Enkele tekstfragmenten ten behoeve van de gesprekken over beslissen in IE-zaken



Vergelijkbare documenten
P.G.F.A. Geerts, Noot onder Rechtbank Amsterdam 12 april 2017 (Proplamp/IKEA); eerder gepubliceerd in IER 2017/40.

Noot onder Blackstone v. Brainwave

Exit Decaux/Mediamax?

Modellenrecht 1. Gekenmerkt door: lijnen, omtrek, vorm, kleuren, textuur en/of materialen, art. 3 onder a GmodV, art. 3.1 lid 3 BVIE.

Geen merkbescherming voor plastic Coca Cola-flesjes D.A. Grobokopatel. 1. Inleiding

Recente IE rechtspraak (van 1 en 10 dagen geleden) Dirk Visser

Inleiding. Mijnheer de rector magnificus, Zeer gewaardeerde toehoorders,

AIPPI Congres 2018 Debat III - Slaafse nabootsing

P.G.F.A. Geerts en R.W. de Vrey, Noot onder Hoge Raad 19 mei 2017 (Allround/Simstars); eerder gepubliceerd in IER 2017/39.

Intellectueel Eigendom & Verpakkingen

Noot onder Hof 's-gravenhage 20 september 2011 (Red Bull/Grupo Osborne)

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Noot onder HR 12 april 2013, nr. 11/ (Stokke/Fikszo) P.G.F.A. Geerts

Noot onder HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1063 (Simba/Hasbro).

De geïnformeerde gebruiker in het modellenrecht: wat moet hij vergelijken en hoe moet hij vergelijken?

AUTEURSRECHTELIJKE BESCHERMING VAN VORMGEVING

Beslissen in IE-zaken

Hoge Raad der Nederlanden

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ~ A 2011/4/10. ARREST van 15 februari 2013 In de zaak A 2011/4. Inzake: tegen: Procestaal: Nederlands

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 22 juni 2000 *

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Partijen zullen hierna Connect en Connection worden genoemd.

Debat II Schiet het merkenrecht te kort in de economische werkelijkheid?

Het verbod bij beschrijvende handelsnamen: - Verwarringsgevaar of meer? -

Aangenaam. Sharinne Ibrahim Floor de Roos. Handelsrecht (Intellectuele eigendom en ICT-recht, Contracten) Vestiging Venlo en Eindhoven

Wetsvoorstel oneerlijke handelspraktijken. Leiden Revisited 21.XI.2007 Jan Pieter Hustinx

De beschrijvende handelsnaam. Joost Becker (Dirkzwager) IE Symposium Zeist Woensdag 15 maart 2017

EEN NIEUW PUBLIEK? Prof. mr J.H. Spoor. AIPPI, Zeist 15 maart AIPPI, Zeist 15 maart

Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/ Arrêt du 2 octobre 2000 dans l affaire A 98/

The clash of the Bulls. The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip geldige reden nader verklaard door HvJ EU. I. Inleiding

Noot onder Hauck/Stokke

1 Het geding in feitelijke instanties

Ondernemingsrecht. Nieuwsbrief

Recht week

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Vonnis van 13 december 2006 in de zaak van

E-commerce verplichtingen en andere regels op internet. Amersfoort woensdag 2 maart 2011 Mr. F.J. Van Eeckhoutte

Naam spreker

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 18 november 2010

HOGE RAAD 31 MEI 2013 APPLE VERSUS SAMSUNG (KORT GEDING MODELLENRECHT)

16 september 1997 Bijblad Industriële Eigendom, nr

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

ECLI:NL:RBAMS:2017:2513

Hoge Raad der Nederlanden

Naschrift Artikel 6 ter Verdrag van Parijs

Onder Professoren. Aansprakelijkheid van bestuurders. 14 april 2015 VAAN Utrecht. prof. mr. Claartje Bulten

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

Onzuivere vergelijkende reclame: naast onrechtmatige daad ook merkinbreuk?

