Kort overzicht van het gebiedspecifieke beleid zoals vastgesteld in de herstelprogramma s voor Centraal Vlaams Systeem, Brulandkrijtsysteem en het Sokkelsysteem Inhoud 1. Algemeen... 2 1.1. Gehanteerde begrippen - Definities... 2 2. Herstelprogramma s voor Centraal Vlaams Systeem en Brulandkrijtsysteem... 3 2.1. Herstelprogramma van het Oligoceen Aquifersysteem (Grondwaterlichamen CVS_0400_GWL_1 en BLKS_0400_GWL_2s)... 3 2.1.1. Gebiedspecifiek beleid... 3 2.2. Herstelprogramma van het Ledo Paniseliaan Brusseliaan Aquifersysteem en Ieperiaan aquifer (Grondwaterlichamen CVS_0600_GWL_2, CVS_0800_GWL_2 en BLKS_0600_GWL_2s)... 6 2.2.1. Gebiedspecifiek beleid... 6 2.3. BLKS_1000_GWL_2s: waakgebied... 10 2.4. BLKS_1100_GWL_2s: waakgebied... 10 3. Herstelprogramma voor het Sokkelsysteem... 12 3.1. Herstelprogramma van het Paleoceen Aquifersysteem (SS_1000_GWL_1 en SS_1000_GWL_2)... 12 3.1.1. Gebiedspecifieke doelstellingen... 12 3.1.2. Gebiedspecifieke grondwaterbeleid- en beheer van afgebakende actiegebieden... 13 3.2. Herstelprogramma van het Krijt Aquifersysteem en het Cambro-Siluur Massief van Brabant (SS_1300_GWL_2, SS_1300_GWL_3, SS_1300_GWL_4, SS_1300_GWL_5)... 14 3.2.1. Gebiedspecifieke doelstellingen... 14 3.2.2. Gebiedspecifieke grondwaterbeleid- en beheer van afgebakende actiegebieden... 15 1
1. Algemeen Het gebiedspecifieke beleid uitgewerkt in de herstelprogramma s, is vastgesteld via de grondwatersysteemspecifieke delen bij de stroomgebiedsbeheerplannen voor de Schelde en de Maas 2016-2021. 1.1. Gehanteerde begrippen - Definities Het interessegebied is een eerste afbakening waarbinnen geanalyseerd wordt waar zich precies probleemgebied(en) en/of waakgebied(en) bevinden. De gebieden buiten het Interessegebied worden verondersteld in een goede kwantitatieve toestand te verkeren. Figuur 1: voorstelling interessegebieden, probleemgebieden, waakgebieden en actiegebieden binnen een grondwaterlichaam Het probleemgebied is de afbakening waarbinnen zich een losstaand kwantiteitsprobleem bevindt. Voor dit gebied worden herstelmaatregelen opgesteld om de kwantiteitsproblemen te verbeteren. Tijdens een volgende planperiode wordt de kwantitatieve toestand van dit Probleemgebied geëvalueerd om het effect van de herstelmaatregelen te evalueren. Binnen een bepaald actiegebied wordt eenzelfde set herstelmaatregelen genomen om de kwantitatieve toestand van het probleemgebied te verbeteren. Er kunnen verschillende actiegebieden voor één probleemgebied worden opgesteld. Actiegebieden kunnen binnen, gedeeltelijk binnen of buiten het probleemgebied liggen. De herstelmaatregelen die genomen worden in de verschillende actiegebieden van een probleemgebied dragen samen bij tot het verbeteren van de kwantitatieve toestand van het betreffende probleemgebied. Buiten de actiegebieden geldt het generieke beleid. Waakgebied is een gebied waarin de kwantitatieve toestand nog goed is, maar waar de druk hoog is en risico s bestaand dat bij toenemende druk de toestand ontoereikend zou worden. Herstelmaatregelen zijn hier niet nodig, maar de aanvrager moet wel goed beargumenteren waarom en hoeveel grondwater hij nodig heeft. Deze gebieden moeten door de VMM nauwkeurig opgevolgd worden, om indien de toestand verslechterd tijdig te kunnen bijsturen. 2
2. Herstelprogramma s voor Centraal Vlaams Systeem en Brulandkrijtsysteem 2.1. Herstelprogramma van het Oligoceen Aquifersysteem (Grondwaterlichamen CVS_0400_GWL_1 en BLKS_0400_GWL_2s) 2.1.1. Gebiedspecifiek beleid Gelet op de problematiek van de aanwezige depressietrechter dringt een afbouw van het vergund debiet zich op om een goede kwantitatieve toestand te bekomen in het Oligoceen Aquifersysteem. Deze afbouw zou lineair kunnen gebeuren, m.a.w. alle winningen binnen de actiezone dienen een bepaald percentage afgebouwd te worden, echter wordt gekozen voor een gedifferentieerd beleid waarbij die zones waar een freatisch alternatief beschikbaar is een grotere inspanning leveren dan die zones waar geen of beperkt freatisch alternatief voorhanden is. Op basis van dit