RUIMTE VOOR GEVEN. Quickscan Validatiestelsel Filantropie



Vergelijkbare documenten
Visie op toezicht en verantwoording in de filantropische sector

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Visie op Transparantie en Toezicht

Ontwikkelingen Extern Toezicht Filantropische Sector. Arie de Kluijver Adjunct-directeur CBF

M I N I S T E R I E V A N F I N A N C I E N. DIRECTORAAT-GENERAAL VOOR FISCALE ZAKEN DIRECTIE DIRECTE BELASTINGEN s-gravenhage, PM 2013

Beschrijving van het huidige stelsel

Enquête. Gebruik bij uw antwoorden SVP de door ons aangebrachte nummering. Uw antwoorden ontvangen wij graag uiterlijk op donderdag 26 januari retour.

M I N I S T E R I E V A N F I N A N C I E N

ANBI voorwaarden De ANBI voorwaarden waaraan de kerk, gemeenten en diaconieën moeten voldoen zijn: ANBI Nieuwsbrief

* * Aanvraag beschikking Algemeen nut beogende instelling. Belastingdienst. Waarom dit formulier?

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Toelichting op het Toetsingskader Validatiestelsel gericht op het Publieksbelang inzake de sector Filantropie (definitieve versie, 27 maart 2013)

- het vermogen mag niet als persoonlijk vermogen worden aangewend; (Dit blijkt voldoende uit de kerkorde.) ANBI Nieuwsbrief

Fiscale voordelen voor Algemeen Nut Beogende Instellingen. mr. Gideon Gruijters ANBI-REGELING

Notitie over de specifieke positie van Universiteits- en UMC-fondsen in de context van gedragscode, keurmerk en ANBI-status

Leidraad voor het opstellen van een beleidsplan. Opzet van het beleidsplan

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

GEDRAGSCODE SBF VERSIE DD 1 NOVEMBER 2013

De loketfunctie. Van Harte Welkom 13 april 2015

In vervolg op de bestuurlijke overleggen filantropie van 6 en 26 oktober jl. laat ik u het volgende weten.

Convenant Ruimte voor Geven. Visiedocument Toezicht en verantwoording in de filantropische sector

- het vermogen mag niet als persoonlijk vermogen worden aangewend; (Dit blijkt voldoende uit de kerkorde.) ANBI Nieuwsbrief

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Voorwoord Doelstelling stichting Uitgangspunten a Vermogen Het bestuur Statuten stichting.

Verslag opinieonderzoek validatiestelsel

GEDRAGSCODE SBF. VERSIE 3.0, d.d. 24 december 2013

Bijeenkomst KNR 26 maart Vermogensbeheer / ANBI

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Beleidsplan ANBI. Stichting Vrienden van Adesa. KvK: Tel:

Erkenningsregelingen Goede doelen

Ruimte voor geven. Convenant tussen het kabinet en de sector filantropie

2013: Bonna Sera Trends en de toekomst van fondsen in de filantropie. Dr Steven R.A. van Eijck ECSP, 21 maart 2013

Convenant Almeerse Scholen Groep Gemeente Almere

Eerste Kamer der Staten-Generaal t.a.v. de leden van de Commissie voor Financiën Postbus EA Den Haag

KEURMERK FILANTROPIE

BELEIDSPLAN STICHTING VRIENDEN VAN MSVN-FRYSLÂN

Ruimte voor geven. Convenant tussen het kabinet en de sector filantropie. Inhoudsopgave

Welke statussen van een organisatie vermeldt de website?

SBF-CODE GOED BESTUUR. d.d. 15 juli 2015

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Reglement van de Raad van Toezicht

Convenant Erkenningsregeling Goede Doelen. Belastingdienst

Toezichtkader RSV Breda VO Inleiding.

Beleidsplan Stichting Time to Help Nederland

Bijlage 1 Normen Erkenningsregeling

Directiestatuut oktober 2008, (versie 20 juni 2013). Stichting Wakker Dier & Stichting Beheer Welzijn Landbouwhuisdieren

Beleidsplan Periode

REGLEMENT DIRECTIE - De directie van de stichting: Stichting SOS-Kinderdorpen Nederland, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna: "de stichting");

5. Stichting IKC+, een statutair te Almere gevestigde stichting, met adres Randstad 20-31, 1314 BC Almere, hierna te noemen: "Stichting IKC+

Belastingdienst. Bijlagen Convenant Erkenningsregeling Goede Doelen

Reglement Bestuur. ten aanzien van. Stichting Plastic Soup Foundation

Intentieverklaring Eén platform voor dansend Nederland

Beleidsplan stichting Tongen in Purmerend

Voorlichtingsbijeenkomst Aanvraag procedure Keurmerk Goede Doelen. 30 juni 2009 Den Haag

Vul bij een aanvraag voor een groepsbeschikking de gegevens in van de aanvragende instelling. Stichting Netwerk Maasduinen

Beleidsplan. Stichting Dag van de BHV. Versie 1.0 d.d. 27 mei 2019

Bijlage 1 Normen Erkenningsregeling

1. Positionering Raad van Toezicht in de stichting

CIOT-bevragingen Proces en rechtmatigheid

Reglement intern toezicht

Integraal verslag dialoogsessies VFI, IF en CBF, gehouden in september 2015, rond nieuwe erkenningsregeling goededoelenorganisaties 25 september 2015

REGLEMENT EN WERKWIJZE COMMISSIE NORMSTELLING ERKENNINGSREGELING GOEDE DOELEN 30 januari 2017

erfenissen die zij gebruikt voor een sociaal belang. Overleg met uw adviseur over de voorwaarden voor een SBBI.

Beleidsplan Stichting Vrienden van Het Schaffelaar Park

Tip! Een culturele instelling kan gebruikmaken van de winstvrijstelling, ook als gekozen is voor volledige belastingplicht.

Thema ANBI Netwerkbijeenkomst Instituut Fondsenwerving FI. Jack van Tilborg. Belastingdienst Team ANBI s-hertogenbosch.

Beleidsplan Stichting Luz Alba

Bestuurlijke integriteit

4. Bij voorkeur zal de raad van toezicht van Stichting P60 bij de werving van nieuwe toezichthouders buiten het eigen netwerk zoeken.

DIRECTIESTATUUT JUNI 2016

HEIJMANS N.V. REGLEMENT AUDITCOMMISSIE

Initiatief. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. de heer H.G.J. Kamp Postbus LV 'S-GRAVENHAGE. Geachte heer Kamp,

Vergelijking tussen het CBF-Keur en het Keurmerk ISF/SNGDT

in aanmerking nemende het volgende:

Meerjarenbeleidsplan Turner Contact Nederland

Code Goed Bestuur vastgesteld in de FIN ALV van 23 november 2017

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Beleidsplan Stichting Steunfonds Paardrijden voor Gehandicapten

Ref. / Artikel 1 : Bestuurstaak

Beleidsplan Stichting Gelukskoffer

versie van dit stuk en Sigrid Hemels en Frans Nijhof voor enkele correcties van feitelijke onjuistheden.

BELEIDSPLAN STICHTING HERMAN VAN VEEN ARTS CENTER FONDS

Bestuursreglement samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs Noord-Kennemerland

Reglement Raad van toezicht

BELEIDSPLAN WAKIBI 2019

Normen Erkenningsregeling Concept versie 31 augustus 2015, ter bespreking tijdens dialoogsessies september 2015


Normen Erkenningsregeling - versie 1 december 2017a

Handleiding Toetsing. Jaarlijkse Verklaring naleving FIN Normen Goed Bestuur

JAARVERSLAG STICHTING GEEFEROM

Beleidsplan Stichting Pole Position

Concept Ministeriële regeling

Normen Erkenningsregeling - versie 9 december Vastgesteld door de (Tijdelijke) Commissie Normstelling Geldig vanaf 1 januari 2017

Directiereglement Voorgesteld door de directie op: 14 juni 2011 Vastgesteld door de raad van toezicht op: 14 juni 2011

Privacyreglement EVC Dienstencentrum

Gemeenten en de ANBI (algemeen nut beogende instelling) status.