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 2] worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als Save-Me en [gedaagde 2].

Partijen zullen hierna ook G-Star en Bestseller AIS en Bestseller B.V. en gezamenlijk (in enkelvoud) Bestseller worden genoemd.

Het aanbiedingsbegrip nader verkend. Kort commentaar bij Vzr. Rb. Den Haag 4 oktober 2011, B (PTC S.A./Ape Holland B.V.):

Herkomst- en goodwillinbreuk in het merkenrecht na INTEL en L Oréal

Bewijslastverdeling bij gestelde uitputting

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Belang IE voor marktwaarde bedrijf. Molengraaff Institute Center for Intellectual Property Law

Hoge Raad der Nederlanden

Noot HvJ 25 juli 2018 C-129/17, Mitsubishi/Duma, NJ 2019/181

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije)

IN NAAM DER KONINGIN

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

~ A 98/2/21. Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 BENELUX MERKENBUREAU. Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire A 98/2

Rechtspraak. 288 berichten industriële eigendom december Merkenrecht

M ERK EN VERGELIJKENDE RECLAME

LES GRANDS CHAIS DE FRANCE SA,

Noot Jacqueline Seignette, gepubliceerd in IER 2011/1 nr. 6. Auteursrecht

collegebanken Het grensoverschrijdend GAT/LUK en ROCHE Prof. Willem A. Hoyng

Hoofdstukken Intellectuele Eigendom

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 18 november 2010

Verwatering, verknoedeling en verandering van wezenlijke waarde: reactie op het artikel van prof. mr. H. Cohen Jehoram

Evonik Röhm GmbH [Persoonsnaam] DomJur

DE MAATMAN IN HET MERKENRECHT. P.A.C.E. van der Kooij

Onzuivere vergelijkende reclame: naast onrechtmatige daad ook merkinbreuk?

Een eigen, oorspronkelijk karakter

: /01 : oppositie nr

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

Intellectual Property & bedrijfswaarde aeternus college tour bedrijfswaarde AUTEURSRECHT. Intellectuele eigendom: hoofdcategorieën

Wat betekent algemene indruk en geïnformeerde gebruiker in het modellenrecht?

Eiseres zal hierna Team Fourward worden genoemd, gedaagden gezamenlijk Vero, dan wel ieder afzonderlijk Vero Sales, Vero Holding en [gedaagde sub 3].

I n z a k e: T e g e n:

16 De maatman in het merkenrecht

Proc sko$t n. Inhoud. Het perspectief van de advocaat

De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 10 januari Ten slotte is vonnis bepaald.

~ A 2003/1/13. Arrest van 25 juni 2004 in de zaak A 2003/1. Arrêt du 25 juin 2004 dans l'affaire A 2003/1. UNILEVER N.V. et IGLO-MORA GROEP B.V.

Google adwords: zoekmachineadvertentiediensten en merkinbreuk

zaaknummer gerechtshof (zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem C/05/254996)

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA 07-29

VERLEDEN. verleden. heden. toekomst. Vormmerken uit vorm? De toekomst van vormmerken in het merkenrecht

14 Samenloop van auteurs- en modellenrechtelijke vorderingen

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/1

de vennootschap onder firma ACCENT-REIZEN, gevestigd te Amsterdam, eiseres, procureur mr. S.I. van der Staal, advocaat mr. N.P. Klein te Amsterdam,

Transcriptie:

