In deze lesbrief vindt u lesideeën bij een selectie van onze Klavertjesboeken. - voor groep 3/4 en 5/6 Klavertje Een: De hut van Marion van de Coolwijk, AVI 2 Klavertje Twee: De draak van Harmen van Straaten, AVI 4 Klavertje Drie: De Beestenbende. Een vijver voor Kiek van Nicole van Heeswijk, AVI 6 Klavertje Vier: De klas van meester Bas. Onze meester is een held! van Fred Diks, AVI 7 Klavertje Een-boeken zijn geschikt na 4 tot 6 maanden leesonderwijs en hebben AVI-niveau 1 of 2. Eén zin per regel, nog geen hoofdletters. Kleurenillustraties, 32 pag. Klavertje Twee-boeken zijn geschikt na 9 tot 12 maanden leesonderwijs en hebben AVI-niveau 3 of 4. Goed onderbouwde verhaallijnen en duidelijk gestructureerde hoofdstukken. Kleurenillustraties, 32-48 pag. Klavertje Drie-boeken zijn geschikt na 18 maanden leesonderwijs en hebben AVIniveau 5 of 6. Het accent ligt op de versnelling van het leesproces met veel aandacht voor de inhoud. Veel zwart-witillustraties, 64 pag. Klavertje Vier-boeken zijn geschikt na 2 jaar leesonderwijs en hebben AVI-niveau 6 of 7. De nadruk ligt op begrijpend en technisch lezen. Veel zwart-witillustraties, 80 pag.
tom en kim staan in de hut. ze zien een man. de man draagt een tas. hij heeft ook een schep. wat gek, sist tom. wat doet die man? Tekst: Marion van de Coolwijk Tekeningen: Harmen van Straaten ISBN: 978.90.206.8059.1 Prijs: 5,50 Wat is er gebeurd? Lees samen met de groep het boek tot en met bladzijde 21. Wat zou die man gaan doen met die tas? Wat zou er aan de hand zijn? Vraag aan de kinderen wat er gebeurd kan zijn. De leerlingen bedenken in groepjes van drie of vier antwoorden op deze vragen. Ze schrijven al hun ideeën op en kiezen met zijn allen het beste idee van de klas. Dit werken ze uit in een toneelstukje. Ieder groepje speelt om de beurt het toneelstukje voor de klas. Nabespreking: Welk toneelstuk vonden jullie het spannendst? Welke zou echt kunnen gebeuren? Welke vond je het leukst? Maak je eigen hut Laat de kinderen in een hoek van de klas een hut maken. Laat ze zelf nadenken over de inrichting en aankleding van de hut. Ze kunnen bijvoorbeeld een hut maken van kleden of van verschillende grote dozen. De kinderen kunnen kijken naar de hut in het boek op bladzijde 14, 17 en 23. Als de hut klaar is, maken de kinderen kaartjes met daarop bijvoorbeeld de woorden raam, deur en trap. De kaartjes worden op de juiste plek opgehangen.
Minne slaapt. Word wakker! klinkt een stem. Minne wrijft in zijn ogen. Hij kan niet geloven wat hij ziet. Naast zijn bed zweeft een geest. Een geest met een gouden tand. Kleed je aan, beveelt de geest. Kom mee. Wat gaan we doen? vraagt Minne. Je moet de draak redden! Tekst en tekeningen: Harmen van Straaten ISBN: 978.90.206.8171.0, Prijs: 5,50 Groot en klein In het boek wordt de draak steeds groter. Hij is zelfs groter dan zijn moeder. Dat is raar! Hoe zou het eruitzien als de kinderen groter zouden zijn dan hun ouders? Laat de kinderen dit tekenen op papier. Geef ze de opdracht om te laten zien hoe groot het kind en hoe klein de ouder in verhouding tot de omgeving is. Dit kunnen ze bijvoorbeeld doen door er bomen, een huis of andere dieren bij te tekenen. Waar woont de draak? Tijdsindicatie: 45 minuten De draken vliegen weg. Maar waar gaan ze heen? Waar zouden de draken wonen? Volgens het boek eten de draken heel veel hoeveel eten zou er moeten zijn om te zorgen dat ze geen honger krijgen? Hoe zou hun woonplek eruitzien? De leerlingen proberen hun beeld van een drakenwoonplaats te tekenen. Ideeën voor een woonplaats: een vuilnisbelt (de draken eten alles en veel), bij een groot meer (genoeg drinken en ze kunnen eroverheen vliegen met hun tenen in het water), in een bos (veel planten, bomen en andere verstopplekken). Een variant op bovenstaande tekenopdracht De leerlingen beschrijven de reis en aankomst van de twee draken in hun woonomgeving.
