditioneel werkten de handelsfirma's in Rotterdam voornamelijk met kapitaal van de eigen familie. Gefortuneerde particulieren plachten hun geld te beleggen in veilige, vaak buitenlandse overheidsobligaties (Rusland, Oostenrijk), zeker niet in de 'waaghalzerij' van handel en nijverheid! De Rotterdamse kassier was van huis uit bewaarnemer van geldspecie tegen een kassiersloon. Hij was geen 'echte' bankier. Als hij voorschotten verleende, deed hij dit niet om een tijdelijke vermogensbehoefte van een bedrijf te dekken, maar 'om andere financiële zaken met de cliënten te kunnen doen, bijvoorbeeld door het krediet te koppelen aan het afsluiten van een verzekering'^). Want natuurlijk deed de Rotterdamse kassier aan assurantie! Verzekering is een eerste behoefte van de scheepvaart. De kassier betaalde en inde geld voor zijn cliënten en verhandelde wissels. (Dat innen en betalen van geld was geen swecwre! Zak- 331

ken zilvergeld moesten worden versjouwd. Bankbiljetten werden in de jaren '30 en '40 van de 19de eeuw, anders dan in Amsterdam, in Rotterdam beschouwd niet als betaalmiddel, maar 'als papier op Amsterdam'. Immers, deze biljetten kwamen uit Amsterdam, namelijk van de Nederlandse Bank'*). Van lieverlee ontdekte de kassier dat hij het hem toevertrouwde geld winstgevend kon uitzetten. Maar toen de in 1861 opgerichte Commfl77af/e/A:tfs het waagde rente op deposito's te vergoeden, scholden de Rotterdamse kassiers haar uit voor 'bandietenkas'. Spoedig dwong de concurrentiestrijd hen tot volgen. De meest dynamische kassier van Rotterdam was in die tijd mr. Marten Mees, 'man van de daad'! Zijn brede belangstelling, liefde voor Rotterdam, vakbekwaamheid en werkkracht hebben veel op gang gebracht in de Maassstad. In 1893 was Marten Mees 65 jaar en wilde zich geleidelijk terugtrekken. Maar snel achter elkaar overleden zijn medefirmanten en zoons Henri en Rudolf. Hij zag zich gedwongen opnieuw van het 'Privé-kantoor naar beneden te komen' naar de bedompte ruimte van het personeel. De patroons hielden zelf de boeken bij^). Marten bleef, na verdere sterfgevallen in de familie Mees, alleen over in de firma met zijn 40-jarige neef Wijnand Mees. Nu moest hij buiten de familie omzien naar iemand die de zaken van hem kon overnemen. Dat viel hem zwaar, want sinds 1733 waren uitsluitend Meesen firmant geweest. Zijn keus viel op George Herman Hintzen; hij stelde in diens 'bekwaamheid en soliditeit' vertrouwen^). Door Hintzen geleid, is R. Mees & Zoonen - een instelling geheel met Rotterdam vergroeid - geworden tot een moderne middelgrote bank. Ondertussen hadden Havelaar en Madry het hoofd in de schoot gelegd en Chabot ging veel minder mee met de opwaartse golf van groei. In dit artikel staan wij stil bij Hintzens bemoeienis met de bank; in het stuk dat, naar aanleiding van zijn overlijden, in het /tottm/arasc/? /tfffröoearye 1933 van de hand van mr. W.A. Mees verscheen, werd dit aspect buiten beschouwing gelaten 'daar', zoals Wijnand Mees meende, 'deze mededeelingen [toen nog] een te intiem karakter' bezaten^). George Hintzen (geb. 1851) was afkomstig uit een Amsterdamse koopmansfamilie (tabak). Na de toen gebruikelijke handelsopleiding in Amsterdam, Londen en Le Havre werd hij reeds vroeg (op 23-jarige leeftijd) in de koffiefirma Philippi & Co te Rotterdam opgenomen. Daar viel hij met de neus in de boter: tengevolge van de verbeterde scheepvaart kwam er een overaanbod van Brazili- 332

