Preek Gemeente van Christus, Het is altijd een indrukwekkend iets. Het moment waarop iemand neerknielt en de handen opgelegd worden. Veel stelt het niet voor, zou je misschien zeggen. En toch is het tegendeel waar Daarin is eigenlijk alles samengebald. Het knielen: dat heeft iets van overgave aan God, aan Zijn roeping. De handoplegging: daarin schuilt zegen. Bekrachtiging ook! Dat God zelf zegt: Zo is het goed! Ga in Mijn Naam! Paulus herinnert Timoteüs aan dat moment! Net zoals hij dat in zijn vorige brief ook al had gedaan! En hij spoort Timoteüs aan om op zijn beurt ook anderen de handen op te leggen. Het is een ritueel dat in het Jodendom ook voorkomt. Joodse Tora-leraren legden hun leerlingen de handen op als ze ervan overtuigd waren dat ze voldoende kennis hadden. Daarmee droegen ze medeverantwoordelijkheid. Zoals Mozes dat deed bij zijn opvolger Jozua. Houd dat vuur brandend!, zegt Paulus. Veel uitleggers gaan ervan uit dat hij er niet gerust op was. Dat Timotheüs die aansporing wel nodig had, omdat hij het wat liet lopen. En eerlijk gezegd ben ik daar zelf ook onwillekeurig altijd wel van uit gegaan. Maar dat is helemaal niet wat Paulus zegt. Integendeel, in vers 5 spreekt hij over het oprechte geloof van Timotheüs, dat in hem woont, net als dat ook in zijn grootmoeder Loïs en in zijn moeder Eunike had gewoond. Paulus woorden zijn geen correctie of vermaning. Veelmeer een bemoediging! Ga zo door! Ik denk dat we de achtergrond van zijn woorden moeten zoeken in Leviticus 6, waar we lezen over het vuur van het brandoffer in de tabernakel dat moest blijven branden. Ik kom daarop door wat Paulus zegt over zijn gebed voor Timotheüs. Telkens als ik je in mijn gebeden noem, elke dag 1
en elke nacht, dank ik God, die ik net als mijn voorouders met een zuiver geweten dien. Het staat er eigenlijk precies in omgekeerde volgorde: nacht en dag. Dat is typisch Joods. Paulus en Timotheüs hadden Joodse wortels. Net als van Anna wordt gezegd, dat ze nacht en dag in de tempel was om te vasten en te bidden. Daarom: Houd het vuur brandend! Dat is vanmorgen de opdracht, ook voor jullie! Dus niet omdat we aan dat vuur bij jullie zouden twijfelen. Juist als een bemoediging! Ook jullie krijgen zo meteen de handen opgelegd. Niet door Paulus, dat dan weer niet. Maar als je het goed bekijkt toch ook weer wel, via een lange rij mensen die allemaal de handen opgelegd kregen. Tot je komt bij de apostelen zelf Houd het vuur brandend, dat is de opdracht. Maar hoe doe je dat: jullie? En wij allemaal? Wat vertelt Paulus hier eigenlijk aan Timotheüs? Als je goed kijkt, gaat dat niet om wat hij moet gaan doen. Maar om wat hij heeft ontvangen! Twee dingen in het bijzonder! 1. In de eerste plaats schrijft Paulus aan Timotheüs dat er voor hem gebeden wordt! Door Paulus zelf. En als de apostel daarna in één adem zijn grootmoeder en moeder noemt klinkt daar de echo van het gebed ook in door. Dat is het eerste dat Timotheüs moet weten. Er wordt voor hem gebeden. En dat is ook het eerste voor jullie. Voordat je zelf op pad gaat, voordat je zelf iets gaat doen: er wordt voor je gebeden. Zo zal het zo meteen ook gebeuren. We bidden als gemeente voor jullie! Dat is belangrijk om te zien. Voor je zelf bidt voor iemand, is er voor jou gebeden. Voor je op weg gaat om te geven, heb je eerst zelf ontvangen. Voor je anderen zegent, ben je eerst zelf gezegend. Alleen zo kun je op pad als ambtsdrager. 2
Deze woorden van Paulus laten zien wat je belangrijkste taak is. Bidden. Bidden voor de mensen die aan je zorg zijn toevertrouwd. Of je taak nu pastoraal is. Of diaconaal. Of als rentmeester. Bidden voor hen. Werken in de kerk is niet altijd makkelijk. Soms krijg je bijvoorbeeld als ouderling te horen dat je niet welkom bent. Ik weet van sommigen die afscheid nemen dat ze dat niet altijd gemakkelijk gevonden hebben. Dit is wat je in ieder geval kunt doen: bidden voor anderen. En omgekeerd is dat wat je mag verwachten als gemeente. Dat er voor je gebeden wordt. In jouw situatie. In uw nood en zorg. Misschien is het goed dit plaatje ook even tot je te laten doordringen. Soms heb ik het idee dat er misverstanden leven in de gemeente. Dat je bij een ouderling toch vooral denkt aan controle. Aan een wijzende vinger. Ik zou bijna zeggen: dan ken je onze ouderlingen nog niet. Dat was misschien iets van vroeger. Maar dit is wat je mag verwachten. En waar we elkaar ook op mogen aanspreken. Dat er voor je gebeden wordt. En wat is dat ook een prachtige opdracht. Om dat te gaan doen als ambtsdrager, in welke specifieke rol dan ook: bidden voor die ander. Dan heb je altijd iets te geven! Het is trouwens ook het belangrijkste wat je als kerk kunt geven aan de mensen om je heen. Gebed. Dat is iets om te onthouden. 