ONDERZOEKSVERSLAG VERRICHT VOOR FAIRWORK



Vergelijkbare documenten
Mensenhandel. Datum gegenereerd: :32:14

Rechten van slachtoffers. Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel

veiligheid door samenwerken aanpak arbeidsuitbuiting Een inleiding

Mensenhandel/ kinderhandel

Zakelijke gedragscode. The Binding Site Group Limited. Maart 2017

EUROPEES PARLEMENT. ONTWERPVERSLAG - Klamt (PE ) over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad inzake de bestrijding van mensenhandel

4. Wat zijn de rechten en plichten van een asielzoeker in België?

Datum 22 januari 2019 Betreft Kamervraag/vragen van de leden Jasper van Dijk (SP) en Gijs van Dijk (PvdA)

mr. M.K.A. Wijnbelt officier van justitie Mensenhandel

De SIOD. Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst. Seminar CCV Den Haag 30 November 2010

VOORBEELD / CASUS. Een socratisch gesprek volledig uitgeschreven

Verklaring omtrent de sociale rechten en de industriële betrekkingen bij LEONI

Gedragscode. Inhoudsopgave RESPECT VOOR COLLEGA'S, HANDELSPARTNERS EN DE GEMEENSCHAP... 4

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen.

Embargo tot 18 okt. 2012, uur

Pesten op de werkvloer

Het Wie, Wat en Hoe vanwelzorg in 2012

de Groeiacademie: Ethische Gedragscode v1.2, verschenen op 6 Januari 2015

Leveranciersgedragscode

Framing the Other. Opdrachtenblad

ING ENVIRONMENTAL APPROACH

Vrouwelijke genitale verminking en gendergebonden geweld

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

MVO volgens : een ISO26000 zelfverklaring

Leiden is een typische studentenstad en heeft dus veel kamerbewoners.

Gedragscode Versie: januari 2016 Vastgesteld: januari 2016 Door: Coördinatieteam Netwerk Gewoon Samen Evaluatiedatum: Januari 2017

Dilemmamethode. Formuleer het dilemma:

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

7.6. Boekverslag door S woorden 18 januari keer beoordeeld. Vak Maatschappijleer 1. Maatschappijleer Werk. Paragraaf 1.

Wat is maatschappelijk verantwoord ondernemen?

Slavernij vroeger en nu

Paragraaf 2 De hedendaagse arbeids samenleving 2.1 wat is een arbeids samenleving?

ZES VORMEN VAN GEZAG

1. Hoe vaak komt het voor en wat is het risico dat het bij onze organisatie gebeurt?

Indorama Ventures Public Company Limited

tips voor het sollicitatiegesprek

filosofie havo 2016-I

Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl)

De volgende alinea wordt toegevoegd in de inleiding van hoofdstuk 7 van de Beleidsregels Ontslagtaak UWV (Bedrijfseconomische redenen):

Code VINCI Leveranciers Global Performance Commitment

Hoofdstuk 3.0 Wat is een democratische rechtsstaat?

Dit is een rollenspel dat de volgende thema s behandelt: geweld tussen individuen, pesten.

Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën

Delinquent gedrag bij jongeren met een licht verstandelijke beperking

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

filosofie havo 2017-II

Aanvulling op Stakeholdersanalyse Duurzaam inkopen Standpunten van politieke partijen over duurzaam inkopen. Januari 2010

6.5. Boekverslag door T woorden 2 juni keer beoordeeld

Belemmeringen Kansen Nieuwe ideeën. Persoonlijke benadering van werkgevers. Eerst laten zien zonder dat het organisaties iets kost

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Inge Test

Dierenmishandeling in gezinnen

Wat is realiteit? (interactie: vraagstelling wie er niet gelooft en wie wel)

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039

Juridische medewerker

I M T E C H N. V. B U S I N E S S P R I N C I P L E S

E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU?

Ethische Code van Compass Group

WAAR WIJ VOOR STAAN. Socialisten & Democraten in het Europees Parlement. Fractie van de Progressieve Alliantie van

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Gedragscode. SCA Gedragscode

Beleid tegen mensenhandel en slavernij

Migratie, mensenhandel en prostitutie. Prof. Dr. Gert Vermeulen. Vlaamse Wetenschapsweek Gent, 25 oktober 2002

Eindexamen filosofie vwo II

GEDRAGSCODE VOOR LEVERANCIERS

Verslag participatiedebat deel 2. Het werknemersperspectief

Speech van commissaris van de koningin Max van den Berg, Symposium LifeLines, Groningen (UMCG), 1 oktober 2012

Ethische Gedragscode. Definities

Hoofdstuk 1. namelijk afschuwelijke dingen! Daders zijn soms zo creatief en geslepen, daar kunnen we ons maar amper een voorstelling bij maken.

Bijeenkomst in het kader van overige vormen van uitbuiting.

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter,

Examen HAVO. Nederlands. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Inkopen en de sociale impact over de grens

Protocol Ongewenste Omgangsvormen. Van. De Banketgroep. en haar dochtervennootschappen

RISICO S IN Omgaan met risico s in een onstuimige markt. januari Shopping 2020 / WhiteHat Security

Blood in the Mobile. Opdrachtenblad. Regie: Frank Piasecki Poulsen Jaar: 2010 Duur:

Samenvatting. Kort overzicht. Kartels

WERK EN BESTAANSZEKERHEID IN ALMERE. PvdA manifest

VERKLARING OMTRENT MENSENRECHTENBELEID VAN UNILEVER

Praktische opdracht Economie Freelancen

ZAKENPARTNER GEDRAGSCODE

Manuchar Group Gedragscode

Xylem Inc. Ombudsmanprogramma voor leveranciers.

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus BA Amsterdam

DE RECHTERS ZIJN GESCHEIDEN

Meer transparantie in de wereldwijde kledingindustrie!

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 18 april 2016 Betreft Kamervragen hotels

Samen eenzaam. Frida den Hollander

Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014)

10 onmisbare vaardigheden voor. de ambtenaar van de toekomst. 10 vaardigheden. Netwerken. Presenteren. Argumenteren 10. Verbinden.

KWARTAALMONITOR APRIL Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Vragenlijst Depressie

De Grote Overheid InkoopTest

Algemene info over de vakbond en haar maatschappelijke rol

1 Voorwoord. Beste ouders. Beste leerlingen

Welke gevolgen hebben gewapende conflicten? Inleiding tot het internationaal humanitair recht BTC infocyclus april 2016.

OR.C.A. = Organisatie voor Clandestiene Arbeidsmigranten. Opkomen voor werknemers zonder wettig verblijf. Woordkeuze doet ertoe.

Transcriptie:

ONDERZOEKSVERSLAG VERRICHT VOOR FAIRWORK DE ARGUMENTATIE VAN PARTIJEN DIE VAN UITBUITING WORDEN BESCHULDIGD E. Cavé Groningen, april 2013-1-

-2-

Inhoud 1. UITBUITING... 7 1.1 Inleiding... 7 1.2. Uitbuiting: betekenis en begrippenkader... 7 1.3. Vormen van uitbuiting... 9 1.4. Nederlandse wetgeving: art. 273f... 11 2. DE ARGUMENTEN VAN DE UITBUITENDE PARTIJEN... 13 2.1. Inleiding... 13 2.2. Uitbuitingsvormen en artikel 273f... 13 2.3. Bedrijfstakken... 14 2.4. Uitbuiting en netwerk... 14 2.5. De motivatie van de uitbuiters... 15 2.6. Reactie maatschappij... 15 2.7. Mijn hypothese... 16 3 HET ONDERZOEK... 17 3.1 Inleiding... 17 3.2. De Eemscentrales: RWE en NUON... 17 3.3. De champignon- en aspergeteelt... 18 4. ANALYSE... 19 4.1. Kern en schil... 19 4.2. De rol van kern en overheid... 20 4.2.1. Hoe dragen kernbedrijven bij aan uitbuiting?... 20 4.2.2. De Overheid... 21 4.2.3. De werknemer... 22 4.3. Wat is uitbuiten en wie buit uit?... 23 4.4. Waarom niet uitbuiten?... 23 4.5. De kern en haar argumentatie... 24 4.5.1. RWE/Essent (RWE)... 24 4.5.2. De supermarkten... 27 4.6. De beschuldigde bedrijven in de schil en hun argumentatie... 28 4.7. Conclusie... 31 5. CONCLUSIES... 33 Bijlage 1: wetgeving... 37 Bibliografie... 39-3-