principe werd het actiegebied in 3 zones opgesplitst (Figuur 2): een noordelijk actiegebied waar het winnen van freatisch grondwater beperkt is door de zilte freatische aquifer een centraal actiegebied waar het winnen van freatisch grondwater een alternatief is (de freatische aquifer is er minstens 10m dik) een zuidelijk actiegebied waar het winnen van freatisch grondwater beperkt is door aanwezigheid van een dun freatisch pakket Via scenarioberekeningen werd de impact van verschillende maatregelen op het grondwatersysteem begroot. Uit deze berekeningen kwam naar voor dat indien een afbouw wordt gerealiseerd van 50% van het totaal vergund debiet (2009) in de zone met alternatieve grondwaterwinning in de freatische aquifer (centraal actiegebied) er een belangrijk herstel optreedt wat toelaat winningen uit te breiden in de ander twee actiegebieden waar de mogelijkheid voor het winnen van freatisch grondwater beperkt is. Uit de berekeningen volgt dat een uitbreiding kan worden toegestaan van het vergund debiet in de twee andere actiegebieden met 20%, echter enkel voor die winningen met een vergund jaardebiet kleiner of gelijk aan 30.000 m³/j. Bij elke vergunningsaanvraag zal echter nagegaan worden of het aangevraagde debiet aanleiding kan geven tot peildalingen waarbij het grondwaterniveau daalt tot onder het dak van het Oligoceen zodat het verlies van het spanningskarakter en eventuele beluchting van de laag steeds vermeden wordt. Uit de scenarioberekeningen kwam tevens naar voor dat een verdere uitbreiding met 40% i.p.v. 20% in deze twee actiegebieden een blijvende en algemene peildaling tot gevolg zou hebben waardoor geen verbetering van de toestand optreedt; een uitbreiding met 20% is daarom het meest haalbare indien in het centrale actiegebied met alternatief 50% wordt afgebouwd. Beide staan blijkbaar met elkaar in balans, wat bevestigd wordt door de vergunde debieten (ca. 175.000 m³ afbouw ten opzichte van ca. 180.000 m³ bijkomend debiet). Voor dit scenario is geen invloed merkbaar op dieperliggende aquifers. Het voorgestelde scenario wordt vertaald via het vergunningenbeleid. Bij de behandeling van de milieuvergunningsaanvragen voor grondwaterwinningen gelegen in de actiegebieden, zal in de eerste plaats nagegaan worden of alternatieven maximaal worden aangewend (hemelwater, freatisch grondwater e.a.) en maximaal waterbesparende maatregelen werden genomen. Na deze analyse wordt het debiet dat nog in aanmerking komt voor grondwaterwinning getoetst aan het hierboven uitgewerkte scenario en getoetst aan de kwaliteitseisen gesteld voor het gebruik van het water. de vergunningstoestand op 18/12/2015 1 wordt als referentie beschouwd. Een winning vergund op 15/12/2015 en gelegen in het gebied met freatisch alternatief dient dus 50% afbouw te realiseren ten opzichte van het vergund debiet op 15/12/2015. Een winning vergund op 15/12/2015 met een vergund debiet kleiner of gelijk aan 30.000 m³/jaar en gelegen in de twee andere actiegebieden kunnen maximaal 20% uitbreiden ten opzichte van het debiet vergund op 15/12/2015. Daarnaast kunnen nog in functie van de gerealiseerde afbouw in de alternatieve zone beperkt nieuwe grondwaterwinningen worden toegestaan indien terug maximaal wordt ingezet op waterbesparende maatregelen en alternatieven. Nieuwe winningen en winningen < 1.667 m³/jaar kunnen maximaal een 1 18 december 2015 is de datum waarop de stroomgebiedsbeheerplannen door de Vlaamse Regering werden vastgesteld. Het besluit van de VR tot vaststelling werd op 2 maart 2016 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. 3
