Toelichting hoofdstuk 3: Hygiëne en veiligheid voor publiek



Vergelijkbare documenten
H y g i ë n e r i c h t l i j n e n. Evenementen met dieren

Aflammeren in tijden van Q-koorts

Specifiek bedoeld voor: kinderboerderijen, zorgboerderijen, dierentuinen, en bedrijven met lammetjesaaidagen.

PRAKTISCH Toxoplasmose

Als je buiten op de grond valt en je hebt een diepe wond, wat moet je dan doen? A) Niks B) Een pleister er op plakken C) Naar de dokter gaan

l s c h a p s d i e r e n PRAKTISCH ZOÖNOSEN l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e over houden van huisdieren

2004 Ministerie van VWS: Directie VGP Ministerie van LNV: VWA, Directie VD. Code voor hygiëne op kinderboerderijen in Nederland

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Werkinstructies hygiëne gemeentelijke crisisopvang voor vluchtelingen Oktober 2015, versie 4

65.1 Agrarische kinderopvang

Zicht op Q-koorts. Kernboodschap

Stadswerken. Dierverzorgen. Foto: Hans Kraaijkamp. Informatieblad en handleiding. Groep 5 t/m 8.

Veilig ruimen van pluimvee bij vogelgriep

Papegaaienziekte. (Psittacose) Informatie over de ziekte en de procedures van de NVWA voor vogelhouders en -handelaren

Spoelwormen leven in de darmen van honden en katten.

Niet altijd treden ziekteverschijnselen op. Als er ziekteverschijnselen optreden, gebeurt dat meestal 3-4 dagen na de besmetting.

Verschillen en overeenkomsten Keurmerk kinderboerderijen vs. Goed voor Elkaar / Prima voor Elkaar

Hygiëneprotocol voor melkgeiten- en schapenhouderijen

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter,

PRAKTISCH Hondsdolheid (rabiës)

Protocol Hygiëne & Voeding

PRAKTISCH VACCINATIE VAN DE HOND

Stichting De Lotus kinderopvang/bso Protocol hygiëne.

Wormen. Zorg voor uzelf 12

Wat zijn infectieziekten

Het voorkomen van verspreiding van micro-organismen. donderdag 12 november 2015

Hygiëne Algemeen. Nemen van Hygiënische maatregelen

Factsheet maatregelen Q-koorts 20 mei 2015 (update van versie d.d. 24 november 2011)

Brochure INFORMATIE VOOR OUDERS MET KINDEREN BIJ AGRARISCHE KINDEROPVANG. 15 december

PRAKTISCH Salmonellose

Zwangerschap en vaccinatie tegen Nieuwe Influenza A (H1N1) ZO HOUDEN WE GRIP OP GRIEP

Kinderdagverblijf. Duckie. Ziektebeleid

Kamervragen aan de ministers van VWS en LNV over de explosieve stijging van het aantal Q-koorts gevallen in Brabant

1 Protocol gezondheid

WEES WIJS, GA BESCHERMD OP REIS

Wormen VRAAG OVER UW MEDICIJNEN?

Nieuwsbrief Maart 2014

Vragen en antwoorden over het Schmallenbergvirus Versie 14 februari 2012

WORMEN WAT ZIJN WORMEN WAT KUNT U ZELF DOEN WAT KAN UW APOTHEKER VOOR U DOEN WANNEER KUNT U BETER NAAR UW HUISARTS GAAN APOTHEEK.

Dwarrelende stofdeeltjes kunnen ademhalingsmoeilijkheden opleveren bij astmapatiënten. Door goed schoonmaken wordt het aantal stofdeeltjes verlaagd.

Biologische agentia bij waterschappen. Algemene inleiding. Biologische agentia_werken met kadavers & zieke dieren 2013 v1.1

Antibioticaresistentie in de thuiszorg: Voorkom verspreiding van resistente bacteriën met de standaard (hygiëne)maatregelen!

Werkdocument Hygiëneprotocol Grieppandemie Zuidwester

Hygiëne/infectiepreventie

Vogelgriep-vaccinatie van hobbypluimvee.

Allereerst wensen wij iedereen natuurlijk een beestachtig en gelukkig 2014 toe!

Omgaan met biologische agentia

Regelmatig ontwormen is belangrijk om uw gezin en uw hond te beschermen tegen wormen.