-4-

Inleiding In mei 2012 besloot ik dat ik me voor mijn onderzoek als beginnend filosoof wilde verdiepen in de argumentatie rond uitbuiting. In de pers waren een aantal berichten verschenen over slachtoffers in de aspergeteelt. Ook bij de bouw van de elektriciteitscentrales in de Eemshaven werkten - volgens de pers - mensen in slechte omstandigheden. Sinds het begin is het aantal berichten in de pers over uitbuiting geëxplodeerd. Stichting Fairwork in Amsterdam bood me de mogelijkheid om me in arbeidsuitbuiting te verdiepen. Fairwork had vooral belangstelling voor reflectie over argumentatie. Over de argumentatie van de van uitbuiting beschuldigde partijen was weinig bekend. Ze verbaasden zich ook over het gedrag van een aantal slachtoffers. We besloten ons te richten op de van uitbuiting beschuldigde partij(en). In de pers komt één argument altijd pregnant naar voren: het verdient goed. In bijvoorbeeld de uitzending van 28 december 2012 van het tv-programma de Keuringsdienst van Waarde stelde Henk Koenders van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat er met arbeidsuitbuiting net zoveel verdiend wordt als met cocaïnehandel en dat de pakkans wereldwijd laag is. Daarmee lijkt mijn vraag al beantwoord te zijn. Geld is de achterliggende motivatie en de deelnemers zijn vaak regelrechte criminelen. It s the money, stupid. De bedrijven die zaken doen met van uitbuiting beschuldigde bedrijven, zijn bedrijven die tot de kern van onze economie behoren: Essent, Jumbo en vele anderen. Voor Essent gaat het om de onderaannemers bij de bouw van de Eemscentrale, bij Jumbo om bijvoorbeeld champignonbedrijven. Ze zijn wettelijk gezien verantwoordelijk voor de hele productieketen en daarmee ook voor eventuele uitbuiting. Als niet alleen de bedrijven in de marge, maar ook bedrijven die de kern vormen van onze economie gebruik (laten) maken van deze methodes, dan wordt het des te belangrijker om te achterhalen wat hun argumentatie is. Er zijn twee aandachtsvelden geweest: champignonkwekers en uitbuiting bij de bouw van de energiecentrales in de Eemshaven. Deze twee aandachtvelden zijn gekozen omdat er uit een combinatie van de ervaringen van Fairwork en inzichten uit de literatuur de verwachting bestaat dat er verschillen zijn de argumentatie. In de land- en tuinbouw zou traditie een belangrijke rol kunnen spelen. Seizoenswerk en tijdelijke arbeid met grote aantallen mensen, ook buitenlanders, is eigen aan de land- en tuinbouw. Bij de bouw van de Eemscentrale zouden Europese aanbestedingsregels en flexibilisering van de arbeid een grote rol kunnen spelen. Bedrijven, ondernemers en managers maken deel uit van onze maatschappij. De manier waarop een bedrijf werknemers behandelt, hangt af van zaken als geaccepteerd gedrag en het krachtenspel rond een bedrijf. Ik richt me in dit onderzoek op argumenten die passen bij het gedrag, bij de uitvoering van de rol werkgever en ondernemer. Hoe word je geacht te handelen als ondernemer ten opzichte van een werknemer? Wat zijn de grenzen? En in welke situatie? Wat zijn binnen de context ondernemer / werkgever in een kapitalistische maatschappij valide en overtuigende argumenten om te reageren op de beschuldiging uitbuiting. Mijn hypothese is gebaseerd op veronderstellingen over de rol ondernemer en de rol werknemer als onafhankelijk individu. De meeste tijd voor het onderzoek is besteed aan de inventarisatie van het netwerk rond de Eemscentrale en pogingen om met betrokkenen in dat netwerk in gesprek te komen. Dat is maar gedeeltelijk gelukt. De grote partijen als RWE en Alstom wilden niet met me in gesprek en ook vele kleinere beschuldigden wilden niets kwijt. Toch is uit literatuur en de afgenomen interviews met partijen, die met de consequenties van het handelen van deze partijen te maken kregen, wel het een en -5-

ander af te leiden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om bedrijven in dezelfde branche die zich positief willen profileren, om de vakbond en dergelijke. Hiermee kom ik bij de opbouw van dit verslag. In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag wat uitbuiting en aanverwante begrippen (slavernij etc.) inhouden, in het tweede hoofdstuk een aantal argumentaties om tot uitbuiting over te gaan, het derde hoofdstuk belicht in het kort de onderzoeksgebieden (Eemshaven en de champignonsector). Het vierde hoofdstuk worden de interviews met de personen die direct betrokken zijn of waren bij deze gebieden, samen met gevonden berichten en artikelen geanalyseerd en besproken, de strategie en argumentatie van de uitbuitende bedrijven uitgebreid behandeld en ingegaan op het verschil in soorten uitbuiter, de grote kernbedrijven en de gerelateerde bedrijven, de bedrijven in de schil. In het vijfde hoofdstuk staan mijn conclusies. Ik wil bij deze Eline Willemsen van FairWork en mijn begeleider dr. J. A. van Laar nog bedanken voor hun hulp en inspiratie. Liesbeth Cavé (Omwille van de kwetsbaarheid van de geïnterviewden is dit verslag volledig geanonimiseerd.) -6-

1. UITBUITING 1.1 Inleiding Wat is dat eigenlijk, uitbuiting? Wat wordt er onder verstaan in het normale spraakgebruik en wat zijn belangrijke filosofische interpretaties van dit begrip? Hoe interpreteren belangrijke wetten die begrip? In dit hoofdstuk zal ik proberen het gehanteerde begrip uitbuiting te definiëren aan de hand van de gevonden definities en omschrijvingen die gehanteerd worden in internationale verdragen en wet- en regelgeving. 1.2. Uitbuiting: betekenis en begrippenkader Volgens Van Dale heeft uitbuiten een minachtende connotatie en betekent het: zoveel mogelijk voordeel halen uit, in dit geval uit degene die uitgebuit wordt (Van Dale). De VN verstaat onder uitbuiting, volgens het UN Trafficking Protocol: Exploitation is defined as at a minimum, the exploitation of the prostitution of others or other forms of sexual exploitation, forced labour or services, slavery or practices similar to slavery, servitude or the removal of organs. (UN Trafficking Protocol, art 3(a)). De omschrijving in de SEP (Stanford Encyclopedia of Philosophy) sluit hierbij aan. Het gaat bij uitbuiting (exploitation) met name over een oneerlijk voordeel behalen: To exploit others is to take unfair advantage of them. (Wertheimer & Zalta, 2008). De uitspraak: partij A buit partij B uit is een morele uitspraak, stelt Wertheimer (Wertheimer & Zalta, 2008). Uitbuiting heeft te maken met op oneerlijk wijze profiteren van iemand ; het voordeel voor partij A of het effect voor partij B. A zou helemaal niet mogen profiteren van de handeling of transactie: de opbrengst voor A is excessief hoog. Oneerlijk kan ook een element zijn van het proces, de manier waarop de handeling of de transactie tot stand is gekomen: A heeft B gedwongen, gemanipuleerd, misleid o.i.d. Oneerlijk voordeel is nog steeds vrij vaag. Wanneer is het zo moreel verwerpelijk dat we van uitbuiting spreken? Wanneer is het zo ernstig dat de overheid moet ingrijpen? Bij arbeidsuitbuiting is meestal iets mis met het proces. Het gaat om dwang, manipulatie en belazeren. Er is ook iets mis met de uitkomst. Het slachtoffer B komt (zwaar) geschonden uit het proces, de opbrengst voor de ondernemer A is excessief. Sommige slachtoffers zijn zo kwetsbaar (zoals mensen met een verstandelijke beperking of mensen die geen kant op kunnen) dat profiteren van een dergelijk slachtoffer al welhaast per definitie een moreel probleem oplevert. Hij behandelt twee morele invalshoeken: de Kantiaanse en de utilitaristische. Hij geeft de voorkeur aan de utilitaristische. Die invalshoek gaat vooral om de totale hoeveelheid geluk of ellende. Er wordt als het ware gemeten. Ik begin met de utilitaristische. Wat is oneerlijk voordeel voor partij A en wanneer moet de maatschappij ingrijpen? Oneerlijk voordeel lijkt een eenvoudiger begrip dat het is. Hoe moet je voordeel zien bij vrijwilligerswerk of als iemand profiteert zonder dat die ander daar op wat voor een manier dan ook nadeel van ondervindt. Wat als er wel nadeel is voor een partij maar geen voordeel is voor de andere? Hoe moet je het zien als er wel degelijk oneerlijk voordeel is, maar voordeel niet de opzet was, zoals bij discriminatie van vrouwen. Uitbuiting klinkt dan vreemd. Hoe moet je omgaan met een onvergelijkbare uitwisseling, bijvoorbeeld van nieren of een zwangerschap tegen geld. Om het nog lastiger te maken is uitbuiting soms door beide partijen geaccepteerd. Par tijen kunnen een deal afsluiten waarbij alle partijen geïnformeerd zijn, alle vrijheid hebben om te beslissen en toch besluiten tot een deal waarbij beide partijen voordeel hebben maar één van de partijen de situatie kan uitbuiten en een oneerlijk voordeel -7-