Intern toezichtkader PVO Walcheren

Beleidsplan Stichting Pole Position

Beleidsplan Stichting Hart4onderwijsNepal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Transcriptie:

RUIMTE VOOR GEVEN Quickscan Validatiestelsel Filantropie AMSTERDAM, 3 APRIL 2013

1

RUIMTE VOOR GEVEN Quickscan Validatiestelsel Filantropie OPDRACHTGEVERS: SAMENWERKENDE BRANCHEORGANISATIES FILANTROPIE (SBF) MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE MINISTERIE VAN FINANCIËN MR. B.C. (BORIS) FRANSSEN DRS. S. (SUZANNE) KOOIJ S.S.J.P. (SYLVIE) ROESTENBERG AMSTERDAM, 3 APRIL 2013

RUIMTE VOOR GEVEN - QUICKSCAN VALIDATIESTELSEL FILANTROPIE Inhoudsopgave Managementsamenvatting 6 1. Inleiding 10 2. De sector filantropie 13 3. Keuzemogelijkheden validatiestelsel 26 5 4. Zelfregulering of aanvullende regelgeving? 55 5. Conclusies & aanbevelingen. 55 Bijlagen 60 1. Geraadpleegde deskundigen 2. Geraadpleegde literatuur en andere bronnen 3. Bijlage Gedragscodes 4. Bijlage Keurmerken 5. Bijlage Informatieportalen/Centraal Informatiepunt 6. Schematisch overzicht keuzemogelijkheden validatiestelsel 7. Over de auteurs 74 8 Noten 75

Managementsamenvatting In 2011 hebben de SBF en de Ministeries van Veiligheid en Justitie en van Financiën het Convenant Ruimte voor Geven ondertekend. Hierin is onder andere overeengekomen dat in 2013 een validatiestelsel moet worden vormgegeven voor filantropische instellingen in Nederland. In de notitie Visie op toezicht en verantwoording in de filantropische sector worden één keurmerkstelsel voor alle grotere en kleine fondsenwervende instellingen genoemd, eén gedragscode voor alle leden van de brancheorganisaties in de filantropie en publiekstoegankelijke internetportalen van de brancheorganisaties met vermelding van aangesloten organisaties. Ook wordt een onderzoek genoemd naar de wijze waarop gekomen kan worden tot een centraal informatiepunt dat de informatie over filantropische instellingen verspreidt aan relevante stakeholders. Centrale vraag van het onderzoek is: op welke wijze kan een validatiestelsel worden vormgegeven, welke keuzemogelijkheden en varianten zijn hierbij denkbaar? En welke variant verdient (of welke varianten verdienen) de voorkeur, op basis van de onderzoeksbevindingen en gestelde randvoorwaarden? 6 In het kader van deze quickscan zijn verschillende deskundigen geinterviewd, is deskresearch verricht en is een drietal klankbordgroepen met deskundigen van binnen- en buiten de branche gehouden. De conceptbevindingen van het onderzoek zijn met de gezamenlijke opdrachtgevers besproken. Hun commentaar is in het definitieve rapport verwerkt. Uitdagingen sector filantropie De uitdagingen waar de filantropie zich heden ten dage voor weet gesteld kunnen op basis van nationale en internationale publicaties - tot een aantal centrale, uniforme thema s worden teruggebracht. Rechtmatigheid speelt daarbij een belangrijke rol. In dit verband worden onder andere filantropische instellingen aangehaald die geld voor andere doeleinden hebben aangewend dan waarvoor het geld was geworven. Hoewel het belang van rechtmatigheid voor een goed functionerende filantropische sector vanzelfsprekend groot is, liggen de uitdagingen van de sector echter voornamelijk op een veel fundamenteler niveau. Waar het om draait is de doeltreffendheid van filantropische instellingen, het vraagstuk dat het wezen van de filantropische sector raakt. Vertrek en eindpunt van iedere non-profitorganisatie is het doel dat in de missie is belichaamd. Dit doel is gericht op het realiseren van positieve, toegevoegde waarde op maatschappelijk gebied. Voor het meten van doeltreffendheid is niet één methode beschikbaar, er zijn er meerdere. Het bevorderen van de realisatie van zoveel mogelijk impact en de monitoring hiervan, is een cruciaal onderwerp, met een hoge urgentie. Dit wordt in uiteenlopende nationale en internationale bronnen bevestigd. Het vertrouwen van maatschappelijke stakeholders hangt terecht - in belangrijke mate van dit onderwerp af. Er zou nog meer dan thans het geval is aandacht voor dit aspect moeten komen vanuit de sector. Een ander belangrijk thema is de gebrekkige en versplinterde informatie die momenteel over filantropische instellingen beschikbaar is. Het grote publiek en andere stakeholders kunnen door de huidige versnippering moeilijk adequaat inzicht krijgen in de sector.

RUIMTE VOOR GEVEN - QUICKSCAN VALIDATIESTELSEL FILANTROPIE Voordat een visie op een nieuw validatiestelsel kan worden geformuleerd, dient een aantal vragen te worden beantwoord. Zo is bijvoorbeeld van belang om goed af te bakenen welke ambities de gezamenlijke initiatiefnemers precies hebben. Daarbij is een goede probleemdefinitie cruciaal; duidelijk moet zijn welke zaken ontbreken of zouden moeten worden veranderd aan het bestaand validatiestelsel. Een belangrijke bevinding is dat een eenduidige, uitgewerkte visie alsmede een probleemanalyse ontbreken. Een andere, redelijk fundamentele vraag is welke doelgroep het validatiestelsel centraal moet stellen: alleen leden van bij de SBF aangesloten brancheorganisaties of alle AN- BI s in Nederland? De onderzoeksvraag van deze quickscan is daarom niet eng maar breed opgevat. Keuzemogelijkheden validatiestelsel Er zijn uiteenlopende manieren denkbaar waarop een toekomstig stelsel van zelfregulering kan worden ingericht. De onderzoeksbevindingen wijzen wat de inrichting van een gedragscode betreft op het vormgeven van een meta-code, met algemene principes die voor alle soorten filantropische instellingen gelden, met een vertaling van specifieke regels in subhoofdstukken naar soorten filantropische instellingen (fondsenwervend, vermogensfonds, kerkelijke instelling). Accent zou binnen deze meta-code moeten worden gelegd op de onderwerpen afleggen van verantwoording middels transparantie en good governance. De bestaande Code Wijffels is daarvoor een goede inspiratiebron en een goed voorbeeld, ook vanwege het principe pas toe of leg uit. 7 Wat het keurmerkstelsel betreft wijzen de bevindingen in de richting van het scheiden van de (ontwikkeling en beheer van) keurmerkcriteria en certificering, het versoepelen van de 25%-norm en het verder vergroten van de aandacht voor doelrealisatie (effectiviteit), in het bijzonder de maatschappelijke meerwaarde (impact). Het keurmerk moet toegankelijk zijn voor zowel kleine als grote instellingen en niet teveel financiële en administratieve druk op fondsenwervende instellingen leggen. De aandacht voor transparantie is ook hier cruciaal. Wat het onderwerp ontsluiten van informatie over filantropische instellingen online betreft is een onderscheid gemaakt naar de inrichting van een centraal online- informatiepunt waar informatie over filantropische instellingen wordt verzameld en ontsloten enerzijds en brancheportalen anderzijds. Er heerst grote versnippering en verdeeldheid wat informatievoorziening met betrekking tot de sector filantropie betreft, hetgeen het inzicht, de transparantie en eenheid in de manier waarop gegevens worden verzameld en gepresenteerd belemmert. Momenteel zijn er diverse portals op internet actief, waardoor een goed overzicht ontbreekt. Er is grote behoefte aan één internetportal waar geïnteresseerden betrouwbare en complete informatie over filantropische instellingen kunnen vinden. Een centraal informatiepunt zou aangewezen kunnen worden dat informatie over filantropische instellingen verzamelt en verspreidt onder belanghebbenden; hieraan kan een publieksportal gekoppeld worden dat de informatie ontsluit aan het grote publiek. Een dergelijke constructie bestaat nu al in de vorm van de Kennisbank Filantropie die informatie ontsluit via diverse afnemers, waaronder het publieksportal Goede Doelen Monitor van Independer. Of denk aan de database van het CBF, van waaruit informatie