Factsheet maatregelen Q-koorts (12 februari :00 uur)

INFECTIERISICO VERMINDEREN

Vragen en antwoorden m.b.t. de VRE-bacterie

Resultaten van een veldproef met betrekking tot neonatale kalverdiarree

Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)

Handboek dierenweide Park Oog in Al

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

PRAKTISCH GIARDIA BIJ HOND EN KAT

Informatie voor veehouders en medewerkers van bedrijven waar Q-koorts is vastgesteld

GRIEPVACCINATIE Waardoor komt het? Wat zijn de verschijnselen? Adviezen

Stichting De Oude Zustertuin

1 Huisvesting Opname Huisvestingsruimten Klimaat Observatie Huisvesting van dieren 21 1.

WAT ZIJN WORMEN WAT KUNT U ZELF DOEN WAT KAN UW APOTHEKER VOOR U DOEN WANNEER KUNT U BETER NAAR UW HUISARTS GAAN APOTHEEK.NL

Vaccineren van honden Voorkomen is beter dan genezen!

Handen wassen met zeep

Agrarische kinderopvang? Gezond en Veilig! Informatie voor ouders

BCOU PROTOCOL NIEUWE INFLUENZA A H1N1, DE ZOGENAAMDE MEXICAANSE GRIEP, VERSIE 26 AUGUSTUS 2009 / IVK

Bescherm uw huisdier en uw gezin

Hoesten, niezen en neus snuiten in papieren zakdoekje. Zakdoekje direct weggooien. Handen wassen met water en zeep. ZO HOUDEN WE GRIP OP GRIEP

Informatie voor veehouders en medewerkers van bedrijven waar Q-koorts is vastgesteld

PROTOCOL TER PREVENTIE VAN BLOEDOVERDRAAGBARE AANDOENINGEN. Met instemming PGMR mei 2013 MET INSTEMMING

Persoonlijke hygiëne Voor patiënt en bezoeker

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënechecklist Kinderboerderijen. Herziende versie 2017

Protocol Persoonlijke Hygiëne Pluimveeverwerkende industrie

SAMENVATTING MEDEWERKER

BRMO/MRSA BESMETTING informatie voor cliënten en familie

BRMO/MRSA BESMETTING informatie voor cliënten en familie

Beroepsmatig in aanraking komt met levende varkens, vleeskalveren of vleeskuikens.

GD Keurmerk Zoönosen Checklist. Aantal dieren < 1 jaar: Aantal dieren 1 jaar:

PROTOCOL GENEESMIDDELENVERSTREKKING EN MEDISCH HANDELEN

Tele-ARENA (Telefonisch Aangenaam Refereren En Netwerken AMPHI) Zoönose onderzoek

Dragerschap en behandeling van MRSA

Protocol Hygiëne thuiszorg

Informatie over het norovirus

NVOG Voorlichtingsbrochure GROEP B STREPTOKOKKEN EN ZWANGERSCHAP

Ziekteverwekkende micro-organismen dringen via lichaamsopeningen het lichaam binnen:

Ziekenhuishygiëne en infectiepreventie MRSA

Inentingen bij huisdieren deel 2: honden

GEZONDHEIDSINFORMATIE

Informatiebrief Hand-, voet- en mondziekte

Klik om stijl te bewerken

Protocol ziekte, medicijngebruik en ongevallen Peuteropvang d Evelaer

Groep-B-streptokokken en zwangerschap. Poli Gynaecologie

Infecties : Er is een verschil tussen virusziektes en bacteriã«le ziektes. Bij de hond

Teek-it-easy Een spel over... teken!

Informatieblad. Veilig en gezond werken. Lyme-ziekte. bron: website RIVM

Deze informatie is bestemd voor patiënten met een mogelijke of aangetoonde MRSA besmetting.

Opname: na een verblijf in een buitenlands ziekenhuis nadat u in contact bent geweest met varkens of vleeskalveren.

Grieppandemie. Wat moet u weten over een grieppandemie (wereldgriep)?

X C D X C D. landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren CSPE KB. minitoets bij opdracht 1

Ziekenhuishygiëne BRMO

Mocht u vragen hebben dan kunt u terecht bij de leidinggevende van uw locatie.