kan behalen: mutual advantageous exploitation. De duidelijkste situatie is die waarbij één van de partijen de andere partij schade berokkend, waarbij er dwang wordt toegepast of wordt gefraudeerd: harmful exploitation. Een paar voorbeelden: 1. Geen nadeel voor de partij die uitgebuit wordt. Stel: ik volg de achterlichten van mijn voorganger in de mist en zo verdwaal ik niet. Heb ik nu mijn voorganger uitgebuit? 2. Geen (oneerlijk) voordeel, dus geen uitbuiting. Stel: ik breng veertig Roemenen naar Nederland om hier asperges te laten steken voor 60 euro per maand. Ik neem hun paspoorten in, sluit ze op in een schuur, maar de inkooporganisatie wil de asperges niet kopen. Ik maak geen winst, dus heb ik geen voordeel. Ik heb de Roemenen niet uitgebuit, maar onderdrukt. 3. Oneerlijk voordeel zonder dat uitbuiting de bedoeling is. Hoog opgeleide Amerikaanse vrouwen kozen massaal voor het onderwijs, omdat zij voor hogere banen niet aangenomen werden. De maatschappij had het voordeel dat zij extreem goede leerkrachten kreeg. Dit noemen we discriminatie, hoewel er hier wel degelijk oneerlijk voordeel is. 4. Oneerlijk voordeel en wederzijdse instemming: mutual advantageos exploitation. Een stagiair werkt zonder betaling op een juristenkantoor en bereidt zaken voor. Hij werkt 70 uur per week, wordt goed begeleid en leert veel. Zonder die stage kan hij zijn studie niet afmaken en hij stemt dus toe. Klant en advocatenkantoor zouden oneerlijk voordeel kunnen hebben. Een zwerver krijgt van iemand kost en inwoning en moet in ruil daarvoor de paarden verzorgen. Hij werkt 40 uur per week. De eigenaar van de paarden heeft mogelijk oneerlijk voordeel. Volgens Wertheimer (Wertheimer & Zalta, 2008) is mutual advantageos exploitation de meest interessante situatie. Om het concept uitbuiting in deze situatie te verhelderen, onderscheidt hij vier soorten uitkomsten. Hij noemt dit niveaus. 1. geen-transactie niveau. Er is helemaal geen deal tot stand gekomen. Niemand is uitgebuit, want er is geen deal afgesloten. Niemand heeft werk gekregen. 2. eerlijk niveau. Een transactie komt tot stand op een volkomen eerlijke markt; iedereen heeft alle informatie en de prijs wordt door veel aanbieders bepaald. Wertheimer ziet dit als een soort nulniveau. In Nederland zou dat eerlijke niveau kunnen zijn dat iemand betaald krijgt volgens de CAO en werkt onder arbeidsomstandigheden die voldoen aan de Arbowet. 3. normatieve niveau. Uitbuiting is een moreel begrip. In het begrip zelf zit een impliciete norm. Een morele norm is bijvoorbeeld dat je iemand die zwakzinnig is beschermd en hem niet de (hoge) prijs laat betalen die hij zou willen betalen. 4. prijsniveau. Dit is de prijs die partij A vraagt. Als A een prijs vraagt of geeft, die niet teveel afwijkt van dat eerlijke niveau dan buit hij niet uit. Als een werkgever voor 70 uur per week pindakoeken bakken, kost en inwoning biedt in een slechte ruimte en een paar honderd euro per maand betaalt, dan voelen we dat als uitbuiting. Het eerlijke prijsniveau en de eerlijke omstandigheden voor dat werk in Nederland zijn anders. Toch kan het zijn dat de koekjesbakker dankbaar is, want voor hem kan het nut van een dak boven zijn hoofd en eten ruimschoots opwegen tegen de onderbetaling. Er is een andere manier om tegen het begrip uitbuiting aan te kijken. De Kantiaanse invalshoek stelt: heeft partij A partij B slechts behandeld als een middel om zijn oneerlijk voordeel mee te bereiken. Kortom: heeft de werkgever de werknemer voldoende als medemens behandeld? Die behandeling is pas verwerpelijk als B er ongetwijfeld niet mee had kunnen instemmen om zo behandeld te worden. Bankiers bijv. behandelen elkaar voortdurend als middel om een voordeel te behalen. Volgens hen is het moeilijk om in te zien wanneer nu precies ontmenselijking een probleem is en zouden we toch willen weten of partij B geschaad is los van zijn ontmenselijkende behandeling. De -8-

Kantiaanse benadering kan daar niet in voorzien. De ontmenselijkende kant is wel degelijk van belang bij arbeidsuitbuiting. Respectloos bejegend worden kan bijdragen tot het gevoel uitgebuit te worden. 1 Wanneer moet de staat ingrijpen? Volgens Wertheimer zijn er drie gronden om in te grijpen: paternalisme, strategie en moraliteit. Bij paternalisme stelt de staat dat het slachtoffer zich niet kan verweren en daarom beschermd moet worden. Het probleem is dat de werknemer, die zich in zo'n positie bevindt die de staat als uitbuiting beschouwt, dat zelf mogelijk anders ziet, gezien zijn opties. De staat grijpt dan in bij een situatie die beide betrokken partijen als wenselijk ervaren. De staat kan ook ingrijpen op strategische gronden. Als A monopolist is dan kan de staat het onwenselijk vinden dat A vrij zijn prijs kan bepalen. De derde grond is een moraliteit voor de staat. De uitbuiting levert voor de staat of haar inwoners een kwaad op als dat in een breder perspectief wordt geplaatst dan alleen de situatie tussen A en B. Voor arbeidsuitbuiting vind ik dit laatste perspectief erg interessant. 1.3. Vormen van uitbuiting In het debat rond uitbuiting worden de termen moderne slavernij en mensenhandel door elkaar gebruikt. Het begrip moderne slavernij grijpt terug op het oude begrip van slavernij, maar blijkt toch wat anders in te houden. Bij moderne slavernij doet de uitbuitende partij moeite om te voorkomen dat hij juridisch eigenaar is (Dijk, 2012, pag.23). Dwangarbeid, binding door schuld, en mensenhandel spelen een belangrijke rol in het concept moderne slavernij. Eerst maar de kernbegrippen met betrekking tot uitbuiting, namelijk slavernij (slavery), dwangarbeid (forced labour), binding door schuld(en) (debt bondage) en mensenhandel (trafficking), zoals de UN ze hanteert. Het meest vergaand is slavernij. De internationale definitie van slavernij is: Slavery is the status of a person over whom any or all of the powers attaching to the right of ownership are excersised (UN Slavery Convention, art. 1). Bij slavernij is iemand het eigendom van een ander. Mensen worden als slaaf geboren en op grond van een eigenschap (huidskleur, kaste) als inferieur gezien en hebben daarom minder rechten (Jordan, 2011, p. 2). Internationaal is slavernij weliswaar verboden, maar het komt nog steeds voor. Dwangarbeid (forced labour) gaat iets minder ver. Dwangarbeid is ook verboden. Alleen dienstplicht en arbeid door gevangenen worden uitzonderd: het zijn (tenslotte) de staten die de regels maken. Dwangarbeid is volgens de ILO (Internationale Arbeids Organisatie): "Forced or compulsory labour shall mean all work or service which is exacted from any person under the menace of any penalty and for which the said person has not offered himself voluntarily (ILO Convention No 29, art 2.1 - ILO 2009(b)) [ ] forced labor can develop into conditions analogous to slavery (UN Slavery Convention, art. 5) 1 Op 5 januari 2012 had de NOS een nieuwsitem over de staking van de schoonmakers. Zij wilden niet alleen een hoger loon en meer zekerheden maar vooral meer respect. Ze hadden er genoeg van dat zij respectloos bejegend werden door hun werkgevers en door het publiek. Zie http://nos.nl/video/328209-schoonmakers-staken-voor-meerrespect.html -9-

