EUROPESE TERRITORIALE SAMENWERKING INTERREG IV A NEDERLAND DUITSLAND 2007 2013. Revisie, stand 14 oktober 2011 OPERATIONEEL PROGRAMMA



Vergelijkbare documenten
Operationeel programma "Nederland-Duitsland"

Strategisch Initiatief Health & LifeSciences

Samen. vanzelfsprekend. zonder grenzen Strategisch initiatief health & lifesciences

INTERREG V Deutschland Nederland. 2 oktober 2014 Peter Paul Knol Gemeenschappelijk INTERREG-Secretariaat

Een blik over de Grens: Profielschets Regierungsbezirk Münster

INTERREG V A DEUTSCHLAND-NEDERLAND JAARVERSLAG 2018

Prioriteit 4 Technische bijstand

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Nederlands-Duitse grensstreek Sociaal-economische foto

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van

Regiobericht 1.0 Noord

Interreg A Euregio Maas-Rijn

Tussen: hierna te noemen de partners,

Strategisch Initiatief. Energie & CO 2. -arme economie. Europäische Union Europese Unie.

Tussenstand OP EFRO Noord-Nederland SNN PS bijeenkomst 25 juni Yvonne van Mastrigt

Samen. vanzelfsprekend. zonder grenzen Strategisch initiatief Energie & Co2-arme economie

Samen. vanzelfsprekend. zonder grenzen Strategisch initiatief Logistiek

Strategisch Initiatief. Logistiek. Europäische Union Europese Unie.

Grensoverschrijdende territoriale samenwerking: België Duitsland Ierland Frankrijk Luxemburg Nederland Verenigd Koninkrijk Zwitserland

High Tech Systems & Materials

Communicatiehandleiding INTERREG V A project MariGreen

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT ACP 105 COAFR 81 CODEC 816

Samen. vanzelfsprekend. zonder grenzen Strategisch initiatief

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van tot goedkeuring van bepaalde elementen van de partnerschapsovereenkomst met België

COHESIEBELEID

Wat is INTERREG?

Samenwerking Duitsland: belangrijke economische kans voor Noord-Nederland

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-II

Samenvatting van de partnerschapsovereenkomst voor Nederland,

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

Belangrijke informatie: de Gemeenschappelijke Prioriteit met het Frans-Engelse Kanaal programma

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

De EUREGIO Meerwaarde voor de aangesloten gemeente.

Grensoverschrijdende samenwerking

Subsidies in de regio

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Voorwaarden voor deelname aan het Project FOOD FUTURE in de EDR, Euregio, Euregio Rhein-Waal en de Euregio Rhein Maas Noord

INTERREG V A

Eindexamen aardrijkskunde havo 2003-I

Gemeenschappelijke Intentieverklaring

Regionale bedrijvendynamiek

EVALUATIE VAN DE AANGENOMEN PARTNERSCHAPSOVEREENKOMSTEN

Het college van Gedeputeerde Staten verzoekt de leden van Provinciale Staten om:

Cultura Creative (RF) / Alamy Stock Photo

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

DE ULTRAPERIFERE GEBIEDEN

-2- Opleiding, opleidingen en onderwijs aan de universiteiten

Versie 30 mei 2008, definitief

Europa wil slim, duurzaam en inclusief

Toekomst Europese programma s. Ivka Orbon Commissie Europa 13 oktober 2006

BESTIMMUNG DER POTENZIELL SIGNIFIKANTEN HOCHWASSERRISIKOGEBIETE IN DER INTERNATIONALEN FLUSSGEBIETSEINHEIT EMS ERLÄUTERUNGEN ZUR ÜBERSICHTSKARTE

GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKING

HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH. Beschikbaarstelling cofinanciering voor rijks- en Europese programma s uit het MIG

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

CONVENANT GOLD - LOGISTIEKE ACHTERLANDREGIO S

Uitwerking van het regionale Plan Münsterland

Graydon Kwartaalmonitor Q1 2018

Graydon Kwartaalmonitor. Kwartaal

Allochtonen op de arbeidsmarkt

De EUREGIO. Meerwaarde voor de aangesloten gemeente

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

Aantal werklozen in december toegenomen

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2018

perspectief Delft en Westland Utrecht Agglomeratie Haarlem

8461/17 nes/ons/sl 1 DGG 2B

Jaarverslag van het INTERREG IV A-Programma Deutschland-Nederland. CCI-Code: 2007CB163PO023

Europese programma s in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland

Samen. vanzelfsprekend. zonder grenzen Strategisch initiatief

INTERREG IV A 2 Zeeën Programma

EU subsidies voor KRW opgaven

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Provinciale Staten van Noord-Holland

(4) Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn gebonden door Verordening (EU) nr. 514/2014 en zijn bijgevolg gebonden door deze verordening.

Samenvatting Twente Index 2016

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

INTERREG V DEUTSCHLAND-NEDERLAND IMPACT-EVALUATIE SAMENVATTING

Graydon Kwartaal Monitor. Kwartaal

Europese Groepering voor Territoriale samenwerking. Jody van Diemen VNG Amersfoort, 30 september 2014

EFRO Ed Meijerink

Commissie industrie, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, onderzoek en energie

12722/01 HD/nj DG G NL

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Werkloosheid daalt verder in september

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Ontwerp BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE. van [...]

Euregio Maas-Rijn. Wijzigginsbesluit Nadere Subsidieregels Interreg V-A programma

14129/15 gys/gra/hw 1 DG B 3A

Zittingsdocument ADDENDUM. bij het verslag

COMMISSIEVAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE. van 19ЯХ/2008

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2010/2169(DEC)

Een nieuwe start voor sociale dialoog

Inhoud van presentatie. Het subsidiebeleid van de toekomst Europese programma s in Nederland. Vincent Ketelaars ERAC B.V.

Jaarverslag van het INTERREG IV A-Programma Deutschland-Nederland. CCI-Code: 2007CB163PO023

Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei

Een zoektocht door grensland om de leefbaarheid in regio s met bevolkingskrimp te versterken. Grensoverschrijdende samenwerking

Commissie industrie, onderzoek en energie ONTWERPVERSLAG

Peiling over Europa en EDIC

I. Context (1) I. Context (2) Het Akkoord van Brussel van 16 september 2002: Een juridisch kader voor grensoverschrijdende intercommunales

Transcriptie:

EUROPESE TERRITORIALE SAMENWERKING INTERREG IV A NEDERLAND DUITSLAND 2007 2013 Revisie, stand 14 oktober 2011 OPERATIONEEL PROGRAMMA

2 INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 6 2 Proces van de programmaontwikkeling... 10 3 Sociaal-economische en SWOT-analyse van het programmagebied... 13 3.1 Essentiële kenmerken van het programmagebied... 13 3.1.1 Programmagebied... 13 3.1.2 Nederzettingenstructuur en bevolkingsontwikkeling... 17 3.1.3 Algehele economische ontwikkeling en arbeidsmarkt... 19 3.1.4 Milieusituatie... 22 3.2 Thema s met bijzondere relevantie voor de grensoverschrijdende regionale ontwikkeling in het programmagebied, alsmede de bijbehorende sterke en zwakke punten... 22 3.2.1 Economie, technologie en innovatie... 23 3.2.2 Infrastructuur en milieu... 29 3.2.3 Maatschappelijke integratie... 36 4 Ervaringen uit de afgelopen INTERREG-perioden... 47 4.1 De ontwikkeling van INTERREG I tot INTERREG IV... 47 4.2 Voor de huidige periode belangrijke ervaringen uit INTERREG III... 48 5 Doelstellingen van de Europese Unie en nationale en regionale strategieën... 51 5.1 Doelstellingen van de Europese Unie... 51 5.2 Nationale strategieën... 53 5.2.1 Doelstellingen van de Bondsrepubliek Duitsland en van de betrokken deelstaten... 53 5.2.2 Doelstellingen van het Koninkrijk der Nederlanden... 55 5.3 Regionale strategieën... 56 6 Programmastrategie... 57 6.1 Visie en strategie voor het Duits-Nederlandse grensgebied... 57 6.2 Prioriteiten en actiegebieden... 60 6.2.1 Prioriteit 1: economie, technologie en innovatie... 60 6.2.2 Prioriteit 2: duurzame regionale ontwikkeling... 65 6.2.3 Prioriteit 3: integratie en maatschappij... 71 6.2.4 Prioriteit 4: technische bijstand... 77 6.3 INTERREG IVA projecten... 78 7 Financiering van het programma... 80 7.1 Financieel overzicht naar jaren... 80 7.2 Financieel overzicht naar prioriteiten... 80 8 Effect van het programma op het milieu... 82

INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 3 9 Verhouding tot andere EU-structuurfondsprogramma s... 85 10 Organisatie en uitvoering van het programma... 88 10.1 INTERREG-overeenkomst en overeenkomst met de certificeringsautoriteit... 88 10.2 Gremia en organen voor de uitvoering van het programma... 88 10.2.1 Beheersautoriteit... 89 10.2.2 Comité van Toezicht... 90 10.2.3 Gemeenschappelijk Secretariaat en regionale programmamanagements... 91 10.2.4 Certificeringsautoriteit... 93 10.2.5 Auditautoriteit... 94 10.3 Projectcyclus, controle en monitoring... 95 10.3.1 Indienen van de aanvragen... 95 10.3.2 Goedkeuringsprocedure... 96 10.3.3 Controles, financiële afwikkeling en monitoring... 97 10.4 Criteria voor de projectselectie... 99 10.5 Indicatoren... 101 10.6 Verslaglegging, voorlichting en communicatie... 105 11 Belangrijkste conclusies ex-ante evaluatie... 106 12 Bronnen... 108 BIJLAGE... 110

4 INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 Overzicht van de tabellen Tabel 1: Leden van de begeleidingsgroep... 11 Tabel 2: Overzicht subsidiegebieden in het INTERREG IVA programma... 16 Tabel 3: SWOT-Analyse voor technologie- en kennisoverdracht... 24 Tabel 4: SWOT-Analyse voor de economische netwerken... 25 Tabel 5: SWOT-analyse voor de belangrijke branches in het programmagebied... 28 Tabel 6: SWOT analyse voor het aanbod aan infrastructuur... 33 Tabel 7: Ecologisch waardevolle gebieden in het programmagebied... 35 Tabel 8: SWOT analyse voor natuur-, landschaps- en milieubehoud... 36 Tabel 9: SWOT-analyse voor gezondheidszorg en bescherming van de consument... 38 Tabel 10: SWOT-analyse grensoverschrijdende arbeidsmarkt/grenspendelaars... 40 Tabel 11: SWOT-analyse voor onderwijs en cultuur... 43 Tabel 12: SWOT-analyse binnenlandse veiligheid... 45 Tabel 13: Het proces van INTERREG I naar INTERREG IV... 47 Tabel 14: Prioriteiten en actiegebieden van het programma... 59 Tabel 15: Financiële indeling jaartranches... 80 Tabel 16: Financiële indeling van het programma in prioriteiten... 81 Tabel 17: Activiteiten met mogelijke MER-plichtige effecten... 83 Tabel 18: Invloed van het programma op de milieuaspecten... 84 Tabel 19: Leden Comité van Toezicht... 91 Tabel 20: Criteria voor de projecten... 99 Tabel 21: Indicatoren voor het programma... 102 Tabel 22: Indicatieve uitsplitsing van de fondsen; Dimensie 1: Prioritair Thema... 110 Tabel 23: Indicatieve uitsplitsing van de fondsen; Dimensie 2: Financieringsvorm. 111 Tabel 24: Indicatieve uitsplitsing van de fondsen; Dimensie 3: Soort gebied... 112 Tabel 25: Overzicht opgevolgde aanbevelingen... 112 Tabelle 26: Overzicht niet-opgevolgde aanbevelingen... 113

INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 5 Overzicht van de afbeeldingen Afbeelding 1: Duits-Nederlands grensgebied in Europa... 14 Afbeelding 2: Kaart van het programmagebied... 17 Afbeelding 3: Grote steden en dichtheid (Stand: Dec. 2005)... 18 Afbeelding 4: Voorspelde verandering van de leeftijdsopbouw tot 2020... 19 Afbeelding 5: BBP in koopkrachtstandaarden per inwoner in 2003... 20 Afbeelding 6: Economische structuur in 2003... 21 Afbeelding 7: Ontwikkeling werkgelegenheidscijfers in de periode 2001 2003... 21 Afbeelding 8: Belangrijke grensoverschrijdende verkeersverbindingen in het programmagebied... 31 Afbeelding 9: Grensoverschrijdende arbeidsmarkt Duitsland Nederland... 40 Afbeelding 10: Grondslagen voor strategie en actiegebieden van het programma... 57 Afbeelding 11: Verloop van de strategische milieubeoordeling... 82 Afbeelding 12: Organen en gremia van het programma... 89 Afbeelding 13: Organisatiestructuur van het programmamanagement... 92 Afbeelding 14: Aanvraag- en goedkeuringsprocedure voor projecten... 97 Afbeelding 15: Geldstroom van EU-middelen en cofinancieringsmiddelen... 98

6 INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 1 Inleiding Achtergrond Sinds 1991 subsidieert de Europese Commissie de grensoverschrijdende samenwerking tussen de EU-lidstaten en/of potentiële toetredingslanden. Het bestaande "Communautair Initiatief INTERREG" is voor de huidige subsidiefase (2007 2013) tot een zelfstandige Doelstelling (Europese Territoriale Samenwerking) in het kader van de EU-structuurfondsen gemaakt. Met deze status kan aan de opvolging van INTERREG in zijn geheel een belangrijkere betekenis in de context van de EU-subsidiëring worden toegeschreven. Langs de grens van het Koninkrijk der Nederlanden met Duitsland resp. de Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen kent de grensoverschrijdende samenwerking reeds een decennialange traditie. Al in de jaren vijftig waren er in het Duits- Nederlandse grensgebied talrijke grensoverschrijdende activiteiten die uitsluitend door de betrokkenheid en de financiële bijdragen van de lokale initiatiefnemers werden gedragen. Vaak werden er op lokaal of regionaal niveau door overheden middelen ter beschikking gesteld om grensoverschrijdende projecten te stimuleren. Vanuit het besef dat veel problemen in het maatschappelijke en economische leven in het Nederlands-Duitse grensgebied voor beide zijden relevant zijn en in onderlinge samenwerking moeten worden opgelost, ontstonden er activiteiten en projecten die de verbetering van de levensomstandigheden van de bevolking in de door hun geografische randligging en de grote afstanden tot nationale centra gekenmerkte gebieden tot doel hadden. Na de Tweede Wereldoorlog stonden aanvankelijk de verbetering van de verstandhouding tussen de bevolking van beide landen en in het bijzonder vraagstukken op het gebied van stimulering van de economie en van de ontsluiting van de infrastructuur in beide landen bij de grensoverschrijdende samenwerking op de voorgrond. Ondersteund door de successen van de onderlinge samenwerking in de jaren vijftig besloten de Duitse en Nederlandse partners hun samenwerking te institutionaliseren en zij richtten in 1958 als eerste grensoverschrijdende organisatie de EUREGIO in Gronau als samenwerkingsverband op. Later volgden de oprichting van de Euregio Rijn-Waal (1968), van de meest noordelijke regio, de Eems Dollard Regio (1977) en in het zuiden van de Nederlands-Duitse grens van de euregio rijn-maas-noord (1978). De Euregio s zetten zich in voor het oplossen van de specifieke problematiek in het Duits-Nederlandse grensgebied: zij ondersteunden uitvoerende partijen bij hun inspanningen om door middel van grensoverschrijdende projecten de regionale ontwikkeling te versterken. Met de vanaf het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw ter beschikking staande EUsubsidiegelden vanuit het Communautair Initiatief INTERREG kon aan een groot aantal grensoverschrijdende maatregelen een financiële basis worden verstrekt. Met de goedkeuring van de eerste operationele INTERREG-programma s van de Duits- Nederlandse grensregio in 1991 hebben de betrokken regeringen en provincies aan beide zijden van de grens met de vier Euregio s gezamenlijke overeenkomsten gesloten. In deze overeenkomsten kwamen de partners al vóór het begin van het programma overeen om de hun ten goede komende EU-middelen op een gezamenlijke rekening in ontvangst te nemen en de subsidies onafhankelijk van het gegeven of de projectdrager in Duitsland of in Nederland was gevestigd uitsluitend op basis van de kwaliteit van projecten gezamenlijk goed te keuren. Deze grensoverschrijdende goedkeuring is koersbepalend geworden voor de uitvoering van de INTERREG-programma s in vele grensregio s van Europa en verduidelijkt de goede vertrouwensband en het diep gewortelde partnerschap in de Duits-Nederlandse samenwerking.

INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 7 In de periode 2000 2006 is in het gebied van de drie zuidelijkste Euregio s de EUREGIO in Gronau, de Euregio Rijn-Waal en de euregio rijn-maas-noord voor het eerst een gemeenschappelijk programma in het kader van het Communautair Initiatief INTERREG IIIA gerealiseerd; vóór die tijd bestonden drie afzonderlijke programma s. Speciale aandacht werd in deze subsidieperiode besteed aan de uitvoering van "gezamenlijke euregio-overstijgende vuurtorenprojecten". Hiermee wilden alle betrokkenen aan beide zijden van de grens grotere en kwalitatief betere projecten tot stand brengen en door positieve synergie-effecten een grotere effectiviteit in het gehele gezamenlijke grensgebied bereiken. In november 2005 heeft de Europese Commissie zich op basis van een beoordeling van de tot dan toe uitgevoerde INTERREG IIIA-programma s gewend tot de betrokken lidstaten en geadviseerd de beide INTERREG IIIA-programma s van de drie Nederlands- Nordrhein-Westfälische Euregio s en de noordelijke Eems Dollard Regio (Niedersachsen Nederland) samen te voegen. Daarmee wordt gevolg gegeven aan de intentie principiële nationale probleemsituaties overkoepelend te bezien en het beheer van het programma te bundelen. Voor bijna het gehele Duits-Nederlandse grensgebied zal er in de komende subsidieperiode voor het eerst sprake zijn van één operationeel programma voor de "Europese territoriale samenwerking" tussen Nederland, Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen 1. Er is afgesproken dat Nordrhein-Westfalen ten opzichte van de Europese Commissie de verantwoordelijke beheersautoriteit zal zijn. Tegelijkertijd is overeengekomen op basis van de positieve ervaringen met de gerealiseerde vuurtorenprojecten nog meer dan tot nu toe de nadruk te leggen op grote zogenaamde majeure projecten. Zoals reeds in het verleden geschiedde, zal ook voor deze subsidieperiode een overeenkomst tussen alle betrokken partners worden gesloten. Hierin worden de taken en de bevoegdheden van de betrokken partners en organen bij de uitvoering van het programma geregeld. Een dergelijke overeenkomst vormde ook al de basis voor de succesvolle realisatie van de voorgaande INTERREG-programma s en deze heeft inmiddels het karakter gekregen van een model voor heel Europa. Samenvatting en opbouw van het programma Bij de ontwikkeling van het gemeenschappelijke programma voor de Nederlands-Duitse grensregio was het een uitdaging de verschillende ervaringen van de betrokken partijen uit twee programmagebieden met betrekking tot de inhouden en procedures bijeen te brengen. Dit vereiste een grote bereidheid tot samenwerking van alle betrokkenen, welke bereidheid zich in de constructieve samenwerking bij dit ontwikkelingsproces weerspiegelde. Het programma is uitgewerkt in nauw overleg met de nationale en regionale instanties, economische en sociale partners en andere relevante organen. De gezamenlijke ontwikkeling van het programma wordt beschreven in hoofdstuk 2. Als basis voor de strategische keuzes van het programma verlangt de Europese Commissie een pregnante beoordeling van de economische, sociale en ecologische situatie van het programmagebied. In het Duits-Nederlandse grensgebied is in het kader van een onderzoek door een extern bureau een uitgebreide en diepgaande analyse van het programmagebied uitgevoerd. De resultaten van deze analyse de essentiële karakteristieke kenmerken en de sterke en zwakke kanten van het gebied worden in hoofdstuk 3 samengevat. Maar ook de ervaringen van de voorbije INTERREG-periode vormen 1 Alleen aan het zuidelijke "puntje" van de Duits-Nederlandse grens zijn er aan beide zijden van de grens gebieden die niet tot het Duits-Nederlandse programmagebied behoren. Deze zijn toegewezen aan het Duits- Nederlands-Belgische programma van de Euregio Maas-Rijn, dat met partners uit drie lidstaten een eigen programmagebied vormt.

8 INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 een belangrijke basis voor de uitwerking en inrichting van het programma. In hoofdstuk 4 worden deze nader uiteengezet. Voor de huidige subsidieperiode wil de Europese Commissie de maatregelen in het kader van de structuurpolitiek meer richten op de strategische prioriteiten van de Europese Unie. Dit wordt bijvoorbeeld weerspiegeld in de overeenkomsten van Lissabon en Gothenburg, die een ontwikkeling van de Europese Unie in de richting van een concurrerende en duurzame op kennis gebaseerde economie voorzien. Deze doelen worden door de afzonderlijke lidstaten gespecificeerd in nationale strategische kaderplannen. Verder hebben de regio s de belangrijke kenmerken van hun toekomstige ontwikkeling gedetailleerd uitgewerkt en voor hun gebied bepaald. Al deze doelen (Europese Unie, nationale en regionale strategieën) zijn beslissend voor de inrichting van het programma en worden in hoofdstuk 5 uitvoeriger gepresenteerd. Op basis hiervan volgt de presentatie van de strategische inrichting van het Duits-Nederlandse programma in hoofdstuk 6. Dit programma- heeft als uitgangspunt het streven naar een duurzame, grensoverschrijdende regionale ontwikkeling, hoofdzakelijk gebaseerd op de Lissabon en Gothenburg doelstellingen (Versterking van de kennismaatschappij en de innovatiekracht van de Europese regio s evenals een verantwoordelijke omgang met de natuurlijke hulpbronnen). In de eerste beide prioriteiten ( Economie, Technologie en Innovatie, Duurzame Regionale Ontwikkeling ) worden deze doelstellingen uitgewerkt en voor het programmagebied gespecificeerd. In prioriteit 3 ( Integratie en Maatschappij ) zijn de maatschappelijke aspecten van de grensoverschrijdende samenwerking opgenomen. Nauw verbonden met de vormgeving van het programma is ook de financiële uitrusting en het respectievelijke gewicht van de prioriteiten (vgl. hoofdstuk 7). Conform de wettelijke vereisten van de Europese Unie en de lidstaten hebben de lidstaten besloten dat alle plannen en programma s al voordat deze worden goedgekeurd aan een zogenaamde strategische milieubeoordeling worden onderworpen. Daarmee moeten mogelijke gevolgen van de programma s voor het milieu reeds in een vroeg stadium onderkend worden en maatregelen ter vermindering van schadelijke gevolgen voor het milieu in de opstelling van het programma geïntegreerd worden. Voor het Duits- Nederlandse INTERREG IVA programma is een dergelijke milieuanalyse uitgevoerd door een extern bureau. De resultaten van de analyse worden in hoofdstuk 8 samengevat. Daarnaast vereist de Europese Commissie dat de verenigbaarheid van het programma met het Europees communautair beleid blijkt. Met de uiteenzetting in hoofdstuk 9 van het programma wordt hieraan voldaan. De deelstaat Nordrhein-Westfalen draagt waarnemend voor de twee andere betrokken nationale INTERREG-partners (Nederland, Niedersachsen) als beheersautoriteit de verantwoordelijkheid voor de financiële afwikkeling van het gemeenschappelijke programma tegenover de Europese Commissie. Specifieke taken voor de uitvoering van het programma in de desbetreffende deelregio s worden door de deelstaat Nordrhein- Westfalen overgedragen aan het regionale programmamanagement van de desbetreffende Euregio. Verder wordt er een Gemeenschappelijk Secretariaat ingericht. Als gemeenschappelijke certificeringsautoriteit voor het programma fungeert het openbaar lichaam Eems Dollard Regio. Door de nauwe samenwerking en taakverdeling tussen de partners op de verschillende niveaus wordt de uitvoering van het programma in overeenstemming met de principes van subsidiariteit gewaarborgd. De gedetailleerde beschrijving van de organisatie en uitvoering van het programma is te vinden in hoofdstuk 10.

INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 9 De Europese Commissie vereist, dat voor elk operationeel programma in het kader van de doelstelling Europese territoriale samenwerking een eigen ex-ante-evaluatie uitgevoerd wordt. De beoordeling van de evaluatoren vond parallel plaats aan de opstelling van het programma en volgde een interactieve en iteratieve aanpak, zodat evaluatieresultaten en voorstellen van de evaluatoren direct konden worden verwerkt in de planning van het programma. Een samenvatting van de resultaten van de ex-anteevaluatie is te vinden in hoofdstuk 11. Basis van de programmaontwikkeling De juridische basis voor het programma vindt zijn oorsprong in EG-verordening nr. 1080/2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, in EG-verordening nr. 1083/2006 met algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en in EG-Verordening nr. 1828/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 en van Verordening (EG) nr. 1080/2006. Deze verordeningen zijn na hun publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie op 31-7-2006 resp. 27-12-2006 (Corrigendum 15-02-2007) in werking getreden. Daarenboven dienen de strategische cohesierichtsnoeren van de Gemeenschap d.d. 6-10-2006 als indicatief kaderplan voor de lidstaten ter voorbereiding van de operationele programma s. Op 17-5-2006 heeft het Europees Parlement de begroting van de EU voor 2007 2013 aangenomen. Daarmee staan de inhoudelijke en financiële randvoorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de Europese structuurfondsen in de subsidieperiode 2007 2013 vast. Het onderhavige programma vormt de basis voor financiering van de grensoverschrijdende activiteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) voor de periode 2007 2013. Het levert een belangrijke bijdrage aan de realisering van de grensoverschrijdende ontwikkelingsstrategieën voor de Duits-Nederlandse grensregio op de lange termijn. Het programma is in de Nederlandse en de Duitse taal beschikbaar. Omdat overeengekomen is, dat de deelstaat Nordrhein-Westfalen de beheersautoriteit is voor het voorliggende programma, is de Duitstalige versie bindend.

10 INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 2 Proces van de programmaontwikkeling Zoals reeds genoemd, kent de Nederlands-Duitse grensoverschrijdende samenwerking al een zeer lange traditie. Door de programma s in het kader van het Communautair Initiatief INTERREG (1991 2006) konden de bestaande initiatieven tot samenwerking verder worden ontwikkeld en versterkt. Talrijke projecten die in het grensgebied zijn uitgevoerd hebben de ontwikkeling en consolidatie van goede samenwerkingsstructuren tussen de desbetreffende politieke en administratieve entiteiten, alsmede tussen andere handelende partijen in de regio mogelijk gemaakt en deze structuren hebben geleid tot een verstrekkend Duits-Nederlands partnerschap. De INTERREG-partners speelden in dit proces een centrale rol. Op basis hiervan werd het voorbereidingsproces voor het nieuwe programma gekenmerkt door een principe van partnerschap waarbij de regionale actoren aan beide zijden van de grens bij het proces betrokken zijn. Al in het voortraject hebben de bij de uitvoering van het programma betrokken partners 2 in hun desbetreffende politieke organen hun gedachten laten gaan over de toekomst van met name hun deelregio s en deze uiteengezet in standpunt- en beleidsnota s. 3 Hiertoe zijn door een aantal partners met de regionale actoren (onder andere lokale overheden, economische en sociale partners) workshops georganiseerd waarin alle betrokkenen hun doelstellingen en wensen konden inbrengen en bespreken. Een bijzondere uitdaging voor de programmaontwikkeling bestond in de samenvoeging van twee in INTERREG IIIA zelfstandige programma s, het programma Eems Dollard Regio en het programma EUREGIO, Euregio Rijn-Waal en euregio rijn-maas-noord. De grootte van het nieuwe programmagebied dat hierbij ontstaat en de verscheidenheid aan regionale structuren en de diverse inhoudelijke prioriteiten hebben ertoe geleid dat er in de afzonderlijke deelgebieden telkens verschillende inhouden en benaderingen op de voorgrond stonden. Deze omstandigheid vereiste voor het voorbereidingsproces veel afstemmings- en coördinatiewerkzaamheden tussen alle betrokkenen. Door constructieve samenwerking lukte het een ontwikkelingsstrategie voor het totale gebied langs de Duits- Nederlandse grens uit te werken. Deze ontwikkelingsstrategie formuleert enerzijds gezamenlijke doelen voor de toekomstige ontwikkeling van de hele regio, maar laat tegelijkertijd voldoende ruimte over om rekening te kunnen houden met de verschillende behoeften van de specifieke delen van het programmagebied. De ontwikkeling van het nieuwe programma is in de INTERREG IIIA-programma s geïntegreerd. De Comités van Toezicht van het INTERREG IIIA-programma Eems Dollard Regio en van het INTERREG IIIA-programma van de drie Euregio s hebben in een gezamenlijke speciale vergadering op 29 maart 2006 een project goedgekeurd, in het kader waarvan de programmaontwikkeling kon worden georganiseerd en gefinancierd. Om een volledige afstemming tussen de regio s, de sectoren en de sociale partners te waarborgen, is een zogenaamde begeleidingsgroep in het leven geroepen die het proces van programmaopstelling voortdurend heeft begeleid. Deze werkgroep bestond uit vertegenwoordigers van de lidstaten en de deelregio's, alsook van de exante-evaluatoren (vgl. Tabel 1). De ex-ante-evaluatoren werden op deze wijze intensief betrokken bij het hele proces van de programmaontwikkeling en zij hebben de 2 Bij de partners gaat het in wezen om de ministeries van economische zaken, de provincies en de Euregio s in het programmagebied. 3 De vele documenten die diverse deelgebieden binnen het programmagebied betreffen (en waarbij gedeeltelijk sprake is van overlapping of van gebieden die geen deel uit maken van het programmagebied) zijn een indicator voor de complexiteit van het afstemmingsproces.

INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 11 afzonderlijke stappen binnen de programmaontwikkeling beoordeeld. Hun conclusies zijn opgenomen in hoofdstuk 11. Tabel 1: Leden van de begeleidingsgroep Leden van de begeleidingsgroep Ministerium für Wirtschaft, Mittelstand und Energie des Landes Nordrhein-Westfalen Niedersächsisches Ministerium für Wirtschaft, Arbeit und Verkehr Ministerie van Economische Zaken van Nederland Provincie Groningen als vertegenwoordiger voor de Nederlandse provincies Provincie Overijssel als vertegenwoordiger voor de Nederlandse provincies 4 Eems Dollard Regio EUREGIO Euregio Rijn-Waal euregio rijn-maas-nord Adviserende leden van de begeleidingsgroep Gemeenschappelijk INTERREG-Secretariaat Ex-Ante Evaluatoren Bron: eigen productie Door de instelling van de begeleidingsgroep kon worden gewaarborgd dat de belangen van alle bij de uitvoering van het programma betrokken partners konden worden besproken en er rekening mee kon worden gehouden. Om een efficiënt werkende groep te kunnen waarborgen, kwam men overeen de grootte van de groep beperkt te houden (zo mogelijk slechts één vertegenwoordiger per organisatie). Daarmee gepaard ging voor alle betrokkenen de verplichting de processen en beslissingen van de begeleidingsgroep enerzijds terug te koppelen met de afvaardigende organisatie, de relevante politiek vertegenwoordigers en de sociale partners, en anderzijds hun belangen mede in te brengen in de discussie van de begeleidingsgroep. Het concrete programmeringsproces begon in juni 2006, terwijl al eerder overleg tussen de lidstaten had plaatsgevonden en met de partners was gesproken. De begeleidingsgroep vergaderde regelmatig om alle programma-elementen te bespreken en vast te leggen. Het definitieve programmaontwerp is tenslotte met regionale en nationale actoren afgestemd. In het kader van de publieke consultatie in maart 2007 is het strategische oriëntatie van het programma samen met de milieuanalyse op verschillende plaatsen ter inzage gelegd, alsmede op het Internet in digitale vorm ter beschikking gesteld. Op deze wijze konden ook andere suggesties in aanmerking worden genomen. De consultatie van de verantwoordelijke overheden, de instanties voor milieubelangen en de economische- en sociale partners in de betreffende lidstaten (vgl. VO (EG) 1083/2006: Artikel 11) vond plaats door middel van de leden van de begeleidingsgroep. Deze hebben regelmatig in hun gremia over de status van het programma verslag gedaan. Hierbij vormden ook de gevolgen van het programma voor het milieu een wezenlijk bestanddeel; zo werden reeds tijdens het opstellen van de SWOT-analyse de milieuaspecten een aandachtspunt van de onderzoekers. De betrokken provincies en Euregio s hebben de economische- en sociale partners evenals de instanties voor 4 De provincie Groningen en de provincie Overijssel vertegenwoordigen in de begeleidingsgroep ook de provincies Friesland, Drenthe, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg.

12 INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 milieubelangen in het kader van commissievergaderingen en Euregioraadsvergaderingen geinformeerd en bij het programmeringsproces betrokken. De ministeries hebben hun afdelingen individueel bijvoorbeeld door middel van overleggen en E-mails geïnformeerd over de ontwikkeling van het programma. Hierbij zijn de betrokkenen ook de concepten van de diverse documenten (SWOT-Analyse, Milieuanalyse en Operationeel Programma) ter beschikking gesteld. Hierdoor konden opmerkingen in een vroeg stadium in de programmering opgenomen worden. In het kader van de strategische milieubeoordeling zijn de milieuorganisaties in het Duits-Nederlandse grensgebied reeds in een vroeg stadium in het kader van het zogenaamde scoping bij het proces betrokken. De publieke consultatie tenslotte is in de aangegeven gremia en door middel van publicaties bekend gemaakt (zie hoofdstuk 8). Hierbij zijn de milieuorganisaties nogmaals separaat aangeschreven om deze expliciet op de inspraakmogelijkheden te wijzen.

INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 13 3 Sociaal-economische en SWOT-analyse van het programmagebied De Europese Commissie volgt bij de tenuitvoerlegging van haar financiële instrumenten in de nieuwe subsidieperiode 2007 2013 meer dan ooit een strategisch principe. De programma s moeten zich concentreren op een strategiekeuze en op het definiëren van prioriteiten en voornemens. De basis hiervoor is de analyse van de sterke en zwakke kanten van het programmagebied (vgl. VO (EG) 1080/2006: artikel 12). Voor het Duits-Nederlandse programmagebied is de opstelling van een uitgebreide sociaal-economische en SWOT-analyse via een externe opdracht uitbesteed. In het kader van deze analyse is de regio grondig onderzocht en zijn zowel karakteristieke kenmerken van het gehele Duits-Nederlandse grensgebied als specifieke regionale bijzondere kenmerken van de deelregio s benoemd. Dit gedetailleerde onderzoek is de basis voor de hiernavolgende beschrijving van het programmagebied (vgl. PwC 2006). Verder vormt het de basis voor de desbetreffende individuele vormgeving van het programma in de deelregio s. In het hiernavolgende worden eerst de essentiële kenmerken van de grensregio beschreven (hoofdstuk 3.1), waarna een analyse van de voor de grensoverschrijdende samenwerking zeer belangrijke themagebieden, alsmede van de sterke kanten, zwakke kanten, mogelijkheden en risico s ervan volgt (hoofdstuk 3.2). Alle informatie in hoofdstuk 3 is in hoofdzaak gebaseerd op de bovengenoemde sociaal-economische- en SWOTanalyse. 3.1 Essentiële kenmerken van het programmagebied De voor de inrichting van het nieuwe programma in acht te nemen algemene randvoorwaarden van het programmagebied staan in dit hoofdstuk op de voorgrond. Hierbij worden in het bijzonder de feiten die van belang zijn in verband met de ligging en de ruimtelijke structuur (hoofdstuk 3.1.1), de bevolkingsontwikkeling (hoofdstuk 3.1.2), de algehele economische ontwikkeling en de arbeidsmarkt (hoofdstuk 3.1.3) en het milieu (hoofdstuk 3.1.4) gepresenteerd. 3.1.1 Programmagebied Het Duits-Nederlandse programmagebied omvat (inclusief aangrenzende gebieden) vrijwel de gehele Duits-Nederlandse grensregio. Het beslaat ongeveer vier vijfde van de in totaal 577 km lange Nederlands-Duitse grens, van de kust in het Noorden tot het gebied Niederrhein in het Zuiden. De oppervlakte bedraagt 46.737 km 2, waarvan ongeveer 53% aan de Nederlandse kant en 47% aan de Duitse kant ligt. De landsgrens loopt door het hele programmagebied. De gebieden die in de directe nabijheid van de grens liggen nemen weliswaar een randpositie in binnen hun eigen land, maar door de toenemende Europese integratie krijgen ze nieuwe mogelijkheden voor een nauwere structurele verbondenheid. Daarmee opent de ligging in de buurt van de grens nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden voor deze gebieden. Het programmagebied omvat delen van de Duitse deelstaten Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen en gebieden van de Nederlandse provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Flevoland, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. Vanuit Europees perspectief heeft het programmagebied geografisch een centrale ligging (vgl. Afbeelding 1).