totaal debiet van 2.000 m³/jaar vergund krijgen mits onderbouwing waterbehoefte en gelegen in actiegebieden waar uitbreiding nog wordt toegestaan. In het actiegebied met freatische alternatief worden geen nieuwe winningen toegestaan. Voor winningen > 30.000 m³/jaar in actiegebieden zonder freatisch alternatief geldt een stand still, Dit betekent dat geen uitbreidingen worden toegestaan en geen nieuwe winningen >30.000 m³/jaar vergund kunnen worden. Figuur 2: opdeling van het actiegebied van het Oligoceen Aquifersysteem (HCOV 0400) in 3 zones afhankelijk van het beschikbaar freatisch alternatief Samengevat ACTIEGIED CVS_0400_GWL_1 en ACTIEGEBIED BLKS_0400_GWL_2s: 1. Maximaal gebruik van waterbesparende maatregelen en alternatieven 2. Referentiedatum 15/12/2015 3. noordelijk actiegebied met verzilt of dun freatisch pakket (beperkte mogelijkheden tot grondwaterwinning in het freatisch pakket): uitbreiding van grondwaterwinningen <30.000 m³/j is mogelijk met 20% van het vergunde debiet; grotere winningen stand still; nieuwe winningen max. 2.000 m³/j; bestaande winningen < 1.667 m³/jaar kunnen een maximaal debiet van 2.000 m³/j vergund krijgen; 4. centraal actiegebied met mogelijkheden tot grondwaterwinning in het freatisch pakket (minstens 10m dik freatisch): afbouw met 50% van het vergunde debiet; er worden geen nieuwe winningen toegestaan. 5. zuidelijk actiegebied waar freatisch pakket dun is (beperkte mogelijkheden tot grondwaterwinning in het freatisch pakket): uitbreiding van grondwaterwinningen <30.000 m³/j is mogelijk met 20% van het vergunde debiet; overige winningen stand still; nieuwe winningen max. 2.000 m³/jaar; bestaande winningen < 1.667 m³/jaar kunnen een maximaal debiet van 2.000 m³/jaar vergund krijgen. 4
De oostelijke, kleinere, depressietrechter (Lummen en omstreken, zie figuur 3) wordt als waakgebied afgebakend. De toestand is in vergelijking met het actiegebied in het noordoosten van Oost-Vlaanderen en het westen van de provincie Antwerpen minder precair. De problematiek van lokale stijghoogteverlaging wordt aangepakt op vergunningsniveau waarbij elk vergunningsdossier individueel geëvalueerd wordt met aandacht voor waterbesparende maatregelen, gebruik van alternatieven, de hoogwaardigheid van de toepassingen en het cumulatief effect van winningen. De stijghoogte-evolutie in dit gebied dient van nabij opgevolgd te worden. Figuur 3: stijghoogtekaart voor het Oligoceen aquifersysteem 2009 met classificatie depressietrechters in een actiegebied en een waakgebied Deze grondwaterlichamen zijn at risk om een ontoereikende toestand te hebben. Mits uitvoering van het herstelprogramma is er wel vooruitzicht dat deze grondwaterlichamen in 2021/2027 een goede kwantitatieve toestand bereiken. Tot slot kan opgemerkt worden dat de afwezigheid van grote winningen (>100.000 m³/jaar) in het Oligoceen aquifersysteem samen met het voorkomen van een omvangrijke depressietrechter erop wijst dat het Oligoceen aquifersysteem ongeschikt is voor grootschalige grondwaterwinning. 5
2.2. Herstelprogramma van het Ledo Paniseliaan Brusseliaan Aquifersysteem en Ieperiaan aquifer (Grondwaterlichamen CVS_0600_GWL_2, CVS_0800_GWL_2 en BLKS_0600_GWL_2s) 2.2.1. Gebiedspecifiek beleid Stijghoogte-onderzoek en scenarioberekeningen tonen aan dat voor wat betreft het Ledo Paniseliaan Brusseliaan aquifersysteem (HCOV 0600) in de regio Sint-Niklaas (en omstreken) omwille van een regionale depressietrechter een probleemgebied met actiegebied moet afgebakend worden (Figuur 4). Om een goede kwantitatieve toestand te bekomen in het Ledo Paniseliaan Brusseliaan Aquifersysteem wordt geopteerd voor een gedifferentieerd beleid waarbij die zones waar een freatisch alternatief beschikbaar is een grotere inspanning leveren dan die zones waar geen of beperkt freatisch alternatief voorhanden is. Figuur 4: ligging van de Interesse-, Waak- en Actiegebieden in het Ledo Paniseliaan Brusseliaan Aquifersysteem (HCOV 0600). 6