Volgens de conventie zijn binding door schuld(en) en gedwongen huwelijken vergelijkbaar met slavernij (art.1). Deze moderne slavernij is vaak een vorm van dwangarbeid. Volgens Ann Jordan is deze vorm vaak erg gewelddadig, juist omdat er geen sociale instituties zijn waaraan macht ontleend kan worden. Er worden paspoorten ingehouden, er wordt geweld toegepast of met geweld gedreigd (Jordan, 2011). Dwangarbeid is een combinatie van uitbuiting, weinig of niet betalen en de slachtoffers psychisch of fysiek traumatiseren. Deze traumatische kant moet er bij zitten, anders is er geen sprake van dwangarbeid. Dwangarbeid en slechte arbeidsomstandigheden gaan in elkaar over. Een interessante opmerking die Jordan maakt is dat een goede handhaving van arbeidsomstandigheden ook arbeidsuitbuiting tegengaat (Jordan, 2011, p. 6). Een verraderlijk aspect van dwangarbeid is dat mensen vrijwillig ergens aan kunnen beginnen, maar dat de situatie zich tot dwangarbeid ontwikkelt. 80% van de betrokkenen wordt dan ook niet verhandeld (Jordan, 2011, p. 5). Binding door schuld is het derde concept en staat gelijk aan slavernij, omdat de schulden niet in een reële periode afbetaald kunnen worden. Iemand wordt gedwongen te werken door hem of haar willens en wetens in een schuldenpositie te brengen. Debt bondage, that is to say, the status or condition arising from a pledge by a debtor of his personal services or of those of a person under his control as security for a debt, if the value of those services as reasonably assessed is not applied towards the liquidation of the debt or the length and nature of those services are not respectively limited and defined. (UN Supplementary Convention, art. 1) Schulden kunnen ontstaan door kosten voor huisvesting, boetes, begrafeniskosten enz. en kunnen door de kinderen geërfd worden. Als de schulden redelijk zijn en er geen excessieve rentes worden gehanteerd, dan is er geen sprake van binding door schuld. Mensenhandel (trafficking) is het laatste concept. Het is beschreven in de conventies als een episode die uitbuiting als doel heeft. Als het slachtoffer nooit in de beschreven uitbuitingssituatie is geplaatst, is er volgens Jordan geen sprake van mensenhandel. In Nederland is het voldoende als aangetoond kan worden dat de dader het oogmerk had om iemand uit te buiten. Act: the recruitment, transportation, transfer, harbouring or receipt of persons. Means: by means of the threat or use of force or other forms of coercion, of abduction, of fraud, of deception, of the abuse of power or of a position of vulnerability or of the giving or receiving of payments or benefits to achieve the consent of a person having control over another person. Purpose: for the purpose of exploitation. (UN Trafficking Protocol art. 3a) Het UN Trafficking Protocol staat ook wel bekend als het Palermo-protocol en vormt een supplement bij de UN-convention tegen internationaal georganiseerde misdaad. Het is bedoeld om de handel (trafficking) in kinderen en vrouwen aan te pakken en het vermeldt expliciet dat zij (kinderen en vrouwen) extra bescherming verdienen. Jordan stelt dat er een redeneerfout zit in de benadering van uitbuiting en mensenhandel. Mensenhandel heeft uitbuiting als doel, maar in 80% van de gevallen van uitbuiting is er geen sprake van trafficking (Jordan, 2011). In Nederland gaat artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht ook over de situaties waarin wél de middelen en het doel aanwezig waren, maar niet de handelingen. Er is de verwarrende situatie van mensenhandel met en zonder handelingen voor vervoer, rekrutering en dergelijke. -10-

1.4. Nederlandse wetgeving: art. 273f Er is nog een handvest waarin mensenrechten staan die van belang zijn voor het begrip uitbuiting, nl. het Europees Sociaal Handvest. Het kent vooral streefdoelen, weinig bepalingen. Er staat bijv. in dat er eerlijke arbeidsomstandigheden moeten zijn voor wat betreft loon en werkuren, dat dwang-arbeid verboden is, dat er maatregelen moeten zijn tegen seksueel en psychologisch geweld. Het handvest kent een overkoepelend mechanisme dat op de naleving let (Raad van Europa, 1996). Nederland is gebonden aan internationale protocollen, zoals de Europese Conventie. De conventie verbiedt in art. 4 slavernij en dwangarbeid (European Commission, 1950 (versie 2010)). In art. 5 staan de rechten op vrijheid en veiligheid genoemd. Beide artikelen staan aan het begin van de conventie genoemd omdat ze belangrijk geacht worden. Slavernij, vrijheid en veiligheid worden in onze wetgeving en haar toelichting genoemd, dwangarbeid niet. Dat is gek voor zo n fundamenteel begrip. Art. 273f is het langste artikel van het Wetboek van Strafrecht en het is niet heel erg duidelijk. De titel is mensenhandel. Zowel mensenhandel als profiteren van mensenhandel is strafbaar. Inhoudelijk valt het artikel voor een deel samen met het Palermo-protocol, maar stelt meer praktijken strafbaar. Het hanteert mensenhandel in brede zin (Jordans paraplubegrip) en in smallere zin. In Nederland zijn de handelingen, rekrutering enz., niet noodzakelijk om van mensenhandel te spreken. Volgens Nederlandse jurisprudentie 2 is er sprake van mensenhandel als salariëring, huisvesting en arbeidsomstandigheden veel slechter zijn dan in Nederland gebruikelijk. Dit is mensenhandel in brede zin. Mensenhandel zoals bedoeld in het Palermo-protocol, dus met de handelingen rekrutering enz., is dan mensenhandel in smallere zin. Deze mensenhandel staat in de eerste drie paragrafen van artikel 1 van wetsartikel 273f genoemd. Art. 273f verstaat onder uitbuiting : seksuele uitbuiting, gedwongen/verplichte arbeid of diensten, slavernij of met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken, dus niet het rijtje uit de vorige paragraaf: slavernij, dwangarbeid/gedwongen dienstverlening, binding door schuld. Waarschijnlijk wordt min of meer hetzelfde bedoeld. Gedwongen orgaandonatie staat (opeens) (wél weer) als concreet voorbeeld genoemd. Er wordt meer verwarring gesticht door de Minister in zijn toelichting en later door het OM. Zo stelt hij in de toelichting op het artikel dat [ ] mensenhandel moderne slavernij is en legt hij een link naar de oude vorm met haar eigendomsrecht. Het OM zal ook in haar interpretatie van dienstbaarheid en overige uitbuiting aansluiten bij dat eigendomsrecht en stellen dat moderne slavernij die naam verdient, omdat de uitbuiter handelt alsof de uitgebuitene zijn eigendom is. Zij veronderstelt dat zij hiermee aangeeft hoe erg het is, maar gaat zo voorbij aan de essentie van wat de moderne vorm ernstig maakt: het feit dat de werknemer geen waarde heeft, juíst omdat hij geen eigendom is (Dijk F. v., 2012). De Minister gaat verder met: Het vormt een ernstige inbreuk op de menselijke waardigheid en integriteit en levert aldus een ernstige schending van mensenrechten op. Hij gebruikt hier het brede 2 In 2009 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan in een OM-cassatiezaak: de zgn. Chinese horecazaak LJN B17099. Chinezen werkten 11 tot 13 uur per dag in een restaurant in Eindhoven. Ze kregen 450-800 euro per maand. Vóór deze uitspraak legden rechters de lat in dit soort zaken zeer hoog. Als werknemers zelf het initiatief namen tot het werk en weg konden, zoals in Eindhoven het geval was, was mensenhandel niet bewezen. De Hoge Raad nam een soepelere houding aan, onder meer door te oordelen dat het initiatief voor de tewerkstelling niet noodzakelijk van de verdachte hoeft te komen en dat de situatie van de slachtoffers beoordeeld moet worden naar Nederlandse maatstaven; het gaat dan om salariëring, huisvesting en arbeidsomstandigheden (Dijk F. H., 2010, p. 110). -11-