Transcriptie:

Toelichting hoofdstuk 3: Hygiëne en veiligheid voor publiek Dit hoofdstuk richt zich op maatregelen ten behoeve van de hygiëne en veiligheid. Ook op het verkleinen dan wel voorkomen van een uitbraak van een dierziekte (waaronder zoönosen) op de kinderboerderij. Dit is met name gericht op het publiek. Maatregelen voor personeel en dieren wordt in de betreffende hoofdstukken besproken. Bijlagen en formulieren Hieronder zijn bijlagen te vinden met aanvullende informatie en voorbeeld instructies rondom de criteria in het betreffende hoofdstuk. Criteria 3.1 3.2 3.3 3.3 3.4 3.5 3.8 Titel documentatie Inventarisatie zoönosen en besmettingswegen Voorbeeld instructie: Zoönosenprotocol Hygiënecode voor kinderboerderijen Voorbeeld instructie: Hulsregels bezoekers Risicogroepen (publiek) Informatiebord zwangerschap Handenwasbord Accidenten bij publiek Voorbeeldinstructie: Accidenten Voorbeeld: Hygiënebeleid Bijlage B3-1 B3-2 83-3 B3-4 83-5 82-8 83-6 31 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen > januari 2011

Bijlage B3-1: Zoönosen en besmettingswege Behorende bij criterium: 3.1 Doordat er op kinderboerderijen een groot aantal verschillende diersoorten voorkomen, komen er ook veel verschillende soorten ziektekiemen voor. De meest voorkomende dieren op kinderboerderijen zijn kleine herkauwers (geiten en schapen), konijnen, knaagdieren, cavia's en kippen. Hiernaast komen ook regelmatig varkens, runderen (koeien en kalveren), onevenhoevige (ezels, pony's), eenden, ganzen, zwanen en hoenderachtige (fazanten, pauwen) voor. De meest voorkomende ziektekiemen bij deze dieren zijn vermoedelijk Salmonella, E. coli en Campylobacter, Coxiella (Q-koorts), Cryptosporidium en huidschimmels. Hiernaast komen ook Chlamydia, Pasteurella, Staphylococcus en de veroorzaker van Ecthyma voor. Het grootste risico voor de volksgezondheid vormen echter de veroorzakers van darminfecties bij de mens: Salmonella, E. coli en Campylobacter. Het risico op besmetting met deze bacteriën op een kinderboerderij is echter nog vele malen kleiner dan de risico's die uitgaan van de consumptie van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. Bacteriën in voedingsmiddelen krijgen doorgaans nog wel te maken met een verhittingsstap, waardoor de risico's sterk afnemen. Overzicht zoönosen De onderstaande opsomming is afkomstig uit de hygiënecode voor kinderboerderijen. Dit is een selectie van zoönosen die kunnen voorkomen op kinderboerderijen. In deze code is ook een beschrijving opgenomen bij deze ziektes. Salmonella Campylobacter E. coli (STEC) Q-koorts Cryptosporidium Huidschimmels (ringworm) Chlamydophila Pasteurella Staphylococcus Echtyma (zere bekjes) Toxoplasmose Melkerskoorts (Leptospira hardjo) Yersinia enterocolitica Schurft (scabiës) Hondsdolheid (rabiës) Ziekte van Lyme (Borreliose) Besmettingswegen Op de kinderboerderij zijn verschillende besmettingswegen aanwezig. De kinderboerderij dient in kaartte brengen welke mogelijke besmettingswegen aanwezig zijn, zodat schade aan de gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers en bezoekers zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden. Dieren kunnen ziektekiemen bij zich dragen zonder dat ze er zelf ziek van zijn. Dus gezond ogende dieren kunnen ziektekiemen uitscheiden die bij de mens (ernstige) ziekteverschijnselen kunnen veroorzaken. Blootstelling van de mens aan deze ziektekiemen kan plaatsvinden via direct of indirect contact met dieren. Dit wil zeggen door het aaien/knuffelen van de dieren, tijdens het verzorgen van de dieren, door contact met de mest van dieren die op de vacht van het dier zit of op de grond ligt, enz. Door ontwikkelingen op het gebied van dierziekten en bijvoorbeeld met de komst van nieuwe materialen, dieren en dergelijke kunnen ook nieuwe besmettingswegen ontstaan. Daarom dient de inventarisatie indien nodig regelmatig