Bijlage 2 Enkele tekstfragmenten ten behoeve van de gesprekken over beslissen in IE-zaken Inhoudsopgave 1. Het marktonderzoek en het dienstmeisje... 1 2. Persoonlijke smaak... 2 3. Is het eigenlijk nog wel uit te leggen?... 2 4. Degene die het waarneemt kan zien dat het beschermd is... 3 5. Vernieuwen is goed, nabootsen is slecht... 3 6. Het ABC van iedere IE-inbreuk... 3 7. Overzicht van de actuele beschermings- en inbreukcriteria... 4 - Auteursrecht... 4 - Modellenrecht...4 - Merkenrecht...4 - Slaafse nabootsing... 5 1. Het marktonderzoek en het dienstmeisje W.A. Hoyng, BMM bulletin 2001 (1), p. 2: De vraag rijst waarom rechters zo weinig in marktonderzoeken zien en meer op hun eigen oordeel vertrouwen. Al in 1962 schreef Bodenhausen: 1 Een vroegere Vice-President van het Gerechtshof te s-gravenhage placht ter zitting te verklaren, dat hij omtrent het geschilpunt of bepaalde merken, bijv. voor huishoudelijke artikelen, in verwarrende mate overeenstemden, het oordeel van zijn dienstmeisje placht in te winnen. Dit was in beginsel een opinieonderzoek, zij het door de minimale omvang uiterst onbetrouwbaar en bovendien verkeerd toegepast, daar de betrokken keukenprinses de merken ter vergelijking voor zich kreeg, terwijl dit bij het publiek meestal niet het geval is, zodat dit afgaat op een (soms vage) herinnering aan het ene merk, wanneer het het andere waarneemt. Niettemin toonde deze verwerpelijke methode aan, voor welke moeilijkheden een rechter zich bevindt, wanneer hij (vgl. citaat Mediger in het hier besproken boek, p. 14) mit einer hypothetischen fremden Seele denken musz. Hoewel tegenwoordig de meeste rechters geen dienstbode meer hebben werd mij in de tachtiger jaren (twintig jaar later dus) door een President nog meegedeeld dat hij het eens aan zijn vrouw zou vragen. Hoe de rechter 20 jaar later zijn oordeel vormt zou interessant voorwerp van onderzoek kunnen zijn. In ieder geval zijn wij de laatste 20 jaar wel zodanig geëvolueerd dat de rechter het niet aan zijn vrouw maar hoogstens aan zijn partner zal vragen hetgeen bij een gemengd college al reeds tot een betrouwbaarder mini marktonderzoek kan leiden! Niet uitgesloten moet worden in de huidige post Sabel tijd dat ook andere factoren een rol spelen. Zo zou het kunnen dat de rechter (bewust of onbewust) een neiging heeft om (te) terughoudend te zijn teneinde Europees niet uit de pas te lopen. 1 Boekbespreking BIE 1962, p. 14. 1