14 INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 Afbeelding 1: Duits-Nederlands grensgebied in Europa Bron: Inforegio 2006 De gebieden die in het kader van de programma s "Europese territoriale samenwerking" in aanmerking komen voor subsidie, worden door de Europese Commissie vastgelegd. Het gaat hierbij om gebieden op NUTS 3-niveau, die langs de binnengrenzen liggen (vgl. KOM 2006/769/EG); hierna gebieden met directe grensligging genoemd. Naast deze gebieden kunnen in het kader van het programma ook zogenaamde aangrenzende gebieden in aanmerking worden genomen. In deze gebieden kan in gegronde gevallen max. 20% van het budget van het operationele programma worden ingezet (vgl. VO (EG) 1080/2006: artikel 21). In vergelijking tot de INTERREG IIIA periode zijn voor het Nederlands-Duitse programmagebied drie nieuwe gebieden met directe grensligging opgenomen: Noord- Friesland, Noordoost-Noord-Brabant en Krefeld. Dit heeft de volgende redenen: Noord-Friesland: Noord-Friesland ligt op slechts 20 km afstand van het Duitse eiland Borkum en het Nederlandse eiland Schiermonnikoog; beide eilanden zijn als gebieden met directe grensligging intensief betrokken bij de grensoverschrijdende samenwerking (met name op het gebied van het toerisme). Het COROP-gebied zelf was tot nu toe als aangrenzend gebied reeds sterk betrokken bij de grensoverschrijdende samenwerking. Het gebied vertoont qua economische structuur een sterke gelijkenis met de andere, aan beide zijden van de grens liggende, noordelijke gebieden met directe grensligging. Er bestaan bijvoorbeeld economische betrekkingen op het gebied van "toerisme", "maritieme economie" en "innovatieve technologieën", gebieden die aanleiding geven tot een nauwe verbondenheid met het

INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 15 grensgebied. Dit potentieel kan nu in het kader van de grensoverschrijdende samenwerking nog beter worden gebruikt. Noordoost-Noord-Brabant: Noordoost-Noord-Brabant ligt op slechts 3 km afstand van de Duits-Nederlandse grens. Het was tot nu toe als aangrenzend gebied intensief betrokken bij de grensoverschrijdende samenwerking. Het COROP-gebied is qua ontwikkeling vanwege zijn geografische ligging en de verbindende infrastructuur sterk gericht op het Duitse grensgebied. Dit geldt vooral voor de economische betrekkingen, bijv. op het gebied van de handel (toelevering) en de samenwerking tussen ondernemingen. Ook de burgers van dit gebied hebben een sterke relatie met het Duitse grensgebied; dit blijkt bijvoorbeeld uit de grensoverschrijdende koopstromen. Krefeld: Krefeld ligt als centrumstad met 238.270 inwoners (Stand: 31-12-2004) slechts 17 km van de Nederlands-Duitse grens. Krefeld was tot nu toe aangrenzend gebied. De Nederlandse west-oost-as BrabantStad-Venlo (Noord- en Midden-Limburg) laat in de economische ontwikkeling grote parallellen zien met Krefeld en daarom wordt een gemeenschappelijke grensoverschrijdende ontwikkeling nagestreefd. Samenwerking vindt reeds plaats op het gebied van kennistransfer en innovatie, economie, logistiek, infrastructuur, cultuur en sport, hetgeen nog versterkt wordt door het feit dat beide steden partnerstad zijn. Reeds in de afgelopen INTERREG IIIA periode was Krefeld intensief betrokken bij de grensoverschrijdende samenwerking en organisaties uit Krefeld zijn vaak als projectdrager resp. projectpartner actief geweest (bijv. IHK Mittlerer Niederrhein en de Hochschule Niederrhein welke beide in Krefeld gevestigd zijn). Bij deze drie gebieden gaat het om structureel bij het grensgebied behorende gebieden; de opname als nieuw gebied met directe grensligging strookt met deze logica en komt ten goede aan de eenwording van de grensregio. In het Duits-Nederlandse programmagebied is daarnaast gebruik gemaakt van de zogenaamde 20%-regeling" en in dit kader zijn enige aangrenzende gebieden mede in het programma opgenomen. Bijna al deze gebieden waren in het verleden reeds als aangrenzende gebieden actief in de grensoverschrijdende samenwerking omdat nauwe verbindingen bestaan en ze grote overeenkomsten vertonen met de gebieden met directe grensligging. Door de samenwerking in het kader van INTERREG konden deze verbindingen met het grensgebied geïntensiveerd en uitgebouwd worden. De participatie van partners uit de aangrenzende gebieden had met name betrekking op maatregelen en thema s waarbij een eenduidige afbakening binnen het grensgebied maar moeilijk mogelijk was en waarbij door er gebruik van te maken extra, positieve effecten het gevolg waren (bijv. bij de technologische of toeristische ontwikkeling). Deze samenwerkingsverbanden bleken effect te sorteren en er is gebleken dat de participatie van partners uit aangrenzende gebieden een eenduidige (economische) meerwaarde voor het kerngebied met zich mee heeft gebracht. De participatie van deze partners is verder in overeenstemming met de regionale en nationale doelstellingen gerelateerd aan het programmagebied. Tegen deze achtergrond zouden de aangrenzende gebieden ook in de periode 2007 2013 moeten kunnen deelnemen aan de grensoverschrijdende samenwerking als daardoor, in overeenstemming met de doelstellingen van het programma, ook positieve effecten voor het kerngebied te verwachten zijn. Als enig nieuw aangrenzend gebied is het tot de provincie Friesland behorende Zuidwest- Friesland opgenomen. Hierdoor is de gehele provincie Friesland als coherent en structureel verbonden gebied bij de grensoverschrijdende samenwerking betrokken. Zo wordt het mogelijk de inhoudelijke aanknopingspunten van de provincie met het oog op

16 INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 een positieve regionale ontwikkeling en de bestaande synergie-effecten op het gebied van de Europese en regionale structuurpolitiek te gebruiken. Dit is met name van belang, aangezien voor het programmagebied bijzonder belangrijke branches (vgl. hoofdstuk 3.2) in het COROP-gebied Zuidwest-Friesland vertegenwoordigd zijn en deze kunnen zo een belangrijke bijdrage aan de grensoverschrijdende samenwerking en de uitvoering van het programma leveren. In Tabel 2 worden de gebieden met directe grensligging en de aangrenzende gebieden op NUTS 3-niveau gepresenteerd, aan de Nederlandse kant zijn dit de COROPgebieden, aan de Duitse kant de districten (Land-)Kreise)) of de steden buiten de districten (kreisfreie Städte). Tabel 2: Overzicht subsidiegebieden in het INTERREG IVA programma Subsidiegebieden met directe Aangrenzende gebieden grensligging Noord COROP Noord-Friesland Landkreis Wittmund COROP Overig Groningen Landkreis Friesland COROP Delfzijl en omgeving COROP Zuidoost-Friesland Kreisfreie Stadt Emden COROP Zuidwest-Friesland Landkreis Aurich COROP Noord-Drenthe COROP Oost-Groningen Landkreis Ammerland Landkreis Leer COROP Zuidwest-Drenthe COROP Zuidoost-Drenthe Landkreis Cloppenburg Landkreis Emsland COROP Flevoland COROP Noord Overijssel Landkreis Osnabrück Landkreis Grafschaft Bentheim COROP Veluwe COROP Twente COROP Zuidwest Overijssel Kreis Steinfurt Kreisfreie Stadt Osnabrück COROP Achterhoek Kreis Coesfeld Kreis Borken Kreisfreie Stadt Münster COROP Arnhem/Nijmegen Kreis Warendorf COROP Noordoost-Noord-Brabant COROP Zuidwest Gelderland Kreis Kleve Kreisfreie Stadt Duisburg Kreis Wesel Rhein-Kreis Neuss COROP Noord-Limburg COROP Midden-Limburg Kreis Viersen Kreisfreie Stadt Krefeld Zuid Kreisfreie Stadt Mönchengladbach Bron: eigen productie De geografische ligging van de afzonderlijke NUTS-3 gebieden van het programmagebied wordt in Afbeelding 2 duidelijk. Hierin zijn de Kreise en COROP-gebieden met directe grensligging donkergeel gemarkeerd en de aangrenzende Kreise en COROPgebieden lichtgeel gemarkeerd.

INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 17 Afbeelding 2: Kaart van het programmagebied Bron: eigen productie 3.1.2 Nederzettingenstructuur en bevolkingsontwikkeling Het Duits-Nederlandse programmagebied wordt gekenmerkt door een grote heterogeniteit. Het noordelijke programmagebiedsdeel heeft als perifeer landelijk gebied een lage bevolkingsdichtheid; de aansluiting op bovenregionaal belangrijke centra is er slechter dan in de zuidelijke gebiedsdelen. De bevolkingsdichtheid stijgt naarmate men verder naar het zuiden gaat en ook de aansluiting op bovenregionaal belangrijke centra verbetert. Afbeelding 3 laat de grootste steden (>100.000 inw.) in het programmagebied

18 INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 en enkele grote steden in de omgeving van het gebied zien. De kleurmarkeringen wijzen op de bevolkingsdichtheid van de NUTS-3 gebieden (Stand: december 2005). Afbeelding 3: Grote steden en dichtheid (Stand: december 2005) Bon: eigen productie, op basis van gegevens van PwC 2006 De bevolking in het programmagebied telde op 31 december 2005 in totaal 12,1 miljoen mensen. In de Nederlandse deelgebieden woonden 6,2 miljoen mensen; dit komt overeen met een aandeel van 51% in het aantal inwoners van het gehele programmagebied.

INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 19 Het aantal inwoners in de Duitse delen bedroeg 5,9 miljoen, dat wil zeggen, 49% van het totale aantal inwoners van het programmagebied. Tussen 1999 en 2005 groeide de bevolking in het programmagebied met gemiddeld 2,6%. De bevolkingsgroei aan Nederlandse zijde was in de waarnemingsperiode met 3,7% duidelijk groter dan in de Duitse deelgebieden (1,4%). Tot 2020 gaat de bevolkingsprognose van Eurostat uit van verregaande veranderingen in de leeftijdsopbouw aan zowel de Nederlandse als de Duitse zijde van het programmagebied (vgl. Afbeelding 4). Het aandeel jongeren onder de 20 jaar zal in het gehele programmagebied met 2,4% dalen. Evenzo wordt er een daling van het aandeel van de bevolking in de beroepsleeftijd (-1,9%) voorspeld, waarbij voor het Nederlandse deel van het programmagebied een aanzienlijk sterkere teruggang wordt verwacht. Daarentegen wordt er een drastische toename voorspeld (4,3%) van het aandeel van de oudere bevolkingslagen vanaf 65 jaar. Ook deze stijging zal vermoedelijk duidelijk sterker uitvallen in het Nederlandse deel van het programmagebied. De gemiddelde leeftijd van de bevolking zal dus in het gehele programmagebied verder stijgen. Afbeelding 4: Voorspelde verandering van de leeftijdsopbouw tot 2020 8% 6% 6,3% 5,5% 4% Procent 4,3% 2,6% 3,1% 2% 0% -0,1% -0,1% -0,6% -0,9% -1,2% -1,1% -1,4% -2% -1,8%-1,9% -1,6% -2,1% -1,7% -1,6% -3,0% -2,8% -4% Duitsland programmagebied Duits deel Nederlands deel Nederland 0 tot 5 jaar 5 tot 20 jaar 20 tot 65 jaar 65 jaar en ouder Bron: PwC 2006 Ook bij de voorspelde verandering van de bevolkingsstructuur dient in aanmerking te worden genomen dat de leeftijdsopbouw in 2020 in de afzonderlijke deelgebieden deels duidelijk zal afwijken. 5 3.1.3 Algehele economische ontwikkeling en arbeidsmarkt Algehele economische ontwikkeling De totale economische ontwikkeling verliep in de Duitse en Nederlandse programmagebieden in vergelijking met de nationale ontwikkeling in Duitsland en Nederland meer dan gemiddeld positief. Het in het programmagebied behaalde bruto regionaal product (BRP) steeg tussen 1999 en 2003 met 17,0%, waarbij de groei in het Nederlandse deel van het programmagebied bijna twee keer zo hoog was als in de Duitse programmagebieden. Het Bruto Binnenlands Product (BBP) per inwoner bedraagt in 2003 6 in het gehele pro- 5 Een naar verhouding jonge bevolkingsstructuur wordt voorspeld voor de Kreise Ammerland, Cloppenburg, Emsland, Grafschaft Bentheim, Leer, Borken, Steinfurt en Warendorf. Aan de Nederlandse zijde van het programmagebied zal de leeftijdsopbouw in de provincies Overijssel, Gelderland en met name Flevoland het gunstigst blijken te zijn. 6 Er zijn geen recentere en vergelijkbare gegevens voor Duitsland en Nederland beschikbaar.

20 INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 grammagebied EUR 22.406; dit komt overeen met ca. 103% van het gemiddelde BBP per inwoner van de EU-25. In een vergelijking met de nationale cijfers bereikte het BBP per inwoner in de Nederlandse delen van het programmagebied 89% van het Nederlandse BBP per inwoner en in de Duitse delen van het programmagebied 88% van de Duitse nationale vergelijkingswaarde. Afbeelding 5 toont de ontwikkeling van het bruto regionaal product in koopkrachtstandaarden per inwoner in 2003. Afbeelding 5: BBP in koopkrachtstandaarden per inwoner in 2003 30 25 20 15 10 5 0 *1.000 EUR Programmagebied Duitsland Nederland EU 25 totaal Duits deel Nederlands deel Bron: PwC 2006 In Afbeelding 6 wordt het aandeel in de bruto toegevoegde waarde van de economische sectoren land- en bosbouw, visserij, industrie en dienstverlening in de totale bruto toegevoegde waarde in 2003 7 in het programmagebied en in Duitsland en Nederland duidelijk. De agrarische sector neemt in het programmagebied vergeleken met de nationale Nederlandse en Duitse gemiddelden een belangrijkere plaats in. Ook de industriesector neemt in het programmagebied in vergelijking met de nationale situatie in Nederland en Duitsland nog altijd een belangrijkere plaats in. Met een stijging van het aandeel in de bruto toegevoegde waarde naar 68,3% is de betekenis van de dienstensector voor de economie in het programmagebied in de periode 1999 2003 verder toegenomen. Dit feit levert het bewijs voor de dynamiek van de voortschrijdende structurele verandering in het grensgebied. 7 Er zijn geen recentere en vergelijkbare gegevens voor Duitsland en Nederland beschikbaar.

INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 21 Afbeelding 6: Economische structuur in 2003 100% 90% 80% 70% 60% 68,3% 70,1% 73,8% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 29,2% 28,8% 23,8% 2,5% 1,1% 2,3% Programmagebied Duitsland Nederland Landbouw Bosheheer en Visserij Industriesector Dienstensector Bron: PwC 2006 Middelgrote en kleine bedrijven (MKB) drukken in het hele programmagebied hun stempel op de economische structuren, hoewel er ook een aantal grote ondernemingen in het programmagebied actief is. 8 Arbeidsmarkt In 2003 9 waren in het programmagebied in totaal 4,91 miljoen mensen werkzaam. 47,3% van deze groep behoort tot de Nederlandse delen van het programmagebied en 52,7% tot de Duitse delen. Het volgende overzicht laat de ontwikkeling van het aantal werkenden over de periode 2001 2003 zien, zowel in het gehele programmagebied als in Duitsland en Nederland als geheel: Afbeelding 7: Ontwikkeling werkgelegenheidscijfers in de periode 2001 2003 0,0% -0,2% -0,4% -0,6% -0,8% -1,0% -1,2% -1,4% -1,6% Programmagebied Duitsland Nederland totaal Duits deel Nederlands deel Bron: PwC 2006 8 Te noemen zijn Essent (Arnhem), Bayer (Krefeld, Dormagen) en Volkswagen (Emden). 9 Er zijn geen recentere en vergelijkbare gegevens voor Duitsland en Nederland beschikbaar.