geactualiseerd worden. In de hygiënecode voor kinderboerderijen worden de volgende besmettingswegen genoemd en omschreven. Mest Voeding Slijm Stof Bloed Kadavers Plaagdieren Meer informatie Hygiënecode voor kinderboerderijen in Nederland (onderdeel van de bijlagen). Op de website www.ziekdoordier.nl zijn alle bekende zoönosen beschreven, ook per diersoort. www.ziekdoordier.nl > kinderboerderijen 32 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Voorbeeldinstructie: Zoönosenprotocol Dit protocol is geschreven voor de werknemers, vrijwilligers en stagiaires van de kinderboerderij met als doel hen voor te lichten over het zoönosen en het voorkomen hiervan. Zoönosen zijn ziekten die van dier op mens kunnen overgaan en andersom. Het is belangrijk om te weten dat zoönosen niet alleen verspreid worden door zieke dieren, maar ook dieren die er gezond uitzien, kunnen ziektes verspreiden. Voor iedereen die met dieren werkt is het belangrijk om op de hoogte te zijn van de risico's met betrekking tot zoönosen. n dit document zal aandacht besteed worden aan: De kans op het oplopen van een zoönose Soorten ziekteverwekkers en zoönosen De wijze waarop een zoönose opgelopen kan worden (besmettingswegen) Het voorkomen van een zoönose Omgang met (een verdenking van) een zoönose Voorlichting aan bezoekers over zoönosen De kans op het oplopen van een zoönose De kans datje een ziekte op de kinderboerderij oploopt, is klein. De kans datje al een keereerder in contact geweest bent met gelijksoortige ziektekiemen is namelijk groot. Alleen op dat moment was de hoeveelheid ziektekiemen niet voldoende om er daadwerkelijk last van te krijgen. Het afweersysteem van het lichaam heeft de ziektekiemen toen opgeruimd. De kans dat je bijvoorbeeld verkouden raakt door buren of klasgenoten is vele malen groter. Echter wanneer je met dieren werkt, dus in direct contact komt met dieren, mest, urine, geboorte-materiaal neemt de kans op een zoönose toe. Je behoort dan tot de zogenaamde risicogroep. Om een goed beeld te krijgen is de onderverdeling gemaakt tussen normale ziektes en beroepsziektes. Hiervan bestaat het grootste deel uit normale ziektegevallen, dat wil zeggen griep, diarree en verkoudheid. Slechts een klein percentage bestaat uit de zogenaamde 'beroepsziekten'. Deze ziektegevallen kunnen overgedragen worden door (intensief) contact met dieren. Dit zijn de zoönosen, waar je als werknemer, vrijwilliger of stagiaire mee in aanraking kunt komen. Hieruit blijkt dus dat de kans op het oplopen van een zoönose klein is.toch is het belangrijk om het risico zo klein mogelijk te houden, goed op de hoogte te zijn van zoönosen en voorzorgsmaatregelen te nemen. Soorten ziekteverwekkers en zoönosen Net als alle andere ziektes, kunnen zoönosen worden veroorzaakt door verschillende soorten ziekteverwekkers. Dit zijn: bacteriën, virussen, parasieten en schimmels. De ziekteverwekkers en bijbehorende zoönosen worden hier toegelicht. Bacteriën: Er komen veel soorten bacteriën voor, maar slechts een klein deel is pathogeen (ziekmakend). Het ziekmakende effect van bacteriën wordt veelal veroorzaakt door de toxines (gifstoffen) die zij produceren. De meeste bacteriën veroorzaken een infectie, nadat andere ziekteverwekkers (zoals virussen) het dier of de mens hebben aangetast. Een groot deel van de bacteriën blijft buiten het lichaam in leven en kunnen dus in de omgeving en in de mest voorkomen. Bacteriën kunnen worden bestreden door antibiotica. Als een bepaald antibioticum lange tijd wordt gebruikt, kunnen bacteriën er minder gevoelig voor worden (resistent). Virussen: Dit zijn heel kleine niet-levende eencellige organisme die zich alleen kunnen vermeerderen in levende cellen van de gastheer. Hierdoor verstoren ze de normale werking van de cel. Virussen zijn niet gevoelig voor antibiotica. Ze zijn moeilijk te bestrijden omdat ze snel van bouw en vorm kunnen veranderen waardoor medicijnen niet meer werken. De meeste virussen blijven buiten het lichaam van het dier of de mens niet lang in leven. 