begrip mensenhandel. De morele invalshoek is gericht op de intrinsieke waarde van de mens. Hij vult het mensenrecht persoonlijke vrijheid verder in met elementen die hier specifiek in de verdrukking komen: menselijke waardigheid en integriteit. Hij vervolgt met: Mensenhandel kent vele verschijningsvormen en gaat vaak gepaard met ernstige grensoverschrijdende criminaliteit (Opstelten, 2012). Dit is dan weer het smalle begrip van mensenhandel uit het Palermo-protocol. Het OM constateert dat bij arbeidsuitbuiting vaak grote aantallen mensen gedupeerd zijn. Hoe meer mensen, des te groter de opbrengst. De bestraffing is rechtevenredig. Het OM heeft in 2012 een interpretatie gemaakt van dienstbaarheid en overige uitbuiting. Zij stelt: Dienstbaarheid is onderworpenheid, een toestand van dominantie over het slachtoffer op werk- en leefgebied en van een (dubbele of meervoudige) [4] afhankelijkheid van het slachtoffer, waarin het wordt gedwongen om arbeid of diensten te verrichten en het (redelijkerwijs) gelooft dat het geen uitvoerbaar alternatief heeft voor het verrichten daarvan. [5] Dienstbaarheid vormt een ernstige inbreuk op de persoonlijke vrijheid en is te beschouwen als een lichtere vorm van slavernij. Bij de begrippen slavernij, met slavernij te vergelijken praktijken, dienstbaarheid en gedwongen arbeid of diensten (met andere woorden: arbeidsuitbuiting ) is sprake van een glijdende schaal van absolute onvrijheid naar relatieve onvrijheid. De ruimte voor het slachtoffer om te kiezen voor een reëel alternatief is afwezig (bij slavernij) dan wel, in verschillende gradaties, ingeperkt. Gedwongen arbeid of diensten vormen de ondergrens." (College Generaal, 2012). Zoals uit dit hoofdstuk mag blijken, is er een grote mate van onduidelijkheid over de begrippen. Helaas geldt dat ook voor het begrip uitbuiting. Het wettelijke begrip verschilt bovendien sterk van het dagelijkse gebruik. Ook de begrippen moderne slavernij, dienstbaarheid, arbeidsuitbuiting en mensenhandel worden verschillend gebruikt en zijn daardoor geen heldere begrippen. Het is niet duidelijk waarom internationale begrippen als dwangarbeid en binding door schuld in de jurisprudentie geen rol spelen. Uitbuiting is een moreel begrip en kan op verschillende manieren benaderd worden. Wertheimer geeft de voorkeur aan de utiliteitsbenadering, waar oneerlijk voordeel benaderd wordt als toegevoegde hoeveelheid geluk, ellende of nut. Uitbuiting heeft drie elementen in zich: het oneerlijk voordeel voor de dader, de gevolgen voor het slachtoffer (zowel de voordelen als de schade) en de manier waarop het proces verloopt (fraude, onderdrukking, menswaardige behandeling). Onze wetgeving gaat uit van een behandeling die we de ander als mens verschuldigd zijn, de Kantiaanse benadering. Volgens Wertheimer voldoet deze benadering niet, omdat deze geen goede scheiding aanbrengt tussen schade door de deal zelf en schade door ontmenselijking (Wertheimer & Zalta, 2008). Bij arbeidsuitbuiting lijken het me aanvullende posities. De schoonmakers vonden de respectloosheid op zich al een probleem 1. Er is schade door de deal en schade door ontmenselijking. -12-

2. DE ARGUMENTEN VAN DE UITBUITENDE PARTIJEN 2.1. Inleiding In dit hoofdstuk formuleer ik een hypothese over de argumentatie die van uitbuiting beschuldigde partijen zouden kunnen hanteren om zichzelf vrij te pleiten of te rechtvaardigen. Wat is argumentatie? Argumentatie is een verbale, sociale en rationele activiteit die erop gericht is een redelijke beoordelaar te overtuigen van de aanvaardbaarheid van een standpunt door één of meer proposities naar voren te brengen die ter rechtvaardiging van dat standpunt dienen. (Eemeren & Snoeck Henkemans, 2006, inleiding). In een propositie brengt een partij iets onder woorden, bijv. een standpunt over de mogelijke aanleg van een tram in Groningen, en levert zo een bijdrage aan de dialoog. Ik ga ervan uit dat partijen die van uitbuiting worden beticht hun standpunt onderbouwen met argumenten. Maar argumentatie is meer dan alleen argumenten naar voren brengen. Het gaat ook om de manier waaróp partijen dat doen en de context waarbinnen die argumenten worden gebruikt. Het maakt een verschil of een argument gebruikt wordt in de rechtszaal of in een gesprek met de buurman; of het op papier staat, rustig naar voren wordt gebracht of door iemand met een rode kop wordt geschreeuwd. Partijen die van uitbuiting worden beschuldigd, hebben met een doel hun argumentatie. Zij willen doorgaan met wat zij doen en willen nòch van oneerlijkheid nòch van onderdrukking beschuldigd worden. Als eerste vat ik de uitbuitingsvormen van het vorige hoofdstuk samen en hun relatie tot artikel 273f. Daarna zal ik bespreken van welke bedrijfstakken en van welke situaties bekend is dat er uitgebuit wordt. Welke factoren zijn bekend? Hoe werkt een netwerk rond uitbuiting? Wie is die uitbuiter eigenlijk? Waarom wordt er uitgebuit? Als laatste kom ik tot een hypothese over de argumenten die een uitbuiter zou kunnen hanteren om tegenstanders het hoofd te bieden en zoveel mogelijk medestanders te organiseren of (in ieder geval) de tegenstanders onschadelijk te maken. 2.2. Uitbuitingsvormen en artikel 273f Als iemand van uitbuiting beschuldigd wordt en zich moet verdedigen dan gaat het vooral over twee vormen van uitbuiting. Wertheimer noemt ze harmful exploitation (iemand loopt schade op) en mutually advantageous exploitation. Er is oneerlijk voordeel voor één partij maar beiden hebben voordeel en stemmen in met de deal (Wertheimer & Zalta, 2008). Art. 273f heeft als doel de persoonlijke vrijheid en menswaardigheid te verdedigen. De twee vormen van mensenhandel die in dit artikel een rol spelen, noem ik resp. mensenhandel en slavernijachtige uitbuiting, maar in beide gevallen is er sprake van onvrijwillige uitbuiting waarbij het slachtoffer in principe schade oploopt. Bij mensenhandel worden de handelingen werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen en de middelen dwang, geweld enz. gehanteerd om het doel uitbuiten te bereiken. Bij slavernijachtige uitbuiting zijn middel en doel hetzelfde, maar worden de handelingen niet genoemd. Slavernijachtige uitbuiting is daarmee het meest omvattende begrip. De term slavernijachtige uitbuiting is nogal ongelukkig. Het legt teveel een link met oude slavernij met de slaaf als eigendom, terwijl eigendom bij moderne vormen niet het probleem is. Het debat gaat over de mate van onvrijwilligheid, met name die bij het begin van de uitbuiting. Volgens de Criminaliteitsbeeldanalyse zijn er twee fundamenteel verschillende vormen van slavernij: de oude en de nieuwe (Dijk, 2012, p. 23). Beiden vallen echter onder Wertheimers harmful exploitation. -13-