aanse koffie op de Rotterdamse markt. De aloude, bedaarde driehoekshandel Indië-Rotterdam-Duitsland werd bruusk onderste boven gesmeten. Grote verliezen werden geleden. Menig bedrijf ging over de kop. Maar weerbaarder dan anderen door zijn zelfstudie van de economische processen, hield Hintzen Philippi & Co drijvend en rendabel. Het zakenleven had zijn belangstelling. Toch konden hem beurs en handel niet volledig bevredigen. Lichtenauer noemt hem een rae/rcr/or sap/e^). Inderdaad was hij altijd bezig de theoretische achtergronden te bestuderen van wat hij tegenkwam. Als rechtgeaard liberaal van de Manchester School, aanhanger van John Stuart Mill en geboeid door de ultraliberale dwarsligger Herbert Spencer, zag Hintzen in de menselijke samenleving een samenstel van wetmatigheden. Deze op te sporen en te gehoorzamen achtte hij noodzakelijk. 'Stelselloos' was zijn ergste scheldwoord. De taak van de overheid, vond hij, moest strikt beperkt worden. Laat het aan de verantwoordelijkheid over van de burgers, meende hij. Met armenzorg ging hij zich bezighouden omdat er lukraak hulp werd verleend. Stelselloosheid leidde, zo meende hij, tot juist dat pauperisme dat men zei te bestrijden. Op 27-jarige leeftijd werd hij oprichter van de Vereniging tot Armenzorg. Deze organiseerde huisbezoek en deed antecedentenonderzoek om de cfeserv/vzg poor op te sporen. Het was in het zich kwijten van deze bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid dat Marten Mees en Hintzen elkaar het eerst tegenkwamen en leerden waarderen. In de Vereniging voor Handelsbedienden 'Mercurius' waarvan zij commissarissen waren, werkten zij samen aan een pensioenregeling en ijverden voor 'doorwerken', d.w.z. het afschaffen van de lange lunchpauze op de kantoren. Zo kon de huisvader 's avonds bij zijn gezin zijn. De Amsterdammer Hintzen raakte ingeburgerd in de Maasstad. Hij trouwde met Doortje s'jacob (zij hebben vier kinderen gekregen). Daardoor ging hij deel uitmaken van de gesloten kring van deftige Rotterdamse families. In 1888 werd hem verzocht als liberaal de stad in de Tweede Kamer te vertegenwoordigen. Dit werd een grote vervulling, want het 'algemene belang' - dat wilde hij bovenal dienen. Sociale en economische vragen hadden zijn bijzondere aandacht. Binnen het liberalisme voltrok er zich een scheiding der geesten. Mannen als Goeman Borgesius, Kappeyne van de Coppello en 333

Van Houten wilden de overheid een belangrijker rol toekennen bij het bestrijden van het groeiend stedelijk pauperisme. Jongliberalen werden zij genoemd. Hintzen sloot zich aan bij de Oudliberalen. De staat mocht niet - zo meende hij - voor de armoede verantwoordelijk worden gesteld. Hij bestreed de Jongliberalen: op theoretische gronden - de armoede werd niet door de staat veroorzaakt; en op praktische gronden - de leniging zou de draagkracht van de staat te boven gaan^). Twee kiesperiodes zat hij in de Kamer. Met grote voldoening. Hem werd gevraagd naar de Rotterdamse gemeentepolitiek over te stappen. Hij deed dit gezien 'de kans dat ik met mijne politieke beginselen eerlang toch door de kiezers zou worden uitgeworpen'^). Het afscheid van de Kamer viel hem zwaar. Maar het was hem totaal vreemd toe te geven aan de 'volksgunst'. De