Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

4 OKTOBER 2010 C.09.0475.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.09.0475.N V.H., eiser, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Quatre Brasstraat 6, waar de eiser woonplaats kiest, tegen 1. S.M., en zijn echtgenote 2. S.M., samenwonende te, verweerders, en ten aanzien van OHRA BELGIUM, naamloze vennootschap, met zetel te 1050 Elsene, Pleinlaan 15, die woonplaats kiest bij gerechtsdeurwaarder partij opgeroepen tot bindendverklaring van het arrest.

4 OKTOBER 2010 C.09.0475.N/2 I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 11 februari 2009 gewezen door het hof van beroep te Antwerpen. De zaak is bij beschikking van de eerste voorzitter van 16 augustus 2010 verwezen naar de derde kamer. Afdelingsvoorzitter Robert Boes heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Ria Mortier heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDELEN De eiser voert in zijn verzoekschrift twee middelen aan. Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste middel 1. Overeenkomstig artikel 46, 2, tweede lid, van de Arbeidsongevallenwet, mag de volgens het gemeen recht toegekende vergoeding, die geen betrekking kan hebben op de vergoeding van de lichamelijke schade zoals zij gedekt is door deze wet, samengevoegd worden met de krachtens deze wet toegekende vergoedingen. 2. Deze bepaling houdt in dat het slachtoffer van de voor het ongeval aansprakelijke derde slechts vergoeding van de lichamelijke schade kan vorderen wanneer de volgens het gemeen recht berekende vergoeding meer bedraagt dan de schadeloosstelling die op grond van de Arbeidsongevallenwet wordt toegekend en enkel voor het verschil. Dit cumulatieverbod geldt slechts in zoverre de schade waarvoor vergoeding gevorderd wordt, gedekt wordt door de Arbeidsongevallenwet.

4 OKTOBER 2010 C.09.0475.N/3 Wanneer, volgens de criteria van de Arbeidsongevallenwet, geen vergoeding wordt toegekend voor de schade waarvoor het slachtoffer naar gemeen recht vergoeding vordert, heeft het slachtoffer, dat zelf geen schuld treft, jegens de aansprakelijke recht op integrale vergoeding van deze schade mits deze schade in gemeen recht bewezen is. 3. De appelrechter stelt vast dat op basis van de arbeidsongevallenwetgeving vergoedingen zijn uitbetaald aan de eiser voor medische kosten, verplaatsingskosten, tijdelijke en blijvende arbeidsongeschiktheid. 4. Met betrekking tot de materiële professionele schade oordeelt de appelrechter dat de schade in gemeen recht voor tijdelijke ongeschiktheid, meerinspanning en blijvende arbeidsongeschiktheid materieel niet meer bedraagt dan de vergoedingen ontvangen van de arbeidsongevallenverzekeraar, zodat de eiser geen recht heeft op een bijkomende vergoeding naar gemeen recht. Met betrekking tot de door eiser gevorderde vergoeding voor blijvende huishoudelijke schade en hulp bij het onderhoud van zijn tuin, oordeelt de appelrechter dat de door de deskundige naar gemeen recht opgegeven 15 pct. blijvende arbeidsongeschiktheid ook de meerinspanning in de huishouding en het onderhoud van de tuin vergoedt, zodat hiervoor geen afzonderlijk bedrag toegekend kan worden. 5. Aldus betrekt de appelrechter bij de vergelijking tussen de vergoeding op grond van de Arbeidsongevallenwet en die op grond van het gemene recht, het volledige bedrag van de gemeenrechtelijke vergoeding voor materiële schade wegens blijvende arbeidsongeschiktheid, die, naar zijn oordeel, deels betrekking heeft op de blijvende huishoudelijke schade. Laatstgenoemde schade is extraprofessionele schade, die te onderscheiden is van de materiële professionele schade gedekt op grond van de Arbeidsongevallenwet. Zodoende past de appelrechter het uit artikel 46, 2, van de Arbeidsongevallenwet voortvloeiende cumulatieverbod onwettig toe op schade die niet vergoed is door de arbeidsongevallenverzekeraar. Het middel is in zoverre gegrond.

4 OKTOBER 2010 C.09.0475.N/4 Tweede middel 6. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de verweerders, bij arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 15 september 2004, aansprakelijk gesteld zijn op grond van de artikelen 1382, 1383 en 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, voor het schadegeval waarbij de eiser op 26 februari 1995 letsel opliep. 7. De rechter beoordeelt in feite het bestaan van de door de onrechtmatige daad veroorzaakte schade en het bedrag van de vergoeding voor het volledige herstel ervan. Hij kan de schade ex aequo et bono ramen, mits hij de reden aangeeft waarom hij de door de getroffene voorgestelde berekeningswijze niet kan aannemen en tevens vaststelt dat de schade, zoals hij die omschreven heeft, onmogelijk anders kan worden bepaald. 8. De appelrechter oordeelt met betrekking tot de materiële schade wegens blijvende arbeidsongeschiktheid dat de kapitalisatiemethode, zoals voorgesteld door de eiser, niet kan worden toegepast, gelet op het ontbreken van concreet bewijs van welke inkomsten hij zou hebben verdiend, hetzij welke economische waarde hij op de arbeidsmarkt zou hebben gehad, indien het ongeval niet was gebeurd. Op grond van deze overwegingen oordeelt hij ook dat wat de morele schade in de periode van blijvende arbeidsongeschiktheid betreft, de kapitalisatiemethode niet toegepast kan worden, en kent hij voor deze schade een forfaitaire vergoeding toe van 10.312,50 euro. 9. Door de berekeningswijze voorgesteld door de eiser met betrekking tot de morele schade te verwerpen, op grond van de omstandigheid dat de eiser niet aantoont welk inkomensverlies of verlies aan economische waarde hij lijdt, terwijl die omstandigheid vreemd is aan de omvang van de morele schade, schendt de appelrechter de artikelen 1382, 1383 en 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Het middel is gegrond.

4 OKTOBER 2010 C.09.0475.N/5 Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het uitspraak doet over de schadeposten blijvende aantasting huishoudelijke arbeid en andere zaakschade en morele schade wegens blijvende arbeidsongeschiktheid en over de kosten. Verklaart het arrest bindend voor de tot bindendverklaring opgeroepen partij. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Brussel. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, derde kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Robert Boes, als voorzitter, en de raadsheren Eric Dirix, Eric Stassijns, Alain Smetryns en Koen Mestdagh, en in openbare terechtzitting van 4 oktober 2010 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Robert Boes, in aanwezigheid van advocaat-generaal Ria Mortier, met bijstand van griffier Philippe Van Geem. Ph. Van Geem K. Mestdagh A. Smetryns E. Stassijns E. Dirix R. Boes