33 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Parasitaire infecties kunnen worden verdeeld in drie hoofdgroepen: 1. Protozoaire infecties: dit zijn eencellige dierlijke organismen, bijvoorbeeld toxoplasmose. Katten kunnen deze parasiet bij zich dragen en verspreiden via de ontlasting. Je kunt besmet raken door het verschonen van de kattenbak (niet door het aaien van een kat) of door te wroeten in de grond als je in de tuin aan het werk bent. Vooral voor zwangere vrouwen is deze parasiet erg gevaarlijk. 2. Worminfecties: een belangrijk voorbeeld is de spoelworm (toxocara). Veel honden en katten zijn besmet met de spoelworm. Via de ontlasting komt deze parasiet in de grond of het zand terecht. Met name jonge kinderen kunnen besmet raken als zij zand of grond binnenkrijgen. 3. Infecties veroorzaakt door geleedpotigen, waaronder insecten (luis) en mijtachtigen (schurftmijt). Schimmels: Schimmels veroorzaken meestal huidinfecties (bijvoorbeeld ringworm). Zij kunnen ook infecties geven aan inwendige organen of longen. Schimmels zijn bijzonder resistent en zijn zeer goed bestand tegen invloeden van buitenaf. Dit betekent dat schimmels vaak lastig te behandelen zijn. De wijze waarop een zoönose kan worden opgelopen (besmettingswegen) Ziektes kunnen op verschillende manieren overgebracht worden. De onderstaande voorbeelden van besmetting zijn op eenvoudige uitgelegde manier van besmettingswegen. Hiervoor is gekozen om duidelijk te maken dat de meest doodgewone handelingen betreft en datje dus altijd de kans loopt om een ziekte op te lopen als je geen eenvoudige hygiënemaatregelen neemt. Mest Mest kan door zijn functie als afvalstof allerlei ziektekiemen bevatten. Tijdens het voeren en verzorgen van de dieren kom je in contact met mest, vooral tijdens het uitmesten van de stallen of het vegen van de plaatsen waar de dieren lopen. Daarnaast zitten ook heel kleine mestdeeltjes in een vacht van een dier. Daarom is het ook belangrijk dat de stallen zelf zo schoon mogelijk zijn, waardoor ook de dieren zelf schoner blijven. Besmetting met ziektekiemen vindt plaats wanneer er mestdeeltjes aan de handen komen door uitmesten of zelfs al door een dier te aaien. Wanneer met deze handen weer etenswaren worden beetgepakt heb je dus een weg van ziektekiemen in mest naar de mens. Slijm (speeksel) Slijm, bijvoorbeeld op de hand gekregen bij het voeren van dieren, kan ook ziektekiemen bevatten. Indien met deze hand iets gegeten wordt, is de ziektekiem binnen en omdat het dan een slijm-slijm besmetting is, zijn de omstandigheden ideaal voor de in het slijm aanwezige ziektekiemen. Stot Stofdeeltjes als huidschilfers kunnen ook een ziekte veroorzaken. Denk aan de allergische reacties van mensen op vogels of konijnen. Hierdoor kan een luchtweg infectie ontstaan. Huidschimmels kunnen zich door de lucht ook van dier naar mens of omgekeerd verplaatsen. Bloed Met bloed kun je in aanraking komen bij behandeling van een verwonding van een dier of tijdens een bevalling. Ook kan er bloed aanwezig zijn in de omgeving van het dier, bijvoorbeeld aan de stalwanden of in het stro. Door er met de handen aan te zitten, kun je, als je een wondje hebt en in het bloed ziektekiemen aanwezig zijn, besmet raken. Beten of krabben van dieren Wanneer je door een dier gebeten of gekrabd wordt, kan er een infectie optreden. Dieren hebben namelijk allerlei bacteriën in de bek, welke kunnen zorgen voor een wondinfectie. Daarnaast levert ook krabben een risico op. Maak de wond(en) direct goed schoon met water, ontsmet deze vervolgens met jodium of sterilon en dek de wond daarna tijdelijk af met een pleister of verband. m indien nodig contact op met een vast personeelslid of een BHV-er van de kinderboerderij. 