functie van wethouder van Financiën in Rotterdam was hem op het lijf geschreven. Een strenge en zuinige beheerder van de kas in tijden van grote uitbreiding is hij geweest. Wie de handelingen van de Raad (1898-1902) doorleest, ziet dat hij niet ontvankelijk was voor een appel op, naar zijn mening, misplaatst gevoel. Een verzoek van het Algemeen Nederlands Werklieden-Verbond aan de Gemeente om voor de door haar aanbestede werken een minimumloon en een maximum werkdag vast te stellen, wees hij af; want 'het is hier te doen is om inmenging van de overheid tot regeling van het loon'. De overheid dekt haar kosten niet uit de bedrijfswinst, maar uit belastingen die verhoogd kunnen worden. Dit zou concurrentievervalsing kunnen veroorzaken, aldus Hintzen* i). Het wethouderschap was voor hem de ideale vorm van het dienen van het 'algemeen belang'. De gemeentepolitiek was, zoals hij later terugblikkend zou stellen, 'toen nog niet vergiftigd. Katholieken, antirevolutionairen, christelijk historischen werkten eendrachtig samen met de liberalen die de meerderheid waren'^). Het SDAP-blad Foorwaarte had een andere mening. 'Dat waren zalige tijden', schreef het socialistische dagblad sarcastisch. 'Het liberalisme op het hoogtepunt van zijn macht... De zaken onmiddellijk voor elkaar. Zonder dat men gehinderd werd door roode pottenkijkers! Het belang der bezitters, pardon, het "algemeen belang" steeds voorop^)!' De uitnodiging van Mees (1902) verraste hem totaal. Hij aarzelde. 'Deelneming in de directie van een andere bankinstelling, van 334

de Amsterdamsche Bank b.v. (waarvan hij sinds 1885 lid van de Raad van Toezicht was), zou ik zeker hebben afgewezen, maar hier betrof het een Rotterdamsche firma van hoog aanzien, waarmede ik vroegere jaren in nauwe verbinding had gestaan en van wier firmanten ik veel vriendschap had genoten^).' De firma had hem dringend nodig; zo moest hij een jaar lang de bank met het wethouderschap combineren. Had hij goed gekozen? Hij tekent op: 'Het heeft mij veel moeite gekost, mij...te bevrijden van zeker zelfverwijt dat ik de behartiging van mijn persoonlijk meer materieel belang boven het dienen van het algemeen belang had gesteld. Ik zag daarbij te zeer over het hoofd, dat ook in mijn nieuwen werkkring dat algemeen belang in velerlei opzicht op den voorgrond zou treden^).' Met toewijding heeft hij het nieuwe werk ter hand genomen. Bij Mees was het bestuur collegiaal; 'belangrijke besluiten dienden via het meerderheidsprincipe genomen te worden'^). Samen met de reeds genoemde mr. W.A. Mees en aanstonds andere associés: mr. Philippus Mees (ingetreden 1903) en mr. Rudolf Mees (ingetreden 1910) heeft Hintzen gewerkt. Maar in de firma is niets gebeurd 'waarin Hintzen niet de hand heeft gehad of een leidende rol in heeft gespeeld'^). De 74-jarige Marten Mees zegt in zijn notities: 'Toen Hintzen op 't kantoor gekomen is, ben ik mij langzamerhand minder met de zaken gaan bemoeijen'^). Makkelijk vond hij dat niet: 'Als men zolang als ik c/ze/ geweest is, is het een ondragelijk gevoel //7o/?er te worden^).' In 1902 'was de firma zelf nog bijna uitsluitend kassiersfirma. Schuchter richtte zij de eerste passen naar het bankiersbedrijf. Nog kort voor Hintzens komst werd een cheque op het buitenland, die door een van de cliënten besteld werd, geleverd door de Rotterdamsche Bank of Marx & Co...