Demi heeft al veel dieren. Een hond, twee poezen, twee vissen en een vogel. Dat is een hele beestenbende. Demi s vrienden Tibbe en Selien vinden het super om met Demi op de dieren te passen. En steeds wanneer Demi een nieuw dier vindt, wil ze het t liefst houden. Kom eens, roept Demi. Ik hoor iets geks in de groenbak! Tibbe en Selien leggen hun oor tegen de bak. Het klakt een beetje, vindt Selien. Hm cool, zegt Tibbe. Zullen we kijken? Selien griezelt. Brrr Misschien is het een eng beest. Tekst: Nicole van Heeswijk - Tekeningen: Mariëlla van de Beek ISBN: 978.90.206.4846.1 - Prijs: 5,50 Dieren in de vijver Hoera! Hendrik zal de vijver van de Beestenbende groter maken. Dat is ook wel nodig, want Kiek en Ditte en Datte hebben veel ruimte nodig. Zo meteen hebben ze zelfs genoeg ruimte om met andere dieren te delen Welke dieren kunnen er nog meer in de vijver leven? De leerlingen gaan in groepjes bij elkaar zitten. Eerst knippen ze een groot stuk blauw karton uit: de vijver. Elk groepslid bedenkt nu welke dieren erbij moeten komen. Natuurlijk zitten Kiek, Ditte en Datte al in de vijver. Die moeten dus ook getekend en uitgeknipt worden, zodat ze in de vijver kunnen worden gezet. Ieder groepslid tekent en knutselt ten minste twee dieren voor de vijver. Als alle dieren in de vijver zijn geplaatst, kunnen de leerlingen de buitenkant versieren met stenen (ronde stukken bruin en/of grijs karton) en planten. Welk dier ben ik? Laat een groepje kinderen een aantal dieren tekenen; bijvoorbeeld één dier per vel. De kinderen kiezen dieren die in het boek voorkomen, Bengel en Zwier, Kiek de kikker of een poes, vis of vogel. Een van de kinderen kiest een tekening en doet deze met veiligheidsspelden bij een ander op de rug. Door middel van vragen stellen, moet het kind proberen erachter zien te komen welk dier hij of zij op zijn rug heeft. De vragen mogen alleen met ja of nee worden beantwoord.
Er is altijd wat aan de hand in de klas van Sas. Dat komt vaak door meester Bas, want hij is de onhandigste meester van de hele school. Op een dag hangt er opeens allemaal rook in de gang. Help! Brand! roept juf Merel. De kinderen schrikken en meester Bas stuurt iedereen naar buiten. Maar als hij zelf de school uit wil rennen, gaat het mis. En waar is Demi eigenlijk gebleven? Sas en de anderen staan vol spanning op het plein te wachten. Waar blijft de meester nou? Tekst: Fred Diks - Tekeningen: Lucy Keijser ISBN: 978.90.206.1720.7 - Prijs: 5,50 Als meester Bas een brandweerman was Wat een blunders maakt meester Bas! Meneer De Reus zei het al: Het is maar goed dat hij geen brandweerman is geworden. Wat zou er kunnen gebeuren als meester Bas bij de brandweer zou werken? Wat zou er allemaal misgaan? Of zou het wel goed komen? De leerlingen maken een tekening van een blunder die zij denken dat meester Bas zou maken als hij bij de brandweer werkte. Op de achterkant van het vel schrijven ze op wat er op de tekening gebeurt. Daarna leggen ze uit hoe meester Bas zich uit de situatie zou redden (want het moet natuurlijk wel goed aflopen!). U kunt alle tekeningen bundelen zodat de kinderen elkaars tekeningen kunnen bekijken en de verhalen kunnen lezen. Wie is jouw held? Maak met de kinderen een woordveld met het woord held. Waar denken ze aan bij het woord held? Wanneer is iemand in hun ogen een held? Schrijf alle ideeën van de kinderen op. Dan mogen de kinderen een boekomslag maken over hun eigen held. Laat ze bedenken wie hun held is en waarom. Natuurlijk komt dit zowel in de tekening als in de titel op hun omslag duidelijk naar voren. Variatie: de kinderen kunnen het verhaal over hun held uitschrijven en daarna in het boekomslag stoppen. Ze hebben dan een eigen boek over hun held.