34 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Het voorkomen van een zoönose Het is in de eerste plaats belangrijk om de dieren zo gezond mogelijk te houden, de omgeving zo schoon mogelijk om daarmee te voorkomen dat degene die de dieren verzorgt of de bezoekers een zoönose oplopen. Hieronder staan de maatregelen genoemd die van belang zijn. Gezondheidszorg dieren In de eerste plaats zorgt de kinderboerderij vooreen goede gezondheid van de dieren. Wanneer een dierziek is of het gedraagt zich afwijkend, dan moet dit direct worden gemeld bij één van de medewerkers. Een ziek dier wordt zo nodig apart geplaatst van publiek en indien nodig wordt de dierenarts ingeschakeld. De gegevens en de eventuele behandeling worden genoteerd. Quarantaine Met quarantaine wordt bedoeld dat zieke of nieuwe dieren een tijdje geheel apart worden geplaatst van de andere dieren en de bezoekers om besmettingen te voorkomen. Deze dieren moeten apart verzorgd worden en de kleding die gedragen is in de quarantaineruimte mag niet gedragen worden tijdens de verzorging van de andere dieren. Op dit moment kan de kinderboerderij wel dieren apart plaatsen, maar is er nog geen echte aparte quarantainestal beschikbaar. Het is de bedoeling dat deze in de toekomst gerealiseerd wordt. Verlospak bij bevallingen Tijdens bevallingen van geiten, schapen, koeien of varkens en ander dieren kom je in aanraking met geboortemateriaal, zoals vocht, slijm en bloed. Bij iedere bevalling wordt gebruik gemaakt van een verlospak en laarzen. In sommige gevallen, zoals bij een abortus (geboorte dode jongen) kunnen er veel ziektekiemen vrijkomen, die ook gevaarlijk zijn voor mensen, met name zwangere vrouwen. In dat geval worden ook wegwerphandschoenen gedragen en wordt alle kleding na gebruik grondig ontsmet. Hou er rekening mee dat de overdracht van ziektekiemen ook via kleding kan plaatsvinden. Aandachtspunt zwangere vrouwen Zwangere vrouwen mogen niet bij een bevalling van een dier aanwezig zijn. Bij een bevalling of een abortus (geboorte dode jongen) kunnen ziektekiemen vrijkomen die schadelijk kunnen zijn voor een zwangere vrouw of de ongeboren baby. Ook ieder contact met (hoog)drachtige dieren, pas bevallen dieren, jonge dieren en geboortematerialen moet vermeden worden. Daarnaast kunnen ziektekiemen worden verspreid via de gedragen kleding, de gebruikte doeken en materialen en zelfs via de lucht. Goede hygiëne is erg belangrijk. Handen wassen en werkkleding Het wassen van de handen met water en zeep na het uitmesten, tussen de werkzaamheden door en voor het eten is één van de simpelste maatregelen, maar ook één van de belangrijkste maatregelen die er genomen kan worden. Daarnaast is het belangrijk om tijdens uitmestwerkzaamheden laarzen en een overall te dragen. Indien nodig kunnen er ook wegwerphandschoenen gedragen worden (bijv. bij behandeling van zieke dieren of weghalen dode dieren). Contact met mest beperken Mest is één van de belangrijkste besmettingsbronnen. Het is belangrijk dat bezoekers zo min mogelijk in contact kunnen komen met mest. Hou het erf schoon, dus laadt de kruiwagen niet te vol en zorg datje onderweg naarde mesthoop geen mest verliest. De kruiwagen mag tot aan de rand geladen worden. Mest, stro en ander vuil mag dus niet over de rand komen. Mocht er toch mest op het erf of in een bezoekersruimte terechtkomen, veeg dit dan direct weg. Ook is het belangrijk dat de stallen zo schoon mogelijk blijven, zodat ook de vacht van de dieren schoon blijft. Dieren met diarree Diarree kan veel verschillende oorzaken hebben, waaronder besmetting met parasieten of bacteriën. Met name een aantal bacteriën zijn ook veroorzakers van verschillende zoönosen. Bij dieren met diarree moetje dus extra opletten. Vooral jonge dieren, zoals geitjes en lammetjes zijn hier erg gevoelig voor. Dieren met diarree (en evt moeder en jongen uit dezelfde worp) moeten dus direct apart worden gezet van het publiek en liefst ook van andere dieren, vanwege het risico op besmetting. De dieren met diarree worden schoongemaakt (bijv. vacht wassen) en behandeld. De rest van de dieren wordt goed in de gaten gehouden en het verblijf wordt schoongemaakt. 