1 wordt ontsloten via hun Nationaal Goede Doelen Register. Twee belangrijke randvoorwaarden voor het bewerkstelligen van meer transparantie in de filantropische sector via een centraal informatiepunt zijn: 1. Registratie en regelmatige actualisering gegevens ANBI s in een centraal informatiepunt verplicht stellen voor het verkrijgen en het behouden van de ANBI-status; 2. Uitwisseling gegevens ANBI s in centraal informatiepunt met ANBI-register. Met de inrichting van een centraal informatiepunt kan het bestaande probleem van informatie-asymmetrie worden opgelost. 8 Voor de hand ligt om filantropische instellingen informatie te laten aanleveren op 5 vragen: 1. Wat wil je organisatie bereiken? 2. Wat is je strategie om dit groter doel te realiseren, welke projecten of programma s ontwikkel je in dit kader? 3. Beschikt jouw organisatie over de capaciteiten en competenties om dit doel of deze doelen te realiseren? 4. Hoe weet je of je vooruitgang boekt? (welke indicatoren leg je aan voor je veranderingsleer, hoe weet je of bepaalde outputs leiden tot de impact(s) die je onder 1 hebt beschreven, is daar onderbouwing voor beschikbaar e.d.?) 5. Wat heb je wel en niet bereikt tot nu toe? Representativiteit Om een validatiestelsel legitimiteit en autoriteit te geven, is een goede representativiteit van groot belang. Als slechts een relatief klein aantal organisaties door het validatiestelsel zou worden bereikt, kunnen vraagtekens worden gesteld bij het nut ervan. In het kader van het onderzoek zijn diverse incentives geïnventariseerd om het aantal bij de SBF aangesloten filantropische instellingen uit te breiden. Echter, op basis van het onderzoek wordt betwijfeld of met een stelsel dat gebaseerd is op vrijwilligheid (zuivere zelfregulering door de branche) voldoende representativiteit wordt behaald. Ook komt uit het onderzoek naar voren dat een stelsel van zuivere zelfregulering niet dezelfde reikwijdte zal hebben als een stelsel dat voorziet in aanvullende incentives vanuit de overheid. Juist in het licht van de uitdagingen van de sector (nationaal en internationaal) lijken aanvullende overheidsincentives van belang om de sector verder professionaliseren en transparanter te maken. Varianten In deze quicskcan zijn twee varianten beschreven, die in aanvulling op of in combinatie met een stelsel van zuivere zelfregulering kunnen worden gekozen. Een daarvan voorziet in aanvullende eisen vanuit de ANBI-regeling, op het gebied van verantwoording en transparantie, aan de hand van formats (zie bijvoorbeeld de 5 eerdergenoemde vragen). Een andere variant voorziet in het inrichten van een publiekrechtelijk kader. Wanneer organisaties aan bepaalde eisen voldoen, krijgen zij een vergunning of license to operate. Een Autoriteit Filantropie zou dan in de naleving van dit publiekrechtelijk kader moeten voorzien.

RUIMTE VOOR GEVEN - QUICKSCAN VALIDATIESTELSEL FILANTROPIE Conclusies Een belangrijke vraag is wat de sector en de overheid precies met een nieuw validatiestelsel willen bereiken. Deze ambities zijn vooralsnog op hoofdlijnen geformuleerd, maar dienen nader te worden geconcretiseerd. Verder kan worden geconcludeerd dat het optuigen van een nieuw validatiestelsel een grote en unieke kans biedt om de filantropische sector van een krachtige professionaliseringsimpuls te voorzien opdat beter zicht verkregen kan worden op de maatschappelijke resultaten. Dit is de meest fundamentele uitdaging waar de filantropie nationaal en internationaal voor staat. Zuivere zelfregulering impliceert deelname op basis van vrijwilligheid. De branche zal in deze variant via allerlei incentives een wenkend perspectief moeten bieden aan potentiële leden om de reikwijdte van het validatiestelsel te vergroten, hetgeen zonder aanvullende regelgeving van overheidswege een behoorlijke - of wellicht onhaalbare - opgave zal zijn (niet alleen inhoudelijk, maar ook budgettair). Een andere wellicht nog fundamentelere - vraag is of met de keuze van een stelsel van zuivere zefregulering het ambitieniveau hoog genoeg komt te liggen. Geconcludeerd wordt dat de invulling van een validatiestelsel derhalve niet geheel aan de sector zelf moet worden overgelaten en dat zelfregulering in combinatie met uitbreiding van de ANBI-eisen variant 2 - de meest voor de hand liggende optie is. En een geschikt middel om ANBI s een extra prikkel te geven online verantwoording af te leggen over hun missie, beleid, gerealiseerde en niet-gerealiseerde doelen en andere resultaten op financieel en organisatorisch gebied. Zoals beschreven kan in deze variant worden gekozen voor een model waarin ANBI s verplicht worden gesteld om online over dit soort vragen te rapporteren, zodat stakeholders hiervan kennis kunnen nemen. Dit kan gebeuren in bepaalde formats. Hiermee wordt dan in sommige opzichten verder gegaan dan de ANBI-eisen die in voorbereiding zijn in het kader van de motie Omtzigt. Het aanwijzen of instellen van een centraal informatiepunt, waarvan de wenselijkheid en de noodzaak door de meeste respondenten en stakeholders wordt onderstreept, kan dan een volledig en compleet overzicht bieden van alle ANBI s (compleetheid is alleen haalbaar wanneer ANBI s wettelijk verplicht worden data aan te leveren aan dit centraal informatiepunt). 9 Aanbevelingen De eerste stap is dat de gezamenlijke opdrachtgevers (vanuit een nadere vaststelling van concrete doelen die met het validatiestelsel moeten worden gerealiseerd) een keuze maken voor een specifieke variant. Vervolgens dient een nader tijdpad te worden vastgesteld voor de realisatie van een nieuw validatiestelsel. Het is in dit kader raadzaam om aparte werkgroepen in te richten met interne en externe deskundigen, die zich buigen over de ontwikkeling van onderdelen van een nieuw validatiestelsel. Hiervoor dienen de noodzakelijke randvoorwaarden te worden gecreëerd (vacatiegelden, faciliteiten etc.). Het is van belang dat in deze werkgroepen een multistakeholder point of view gewaarborgd is. En dat wordt voorzien in een coördinatie vanuit de branche en overheid gezamenlijk.