Moderne slavernij kent in tegenstelling tot de klassieke vorm geen juridisch eigendom. De investering in een persoon zijn laag. De winstmarges zijn hoog. Aan werving, transport en onderdak wordt zo weinig mogelijk besteed. Door mondiale migratie e.d. is er een groot aanbod aan arbeidskrachten. Ze worden voor een korte periode geëxploiteerd door criminele organisaties en zijn vervangbaar. Etniciteit doet er niet toe. Deze manier van handelen past in deze tijd van mondialisering, technologische ontwikkelingen en telecommunicatie. Oneerlijk voordeel valt niet onder art. 273f, maar onder verschillende soorten wetgeving, zoals de fraudewetgeving, de wet Naleving CAO en de belastingwetgeving. Het toezicht valt eveneens onder verschillende opsporingsdiensten. In het debat gaat het over de vraag of er sprake is van oneerlijk voordeel en zo ja, of dat onwettig is, hoe groot dat oneerlijk voordeel is en hoe het voordeel moet worden bestraft. 2.3. Bedrijfstakken De bedrijfstakken die bekend staan als gevoelig voor uitbuiting kennen een hoge vraag naar laaggeschoolde arbeid zoals de bouw, horeca, land- en tuinbouw en de scheepvaart. Ook spelen piekmomenten in het werk een belangrijke rol. Het werk is meestal onaantrekkelijk: dirty, dangerous and degrading (Dijk, 2012, p. 24). Maar ook een au pair of een huishoudelijke hulp kunnen gemakkelijk worden uitgebuit. Van belang is dat er een situatie gecreëerd kan worden waarbinnen uitbuiting kan plaatsvinden. Er moet een vorm van controle zijn. De slachtoffers moeten op de één of andere manier gebonden en afhankelijk gemaakt kunnen worden van hun uitbuiter, bijv. met geweld, intimidatie of schuldbinding. Er zijn de laatste tijd opvallend veel artikelen verschenen over bedrijven die slavernijachtige omstandigheden creëren zoals over de slechte werkomstandigheden van zelfstandige postbezorgers bij Post.nl of de vervoerders van gevaarlijke stoffen. Ze werden in een schuldenpositie gemanoeuvreerd door opzettelijk verkeerde voorlichting over de opbrengst van post, de verplichting een bus te kopen en extreem hoge boetes voor zaken als het te laat bezorgen van de post. Door deze combinatie werden zij in een meervoudig afhankelijke positie gemanoeuvreerd (Zembla, Voor jou 10 anderen, 2012). Oost-Europese chauffeurs werden zonder opleiding en fatsoenlijke betaling ingezet om gevaarlijke stoffen te vervoeren en brachten zo zichzelf en anderen in gevaar (Zembla, Explosief transport, 2012) Uitbuiting komt voor in een vrij eenvoudige situatie of in een complex netwerk. Eenvoudig is bijvoorbeeld de buitenlandse au pair die zowel voor een verblijfsvergunning, werk, onderdak en communicatie volledig afhankelijk is van een werkgever en zo eenvoudig het slachtoffer van uitbuiting kan worden. Uitbuiting is de snelst groeiende tak van criminaliteit en kan zeer complexe vormen aannemen omdat het vaak voorkomt in combinatie met witwaspraktijken, fraude met identiteitsbewijzen, internationale arbeidsconstructies en belastingfraude (Dijk, 2012, p. 24). Deze analyse maakt onderscheid tussen natuurlijke en rechtspersonen. De aangeklaagde natuurlijke personen hebben meestal hetzelfde land van herkomst als het slachtoffer. Slachtoffer en dader hebben een gemeenschappelijke taal nodig om te kunnen communiceren (Dijk, 2012, p. 52). Uitbuiting speelt ook binnen gemeenschappen. Er zijn bedrijven die uitbuiten en bedrijven die indirect betrokken zijn, als opdrachtgever of afnemer. Onder hen ook belangrijke bedrijven als Essent en Jumbo. 2.4. Uitbuiting en netwerk Zowel de onderdrukking, de mogelijkheden van oneerlijk (vaak excessief) voordeel moet worden bedacht, georganiseerd, gecontinueerd en veiliggesteld. Uitbuiting veronderstelt organisatie, zelfs in het geval dat iemand zijn au pair uitbuit of een zwerver. Er moet er een netwerk van personen en/of rechtspersonen zijn, die allerlei activiteiten op allerlei locaties laat plaatsvinden. Er moet iets zijn dat -14-

geld oplevert: werk of bijvoorbeeld een orgaan. Eventueel moeten er arbeidsconstructies worden bedacht en valse papieren geregeld. Mensen die uitgebuit kunnen worden, moeten eerst worden gerekruteerd. Daartoe moeten ze worden misleid, onder druk gezet, mishandeld, geïsoleerd en eventueel vervoerd. Ze moeten worden ondergebracht en van voedsel voorzien. Constructies moeten worden bedacht en uitgevoerd. Al deze natuurlijke en rechtspersonen hebben hun eigen motieven om mee te doen en hun eigen argumenten om hun rol in het geheel te rechtvaardigen. Hoe complexer de situatie, des te meer ruimte er zal zijn om argumenten te vinden die de eigen rol rechtvaardigt. 2.5. De motivatie van de uitbuiters In de pers komen steeds twee punten naar voren die uitbuiting motiveren: extreem hoge verdiensten en lage pakkans. Er wordt wel gezegd dat met arbeidsuitbuiting net zoveel wordt verdiend als met handel in cocaïne, terwijl de pakkans voor de daders laag is 3. De jaarlijkse criminele opbrengsten worden geschat op 31,6 miljard dollar, waarvan 49% in de geïndustrialiseerde landen. In 2011 waren er in Nederland negen afgeronde onderzoeken. Op grond van een extrapolatie van strafrechtelijke onderzoeken in België zouden er mogelijk in Nederland zo n 289 zaken te verwachten zijn (Dijk, 2012, pp. 38-42). Ook andere, niet direct betrokkenen, kunnen aan uitbuiting flink verdienen. Zij zijn de afnemer. Supermarkten hebben bijv. belang bij de lage prijs die champignonkwekers dankzij uitbuiting vragen voor hun product. Retailers dwingen regelmatig ongerechtvaardigde leveringsvoorwaarden af. Een deel van het (oneerlijke) voordeel wordt zo door de afnemer verkregen (Bron, 2013). 2.6. Reactie maatschappij Toch raakt niet elk bedrijf betrokken bij uitbuiting. Er zijn belangrijke argumenten tegen uitbuiting: ethische en emotionele zoals de behoefte om jezelf in de ogen te kunnen kijken, maar ook commerciële als imagoproblemen. Zo is het ontstaan van Stichting Fairproduce sterk gestimuleerd door de Rabobank die bang was voor imagoschade door de problemen in de champignonteelt (Fairproduce, 2012). Een partij die van uitbuiting beschuldigd wordt, zal ervoor willen zorgen dat de voor hem belangrijke partijen zoveel mogelijk neutraal, onverschillig of op zijn hand zijn. De argumentatie moet dat doel dichterbij brengen. Risico s voor de uitbuiter zijn: veroordeling volgens de wet, gevangenisstraf, financiële tegenslag door boetes, tegenvallend voordeel, uitsluiting door de (eigen) gemeenschap, verlies van goede naam en imago (en daardoor verlies van beurswaarde en verdiencapaciteit) en tegenvallende (afgedwongen) arbeidsprestaties. Iemand die gedwongen wordt om te lang te werken, levert werk van slechte kwaliteit (Notenbomen, Coffeng, Gort, & Agterberg, 2009). Het werkt in het voordeel van de uitbuitende partij als hij niet aangesproken kan worden op onderdrukking omdat de maatschappij de onderdrukte personen onvoldoende steunt, geen standpunt inneemt over onderdrukking en uitbuiting, onvoldoende informatie vergaart en onvoldoende consistent optreedt. Ook onwetendheid en onverschilligheid kunnen in het voordeel van de uitbuiter werken, maar (nieuwe) informatie kan dit snel veranderen in een nadeel. Denk maar aan zwervers, zwakzinnigen en Oost-Europeanen. Voor uitbuiters is het nadelig als er een stemming ontstaat tégen uitbuiting. Diverse publicaties laten zien dat in Nederland uitbuiting steeds meer als probleem gezien wordt en er steeds meer kennis komt. Ook goede wetgeving tegen oneerlijkheid (fraude, machtsmisbruik, belastingontduiking) of onderdrukking en een goede handhaving werken uitbuiting tegen. 3 Dhr. Koenders van het Interventieteam Champignons van de Inspectiedienst van SZW stelde dit in de uitzending van het KRO-programma Keuringsdienst van Waarde van 20/12/2012. Hoewel niet goed onderbouwd, gebruik ik het toch vanwege het levendige beeld dat het oproept. -15-