35 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Afdekken zandbak en kattenbakken De zandbak bij de speeltuin voor de jongste kinderen moet iedere avond met een zeil worden afgedekt om te voorkomen dat de katten deze als kattenbak gebruiken. Via kattenpoep kunnen mensen besmet raken met onder andere toxoplasmose (met name een risico voor zwangere vrouwen). Daarnaast kunnen katten spoelwormen hebben. Door contact met besmette spoelwormeitjes kan toxocarose opgelopen worden, een ziekte die oogproblemen en zelfs blindheid kan veroorzaken of andere vervelende lichamelijke klachten. Met name (jonge) kinderen vormen hiervoor een risicogroep. Zij steken hun handen nogal eens in hun mond en kunnen op deze manier besmet raken. Ook andere ziektes kunnen via kattenpoep verspreidt worden. Aandachtspunten bil ziekte/ risicogroep Ben je zelf ziek, bijvoorbeeld grieperig of heb je koorts? Ook dan behoor je tot de risicogroep, want je immuunsysteem is immers onderdrukt. Blijf dan lekker thuis totdat je weer beter bent. Beterschap! Preventieve vaccinatie tetanus Als je veel met dieren werkt, wordt het aangeraden om beschermd te zijn tegen tetanus. Dit is een gevaarlijke aandoening die wordt veroorzaakt door een bacterie. Deze bacterie kun je oplopen als je gebeten bent door een dier of wanneer straatvuil in een open verwonding terechtkomt. De aandoening wordt ook'wondkramp'of'kaakklem' genoemd en veroorzaakt onder andere spierkrampen. Veel mensen hebben op jonge leeftijd een vaccinatie hiertegen gehad. Dit vaccin beschermd gedurende een aantal jaren tegen tetanus. Wanneer het vaccin verlopen is, kun je bij de huisarts opnieuw gevaccineerd worden. Vaccinatie Tetanus bij beet of verwonding Bij dierenbeten of andere risicovolle verwondingen, waarbij je in contact bent gekomen met (straat)vuil is het zeer belangrijk beschermd te zijn tegen tetanus. Informeer in geval van beten of verwonding altijd zo snel mogelijk bij de huisarts of HAP en vraag na of de vaccinatie nog geldig is of dat er opnieuw gevaccineerd moet worden. Dit moet voor iedere mogelijke besmetting namelijk opnieuw bekeken worden. Een vaccinatie moet binnen 24 uur na de beet of verwonding plaatsvinden. Omgang met (een verdenking van) een zoönose Mocht er onverhoopt toch een dier een zoönose oplopen of kom je er zelfs zelf mee in aanraking dan is het belangrijk om te weten hoe je moet handelen. Hieronder volgt het stappenplan dat de kinderboerderij volgt bij de verdenking van een zoönose bij een dier. Ook is het belangrijk om te weten watje moet doen als je zelf mogelijk een zoönose hebt opgelopen. Bij de mens Als je met klachten naar de huisarts gaat en je hebt contact gehad met dieren, kan er mogelijk sprake zijn van een zoönose. Meld bij klachten of verdenkingen bij de (huis)arts dat je ook met dieren werkt. Dit geldt bij ziekte, maar ook voor afwijkingen aan de huid, zoals rode plekken, jeuk of bulten. Probeer zoveel mogelijk informatie aan de arts door te geven. Vertel met welke dieren je in contact bent geweest en op welke manier (verzorging, mest) en eventuele bijzonderheden (in aanraking geweest met een ziek dier of met het dier tijdens of na een bevalling). Dit maakt het voor de arts makkelijker om een diagnose te stellen (vaststellen welke ziekte het is), omdat niet alle artsen direct stilstaan bij de mogelijkheid dat er sprake kan zijn van een zoönose. De melding van een zoönose Als de (huis)arts constateert datje een zoönose hebt opgelopen op de kinderboerderij, dan meld je dit zo snel mogelijk op de kinderboerderij, zodat er maatregelen genomen kunnen worden. Vermeld om welke zoönose het gaat, via welke diersoort het (waarschijnlijk) is overgebracht en wat voor behandeling er gaat volgen. Dit is belangrijk om te voorkomen dat er meer medewerkers, vrijwilligers, stagiaires of bezoekers ziek worden. Een aantal ziekten zijn meldingsplichtig. De huisarts of het ziekenhuis zal deze ziektes melden aan de meldkamer van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA). Zij houden per jaar bij welke ziektes er worden gemeld en nemen indien nodig maatregelen. 