22 INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 Ten opzichte van 1999 is het aantal werkenden in het programmagebied vrijwel overal afgenomen. Een stijging van het aantal werkenden was alleen waar te nemen in het noordelijke deel van het programmagebied in de Eems Dollard Regio. De stijging van de werkloosheid in de periode 2003 2005 in het Nederlandse deel van het programmagebied (2,5%) is aanzienlijk lager uitgevallen dan aan de Duitse kant van het programmagebied (17,1). Voor 2006 kan een positieve ontwikkeling op de arbeidsmarkt worden waargenomen. Zowel aan Duitse als aan Nederlandse zijde loopt de werkloosheid door de aantrekkende conjunctuur terug. Voor vrouwen heeft de arbeidsmarkt zich in het gehele programmagebied aanzienlijk ongunstiger ontwikkeld dan voor mannen en ook de jeugdwerkloosheid is zowel aan de Nederlandse als aan de Duitse zijde van het programmagebied hoog. Zorgwekkend zijn zowel aan Nederlandse als aan Duitse zijde van het programmagebied de grote aantallen langdurig werklozen. 3.1.4 Milieusituatie Toenemend oppervlaktegebruik, het dichtbouwen van het landschap en het inbrengen van schadelijke stoffen, zoals tegenwoordig door het intensieve gebruik van de bodem wordt veroorzaakt, hebben vaak een negatieve uitwerking op andere gebieden van de natuurhuishouding (bijv. het vermogen om neerslag vast te houden, de kwaliteit van het water). In enkele delen van het programmagebied belasten de toevoer van voedingsstoffen en schadelijke stoffen als gevolg van de intensieve landbouw de bodemhuishouding. Voor een deel is er nog mogelijkheid tot verbetering aanwezig wat betreft de verzuring van de bodem. Ook al heeft met name de zichtbare kwaliteit van het water in het programmagebied in de laatste jaren een verbetering doorgemaakt, de stilstaande wateren en in het bijzonder de waterbodem zijn bijvoorbeeld in enkele gebieden vervuild. In toenemende mate wordt er aan de wateren door zogeheten "diffuse" lasten schade toegebracht, in het bijzonder door plantenvoedingsstoffen (fosfor- en stikstofverbindingen). De waterkwaliteit voldoet in enkele delen van het programmagebied nog niet aan de Europese basiswaarden. De uitstoot van zwaveldioxide, fijnstof en stikstofoxide nam in de afgelopen jaren duidelijk af. De maximale waarden voor de ozonconcentratie zijn eveneens gedaald. De uitstoot aan koolstofdioxide in Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen is sinds 1990 afgenomen; in Nederland is deze ondanks een afname in de industriesector gestegen. Ook de daggrenswaarden voor fijnstof in het programmagebied zijn vaak overschreden. Dit gold met name voor gebieden met een hoge verkeersdichtheid en voor het dichter bevolkte en sterker door industrie gekenmerkte zuiden. 3.2 Thema s met bijzondere relevantie voor de grensoverschrijdende regionale ontwikkeling in het programmagebied, alsmede de bijbehorende sterke en zwakke punten In het vorige hoofdstuk is het programmagebied met zijn essentiële sociaal-economische kenmerken beschreven. Hieronder volgt een nadere belichting van de thema's die voor de grensoverschrijdende regionale ontwikkeling van bijzondere relevantie zijn en daardoor een centrale rol spelen bij de strategische inrichting van het programma. In deze samenhang wordt eerst het themagebied Economie, technologie en innovatie beschouwd (hoofdstuk 3.2.1), waarna wordt ingegaan op Infrastructuur en milieu (hoofdstuk 3.2.2) en Maatschappelijke integratie (hoofdstuk 3.2.3). De beschrijvingen van de

INTERREG IV A Programma Nederland Duitsland 2007 2013 23 respectievelijke thema s worden afgesloten met een presentatie van de respectievelijke sterke punten, zwakke punten, kansen en risico s. 3.2.1 Economie, technologie en innovatie Onder de trefwoorden Economie, technologie en innovatie worden de volgende thema s nader beschouwd: technologie- en kennisoverdracht economische netwerken en voor het programmagebied belangrijke branches. Technologie- en kennisoverdracht Met de Lissabonstrategie heeft de Europese Raad in het jaar 2000 een nieuw doel gesteld voor de ontwikkeling van de Europese Unie tot 2010, waarbij onder meer de verbetering van de voorwaarden voor wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling centraal staat (vgl. hoofdstuk 5.1). Daardoor krijgen de gebieden wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling (O&O) en technologieoverdracht binnen Europese steunprogramma s een bijzondere betekenis. Op basis hiervan heeft de Europese Raad in 2002 het doel geformuleerd om de openbare en particuliere uitgaven voor O&O in heel Europa tot 2010 te verhogen tot in totaal 3% van het BBP. In de NUTS-2 regio s 10 van het programmagebied lag het O&O-percentage in 2003 11 onder deze doelwaarde. Opvallend is het duidelijke verschil tussen noord en zuid. Zowel aan Nederlandse als aan Duitse zijde van het programmagebied ligt het O&O percentage in het noorden duidelijk lager dan in de zuidelijke gebieden. 12 Bij de beoordeling van de technologische capaciteit van een regio moet de totale ontwikkelingsketen worden beschouwd, dat wil zeggen, van de technologieontwikkeling via de technologieoverdracht tot de economische toepassing van nieuwe technologieën en processen. In het programmagebied zijn talrijke universiteiten en onderzoeksinstellingen met diverse onderzoeksprioriteiten gevestigd. Er is echter in het bijzonder expertise te vinden rond de toekomstgeoriënteerde thema s Life Science / Biotechnologie / Medische technologie, Informatie- en Communicatietechnologie, intelligente sensornetwerken, Agrarisch onderzoek / Agro-Business. Bovendien zijn er in het programmagebied instellingen gevestigd die de overdracht van technologie tussen onderzoeksinstellingen en bedrijven ondersteunen, bijvoorbeeld organen voor technologieoverdracht verbonden aan de universiteiten en hogescholen, beroepsverenigingen of Gründer- en innovatieparken. Grote delen van het programmagebied beschikken daarmee over een goede structuur van kenniscompetentie- en bemiddelingscentra, die weliswaar in essentie op de regio zijn gericht, maar waartussen momenteel ook steeds vaker wordt samengewerkt. Met name in de noordelijke perifere gebieden kan de verzorgingssituatie evenwel nog niet als bevredigend gezien worden. 10 De binnenlandse bruto-uitgaven voor O&O worden door Eurostat slechts op NUTS-2 niveau beschikbaar gesteld, niet op het niveau van de Kreise en COROP-gebieden. In zoverre leveren de volgende uitspraken over O&O-percentages slechts bij benadering een beeld van de werkelijke situatie in het programmagebied. 11 Er zijn nog geen recentere, vergelijkbare gegevens voor Nederland en Duitsland gepubliceerd. 12 Aan de Duitse zijde vertoont de regio Weser-Ems met 0,57% het laagste O&O-percentage. Dan volgen de Regierungsbezirke Münster met 0,95% en Düsseldorf met 1,51%. In deze drie regio s van het programmagebied ligt het O&O-percentage onder het Duitse landelijke gemiddelde van 2,52%. Aan de Nederlandse kant van het programmagebied vertonen de noordelijke provincies met gemiddeld 1,17% een vergelijkbaar laag O&O-percentage. In de oostelijke en zuidoostelijke Nederlandse provincies ligt het O&Opercentage met gemiddeld resp. 1,83% en 2,47% duidelijk hoger en ook boven de vergelijkingswaarde voor heel Nederland van 1,76%.