Figuur 5: resultaat scenarioberekening 0600 met opdeling van het actiegebied in 2 zones afhankelijk van het beschikbaar freatisch alternatief Op basis van dit principe wordt het actiegebied in 2 zones opgesplitst (Figuur 5): actiegebied waar het winnen van freatisch grondwater een alternatief is (de freatische aquifer is er minstens 10m dik) actiegebied zonder of met een beperkt freatisch alternatief. Via scenarioberekeningen werd de impact van verschillende maatregelen op het grondwatersysteem begroot. Uit deze berekeningen kwam naar voor dat indien een stand still wordt gehanteerd in het actiegebied met freatisch alternatief, dit toelaat winningen uit te breiden in het ander actiegebied waar de mogelijkheid voor het winnen van freatisch grondwater beperkt is. Uit de berekeningen volgt dat een uitbreiding kan worden toegestaan van het vergund debiet in het actiegebied zonder alternatief met 20%, echter enkel voor die winningen met een vergund jaardebiet kleiner of gelijk aan 30.000 m³. Bij elke vergunning zal echter nagegaan worden of het aangevraagde debiet aanleiding kan geven tot peildalingen waarbij het grondwaterniveau daalt tot onder het dak van het Ledo Paniseliaan Brusseliaan aquifersysteem zodat het verlies van het spanningskarakter en eventuele beluchting van de laag steeds vermeden wordt. Indien een alternatief (freatisch grondwater) beschikbaar is, wordt een stand still van grondwatervergunningen ingesteld. Indien geen alternatief beschikbaar is, is een uitbreiding van de grondwaterwinningen < 30.000 m³/jaar tot 20% van het vergunde debiet mogelijk. Het voorgestelde scenario zal vertaald worden in het vergunningenbeleid. Bij de behandeling van milieuvergunningsaanvragen voor grondwaterwinningen gelegen in de actiegebieden zal in de eerste plaats nagegaan worden of alternatieven maximaal worden aangewend (hemelwater, freatisch grondwater) en maximaal waterbesparende maatregelen werden genomen. Na deze analyse wordt het debiet dat nog in aanmerking komt voor grondwaterwinning getoetst aan het hierboven uitgewerkte scenario en getoetst aan de kwaliteitseisen gesteld voor gebruik van het water. De vergunningstoestand op 15/12/2015 wordt als referentie beschouwd Voor een winning vergund op 15/12/2015 en gelegen in het actiegebied met alternatief geldt een stand still. Een winning vergund op 15/12/2015 met een debiet van 30.000 m³/jaar of minder en gelegen in het actiegebied zonder alternatief kan maximaal 20% uitbreiden t.o.v. het debiet vergund op 15/12/2015. 7
Daarnaast kunnen nog, in functie van de gerealiseerde stand still in de alternatieve zone, beperkt nieuwe grondwaterwinningen worden toegestaan indien terug maximaal wordt ingezet op waterbesparende maatregelen en alternatieven. Nieuwe winningen en winningen < 1.667 m³/jaar kunnen maximaal een totaal debiet van 2.000 m³/jaar vergund krijgen mits onderbouwing waterbehoefte en gelegen in het actiegebied waar uitbreiding nog wordt toegestaan. In het actiegebied met freatisch alternatief worden geen nieuwe winningen toegestaan. Voor winningen > 30.000 m³/jaar in actiegebieden zonder freatisch alternatief geldt een stand still, dit betekent dat geen uitbreidingen worden toegestaan en geen nieuwe winningen >30.000 m³/jaar vergund kunnen worden. Samengevat ACTIEGEBIED CVS_0600_GWL_2 en BLKS_0600_GWL_2s, ACTIEGEBIED CVS_0800_GWL_2 1. maximaal gebruik van waterbesparende maatregelen en alternatieven 2. referentie 15/12/2015 3. actiegebied met mogelijkheden tot grondwaterwinning in het freatisch pakket: stand still; er worden geen nieuwe winningen, noch uitbreidingen toegestaan. 4. actiegebied zonder freatisch alternatief: uitbreiding van grondwaterwinningen kleiner of gelijk aan 30.000 m³/j is mogelijk tot 20% van het vergunde debiet; overige winningen stand still; nieuwe winningen max. 2.000 m³/jaar; bestaande winningen < 1.667 m³/jaar kunnen een maximaal debiet van 2.000 m³/jaar bekomen; In het Ledo Paniseliaan Brusseliaan Aquifersysteem is de voorbije 15 jaar reeds een afbouw gerealiseerd waardoor de aanpak verschilt met het Oligoceen Aquifersysteem waar belangrijke inspanningen nog moeten geleverd worden om een verbetering van de toestand te bekomen. De westelijke, kleinere, depressietrechter (Gentse Kanaalzone, Assenede) wordt als waakgebied afgebakend. De toestand is in vergelijking met het actiegebied in het noordoosten van Oost- Vlaanderen minder precair. De problematiek van lokale stijghoogteverlaging wordt aangepakt op vergunningsniveau waarbij elk vergunningsdossier individueel geëvalueerd wordt met aandacht voor waterbesparende maatregelen, gebruik van alternatieven, de