^).' Pas recent was men saldi gaan aanhouden bij banken in Londen, New York, Parijs, Berlijn, etc; buitenlandse correspondenten had men nog niet. Het kantoor had slechts drie telefoonaansluitingen. Een verbinding met Amsterdam krijgen was moeizaam en tijdrovend. Er was wel een schrijfmachine, maar die werd stuntelig bediend. Het aantal rekeninghouders over wier credietsaldi rente werd geïnd was gering. Het bedrijf was bekrompen behuisd aan de Blaak. Maar daarin kwam in 1905 verandering. Men betrok een verbouwd pand te zelfder plaatse met gevel van architect Posthumus Meyjes. De zaken namen een hoge vlucht. Het bedrijf werd een noemenswaardige depositobank en begon in toenemende mate han- 335

delskredieten te verlenen. Het begaf zich 'via opbouw van een correspondentennet met enthousiasme op het terrein van nationale en internationale betalingsverkeer'^). Toen Marten Mees in 1912 bij de bank op bezoek kwam (hij was in Eefde gaan wonen), schrok hij van de stormachtige uitbreiding der zaken. Was niet elk voorschot 'hachelijk'? Dat had hij eens gezegd. Hij had aan die opmerking toegevoegd dat kredietaanvragers zorgvuldig moesten worden doorgelicht op hun levenswandel (gokken, spilzucht, etc.)^). Bij zijn bezoek in 1912 irriteerde hem de nieuwe gang van zaken. Bekommerd zag hij dat 'zijn' bank bezig was uit het oude, vertrouwde keurslijf te barsten. In zijn privénotities pende hij neer: 'Ik heb ernstig op kantoor gezegd, dat, als zij voortgingen zulke grote voorschotten te geven (lees: kredieten), ook al waren die volkomen zonder gevaar voor verlies, zij maatregelen moeten nemen. (Ik heb hun gezegd) dat zij moesten bedenken dat men, ook bij een run op het kantoor, in staat moest zijn iedereen binnen enkele dagen zijn saldo terug te geven. Hintzen beweerde dat toch algemeen wordt aangenomen dat hoogstens tweederde ineens opgevraagd werd, en dat zij daarom middelen genoeg hadden.' Marten voegde hieraan toe: Hintzen 'domineert, meer dan goed is, de andere associés door zijn enorme werkkracht en zijn bijzonder grote bekwaamheid'^). Maar Marten besefte niet dat zijn opvolger maatregelen had genomen. In 1910 was de 'Rotterdamse Clearing' in werking getreden. Dat was Hintzens werk geweest. Zoals het R. Mees & Zoonen-Gedenkboek van 1920 stelt: 'Rotterdam was achterlijk in zijn geldverkeer (gebleven). De meeste betalingen geschiedden nog in bankpapier en specie; van cheques werd in den omloop weinig bemerkt... In geschriften (o.a. een niet gesigneerde reeks artikelen van Hintzen in de NRC) werd nadrukkelijk op de gebreken gewezen...het gevolg was dat de Rotterdamsche Bankvereeniging, de Wissel -en Effectenbank en onze firma in 1909 het initiatief namen, en bij wijze van proef tot onderlinge clearing overgingen... (vervolgens) sloten tien banken en bankiers (kassiers) een overeenkomst met de Bijbank (van de Ned. Bank)... De Rotterdamsche clearing is een groot succes geweest... Een belangrijke besparing van ruilmiddelen is bereikt^).' Deze clearing maakte het mogelijk met een veel kleinere kas grote zaken te doen! Hirschfeld citeert in zijn dissertatie de verwondering van een Engelsman (in de 19de eeuw) die het contrast signaleert tussen New York en Nederland: Amerika geeft bloeiende handel, toene- 336

De /ra/ ZWAIA: vaw /?. Mees fca. 7955/ Fo/o.M. va«oye/7.