2.7. Mijn hypothese De moderne uitbuiting is een uitvloeisel van onze hedendaagse vorm van kapitalisme met zijn technologische ontwikkelingen en globalisering. De argumenten vóór uitbuiting sluiten aan bij twee ideaalbeelden waarvan ik meen dat die in onze maatschappij bestaan. De mens als zelfstandig individu die gebruik maakt van de kansen in zijn omgeving, zijn eigen afwegingen maakt en daar de verantwoordelijkheid voor draagt. Als iemand toegeeft uitgebuit te zijn dan geeft hij toe dat hij niet voldoet aan dit ondernemende, assertieve beeld. Hulp aan slachtoffers gaat uit van het concept slachtoffer, degene die aan het kortste eind heeft getrokken, die zich niet heeft kunnen redden, niet van iemand die gebruik maakt van zijn kansen. Dit wringt. De ondernemende, creatieve ondernemer die de ruggengraat vormt van onze maatschappij. De ondernemer heeft als hoogste plicht om zijn bedrijf te laten overleven en zelfs uit te breiden. Hij moet tegen een concurrerende prijs produceren. Wanneer een ondernemer zijn product goedkoop weet te produceren, oogst hij bewondering voor zijn inventiviteit en ondernemingslust, ook als dat niet helemaal ethisch gebeurt. Op grond van het bovenstaande verwacht ik dat de argumentatie van de uitbuiter zich in een van de onderstaande categorieën zal bevinden. 1 De beschuldigde probeert over te komen als normale ondernemer die op een reguliere manier onderhandeld heeft met zijn werknemer over prijs en werkcondities. Als er sprake is van uitbuiting, dan is dat mutual advantageous exploitation. Die is gerechtvaardigd, want beide partijen hebben toegestemd. 2 De beschuldigde gebruikt als argument dat hij zelf in dezelfde situatie gewerkt heeft en zelf de situatie aan den lijve ondervonden heeft. Hij maakt ook veel uren. Slachtoffer en dader zitten in een vergelijkbare situatie. Er is geen sprake van uitbuiting, want er is geen oneerlijk voordeel. Door moordende concurrentie kan er niet anders gehandeld worden. Dit is een vorm van mutual advantageous exploitation waarbij het slachtoffer mogelijk in de toekomst in dezelfde positie komt als de beschuldigde. 3 De beschuldigde stelt dat hij niet uitbuit. Hij is weliswaar een inventieve ondernemer die een goede deal gemaakt heeft, maar hij kon en hoefde niet weten dat er uitgebuit werd door de partij waarmee hij een deal heeft gesloten. Hij heeft het slachtoffer niet onderdrukt. Deze argumentatie is vooral sterk als de betrokkene de opdrachtgever of de hoofdaannemer is. 4 Paternalistische gronden. De beschuldigde stelt dat er geen sprake is van uitbuiting. Integendeel, hij heeft hulp geboden en daarvoor heeft het slachtoffer een tegenprestatie geleverd. Het slachtoffer heeft onderdak en eten gekregen in ruil voor klusjes. Die afhankelijke positie van het slachtoffer staat op gespannen voet met het ideaalbeeld van de mens als zelfstandig individu die gebruik maakt van zijn kansen. Volgens mijn hypothese is dit voor een slachtoffer moeilijk te aanvaarden. Het slachtoffer zal trachten zich zo gelijkwaardig mogelijk te maken. -16-

3 Het onderzoek 3.1 Inleiding Na de theorie omtrent uitbuiting wordt het tijd om te toetsen of mijn hypothese te bevestigen is door informatie verkregen via mijn stage. Ik heb dat gedaan aan de hand van twee cases, de bouw van de Eemshavencentrale(s) en de champignonteelt. Ik heb gesproken met een aantal betrokkenen (direct en indirect) die wilden meewerken. De interviews werden deels gestructureerd aan de hand van een vragenlijst, met genoeg ruimte voor nieuwe informatie. Met name de partijen die het gedrag van uitbuitende partijen als een probleem zagen, waren bereid tot een gesprek. Aangezien ik te maken had met goedwillende partijen heb ik ook gevraagd: Wat is er op tegen om uit te buiten? Worden goedwillende partijen door de markt meegesleurd om toch een beetje uit te buiten? Voor het onderzoek zijn 12 interviews afgenomen. Twee waren gericht op de champignonteelt, zeven op de bouw van de Eemscentrale, één met SZW, één met een werkgeversorganisatie die internationale arbeid wil verbeteren en één met een jurist gespecialiseerd in arbeidsrecht. 3.2. De Eemscentrales: RWE en NUON In de Eemshaven worden verschillende energiecentrales tegelijkertijd gebouwd. Er werken honderden bedrijven en duizenden mensen uit allerlei landen. RWE bouwt een kolencentrale van eigen ontwerp en NUON een standaard gascentrale. RWE/Essent en Vattenfall/NUON, investeren fors in de bouw van deze centrales (Persson, 2011). Voor het tot stand komen van dit project moeten we jaren terug. Er was in 2004-2005 een lobby voor goedkope energie, die energie-intensieve bedrijven als Aldel met hun werkgelegenheid in stand wilde houden en een gunstige wind voor goedkope energie in de politiek vond. De bouw van de centrale zelf kost al twee tot drie jaar. Vanwege milieuvergunningen is de bouw twee keer stil gelegd. In Duitsland is bovendien het draagvlak voor kolen weggevallen. Er wordt daar inmiddels veel alternatieve energie opgewekt. Vanaf het begin van de bouw verschenen er verhalen over uitbuiting en milieuschade in de pers. Nederland krijgt nu deze kolencentrale, ook al brokkelt de steun af en is er inmiddels een energie-overschot. De centrale zal waarschijnlijk alleen al om deze reden zeer goedkoop gebouwd (moeten) worden ( (Reep, 2011); (Groen, 2012)). Vanwege de te verwachten overcapaciteit zullen er hoe dan ook centrales worden gesloten. De prijzen staan onder druk en beide conglomeraten zijn bezig met het verbeteren van hun financiële positie. RWE heeft Duitse wortels en is vooral gericht op kolen (Wikipedia, 2012). Vattenfall/Nuon is markt-leider in Noord-Europa en is met name actief in fossiele energie, waterkracht- en kernenergie (Wikipedia, 2012). De belangrijkste aandeelhouders van beide conglomeraten zijn Duitse resp. Zweedse overheidsinstanties. De bedrijven zijn in principe niet afhankelijk van Nederland. Ze huren via Europese aanbesteding een schil van kleinere bedrijven in om specifieke onderdelen van het bouwproject uit te voeren. Bij een aanbesteding tekenen bedrijven in voor het uitvoeren van een bepaald deel van het project tegen een bepaalde prijs. Bedrijven die een opdracht krijgen, kunnen werk uitbesteden aan andere bedrijven, onderaannemers die op hun beurt ook (weer) een deel kunnen uitbesteden. Beiden bedrijven hebben een hoofdaannemer die de bouw regelt. -17-