hoogwaardigheid van de toepassingen en het cumulatief effect van winningen. De stijghoogte-evolutie in dit gebied dient van nabij opgevolgd te worden. In de Ieperiaanaquifer (HCOV 0800), die zich onder het Ledo Paniseliaan Brusseliaan aquifersysteem (HCOV 0600) bevindt, worden in het noordoosten (regio Sint-Niklaas en omstreken) de verlagingen van de grondwaterpeilen voornamelijk beïnvloed door de winningen in het Ledo Paniseliaan Brusseliaan aquifersysteem. Om substitutie van dit systeem naar de Ieperiaan Aquifer te vermijden wordt dezelfde aanpak als in het Ledo Paniseliaan Brusseliaan voorgesteld (Figuur 6). De eerder lokale depressietrechters in het westen van de Ieperiaan Aquifer (Kanaalzone tussen Brugge en Beernem/Knesselare) zijn als waakgebied afgebakend (Figuur 7). De problematiek van lokale stijghoogteverlaging wordt aangepakt op vergunningsniveau waarbij elk vergunningsdossier individueel geëvalueerd wordt met aandacht voor waterbesparende maatregelen, gebruik van alternatieven, de hoogwaardigheid van de toepassingen en het cumulatief effect van winningen. De stijghoogte-evolutie in dit gebied dient van nabij opgevolgd te worden. Deze grondwaterlichamen zijn nog at risk om een ontoereikende toestand te hebben. Mits uitvoering van het herstelprogramma is er wel vooruitzicht dat deze grondwaterlichamen in 2021/2027 een goede kwantitatieve toestand bereiken. 8
Figuur 6: resultaat scenarioberekening 0800 met opdeling van het actiegebied in 2 zones afhankelijk van het beschikbaar freatisch alternatief Figuur 7: ligging van de Interesse-, Waak- en Actiegebieden in de Ieperiaan aquifer (HCOV 0800). 9
2.3. BLKS_1000_GWL_2s: waakgebied Uit de analyse van de toestand van het grondwaterlichaam BLKS_1000_GWL_2s is gebleken dat er geen probleemgebieden en actiegebieden moesten worden afgebakend in het herstelprogramma. Wel is er nood aan een waakgebied aangezien de druk op het grondwater lokaal groot is. Het waakgebied is gelegen in de vallei van de Dijle en het Dijlekanaal zorgen voor een gewillige locatie voor grondwateronttrekking. Daarnaast zijn de alternatieven voor gespannen grondwater, door de specifieke hydrogeologische opbouw en de reeds bestaande druk op bovenliggende watervoerende lagen, eerder beperkt. Hierdoor is het waakgebied gevoelig voor overbemaling. Een permanente opvolging van de kwantitatieve toestand is noodzakelijk om indien nodig tijdig te kunnen bijsturen. Ook moet uit voorzorg, binnen de afgebakende zone, een aangepast vergunningenbeleid worden opgesteld. De afbakening heeft een vage rand, het betreft de zone (met buffer) waar er bij volledige theoretische afbouw van de grondwaterwinningen in het Paleoceen Aquifersysteem (2009) een stijging van minimaal 2 m zou optreden en waar verwacht wordt dat druk op het grondwater het grootst zal zijn door de specifieke hydrogeologische ligging en de gunstige transportmogelijkheden (water, weg, spoor) (Figuur 8). Aangezien de toestand in dit gebied nauwlettend in de gaten moet gehouden worden is een lokaal beleid noodzakelijk dat moet worden aangepakt op vergunningsniveau waarbij elk vergunningsdossier individueel geëvalueerd wordt met aandacht voor waterbesparende maatregelen, gebruik van alternatieven, de hoogwaardigheid van de toepassingen en het cumulatief effect van winningen. De stijghoogte-evolutie in dit gebied moet van nabij opgevolgd worden. Figuur 8: ligging van het waakgebied in het grondwaterlichaam BLKS_1000_GWL_2s. 2.4. BLKS_1100_GWL_2s: waakgebied Uit de analyse van de toestand van het grondwaterlichaam BLKS_1000_GWL_2s is gebleken dat er geen probleemgebieden en actiegebieden moesten worden afgebakend in het herstelprogramma. Wel is er nood aan de afbakening van twee waakgebieden aangezien de druk op het grondwater er lokaal groot is (geweest). 10