Hoe dit ook zij (schreef Bodenhausen in 1962) een feit is dat een rechtelijk gissing naar de publieke opinie onbevredigend is, indien er middelen zijn deze opinie beter te peilen. Daarom zal ook in Nederland het belang van het opinie onderzoek in rechte wel toenemen. De hier besproken wetenschappelijke beschouwing van dit onderwerp kan daarbij ook hier te lande veel nut afwerpen. De beschouwing waar Bodenhausen naar verwees was het standaard werk van Dr Elisabeth Noelle-Neumann en Dr Carl Schramm Unfrageforschung in der Rechtspraxis. Men moet echter constateren dat bedoeld boek (en de artikelen van beide schrijvers) 2 niet geleid hebben tot een grotere rol van het marktonderzoek in Nederland. 2. Persoonlijke smaak Van Nieuwenhoven Helbach schreef in 1969 in een noot bij een arrest waarin werd aangenomen dat Jurkaflex geen inbreuk maakte op Enkaflex, maar Jurkalon wel op Enkalon: 3 Wanneer men het bij de beoordeling van de overeenstemming tussen merken over de daarbij aan te leggen maatstaven eens is, wordt het resultaat van die beoordeling bepaald door de persoonlijke smaak. En omdat het spreekwoord wil, dat over smaak niet valt te twisten, heeft het in het algemeen weinig zin om opmerkingen te wijden aan het resultaat waartoe de Rechter wederom bij aanvaarding en hantering van de juiste maatstaven in het concrete geval bij zijn beoordeling is gekomen. 3. Is het eigenlijk nog wel uit te leggen? Verkade schreef in 1996 in een noot onder het arrest Decaux/Mediamax 4 : 18. Bij hun stellingnamen omtrent de aan- of afwezigheid van een te grote gelijkenis, zullen advocaten naar vermogen lippendienst moeten bewijzen aan de onderscheiden inbreukregels en subcriteria voor bescherming van produktvormgeving (Aw, BTMW, BMW, onrechtmatige daad). Evenzo de feitenrechters. Toch is het aan justitiabelen en aan studenten moeilijk uit te leggen, waarom het in één en dezelfde concrete feitelijke situatie van de volgende subtiel verschillende criteria zou afhangen of (net) wél, resp. (net) geen inbreuk moet of mag worden aangenomen: (in het auteursrecht) nabootsing in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt (art. 13 Aw), waarbij verwarringsgevaar geen rol mag spelen, maar waarbij overigens wél gelet mag worden op gelijkenis in totaalindrukken (bovenstaand arrest); resp. (in het modellenrecht) niet meer dan ondergeschikte verschillen (art. 14 lid 1 BTMW), waarbij verwarringsgevaar wel een rol mag spelen bij beoordeling op gelijkenis in totaalindrukken (óók bovenstaand arrest); resp. (bij beroep op vormmerk) overeenstemming door verwarring of visuele associatie naar aanleiding van de gelijkenis van de onderscheidende vormgeving (Union-arrest); of, naar de nieuwe criteria volgens art. 5 EG-Merkenrichtlijn: overeenstemming indien daardoor bij het publiek verwarring kan bestaan, inhoudende het gevaar van associatie (art. 5 lid 1 sub b); resp. 2 Met name: Testen der Verwechlungsgefahr, GRUR 1976, p. 51 e.v. 3 Hof s-gravenhage 3 april 1968, BIE 1969, p. 169. 4 HR 29 december 1995, NJ 1996, 546. 2

(bij beoordeling ex art. 6:162 BW) gelijkenis die nodeloos verwarringsgevaar kan doen ontstaan (vgl. laatstelijk HR 31 mei 1991, NJ 1992, 391 (Raamuitzetter)). 19. Is het eigenlijk nog wel uit te leggen? 4. Degene die het waarneemt, kan zien dat het beschermd is De Hoge Raad oordeelde in 2001 5 : [Het oordeel van het Hof] berust op waarneming door het Hof van de ter Griffie [ ] gedeponeerde uitvoering van [het spel] Jenga. Kennelijk heeft het Hof geoordeeld dat degene die het spel waarneemt kan zien dat het uiterlijk voldoende oorspronkelijk is om auteursrechtelijk te worden beschermd. Dit oordeel geeft niet van een onjuiste opvatting omtrent de vereiste oorspronkelijkheid blijk. Het is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering, in het bijzonder niet nu het hier gaat om een beslissing in kort geding. 5. Vernieuwen is goed, nabootsen is slecht D.J.G. Visser, Het ABC van iedere IE inbreuk (2004): Iets geheel nieuws verzinnen of op eigen kracht op de markt zetten roept een positieve emotie op. Het is goed. Zeker als het omschreven kan worden als creatief, inventief of onderscheidend. Dit verschijnsel moet worden beloond, aangemoedigd en zeker niet verboden. Iets van een ander afkijken, kopiëren of nadoen roept een negatieve emotie op. Het is slecht. Zeker als het omschreven kan worden als slaafs, klakkeloos of verwarringwekkend. Dit verschijnsel moet ontmoedigd, zo niet verboden worden en zeker niet beloond. Dit zijn de twee emoties die spelen bij de intellectuele eigendom: vernieuwen is goed, nabootsen is slecht. 6. Het ABC van iedere IE-inbreuk (idem:) Als eiser B méér lijkt op de rest van de markt A dan gedaagde C op B lijkt, dan is er géén sprake van inbreuk. Hoe meer eiser B verschilt van de rest van de markt A, hoe eerder een gelijkende gedaagde C inbreuk maakt. 5 HR 29 juni 2001, NJ 2001, 602, m.nt. Verkade, AMI 2001, p. 111, m.nt. Hugenholtz, IER 2001, p. 227, m.nt. Speyart (MB c.s./impag; vijf spellen-arrest). 3