1 1Inleiding In 2011 hebben de SBF en de Ministeries van Veiligheid en Justitie en van Financiën het Convenant Ruimte voor Geven ondertekend. Hierin is onder andere overeengekomen dat in 2013 een validatiestelsel moet worden vormgegeven voor filantropische instellingen in Nederland. Dit validatiestelsel moet achtereenvolgens voorzien in één gedragscode, één keurmerkstelsel en in door de branchepartners te onderhouden internetportalen waar burgers en andere geïnteresseerden informatie over de leden van de brancheorganisaties kunnen vinden. 10 Voorts is overeengekomen te onderzoeken op welke wijze gekomen kan worden tot een centraal informatiepunt dat de informatie over filantropische instellingen verspreidt aan overheden, donateurs, de belastingbetaler, keurmerkverstrekkers, media, onderzoeksbureaus en andere belanghebbenden, en welke condities hiervoor noodzakelijk zijn. Uitgangspunten Het op te tuigen validatiestelsel dient aan een aantal uitgangspunten en randvoorwaarden te voldoen. De contouren van het nieuwe validatiestelsel worden geschetst in twee richtinggevende documenten: 1. Het convenant Ruimte voor Geven uit 2011. 2. De notitie Visie op toezicht en verantwoording in de filantropische sector die op 20 september 2012 is ondertekend door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de Staatssecretaris van Financiën en het bestuur van de SBF met aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer. In de notitie Visie op toezicht en verantwoording in de filantropische sector worden de volgende onderdelen van het te ontwikkelen validatiestelsel genoemd: Eén keurmerkstelsel voor alle grotere en kleine fondswervende instellingen, waarbij sprake is van onafhankelijke toetsing door geaccrediteerde, certificerende instellingen. eén gedragscode voor alle leden van de brancheorganisaties in de filantropie, waarin aandacht wordt besteed aan vraagstukken van governance, beloning en maatschappelijke prestaties. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar generieke en specifieke aspecten van de te onderscheiden branches. Publiekstoegankelijke internetportalen van de brancheorganisaties met vermelding van aangesloten organisaties. In dit portal moeten deze organisaties goed vindbaar zijn en bestaat een doorklikmogelijkheid naar de online beschikbare informatie over

RUIMTE VOOR GEVEN - QUICKSCAN VALIDATIESTELSEL FILANTROPIE deze leden. In de uitwerking zullen per brancheorganisatie de onderwerpen worden vastgesteld die door de aangesloten organisaties publiekelijk toegankelijk zullen worden gemaakt. een onderzoek naar de wijze waarop gekomen kan worden tot een centraal informatiepunt dat de informatie over filantropische instellingen verspreidt aan overheden, donateurs, de belastingbetaler, keurmerkverstrekkers, media, onderzoeksbureaus en andere belanghebbenden, en welke condities hiervoor noodzakelijk zijn. Verder wordt in de notitie genoemd dat de ondertekenaars een Werkgroep Publieksbelang Filantropie instellen, waarin naast door hen voorgedragen personen, wordt deelgenomen door vertegenwoordigers van organisaties die het publieksbelang vertegenwoordigen. Deze werkgroep ontwikkelt een toetsingskader met betrekking tot het validatiestelsel dat is gericht op het publieksbelang. Nadat het validatiestelsel is ontwikkeld, wordt dit getoetst aan het toetsingskader en zal de werkgroep een advies uitbrengen aan het bestuurlijk overleg van de ondertekenende partijen. Het advies kan ertoe leiden dat de uitgangspunten in deze visie op onderdelen worden bijgesteld. Vraagstelling Centrale vraag van het onderzoek is: op welke wijze kan een validatiestelsel worden vormgegeven, welke varianten zijn hierbij denkbaar? En welke variant verdient de voorkeur, op basis van de onderzoeksbevindingen en gestelde randvoorwaarden? 11 Onderzoeksaanpak Het onderzoek heeft het karakter van een quickscan. Enerzijds zijn interviews gehouden met diverse deskundigen, anderzijds is deskresearch verricht. De eerste bevindingen zijn getoetst in drie klankbordgroepen, waarin interne (branche) en externe deskundigen hebben deelgenomen (zie bijlage 1 voor de deelnemerslijst). Op basis van een presentatie van de belangrijkse bevindingen en conclusies aan de Projectgroep Validatiestelsel Filantropie op 12 februari 2013, is een conceptrapport opgesteld. Dit concept rapport is door de genoemde projectgroep van opmerkingen voorzien, die vervolgens in deze defitieve versie zijn verwerkt. Leeswijzer De opbouw van het rapport is als volgt. Hoofdstuk 2 De sector filantropie bevat een beschrijving van de Nederlandse filantropische sector en de huidige inrichting van verantwoording en toezicht. Daarnaast komen de uitdagingen aan de orde waarvoor de sector zich weet gesteld. Hoofdstuk 3 Keuzemogelijkheden validatiestelsel gaat in op de wijze waarop een nieuw validatiestelsel (inhoudelijk, organisatorisch en financieel) kan worden ingericht. De volgende onderwerpen komen aan de orde: ambities en probleemdefinitie, inrichting van het toekomstige stelsel (de doelgroep van het validatiestelsel, verplichte of vrijwillige deelname, incentives, differentiatie, inrichting gedragscode, keurmerkstelsel en informatieportalen, etc.), regie, uitvoering en financiering.

1 In hoofdstuk 4 Zelfregulering of aanvullende regelgeving? worden drie varianten beschreven op basis waarvan een validatiestelsel kan worden vormgegeven. Deze varianten zijn op basis van de onderzoeksbevindingen opgesteld en vervolgens nog gewogen (oftewel van plussen en minnen voorzien). In hoofdstuk 5 Conclusies & aanbevelingen volgen de belangrijkste conclusies en aanbevelingen. De bijlage bevat een lijst van gesprekspartners, een overzicht van overige geraadpleegde bronnen, een aantal schema s met vergelijkingen tussen bestaande gedragscodes, keurmerken en internetportals en informatie over de auteurs van dit rapport. 12

RUIMTE VOOR GEVEN - QUICKSCAN VALIDATIESTELSEL FILANTROPIE De sector filantropie Inleiding Dit hoofdstuk geeft een korte inleiding over de Nederlandse filantropische sector en de wijze waarop toezicht en verantwoording thans is georganiseerd. Verder worden de uitdagingen geschetst waarvoor de sector zich ziet gesteld. Dit hoofdstuk vormt een kader voor hoofdstuk 3, waarin wordt ingegaan op de wijze waarop een nieuw validatiestelsel kan worden ingericht. 2 Filantropie Filantropie of liefdadigheid kan worden omschreven als het vrijwillig geven van geld, goederen of inspanning door individuen, huishoudens, fondsen en bedrijven primair ten behoeve van algemeen nuttige doelen. De sector filantropie levert een zelfstandige bijdrage - vanuit een eigen verantwoordelijkheid en naast de overheid aan het algemeen nut in Nederland. Aan de filantropische instellingen wordt jaarlijks naar schatting circa 4,7 miljard gegeven door huishoudens, nalatenschappen, vermogensfondsen, het bedrijfsleven en goededoelenloterijen 1. 13 De sector filantropie 2 De sector filantropie is in Nederland onderdeel van de non-profitsector, en wordt daarom ook wel gekenschetst als de sector tussen markt en staat. De sector filantropie omvat een grote diversiteit aan organisaties die in drie categorieën uiteenvallen 3 : Fondsenwervende instellingen. Dat zijn naar Nederlands recht opgerichte stichtingen of verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid die voor realisering van charitatieve, culturele, wetenschappelijke of andere het algemeen nut beogende doelstellingen door middel van fondsenwerving een beroep doen op de publieke offervaardigheid. Onder fondsenwerving wordt verstaan dat de aldus verkregen gelden vrijwillig zijn afgestaan, geen of geen evenredige tegenprestatie vormen voor geleverde goederen of diensten en dat er geen rechten voor zorg of hulp aan kunnen worden ontleend. Fondsenwervende instellingen zijn voor een deel aangesloten bij de brancheorganisaties VFI en IF. vermogensfondsen. Over het algemeen wordt van vermogensfondsen gesproken als fondsen primair uit de opbrengst van het eigen vermogen maatschappelijke en goede doelen steunen. Dat vermogen is voor het grootste deel afkomstig van nalatenschappen en/of schenkingen van families of individuen. Vermogensfondsen doen geen actieve fondsenwerving en zijn voor een deel aangesloten bij de brancheorganisatie FIN (ledenaantal: 350). Kerkelijke instellingen. Voor de realisatie van hun doelstellingen werven de kerken gelden en beschikken zij in bepaalde gevallen ook over vermogen. De mate waarin