mende rijkdom, schommelende rentestand te zien; Nederland grote en groeiende kapitalen, weinig zaken, lage, stabiele rente^). Daarin kwam nu verandering, ook in Rotterdam! Hintzen heeft het dienen van het 'algemeen belang' kunnen combineren met het werk in de bank. O.a. zat hij in de Staatscommissie betreffende de financiële toestand van de gemeenten (1903-1907). Van 1906 tot 1917 was hij ten tweede male lid van de Kamer van Koophandel. In die functie bestreed hij de voorstellen tot wijziging van invoerrecht-tarieven. Hij weigerde echter het voorzitterschap van de Kamer. In de Eerste Wereldoorlog werd hij benoemd tot voorzitter van de Steuncommissie voor de oorlogswerklozen, een moeilijke taak, gezien het feit dat de prijzen veel sneller omhoog schoten dan de uitkeringen. Ook werd hij lid van het Uitvoerend Comité van de Nederlandse Overzee Trustmaatschappij (NOT), een particulier lichaam, dat (ver)ordenend in het bedrijfsleven optrad en dat aan de oorlogvoerende landen garanties kon verstrekken betreffende contrabande die de Nederlandse regering wegens haar afzijdigheid niet kon geven. De NOT heeft veel gedaan om Nederland en koloniën althans van het meest nodige bevoorraad te houden. Maar toch konden de vele beraadslagingen in Den Haag niet verhinderen dat Nederland steeds meer aan de Engelse blokkade werd blootgesteld die bedoeld was om Duitsland op de knieën te dwingen en dat de Duitsers in de NOT niets dan een door Engeland bevoogde Nederlandse TVeöertreg/erMrtg zagen. De NOT heeft er toe bijgedragen dat Nederland buiten de oorlog is gebleven: zijn voorzitter C.J.K. van Aalst kon als nietofficiële tussenpersoon tussen de geallieerden en onze regering dienen. De Duitsers dreigden met invasie; het was hun menens. Wegens Van Aalsts tussenkomst kon Den Haag met toestemming van Londen en Parijs aan de eis tot doorvoer van bepaalde goederen toegeven^). In de oorlog lag het bedrijfsleven grotendeels stil; toch bracht de buitengewone toestand extra-rompslomp mee. Voor Hintzen persoonlijk was die tijd slopend; hij oefende drie vrijwel dagvullende functies uit. Een groot aantal andere ondernemingen kreeg zijn aandacht. O.m. de Gist- en Spiritusfabriek te Delft (creatie van J.C. van Marken, een neef van Marten Mees), een onderneming met een voor die tijd opmerkelijk sociale instelling: daar werd voor het 338

eerst een bedrijfs-'kern' gevormd, een personeelsvertegenwoordiging die als voorloper van de huidige ondernemingsraad kan gezien worden^). Hintzen was een nijver en bescheiden mens. Klein van stuk, haatte hij het op de voorgrond te treden. Op mensen waarmee hij te maken had straalde hij bezieling uit. Tevens kon hij als zakenman keihard zijn (tegen 'stelselloosheid'). Het personeel bewonderde en vreesde hem, want hij verwachtte van hen de inzet die hij ook zelf opbracht. Hij was conservatief: naar verluidt, de laatste die in Rotterdam een hoge hoed bleef dragen. Rond 1920 zette Hintzen voor het Mees-personeel een pensioenfonds op - toen iets baanbrekends. Dat was 'een lastig werk', schrijft hij aan zijn zoon, omdat de fiscus het in het fonds gestorte geld 'gewoon' wilde belasten. De stichtingsvorm bracht echter uitkomst^). In 1926, toen Hintzen de firma vaarwel zegde, bezat R. Mees & Zoonen bijkantoren in Amsterdam, Den Haag, Schiedam, Delft en Vlaardingen. Geen 'drijvende kracht van de economische modernisering' werden de 'conservatieve' en 'behoedzame' Rotterdamse kassiers, constateert het boekje Tvvee /:tf5s/ers /e /?o/7ercfoa?7^). Wel heeft R. Mees & Zoonen een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de kredietmogelijkheden en aan een vlotter betalingsverkeer in de Maasstad. Bij de zgn. 