7. Overzicht van de actuele beschermings- en inbreukcriteria (BC: beschermingscriterium, IC: inbreukcriterium) Auteursrecht BC: een eigen, oorspronkelijk karakter, dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. 6 IC: of het beweerdelijk inbreukmakende werk in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. 7 Modellenrecht BC: Een model komt voor bescherming in aanmerking wanneer de algemene indruk die het bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door modellen die [eerder] voor het publiek beschikbaar zijn gesteld. 8 IC: De door een verleende bescherming omvat elk model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt. 9 Merkenrecht BC: onderscheidend vermogen (bij vormmerken: significant afwijken óf door gebruik ingeburgerd zijn). IC: Bij niet-bekende merken moet er sprake zijn van daadwerkelijk vastgesteld direct of indirect gevaar voor verwarring 10 bij de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument. 11 Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen, waaronder het onderscheidend vermogen van het merk, de bekendheid, de mate van soortgelijkheid en de totaalindrukken. 12 Bij bekende merken is er ook sprake van inbreuk wanneer door het publiek een verband wordt gelegd dat van dien aard is dat zonder geldige reden, ongerechtvaardigd voordeel getrokken wordt uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. Ook hierbij moeten alle omstandigheden van het geval worden 6 HR 5 januari 1991, NJ 1991, 608, m.nt. Verkade, AMI 1991, p. 177, m.nt. Spoor, IER 1991, p. 96, m.nt. Grosheide, AA 1992, p. 31, m.nt. Cohen Jehoram, Computerrecht 1991, p. 84, m.nt. Hugenholtz (Van Dale/Romme). 7 HR 29 november 2002, NJ 2003, 17, TBR 2003, p. 224, m.nt. Quanjel-Schreurs, AMI 2003, p. 15, m.nt. Visser (Accordo/Tros). 8 Art. 3.3 lid 2 BVIE, art. 6 Modellenverordening, art. 5 Modellenrichtlijn. 9 Art. 3.16 lid 1 BVIE, art. 10 Modellenverordening, art. 9 Modellenrichtlijn. 10 HvJ EG 22 juni 2000, NJ 2000, 712, BIE 2001, p. 40, m.nt. Spoor (Marca/Adidas). 11 HvJ EG 16 juli 1998, NJ 2000, 374, m.nt. Verkade (Gut Springenheide) en HvJ EG 22 juni 1999, NJ 2000, 375, m.nt. Verkade, IER 1999, p. 241 (Lloyd/Loints). 12 HvJ EG 11 november 1997, NJ 1998, 523, m.nt. Verkade, BIE 1998, p. 64, IER 1997, p. 220, m.nt. Gielen (Puma/Sabel). 4

meegewogen 13 en zal ongetwijfeld moeten worden uitgegaan van de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument. Slaafse nabootsing BC: van nodeloos gevaar voor verwarring tussen C en B kan alleen sprake zijn als B zich enigszins onderscheidt van rest van de markt A. 14 IC: er is sprake van slaafse nabootsing: indien men zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid [van het product] afbreuk te doen op bepaalde punten evengoed voor een anderen weg had kunnen kiezen en men door dit na te laten verwarring sticht. 15 13 HvJ EG 23 oktober 2003, BMM Bulletin 2004, p. 207, m.nt. Reeskamp (Adidas/Fitnessworld Trading). 14 HR 21 december 1956, NJ 1960, 414, m.nt. Hijmans van den Bergh onder 415, BIE 1957, 36 (Drukasbak). 15 HR 26 juni 1953, NJ 1954, 90, m.nt. Houwing, BIE 1953, p. 113 (Hyster Karry Krane). 5