2 en de wijze waarop verschilt per kerkgenootschap. Kerkgenootschappen werven als regel niet onder het publiek, maar onder hun aangesloten leden. Bij het interkerkelijk overlegorgaan CIO (Contact in Overheidszaken) zijn 31 kerkgenootschappen aangesloten (die op hun beurt naar schatting 15.000 ANBI s tellen). In dit kader moet de speciale status van kerken te midden van andere organisaties worden onderstreept. In het staatsrecht is de onafhankelijkheid van de kerk gecodificeerd middels het grondrecht van godsdienstvrijheid (art. 6 GW) en de grondrechten van vrijheid van vereniging en vergadering (artt. 8 en 9 GW). Deze grondrechten waarborgen dat iedereen in Nederland zich kán aansluiten bij een kerk en dat gelovigen zichzelf kunnen organiseren in (eigen) kerken. Dit alles natuurlijk binnen de grenzen van de Nederlandse wet. Ook binnen het burgerlijk recht heeft de kerk een aparte positie gekregen. Art. 2:2 BW kent aan kerkgenootschappen en hun zelfstandige onderdelen en lichamen rechtspersoonlijkheid toe en kerkelijke instellingen worden derhalve, anders dan fondsenwervende instellingen en vermogensfondsen, geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet. Hiermee is de grondwettelijk gegarandeerde organisatievrijheid van kerken in Nederland naar burgerlijk recht geregeld. 14 SBF In 2006 is door de brancheorganisaties VFI, FIN en IF de overkoepelende brancheorganisatie SBF (Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie) als samenwerkingsverband opgericht (in 2011 de Stichting SBF). Het interkerkelijk overlegorgaan CIO heeft zich hierbij aangesloten. Thans is de SBF nog met de NOV in gesprek, partijen streven naar een alliantie. Verder heeft de SBF een Raad van Aangeslotenen, waarbinnen brancheorganisaties zijn vertegenwoordigd die op specifieke terreinen of aandachtsgebieden actief zijn, zoals ontwikkelingssamenwerking of natuurbehoud. De huidige representativiteit van de SBF (schattingen wijzen op 16.000 ANBI s die lid zijn van de brancheorganisaties die samenwerken in de SBF) kan ten opzichte van het totaal aantal ANBI s (geschat op 55.000) worden gesteld op een percentage van 29. Van de circa 16.000 leden-organisaties is circa 15.000 een kerkelijke instelling. Deze instellingen hebben een ANBI-status verkregen door middel van een groepsbeschikking van de Belastingdienst. Overigens dient te worden aangetekend, dat qua financieel volume de SBF een belangrijk deel (ten minste 50%) van het geld dat in de sector omgaat dekt. Althans: dat is wat op basis van beschikbare gegevens wordt verondersteld, maar de data zijn niet altijd even hard en derhalve hebben ze vaak het karakter van schattingen 4. Diversiteit Filantropische instellingen zijn divers van karakter. Doelstellingen lopen uiteen, evenals de werkwijze, organisatievorm en omvang. In Geven in Nederland worden de volgende goede doelen onderscheiden: Kerk en levensbeschouwing (religie), Gezondheid, Internationale hulp, Milieu, Natuurbehoud, Dierenbescherming, Onderwijs en onderzoek, Cultuur, Sport en recreatie, Maatschappelijke en Sociale Doelen (nationaal). De omvang van filantropische instellingen varieert. Een groot deel van de sector bestaat uit kleine filantropische instellingen met inkomsten tot maximaal 100.000 euro per jaar, die niet allemaal lid zijn van een brancheorganisatie of over een keurmerk beschikken.

RUIMTE VOOR GEVEN - QUICKSCAN VALIDATIESTELSEL FILANTROPIE Publieksbelang Als publieksbelang kan het belang worden omschreven dat het publiek (belastingbetalers, donateurs, begunstigden) heeft om zeker te weten dat de instellingen in de sector filantropie het algemeen nut dienen. Het publiek belang omvat de legitimiteit van filantropische instellingen om geld te verwerven en om fiscale voordelen te genieten en is gebaat bij inzicht in de effectiviteit van filantropische instellingen. Algemeen Nut Beogende Instellingen De overheid erkent de rol van de filantropische sector en stimuleert het particulier geefgedrag door middel van belastingvoordelen in diverse fiscale wetten. Deze fiscale faciliteiten zijn nader uitgewerkt in de Geefwet en voor een belangrijk deel gekoppeld aan het hebben van de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI) voor de verkrijgende of uitdelende instelling. Naar schatting beschikt 90% van de filantropische instellingen over de ANBI-status. Bij de Belastingdienst staan ongeveer 55.000 organisaties geregistreerd als ANBI en dit aantal neemt nog steeds toe. Naar schatting 15.000 instellingen behoren tot de categorie kerkelijke instellingen. Van het totaal van 55.000 ANBI s staan ongeveer 5.600 organisaties als goededoelenorganisatie geregistreerd in de online Kennisbank Filantropie. 15 Rol van de overheid De Nederlandse overheid heeft middels het eerder genoemde convenant ingezet op de professionalisering van de filantropie. In internationaal perspectief is wat dit betreft een trend waarneembaar. In The Economist wordt hierover gesteld: Britain s government has recently been trying to foster the philanthropic spirit, and other European countries are starting to follow suit. Even in China, the government seems keen to build up a non-profit sector that caters to social needs, and appears to be relaxing some of its rules to allow philanthropy to play a bigger role 5. Zelfregulering: huidig stelsel Voordat wordt ingegaan op de belangrijkste uitdagingen van de filantropische sector, wordt eerst als referentiekader een korte samenvatting gegeven van de manier waarop toezicht en verantwoording thans is georganiseerd. Gedragscodes Er zijn thans verschillende gedragscodes in omloop, te weten één van de VFI, die tevens de Code Wijffels van toepassing verklaart op haar leden, de IF Gedragscode en de Gedragscode van de FIN. De vigerende gedragscodes zijn met elkaar vergeleken (zie bijlage voor het schema), voorts is gescreend hoe deze codes zich verhouden tot onderwerpen governance, beloning, maatschappelijke prestaties en transparantie. VFI-gedragscode: Geeft geen concrete regels omtrent bovengenoemde onderwerpen. Deze code werkt namelijk met basiswaarden en een (globale) uitwerking daarvan. De Code Goed Bestuur (Code Wijffels), die van toepassing is op alle VFI-leden, bevat deze uitwerking wel.