Er worden twee waakgebieden met vage rand afgebakend, één in het westen, rond het Leuvense en in het noordoosten gecentreerd op Beringen-Heusden-Zolder (Figuur 9). - Het westelijke gebied komt overeen met het waakgebied in het grondwaterlichaam BLKS_1000_GWL_2s, dat bovenop het BLKS_1100_GWL_2s gelegen is, en de gesloten 5 mtaw contourlijn. Dit gebied is zo afgebakend om te voorkomen dat (potentiële) grondwaterwinningen vanuit het Paleoceen Aquifersysteem of het nog hoger gelegen Ledo Paniseliaan Brusseliaan Aquifersysteem zonder motivatie naar het Krijt Aquifersysteem zouden geplaatst worden. Het volledige gebied staat onder grote druk wegens de gunstige geoeconomische ligging ervan. - Het noordoostelijke gebied komt ongeveer overeen met de 5 mtaw stijghoogte-isohyps die er, samen met het grotere 10 mtaw isohyps een tweede lichte depressie vormt. Binnen het afgebakende waakgebied liggen er een aantal belangrijke grondwaterwinningen. Aangezien de toestand in deze gebieden nauwlettend in de gaten moet gehouden worden is een lokaal beleid noodzakelijk dat moet worden aangepakt op vergunningsniveau waarbij elk vergunningsdossier individueel geëvalueerd wordt met aandacht voor waterbesparende maatregelen, gebruik van alternatieven, de hoogwaardigheid van de toepassingen en het cumulatief effect van winningen. De stijghoogte-evolutie in deze gebieden moeten van nabij opgevolgd worden. Figuur 9: ligging van de waakgebieden in het grondwaterlichaam BLKS_1100_GWL_2s. 11
3. Herstelprogramma voor het Sokkelsysteem 3.1. Herstelprogramma van het Paleoceen Aquifersysteem (SS_1000_GWL_1 en SS_1000_GWL_2) 3.1.1. Gebiedspecifieke doelstellingen De scenarioberekeningen van het UG model (2003) waaruit een 75%-afbouw geconcludeerd werd, gecombineerd met de reeds gerealiseerde afbouw op datum van 01/01/2012 hebben geleid tot een gebiedspecifieke doelstellingen voor de 4 afgebakende actiegebieden (Figuur 10). Figuur 10: actiegebieden in het Paleoceen Aquifersysteem (het Landeniaan Aquifersysteem). Gebiedspecifieke doelstellingen voor 1000_actiegebied 1 (regionale depressiezone met sterk verlaagde peilen, al dan niet boven dak van de laag): Herstel en behoud van het gespannen karakter van de laag; Trendomkering van de lange termijn dalende peilen; Daar waar zich reeds een trendomkering heeft voorgedaan: behoud van de stijgende peilen voor een minimum periode van 6 jaar; Beheersbaar maken van depressiezone met kern boven Zuidschote-Boezinge (Ieper)-Bikschote (Langemark-Poelkapelle), m.a.w. geen verdere oppervlakte-uitbreiding t.o.v. op de gegenereerde stijghoogtekaart 2009 vastgestelde regionale depressiezone; (In latere fase) Wegwerken van de depressiezones (regionaal sterk verstoord stijghoogtepatroon). Gebiedspecifieke doelstellingen voor 1000_actiegebied 2 (invloedzone van de regionale depressiezone, gekenmerkt door voornamelijk nog dalende stijghoogtetrends): (Herstel en) Behoud van het gespannen karakter van de laag (regio Ronse, Maarkedal, Horebeke, Zwalm, Gavere); 12
Trendomkering van de lange termijn dalende peilen; Behoud van de stijgende peilen voor een minimum periode van 6 jaar; Beheersbaar maken van depressiezone met kern boven Nazareth, m.a.w. geen verdere oppervlakte-uitbreiding t.o.v. op de gegenereerde stijghoogtekaart 2009 vastgestelde regionale depressiezone; (In latere fase) Wegwerken van de depressiezone (regionaal sterk verstoord stijghoogtepatroon). Gebiedspecifieke doelstellingen voor 1000_actiegebied 3 (zone waar reeds een trendomkering is vastgesteld en in hoofdzaak wordt gekenmerkt door stabiele of reeds stijgende grondwaterpeilen vermoedelijk als gevolg van het aangepaste beleid dat tot op heden reeds wordt uitgevoerd; merk op dat deze zone mogelijk nog lokale depressiekernen kan bevatten of zones waar gelinkt aan de beperkte voorkomensdiepte van de watervoerende laag de stijghoogte steeds in de buurt van het dak bevind, maar wel onder controle is, gelinkt aan een snellere voeding ): Behoud van het gespannen karakter van de laag (regio Brakel, Lierde); Trendomkering van de lange termijn dalende peilen; Behoud van de stijgende peilen of stabiele trend voor een minimum periode van 6 jaar; Wegwerken van depressiezone met kern boven Lede-Aalst door een aangepast beleid in de Sokkel (zie herstelprogramma Krijt Aquifersysteem en