'grootbanken', die motor van verandering en vooruitgang werden, bleef de bank van Mees achter. Oorzaak daarvan was dat zij verkoos vennootschap onder firma te blijven. Zij weerstond - in tegenstelling tot wat Marten Mees in 1912 had gevreesd - de verleiding 'de goede, oude solide zaak van R. Mees & Zoonen' over te laten gaan 'in een Naamloze Vennootschap'. 'Ik vrees', zo pende toen Marten neer, 'dat Hintzen, die natuurlijk geen oude affectie voor de zaak heeft, gemakkelijker daartoe zou besluiten'^). Maar ook deze niet-naamdrager had oog voor het voordeel van grotere intimiteit die het familiekarakter van de bank bood, ook al werkte de beslotenheid belemmerend op de groeimogelijkheden. De Rotterdamsche Handelshoogeschool - voorloopster van de Erasmus Universiteit - maakte George Hintzen eredoctor (1928). In 1932 tekent Ernst Heidring, president van de Nederlandsche Handel Maatschappij, (die o.m. in de NOT met hem had samengewerkt) in zijn dagboek op: 'De oude heer Hintzen is op 81-jarige 339

leeftijd overleden. Een uitmuntend econoom, een hoogstaand man, die alles voor het algemeen belang overhad, wars van Streberei en met een voortreffelijk inzicht in zaken, iemand waarvoor men het hoofd buigt'^'). NOTEN 1) Een kleinzoon van dr. G.H. Hintzen en auteur van /?omercfam e/? de eeww va/? /je/ goecfe gevve/e/?, Zaltbommel 1989. 2) Mees < C/?a o/ - Twee ass/ers re 7?o//erda/?7, CBG, Erasmus Universiteit cahier 1, april 1986, 52-64. 3) Mees < C/?a6of, 47. 4) R. Mees, /?. Mees < Zoo«eAi 7720-/920, Rotterdam 1920, 40. 5) W.C. Mees, MÜTÏ va/? de daad, Mr. Marte/7 Mees, Rotterdam 1946, 477 en 484. 6) Mees, Ma/? va/7 de daad, 631. 7) W.A. Mees, Dr. G.H. Hintzen, /?o/7e/-da/77sc/7./aa/- oeaye 1933, 42. 8) W.F. Lichtenauer, in /?/ogra//sc7? Woordenboek va/7 7veder/a/7d dl. II, Amsterdam 1985, 231. 9) G.H. Hintzen, Praeadv/es Keree/i/gmg voor 5/aa/A:w/7de e/7 Sra/7s//eA:, Rotterdam 1894, 43-44 (aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag onder S. 1406). 10) G.H. Hintzen, //er//7/7er//7ge/? w/y m///? /eve/7, 33 (fotocopie aanwezig in de bibliotheek van het Gemeentearchief Rotterdam.onder IX C 86). 11) Handelingen van de Gemeenteraad Rotterdam, 23-11-1899. 12) Hintzen, //er//7/?er//7ge/7, 35. 13) Koorwaar/s, 10-1-1931. 14) Hintzen, //er//?/7er//?ge/7, 37. 15) Hintzen, //er//?/?er//?ge/7, 38-39. 16) Mees < C/7a6of, 28. 17) >mezo (Personeelsblad van R. Mees & Zoonen) no 53-54, 25-1- 1926, toespraak ter gelegenheid van Hintzens uittreden uit de firma. 18) Notities van Marten Mees voor zijn kinderen, 45 (in het bezit van zijn kleinzoon dr. H.N. Boon te Den Haag). 19) Latere notities van Marten Mees (eveneens in het bezit van dr. H.N. Boon), gedateerd 1 april 1912. 20) >//7ezo, no. 53-54, 25-12-1925. 21) MeescS C/7aöo/, 51. 22) Mees < C/7a of, 46. 23) Latere notities van Marten Mees (dr. H.N. Boon) d.d. 1 april 1912 - ook aangehaald in P. Hintzen, Z?o/7erda/?7 e/7 de eeww va/7 /?e/ goede gevve/e/7, 221 24) R. Mees, /?. Mees < Zoo/7e/7 /720-/920, 66. 25) H.M. Hirschfeld, //e/ o/7/s/aa/7 va/? /?ef moderne öa/?/:weze/7 (dis- 340

sertatie), Rotterdam 1922, 35. 26) Ch. A. van Manen, >e TVeder/a/ïcfcc/je Overzee dl. IV, 's-gravenhage 1933, 284. 27) I.J. Brugmans, Paa/tfertArac/if e«me/25e/2mac/ir, 's-gravenhage 1961, 426-427 en Mees, MÖ/Ï VÖA/ cte toad 364-399. 28) Brief van G.H. aan H.C. Hintzen d.d. 22-2-1920. 29) Mees < C/iafcof, 49. 30) Latere notities van Marten Mees (dr. H.N. Boon) d.d. 1 april 1912. 31) 7/e/7>7/7e/7/7geA? VÜT/Ï >77sf //e/cfrmg, Groningen 1970, 1011. 341