12 Code Goede Bestuur voor Goede Doelen (Code Wijffels): De Code Wijffels is een zeer gedetailleerde gedragscode waarin ruim aandacht is voor good governance, beloning (van directeuren) en de daadwerkelijke resultaten van de bestede middelen. Deze code draagt transparantie hoog in het vaandel. Zoals in het aangehaalde schema is opgenomen (zie bijlage), vereist de code dat de organisatie zowel het jaarverslag als de jaarrekening op de website plaatst (of dat deze opvraagbaar is). Ook moeten o.a. de navolgende gegevens op de website worden geplaatst: de doelstelling van de organisatie, de wijze waarop de doelstelling is vertaald in visie, beleid, strategieën en voor zover mogelijk beoogde resultaten, het jaarplan met in elk geval informatie over de verwachte inkomsten, de geplande besteding van middelen aan het goede doel en daarbinnen aan concrete programma s en activiteiten, de beoogde resultaten (en indien die niet kunnen worden aangegeven: de redenen daarvoor), het deel van de middelen dat wordt besteed aan fondsenwerving en aan ondersteunende functies, alsmede hoe wordt omgegaan met financiële reserves, enz. 16 Gedragscode IF: Het begrip good governance wordt slechts summier tot uitdrukking gebracht in deze code. Aan de bezoldiging en de publicatie van maatschappelijk resultaten worden in deze code geen eisen gesteld. De code vereist wel dat iedere aangesloten organisatie een jaarverslag en jaarrekening opstelt en deze publiceert op de website en deze verstrekt wanneer hij opgevraagd wordt. Gedragscode ten behoeve van de leden van de FIN: In de lidmaatschapscriteria van deze gedragscode wordt (kort) aandacht besteed aan de eisen die aan het bestuur worden gesteld (good governance). Met betrekking tot de onderwerpen bezoldiging en verslaglegging van (maatschappelijke) resultaten is in deze code niets opgenomen. Ook is transparantie geen harde eis die uit deze code volgt. De code beveelt namelijk slechts aan om jaarlijks een overzicht van activiteiten (gehonoreerde projecten) op te maken en te publiceren. Kerkorden en statuten: kerkgenootschappen hebben op basis van de Grondwet en het Burgerlijk Wetboek een relatief grote vrijheid om te voorzien in eigen regelgeving. Kerkgenootschappen maken bij de inrichting van hun (juridische) structuur gebruik van statuten en kerkorden. Hoewel deze documenten niet gekwalificeerd kunnen worden als gedragscodes, bevatten statuten en kerkorden regelmatig bepalingen van gelijke strekking waaronder bezwaar-en beroepsmogelijkheden en tuchtrecht. Kerkgenootschappen zijn bovendien doorgaans voorzien van een eigen, zeer professionele organisatiestructuur. Het voert in het kader van deze quickscan te ver om de vigerende kerkorden en statuten te bespreken. Hier wordt volstaan met de constatering dat er een uitgebreid corpus aan regels binnen de kerken bestaat. Keurmerken Er bestaan verschillende keurmerken, te weten die van het CBF, die van het Keurmerk Goede Doelen, de RfB en het Keurmerk Goed Besteed. De vraagstukken governance, beloningsbeleid, maatschappelijke prestaties en transparantie zijn niet alleen van belang voor gedragscode binnen het validatiestelsel, maar ook voor het keurmerk(stelsel). De SBF noemt in haar visiedocument expliciet dat in het keurmerk(stelsel) regels kunnen worden gesteld voor de verslaglegging betreffende

RUIMTE VOOR GEVEN - QUICKSCAN VALIDATIESTELSEL FILANTROPIE goed bestuur, het beloningsbeleid en de maatschappelijke prestaties (naast de huidige eisen die worden gesteld aan filantropische instellingen voor het verkrijgen van de AN- BI-status). Uit het schema keurmerken (zie bijlage 4) kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Keurmerk Goede Doelen Dit keurmerk stelt verplicht dat gebruik wordt gemaakt van een gedragscode waarin onder andere in wordt gegaan op professioneel bestuur. Het Keurmerk Goede Doelen besteedt veel aandacht aan de maatschappelijke prestaties van keurmerkhouders. Er wordt expliciet gevraagd naar het effect (aantoonbare verbetering in de situatie van de doelgroep; maatschappelijke prestaties) van de output (concrete resultaten). Dit keurmerk houdt de mogelijkheid open dat het goede doel niet in staat is om dit effect te beschrijven. De bezoldiging van directie- en /of bestuursleden is geen onderdeel van dit keurmerk. Dit keurmerk vereist dat er een gedragscode onderschreven wordt waarin transparantie hoog in het vaandel staat, verantwoording wordt afgelegd over tenminste de doelstelling van de organisatie. Ten aanzien van transparantie over voornoemde thema s en transparantie geldt: om in aanmerking te kunnen komen voor het keurmerk Goede Doelen moet het jaarverslag voor iedereen online staan dan wel opvraagbaar zijn. De keurmerkhouder betaalt 400 euro per jaar voor verstrekking van dit keurmerk. Er wordt gesteld dat de volledig gedigitaliseerde aanvraag niet meer dan één tot drie werkdagen in beslag neemt voor een goededoelenorganisatie. Hiermee is dit keurmerk zeer toegankelijk voor grote en kleine filantropische instellingen. Er zijn nu 24 keurmerkhouders met een totale omzet van meer dan 36 miljoen euro. 17 CBF-Keur Het CBF-Keur besteedt in de keurmerkcriteria expliciet aandacht aan de onderwerpen good governance en beloningsbeleid van bestuurders, toezichthouders en directeuren. Voor de maatschappelijke prestaties (effectmeting) geldt dit niet of nauwelijks. Het keurmerk vereist dat de bestedingen aan de doelstellingen aantoonbaar dienen te worden geëvalueerd en gerapporteerd op project-, programma- en organisatieniveau. Hiermee wordt in deze evaluatie en rapportage nog niet expliciet ingegaan op het effect van de bestedingen op de doelgroep. Dit wekt geen verbazing daar het CBF zich in zijn foldermateriaal openlijk afvraagt of het wel mogelijk is om te meten in hoeverre de verandering tot stand is gekomen door de activiteiten van het goede doel en in welke mate de verandering is beïnvloed door externe factoren (het zogenaamde attributievraagstuk). Met betrekking tot transparantie: de jaarverslaglegging van de organisatie moet openbaar zijn, en binnen negen maanden na afloop van het boekjaar voor geïnteresseerden beschikbaar worden gesteld. Bovendien vereist het CBF-Keur dat de jaarverslaglegging ingericht conform Richtlijn 650 Fondsenwervende instellingen, waarbij o.a. expliciet is vereist dat de besteding van de middelen in relatie tot de doelstellingen duidelijk tot uiting worden gebracht. De kosten van aanvraag en eventuele hertoetsing kosten per stuk 2925 euro. Het keurmerk wordt verleend voor een termijn van drie jaar. Na verlening moet de keurmerkhouder een jaarlijkse bijdrage doen aan het CBF op basis van zijn baten variërend tussen de 445 en 8830 euro per jaar.