Sokkel). Gebiedspecifieke doelstellingen voor 1000_actiegebied 4 (zone die geheel buiten de invloedzones van een depressie ligt of waar er zich nog een lokale depressie voordoet, maar die wel wordt gekenmerkt door lange termijn stabiele of stijgende grondwaterpeilen; merk op dat deze zone ook zones kan bevatten waar gelinkt aan de beperkte voorkomensdiepte van de watervoerende laag de stijghoogte steeds in de buurt van het dak bevind, maar wel onder controle is, gelinkt aan een snellere voeding ): Behoud van het gespannen karakter van de laag (regio Geraardsbergen, Gooik, Galmaarden, Bever, Herne, Pepingen, Halle, Sint-Pieters-Leeuw, Beersel en Drogenbos, de voedingszone ); Behoud van de stijgende peilen of stabiele trend voor een minimum periode van 6 jaar. 3.1.2. Gebiedspecifieke grondwaterbeleid- en beheer van afgebakende actiegebieden 1000_actiegebied_1 : actieve (effectieve) afbouw: Maximale afbouw (streefdoel 100%) noodzakelijk indien alternatieve waterbronnen (zoals freatisch grondwater) aanwezig zijn. De winningsput mag behouden blijven voor noodgevallen op voorwaarde dat het grondwaterpeil zich niet bevindt onder het dak van de gespannen laag; Minimale afbouw van 75% ten opzichte van het vergunde debiet anno 2000 indien er onvoldoende alternatieven aanwezig zijn. Om een trendomkering en een duurzaam herstel te bekomen in de kernzone, is een maximale afbouw noodzakelijk (analyse van de peilverandering 2000-2009 geeft aan dat er in het stijghoogtepatroon in de huidige kernzone ter hoogte van Lo-Reninge-Houthulst-Langemark- Poelkapelle-Ieper-Vleteren geen verbetering wordt vastgesteld, integendeel). Onder maximale afbouw wordt verstaan: een afbouw tot 25% van het vergunde debiet anno 2000 wanneer peil in rust zich boven het dak van de laag situeert (rekening houdend met het maximaal afpompingspeil in werking, cf. risicogrens van 20m verlaging), met maximaal gebruik van alternatieven en toepassing van de principes van duurzaam watergebruik; een volledige afbouw, indien het grondwaterpeil in rust zich onder het dak van de laag situeert. 13
1000_actiegebied_2 : actieve (effectieve) afbouw: Maximale afbouw (streefdoel 75% ten opzichte van het vergunde debiet van 2000) indien alternatieve grondwaterbronnen aanwezig. De winningsput mag behouden blijven voor noodgevallen op voorwaarde dat het grondwaterpeil zich niet bevindt onder het dak van de gespannen laag; Minimale afbouw van 50% ten opzichte van het vergund debiet van 2000 indien er onvoldoende alternatieven aanwezig zijn. 1000_actiegebied_3 : standstill van de toestand d.d. 01/01/2012 met maximaal gebruik van alternatieven en de principes van duurzaam grondwatergebruik voor hoogwaardige toepassingen. 1000_actiegebied_4 : zone waarin het duurzaam grondwaterbeheer voor gespannen watervoerende lagen wordt toegepast (grondwaterwinning mogelijk volgens de principes van duurzaam grondwatergebruik voor hoogwaardige toepassingen), weliswaar met verstrengde monitoring via bijzondere vergunningsvoorwaarden: concreet betekent dit een individuele opvolging van grondwatervergunningsdossiers met aandacht voor maximaal gebruik van waterbesparende technieken en gebruik van alternatieven, alsook verstrengde monitoring via bijzondere vergunningsvoorwaarden. 3.2. Herstelprogramma van het Krijt Aquifersysteem en het Cambro- Siluur Massief van Brabant (SS_1300_GWL_2, SS_1300_GWL_3, SS_1300_GWL_4, SS_1300_GWL_5) 3.2.1. Gebiedspecifieke doelstellingen De scenarioberekeningen van het UG model (2003) waaruit een 75%-afbouw geconcludeerd werd, gecombineerd met de reeds gerealiseerde afbouw op datum van 01/01/2012 hebben geleid tot een gebiedspecifieke doelstellingen voor de 4 afgebakende actiegebieden (Figuur 11). Figuur 11: actiegebieden in het Krijt Aquifersysteem en het Cambro-Siluur Massief van Brabant. 14