2. Dat is het eerste dat Paulus noemt. Maar hij herinnert Timotheüs ook aan dat andere dat hij ontvangen heeft. Paulus noemt het hier: de gave die God je schonk. Letterlijk staat er: het charisma! De genadegave van God. Dat heeft te maken met die handoplegging waaraan de apostel herinnert. God geeft je iets mee als je op pad gezonden wordt. Wat heb je van God gekregen? 3
Geen geest van schaamte of lafhartigheid, maar van kracht, liefde en bezonnenheid (of zoals je ook kunt zeggen wijsheid) schrijft hij even verderop. De Geest geeft je wat je nodig hebt voor je taak. Dat is nu precies het werk van de Geest. Dat Hij mensen toerust voor hun opdracht. Dat Hij je woorden geeft als je ze nodig hebt. Dat Hij je inzicht en wijsheid geeft als dat gevraagd wordt. Dat Hij je liefde geeft om te dienen en te zorgen. Dat Hij je trouw maakt als het moeilijk is. Dat heb je ontvangen En zo kun je uitdelen. Op jouw beurt. Paulus maakt het even verderop nog breder. Hij herinnert ook aan de genade die ons geschonken is in Christus. Hij is verschenen als Redder, schrijft de apostel en Hij heeft de dood vernietigd en het onvergankelijk leven aan het licht gebracht. En nog even verder vat Paulus het samen in één uitdrukking: de liefde van Christus. Die heb je ontvangen! We denken dit seizoen na over Ruimte voor God. Hoe houd je die ruimte voor God in leven open? Hoe doe je dat? Paulus wijst ons hier de weg. Door telkens opnieuw terug te gaan naar wat je ontvangen hebt in Christus. Door je leven te zien vanuit Hem. Door te bedenken dat Hij ons heeft meegenomen door de dood heen, het leven in. Door dat te omarmen, telkens weer en daaruit te leven. We staan aan het begin van een nieuw jaar. Het kan zijn dat je goede voornemens hebt of juist tegen dingen opziet. In je werk, studie, privéleven. Dat je jezelf zo bekijkt. Ik ben iemand die. Paulus leert ons hier om onszelf te bezien vanuit Christus. Geloven is leven in eenheid met Christus zegt hij in vers 1. Dat is wat jullie en ons te doen staat. Geloven is eerst en vooral ontvangen. Echt ontvangen! En daarna komt de opdracht in zicht. Zo is het ook hier. Als Paulus Timotheüs eerst herinnerd heeft aan wat hij allemaal ontvangen heeft, roept hij hem op om drie dingen te doen. Zich niet te schamen, delen in het lijden en te bewaren! 4
Als je daar even over nadenkt, zijn ook dat woorden die veronderstellen dat je eerst veel ontvangen hebt. Schaam je niet Schaam je niet voor je geloof, voor hoe je bent groot gebracht, ten diepste voor God En deel in het lijden. Op het moment dat Paulus deze brief schrijft, zit hij in de gevangenis in Rome. Deel in het lijden, zegt hij. Het hoort bij het evangelie van Christus. Die zelf voor ons geleden heeft aan het kruis. En het laatste woord is bewaren. Ook dat veronderstelt dat je iets ontvangen hebt. Verspeel het niet. Maar bewaar het door de Heilige Geest. God geeft zijn eigen Geest. Dat wil zeggen: Hij legt Zijn eigen kracht, liefde en wijsheid in ons. Dat is toch geweldig? Je kunt moe zijn, de energie is op. Je kunt balen van mensen, je liefde is op. Je kunt soms een stuk frustratie op voelen komen. God geeft je wijsheid. Houd het heilig vuur brandend Daar zit eigenlijk alles in. Het vuur is al aangestoken! Dat hoef je zelf niet te doen. In je eigen leven niet. En ook in de gemeente niet. Het vuur brandt. De Geest is bezig! Ook hier. Maar vuur blijft niet vanzelf branden. Het vraagt om nieuwe brandstof. De vraag is: hoeveel ruimte geven wij aan die Geest? Blus Hem niet uit, schrijft Paulus in de Thessalonicenzenbrief. Dat wil zeggen: terug naar wat je ontvangen hebt, elke keer weer. Terug naar wat je kreeg in Christus En door de Geest! Amen. 5