2 Naast het zojuist besproken reguliere keurmerk verstrekt het CBF nog twee keurmerken voor kleinere organisaties. Ten eerste het CBF-certificaat voor kleine goede doelen en ten tweede de Verklaring van geen bezwaar. De aanvraag- en eventuele hertoetsingskosten van het CBF-certificaat voor kleine goede doelen bedragen 505 euro per stuk. Ook dit keurmerk wordt voor 3 jaar verstrekt. In de twee jaren na de aanvraag dient de keurmerkhouder 355 euro per jaar aan het CBF te betalen voor controlewerkzaamheden. De aanvraag van een Verklaring van geen bezwaar kost eenmalig 870 euro, tenzij het gaat om een organisatie die minder dan een jaar bestaat dan geldt een tarief van 585 euro. Wanneer gevraagd wordt om hertoetsing kost dit 440 euro. De verklaring is geldig gedurende 18 maanden en na verstrekking worden door het CBF geen periodieke kosten meer in rekening gebracht. De aanvraag van het CBF-Keur wordt regelmatig ervaren als vrij bewerkelijk en tijdrovend, voor het CBF-certificaat en de CBF-verklaring geldt dit in mindere mate. Het CBF keur is het grootste keurmerk in Nederland en dekt alleen al via de leden van de VFI (die verplicht een CBF keur dienen te hebben) meer dan 1.2 miljard aan geefgeld. In totaal wordt het totale bedrag wat de CBF keurmerkhouders vertegenwoordigen geschat op 1.5 miljard euro. 18 Keurmerk Goed Besteed Het reglement van dit keurmerk is zeer beperkt qua omvang en onderwerpen. Zoals uit het overzicht in de bijlage blijkt, beschikt het keurmerk (slechts) over vijf keurmerkcriteria. Good governance komt daarbij slechts zijdelings aan de orde. De onderwerpen bezoldiging en maatschappelijke prestaties komen geheel niet aan de orde, het onderwerp transparantie evenmin. Dit neemt overigens niet weg dat het keurmerk tot doel heeft transparant werken en openheid ten opzichte van donateurs te bevorderen. Keurmerk Goed Besteed werkt met een gedigitaliseerde en geautomatiseerde aanvraagprocedure van het keurmerk. Bovendien zijn de administratieve lasten voor de aanvrager beperkt. Ook de aanvraagkosten zijn laag en bedragen 400 euro per jaar. Ook voor eventuele hertoetsing wordt ditzelfde bedrag in rekening gebracht. Op basis van de website is het aantal keurmerkhouders op 38 organisaties gesteld. RfB-Keur Het RfB-Keur vertoont veel gelijkenis met het CBF-Keur, bijvoorbeeld ten aanzien van bepalingen die toezien op good governance. Op het punt van bezoldiging bestaat er wel een verschil. Het RfB-Keur behandelt alleen de bezoldiging van bestuurders. Ook met betrekking tot de maatschappelijke resultaten is er een verschil; het RfB-Keur vereist namelijk dat het bestuur regelmatig aantoonbaar de uitvoering van het beleid (o.a. de realisatie van de doelstellingen) controleert en evalueert en over doelen welke niet worden bereikt en hierover met redenen omkleed verslag doet in het jaarverslag. Bovendien moet de jaarrekening o.a. de uitgaven per doelstelling weergeven. Ten aanzien van transparantie: het jaarverslag is niet automatisch openbaar. Het jaarverslag, met daarin opgenomen de jaarrekening, kan wel kan kosteloos worden opgevraagd door de achterban van de organisatie. Het RfB-Keur stelt geen verdere eisen aan de transparantie van andere gegevens of transparantie in het algemeen. De aanvraagkosten van dit keurmerk bedragen eenmalig 750 euro en daarna moet jaarlijks een bijdrage worden betaald aan de RfB op basis van de baten van de keurmerkhouder. Dit varieert van

RUIMTE VOOR GEVEN - QUICKSCAN VALIDATIESTELSEL FILANTROPIE een jaarlijkse bijdrage van minimaal 400 tot maximaal 1.650 euro. Bovendien is de administratieve last die de aanvraag met zich meebrengt vrij beperkt te noemen. De RfB heeft 26 deelnemers waarvan 1 aspirant deelnemer. Totaal hebben deze organisaties circa 31 miljoen aan inkomsten. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het onderwerp tot discussies leidt. De belangrijkste discussiepunten betreft het wel of niet opnemen van impactmeting en verslaglegging daarover in de keurmerkcriteria, het wel of niet scheiden van certificering enerzijds en beheer en ontwikkeling van keurmerkcriteria anderzijds. Daarbij worden vraagtekens gesteld bij de 25%-norm; deze zou geen recht doen aan de wens van organisaties om hiervan af te wijken, afhankelijk van hun beleid of bestaansfase (een startende organisatie zit in andere omstandigheden dan een volwassen collega). Daarbij is de toegankelijkheid van keurmerken voor grotere en kleinere instellingen een kwestie; de prijsstelling is in dit kader bijvoorbeeld van belang, de werkbaarheid, evenals het gewicht dat een eventueel keurmerk voor kleinere filantropische instellingen in de praktijk heeft. Het voornaamste discussiepunt is echter dat de meeste keurmerkcriteria eenzijdig focussen op rechtmatigheid, terwijl de aan de missie gerelateerde doeltreffendheid het meest fundamentele vraagstuk is wat de filantropische sector bezighoudt (of zou moeten bezighouden). Gezien de beperkte aandacht voor het vitale punt van het beschrijven van de impact, of in ieder geval de doelrealisatie bij de meeste keurmerken, kan de vraag worden gesteld of de keurmerken in zekere zin geen schijnzekerheid bieden aan het grote publiek. 19 Centraal Informatiepunt en internetportalen Filantropische instellingen leveren op dit moment bij verschillende instanties en instellingen gegevens aan, waaronder de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst (AN- BI s). Op de websites van deze instanties is informatie over deze instellingen te vinden. De op deze sites getoonde informatie is beperkt en niet altijd actueel. Daarnaast is het niet gemakkelijk om op basis van deze informatie een goed en gefundeerd oordeel te vormen over de kwaliteit en de maatschappelijke prestaties van filantropische instellingen. Om beter in de publieksbehoefte te voorzien zijn andere websites met informatie over filantropische instellingen ontstaan, die ieder op hun eigen wijze, met gebruikmaking van verschillende formats meer transparantie proberen te bewerkstellingen. In een schema (zie bijlage) worden de belangrijkste verzamelwebsites over goede doelen op internet genoemd, waaronder: ANBI-register Belastingdienst Nationaal Register Goede Doelen CBF Goede Doelen Monitor (Independer) Allegoededoelen.nl Goededoelentest.nl Fondsen.org NGO-database.nl Goededoelen.nl. Paradoxaal genoeg maakt elke nieuwe verzamelwebsite die informatie over filantropische instellingen op internet ontsluit de versnippering van informatie groter. Waardoor meer inzicht en transparantie weer lastiger is te realiseren.

2 De Consumentenbond stelde recentelijk dat het zeer moeilijk is om zicht te krijgen op goede doelen en dat het lastig is, de gegevens die wél beschikbaar zijn op waarde te schatten. Critici die geïnterviewd werden door de Consumentenbond zijn het er echter over eens: het ontbreekt aan samenwerking omdat veel spelers in de goededoelenwereld vooral hun eigen belang nastreven 6. Als er niet iets fundamenteel verandert gaan filantropische instellingen door hun gegevens aan diverse verzamelwebsites aan te leveren, zolang elk van deze sites hen elk weer een ander voordeel biedt: een ANBI-status, een keurmerk, een ANBI-logo, een vermelding in de Trouw top 50.... Veel filantropische organisaties die er geen belang bij hebben om bekend te zijn bij een groot publiek, blijven dan bovendien onzichtbaar. De diverse bestaande verzamelwebsites hebben elk hun eigen reden en belang om door te gaan met het ontsluiten van informatie vanuit hun eigen focus en accenten. Die kan financieel-organisatorisch zijn, zoals bij het CBF, of (preluderen op) maatschappelijke impact, zoals de Goede Doelen Monitor van Independer, gevoed vanuit de Kennisbank Filantropie. 20 Naast versnipperd, zijn data vaak incompleet of verouderd. Verder zijn veel filantropische instellingen niet in de data vertegenwoordigd. Omdat van dwang of tucht geen sprake is, zijn organisaties niet altijd geneigd hun gegevens aan te leveren of up to date te houden. De organisaties die door het CBF gekeurd worden en waarvan de informatie op het Nationaal Register Goede Doelen ontsloten wordt, vormen hierop een van de uitzonderingen. Kortom: er heerst grote versnippering en verdeeldheid wat informatievoorziening m.b.t. de filantropische sector betreft, hetgeen het inzicht, de transparantie en eenheid in de manier waarop gegevens worden verzameld en gepresenteerd belemmert. Burgers en andere stakeholders kunnen hier onvoldoende tot een goed oordeel komen. Er is sprake van informatie-asymmetrie. Verantwoording & toezicht: huidig stelsel Binnen het bestaande validatiestelsel wordt op verschillende niveaus toezicht uitgeoefend. In eerste instantie ligt natuurlijk een verantwoordelijkheid bij de organisaties zelf, er dient namelijk toezicht te worden uitgeoefend vanuit het bestuur, de raad van toezicht of het moderamen (afhankelijk van het gekozen bestuursmodel). Directie (dan wel bestuur) leggen verantwoording af aan het toezichthoudend orgaan, over de geleverde prestaties, het (financieel) beleid etc. Stichtingen en verenigingen zijn ingevolge het Burgerlijk Wetboek verplicht een jaarverslag op te stellen, echter, er is geen verplichting dit ook publiek te maken. Sommige organisaties doen dit wel (zie bijvoorbeeld Warchild en Net4Kids) en maken daarnaast nog op andere manieren kenbaar wat ze nastreven, hebben gerealiseerd, etc. (on- of offline). Op deze manier kunnen stakeholders toezicht uitoefenen (waaronder het grote publiek en andere geïnteresseerden). Niet onbelangrijk om op te merken, is dat filantropische instellingen ook onderhevig zijn aan verantwoordingsverplichtingen ten opzichte van financiers. Instellingen die gebruik maken van bepaalde externe financieringsbronnen (bijvoorbeeld van subsidiegevers, fondsen, sponsoren of bijvoorbeeld crowdfunding platforms ) moeten op ver-