Gebiedspecifieke doelstellingen voor 1300_actiegebied 1 (regionale depressiezone met sterk verlaagde peilen, al dan niet boven dak van de laag): Herstel en behoud van het gespannen karakter van de laag ter hoogte van de kern van de depressiezone (momenteel driehoek Hooglede Langemark-Poelkapelle Wielsbeke); Trendomkering van de lange termijn dalende peilen in de uitbreidingszone van de depressiekern te West-Vlaanderen; Daar waar zich reeds een trendomkering heeft voorgedaan: behoud van de stijgende peilen voor een minimum periode van 6 jaar; (In latere fase) Wegwerken van de depressiezones (regionaal sterk verstoord stijghoogtepatroon). Gebiedspecifieke doelstellingen voor 1300_actiegebied 2 (oostelijke uitbreidingszone van de regionale depressie): (Herstel en) Behoud van het gespannen karakter van de laag (regio Ronse, Maarkedal, Horebeke, Zwalm, Gavere); Trendomkering van de lange termijn dalende peilen (regio Gavere Zwalm); Behoud van de stijgende peilen voor een minimum periode van 6 jaar. Gebiedspecifieke doelstellingen voor 1300_actiegebied 3 (zone waar reeds een trendomkering is vastgesteld en in hoofdzaak wordt gekenmerkt door stabiele of reeds stijgende grondwaterpeilen vermoedelijk als gevolg van het aangepaste beleid dat tot op heden reeds wordt uitgevoerd; merk op dat deze zone mogelijk nog lokale depressiekernen kan bevatten of zones waar gelinkt aan de beperkte voorkomensdiepte van de watervoerende laag de stijghoogte steeds in de buurt van het dak bevind, maar wel onder controle is, gelinkt aan een snellere voeding ): Behoud van het gespannen karakter van de laag (regio Brakel, Zottegem, Lierde, Ninove, Roosdaal); Behoud van de stijgende peilen of stabiele trend voor een minimum periode van 6 jaar; Wegwerken van depressiezone met kern boven Aalst Dendermonde Lebbeke. Gebiedspecifieke doelstellingen voor 1300_actiegebied 4 (zone die geheel buiten de invloedzones van een depressie ligt of waar er zich nog een lokale depressie voordoet, maar die wel wordt gekenmerkt door lange termijn stabiele of stijgende grondwaterpeilen; merk op dat deze zone ook zones kan bevatten waar gelinkt aan de beperkte voorkomensdiepte van de watervoerende laag de stijghoogte steeds in de buurt van het dak bevind, maar wel onder controle is, gelinkt aan een snellere voeding ): Behoud van het gespannen karakter van de laag (regio Geraardsbergen, Galmaarden, Bever, Herne, Gooik, Pepingen, Halle, Sint-Pieters-Leeuw, Dilbeek, Beersel, Drogenbos en Sint- Genesius-Rode, de voedingszone ); Behoud van de stijgende peilen of stabiele trend voor een minimum periode van 6 jaar. 3.2.2. Gebiedspecifieke grondwaterbeleid- en beheer van afgebakende actiegebieden 1300_actiegebied_1 : actieve (effectieve) afbouw: Maximale afbouw (streefdoel 100%) noodzakelijk indien alternatieve waterbronnen (zoals freatisch grondwater) aanwezig zijn. De winningsput mag behouden blijven voor noodgevallen op voorwaarde dat het grondwaterpeil zich niet bevindt onder het dak van de gespannen laag; Minimale afbouw van 75% ten opzichte van het vergunde debiet anno 2000 indien er onvoldoende alternatieven aanwezig zijn. 15
1300_actiegebied_2 : actieve (effectieve) afbouw: Maximale afbouw (streefdoel 75% ten opzichte van het vergunde debiet van 2000) indien alternatieve grondwaterbronnen aanwezig. De winningsput mag behouden blijven voor noodgevallen op voorwaarde dat het grondwaterpeil zich niet bevindt onder het dak van de gespannen laag; Minimale afbouw van 50% ten opzichte van het vergund debiet van 2000 indien er onvoldoende alternatieven aanwezig zijn. 1300_actiegebied_3 : standstill van de toestand d.d. 01/01/2012 met maximaal gebruik van alternatieven en de principes van duurzaam grondwatergebruik voor hoogwaardige toepassingen. 1300_actiegebied_4 : zone waarin het duurzaam grondwaterbeheer voor gespannen watervoerende lagen wordt toegepast (grondwaterwinning mogelijk volgens de principes van duurzaam grondwatergebruik voor hoogwaardige toepassingen), weliswaar met verstrengde monitoring via bijzondere vergunningsvoorwaarden: concreet betekent dit een individuele opvolging van grondwatervergunningsdossiers met aandacht voor maximaal gebruik van waterbesparende technieken en gebruik van alternatieven, alsook verstrengde monitoring via bijzondere vergunningsvoorwaarden. 16