3.3. De champignon- en aspergeteelt Champignontelers zijn traditioneel familiebedrijven. Er zijn een aantal grote bedrijven met diverse vestigingen en er is een verschil tussen telers, handelaren en bedrijven die gesneden champignons leveren. Champignons worden veel geëxporteerd. De champignonsector heeft het moeilijk. Het aantal bedrijven is sinds 2000 sterk gedaald (Champignonswerk, 2012). Er is veel concurrentie uit Polen en Oekraïne. De prijs van de champignons wordt in Nederland vooral bepaald door de supermarktketens. Zij krijgen ook het grootste deel van de opbrengst van een champignon. De supermarkten kunnen hun prijs afdwingen en doen dat ook (Bron, 2013). De prijzen zijn zo laag dat normale arbeidskosten niet meer betaald kunnen worden (Fairproduce, 2012). AH en Jumbo zijn de grootste supers (Noll & Baarsma, 2010). Problemen met arbeiders zijn klaarblijkelijk al eens eerder voorgekomen. Op internet vond ik een documentaire van Villa VPRO uit 1982 over onderbetaling van huisvrouwen in een groot champignonbedrijf (Tesseling, 1982). -18-

4. ANALYSE Onderzoeksverslag E. Cavé Voor ik begin aan de analyse van de argumenten van de bedrijven die van uitbuiting beschuldigd worden, wil ik eerst op een rij zetten wat mijn geïnterviewden verteld hebben. Ik deel hun beweringen in naar de volgende onderwerpen: het gedrag en de houding van de kern van grote bedrijven, het optreden en de houding van de overheid, opmerkingen over de Nederlandse werknemer, wie buit uit en waarom zou je eigenlijk niét uitbuiten? Hun beweringen zal ik leggen naast de argumentatie die ik uit de pers en van internet heb kunnen halen van de beschuldigde partijen. Ik deel ze in twee groepen: grote kern bedrijven en kleinere bedrijven in de schil. Een overzicht van de beweringen van mijn informanten over de kern, de overheid en de werknemer komt aan de orde in hoofdstuk 4.2. Vervolgens behandel ik hun visie op wie er uitbuit en wat uitbuiten is in 4.3 en in 4.4 waarom uitbuiten geen goed idee is. Hoe de argumentatie in elkaar zit van de bedrijven in de kern als reactie op de beschuldiging dat ze betrokken te zijn bij uitbuiting, c.q. gebruik maken of diensten en goederen afnemen van bedrijven die uitbuiten is het onderwerp van paragraaf 4.5. De argumentatie van bedrijven in de schil die beschuldigd worden van uitbuiting en de analyse daarvan volgt in paragraaf 4.6. 4.1. Kern en schil Bij het kweken en verkopen van champignons en het bouwen van een energiecentrale werken een paar hele grote bedrijven samen met een grote groep kleinere bedrijven. Sennett beschrijft in zijn boek The corrosion of character, vertaald als De flexibele mens, hoe een kern van wereldwijd opererende grote bedrijven de risico s van de markt afwentelt op een flexibele schil kleinere bedrijven. Soms hebben ze werk, maar ze gaan ook regelmatig failliet (Sennett, 2000). In deze analyse gebruik ik zijn visie om de argumentatie in een context te plaatsen. De kernbedrijven zijn de vijf grote supermarktketens en de energieconglomeraten RWE/Essent en Vattenfall/NUON. De schil zijn de champignonkwekers en handelaren en de bedrijven die betrokken zijn bij de bouw van de Eemscentrales. Mijn voorlopige visie is dat champignonkwekers en - handelaren, bouwbedrijven, uitzendbureaus enz. de marktrisico s opvangen voor de supermarkten en de energieconcerns. Zij zouden op hun beurt de risico s kunnen doorschuiven naar hun personeel door flexibilisering en (zelfs) uitbuiting. Bij het kweken en verkopen van champignons zijn de supermarkten relatief groot en sterk ten opzichte van individuele kwekers en handelaren. Landbouwproducten zijn gebonden aan tijd voor wat betreft groei en oogst. Supermarkten kunnen kiezen en doen dat ook. In de Eemshaven stellen de energieconcerns in de aanbesteding de eisen waaraan bepaalde werkzaamheden moeten voldoen. Honderden bedrijven in de schil proberen een contract binnen te slepen en zo hun voortbestaan veilig te stellen. Uit de interviews komt scherp naar voren wat de informanten van belang vinden bij uitbuiting die in de schil plaatsvindt en wat zij uitbuiting vinden. Naast de marktcondities blijkt de overheid (i.c. de inspectiediensten en de NMa) een heel belangrijke factor te zijn. Dat geldt ook voor Europa met haar regels en subsidies. De (markt)condities worden sterk bepaald door de kern en dat bepaalt de overlevingsstrategie in de schil. De condities in de kern zijn minder afhankelijk van de grote ander. Dat betekent niet dat zij geen druk ervaren binnen hun context. In de Eemshaven speelt rond de bouw van de kolencentrale van alles een rol: locale overheden, prijs, aanbod en kwaliteit van arbeid, milieuorganisaties, vakbonden, beurswaarde, kolen uit Amerika. -19-

4.2. De rol van kern en overheid De partijen waar ik mee gesproken heb constateren dat het gedrag van kernbedrijven en de overheid (vooral de Nederlandse maar ook de Europese) en bepaalde door de overheden gestelde regels uitbuiting in de hand werken. Het maakt het verleidelijk om met uitbuiten van werknemers geld te verdienen of het maakt het moeilijk om zonder dat het hoofd boven water te houden. Aan de champignons of aan de elektriciteitscentrale is niet meer te zien hoe zij geproduceerd zijn. Deze producten maken deel uit van de legale economie, ook al zouden zij met arbeidsuitbuiting - en dus illegaal - geproduceerd zijn. Als eerste komt de rol van de kern aan de orde en daarna de rol van de overheid. 4.2.1. Hoe dragen kernbedrijven bij aan uitbuiting? Ze richten zich op één korte termijndoel: geld. Voor alle bedrijven is geld verdienen belangrijk, maar er zijn nog allerlei andere doelen, bijv. continuïteit of een mooi product. Voor bedrijven in de kern die uitbuiting veroorzaken of uitbuiting gedogen is geld verdienen het allerbelangrijkste. De andere doelen lijden daar onder. De opdrachtgever is alleen geïnteresseerd in return on investment en niet in maatschappelijk verantwoord ondernemen of in goed opdrachtgeverschap. Budget voor toekomstige zaken wordt gebruikt voor imagebuilding en niet voor construction. Alleen vandaag geldt. Bouw is een tijdelijk proces voor de opdrachtgever en wordt niet als kernproces gezien, maar als tijdelijke ergernis die niets mag kosten. Mijn hypothese zegt niets over korte of juist lange termijndoel. Ik heb het alleen over het overleven en uitbreiden van een onderneming door een ondernemer. Of een bedrijf laten overleven een korte of een lange termijndoel is, hangt van de situatie van het bedrijf af. Je zou kunnen zeggen dat een ondernemer die failliet gaat doordat hij zich teveel op de korte termijn gericht heeft, het niet goed heeft gedaan, maar dat geldt ook voor de ondernemer die zich teveel heeft gericht op de lange termijn. Ze maken regelmatig misbruik van hun macht De manier waarop de elektriciteitsconcerns zijn omgegaan met de aanbesteding van de bouw van de Eemscentrale en de manier waarop de retailers (supermarkten) onderhandelen over de prijs betalen voor champignons wordt door andere partijen ervaren als machtsmisbruik. Zij stellen dat de machtsverhoudingen dusdanig zijn dat de onderhandelingspositie van bedrijven in het gedrang komt en daarmee ook het eerlijke voordeel. De mutual advantageous exploitation komt bedenkelijk dicht bij harmful exploitation. Dit zijn enkele opmerkingen: Bedrijven buiten elkaar uit. De financiële druk wordt in de keten opgevoerd en de verdiensten nemen af. De bedrijven onderaan als het Poolse bedrijf Remak krijgen het minst. Er is een internationale arbeidsmarkt ontstaan, waarbij de laagste aanbieder de klus krijgt. Je gaat mee of je gaat failliet. Bedrijven die zich aan de wet houden, zijn te duur. Er zijn bovendien boeteclausules. Als een bedrijf een klus later afheeft dan gepland dan krijgt hij minder. Uitbuiting gebeurt met name door de grotere bedrijven. Ze kunnen kapitaal inzetten om te experimenteren en eventuele boetes op te vangen. Ze hebben meer eigen vermogen en kunnen op die manier proberen om een groter deel van de markt te pakken. -20-