RUIMTE VOOR GEVEN - QUICKSCAN VALIDATIESTELSEL FILANTROPIE schillende manieren verantwoording afleggen aan deze geldgevers over de geleverde prestaties (zo vragen veel fondsen bijvoorbeeld een door een RA goedgekeurde accountantsverklaring waarin staat vermeld dat de gedoneerde middelen conform de aanvraag zijn aangewend, etc.). Verder laten bepaalde filantropische instellingen zich vrijwillig auditen door keurmerkverstrekkers als het CBF (het Keurmerk met de meeste keurmerkhouders in Nederland), de RfB (net als het CBF geaccrediteerd door de Raad van Accreditatie), het Keurmerk Goede Doelen en het Keurmerk Goed Besteed (de verstrekker van het zogenaamde ANBI-logo, Stichting Geef Gratis, wordt niet aangemerkt als een keurmerk en is derhalve in deze quickscan niet meegenomen). Hiermee wordt voorzien in onafhankelijk extern toezicht. De bij een brancheorganisatie aangesloten filantropische instellingen hebben te maken met bepaalde vormen van toezicht vanuit deze koepels. De manier waarop of mate waarin dit gebeurt, verschilt per brancheorganisatie. Bij de VFI zijn de verantwoordingsverplichtingen voor leden en daarmee de mate van extern toezicht het meest intensief; de gedragscodecriteria van de VFI zijn verweven in de keurmerkcriteria van het CBF. Omdat leden van de VFI verplicht zijn dit keurmerk te hebben (en te behouden willen zij lid zijn en blijven), is automatisch in extern toezicht in de vorm van een audit voorzien. Omdat transparantie een belangrijk element is van de gedrags- en keurmerkcriteria, zijn de VFI-leden ook in vergaande mate gehouden hun stakeholders en het grote publiek (online) te informeren. Binnen het IF en de FIN is geen sprake van toezicht door middel van visitaties, audits of peer reviews (al dan niet op basis van een door de lid-organisatie verrichte zelfevaluatie). 21 Van de speciale status van de kerken is eerder al gewag gemaakt. Kerkgenootschappen hebben op basis van het vorenstaande (zie in dit kader ook de betreffende bepalingen in het Burgerlijk Wetboek en de Grondwet) een relatief grote vrijheid om te voorzien in eigen regelgeving. Kerkgenootschappen maken bij de inrichting van hun (juridische) structuur gebruik van statuten en kerkorden. Kerkgenootschappen voeren op de naleving op een eigen manier toezicht uit. De kerken hebben ook eigen rechtbanken waar geschillen op het gebied van kerkelijk recht worden beslecht. Deze rechtbanken staan los van de burgerlijke rechtbanken. Extern toezicht door of van overheidswege Naast toezicht door de branchepartners op de leden, de aanbieders van keurmerken, en het grote publiek (of andere stakeholders) via de internetportalen, vindt er nog op andere manieren toezicht van overheidswege plaats. Filantropische instellingen met de rechtsvorm stichting of vereniging vallen onder bepalingen van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Als relevante bepalingen kunnen genoemd worden de verplichting tot het oprichten bij notariële akte, de plicht om een jaarverslag en een jaarrekening op te maken en de verplichte inschrijving in het Handelsregister. Het toezicht op de naleving van fiscale regels door ANBI s wordt uitgeoefend door de Belastingdienst. Een organisatie kan alleen kan worden aangemerkt als een ANBI in-

2 dien deze als zodanig is geregistreerd bij de Belastingdienst. Bij niet naleving van de regels kan de ANBI-status worden ontnomen 7. De Belastingdienst kan, indien er twijfel bestaat over de integriteit van een ANBI of daaraan verbonden persoon, vragen om de integriteit aan te tonen (bijvoorbeeld door het overleggen van een VOG door bestuursleden). Op dit moment biedt de fiscale ANBI-wetgeving de volgende mogelijkheden tot het weigeren of ontnemen van de ANBI-status: 1. De feitelijke werkzaamheden zijn (overduidelijk) niet algemeen nuttig; 2. De ANBI, haar bestuurders of van voor de ANBI gezichtsbepalende personen is onherroepelijk veroordeeld wegens aanzetten tot haat of geweld of plegen van geweld. Uiteraard is het in bepaalde gevallen ook mogelijk dat het Openbaar Ministerie de rechtbank verzoekt een stichting te ontbinden of een bestuurder te ontslaan. Dat is echter een uiterst moeilijke procedure die daarom in de praktijk zelden wordt toegepast. 22 Speciale vermelding verdient het convenant dat het CIO met de Belastingdienst heeft gesloten waarin is bepaald dat ieder kerkgenootschap zich inzet om erop toe te zien dat de zelfstandige onderdelen blijven voldoen aan de ANBI-criteria. Bij twijfel zal de Belastingdienst eerst in contact treden met het kerkgenootschap alvorens wordt overgegaan tot definitieve maatregelen. Bovendien hebben CIO en de Belastingdienst op regelmatige basis contact over de controle, handhaving en toezicht op de uitvoering van de ANBI. In het kader van een komende aanpassing van de termen van dit convenant, zal worden bezien op welke wijze de besteding van de middelen op een lager aggregatieniveau via een ingroeiregeling inzichtelijk kan worden gemaakt. De Algemene Wet inzake Rijksbelastingen biedt de mogelijkheid van de groepsbeschikking. Indien sprake is van een groepsbeschikking hoeft een parochie of kerkelijke gemeente niet zelf een beschikking aan te vragen bij de Belastingdienst. Kerkgenootschappen die aangesloten zijn bij het CIO hebben door middel van een groepsbeschikking de ANBI-status verkregen voor alle tot het kerkgenootschap behorende onderdelen (resp. lichamen waarin verenigd - zie art.2 Boek 2 BW). Wijziging van de Uitvoeringsregeling AWR Ministerie van Financiën Het ministerie van Financiën zal de bestaande eisen m.b.t. de ANBI-status uitbreiden met de eisen zoals verwoord in de motie Omtzigt. Deze eisen betreffen het online openbaar maken van: 1 de naam, het adres en de contactgegevens van de ANBI; 2 de bestuurssamenstelling van de ANBI; 3 een verkorte staat van baten en lasten, waaronder een rubrieksgewijs overzicht van de bestedingen van de ANBI 4 en het beloningsbeleid van de ANBI.