36 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Bij het dier Wanneer een dier (dieren) een ziekte of aandoening heeft die mogelijk besmettelijk is voor de mens en andere dieren volgen wij het volgende stappenplan. Het dier wordt alleen verzorgd door het vaste personeel of iemand die hier door hen voor wordt aangewezen. Stappenplan bij (verdenking van) een zoönose bij een dier 1. Het dier wordt direct apart gezet, zodat publiek en vrijwilligers/ stagiaires er niet meer mee in contact kunnen komen. 2. Indien onbekend is wat het dier mankeert, laten we zo snel mogelijk de dierenarts komen. 3. Het verblijf/ stal en de omgeving waar het dier gestaan heeft wordt goed schoongemaakt. Hierna wordt ook ontsmet. 4. Het dier wordt apart verzorgd en behandeld, indien mogelijk één keer per dag (liefst maximaal één persoon). Dit wordt bij voorkeur gedaan vlak voor sluitingstijd (nadat de andere dieren zijn verzorgd). 5. Het voer en de bodembedekking wordt (indien mogelijk) in de buurt van het dier bewaard. Hierover worden goede afspraken gemaakt. 6. De kleding die wordt gedragen bij het verzorgen van het dier wordt in de buurt van het dier bewaard. Er worden laarzen gedragen met gladde zolen, een (wegwerp)overall en wegwerphandschoenen. 7. Na het verzorgen van het dier is er bij voorkeur geen contact meer met soortgenoten van het dier of andere dieren (indien deze ook besmet kunnen raken). 8. Indien mogelijk worden de mensen voorgelicht die (mogelijk) in contact zijn geweest met het dier en hen wordt uitgelegd waar ze op moeten letten. 9. De stalgenoten/ soortgenoten van het dier worden goed in de gaten gehouden. Desnoods wordt de stal tijdelijk afgesloten bij de mogelijkheid van meer besmettingen. 10. Het is ook belangrijk om op het besmettingsrisico voor eigen (huis)dieren te letten. Voorlichting aan bezoekers over zoönosen De groep die het meest gevoelig is voor zoönosen, zijn mensen met een verminderde weerstand. Hieronder vallen kinderen, ouderen, mensen die een (chronische) verminderde weerstand hebben en zwangere vrouwen. Het is belangrijk dat bezoekers goed voorgelicht worden over de risico's en de hygiëneregels. Dit gebeurt door middel van borden (handenwasbord, bord zwangere vrouwen). Daarnaast is het belangrijk dat bezoekers zomin mogelijk in aanraking komen met mest, zieke dieren en dieren die bevallen of net bevallen zijn. Bezoekers mogen om deze reden niet aanwezig zijn bij de bevalling van een dier. 37 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Bijla Behorende bij criterium: 3.3 eis öezoeicers In de huisregels voor bezoekers wordt aandacht besteed aan: omgang met de dieren, omgangsregels en ongewenste gedragingen, ehbo, waarschuwing bij onraad, procedure bij klachten (en verbetervoorstellen) en hygiëneregels. Omgang met dieren Kinderboerderijen hebben als doel om bezoekers in contact te laten komen met dieren. Dit contact moet op een verantwoorde wijze plaatsvinden, zodat het voor mens en dier een positieve ervaring is. Echter niet voor alle bezoekers is het vanzelfsprekend om met dieren om te gaan. Daarom is het verstandig om bezoekers erop te wijzen hoe zij met dieren moeten omgaan. Voorbeelden van regels zijn: bezoekers zijn vriendelijk voor de dieren. Laat de dieren naar je toekomen. Aaien mag altijd. bezoekers tillen dieren niet zomaar op en jagen ze niet achterna. bezoekers halen geen dieren uit hun verblijven. Wees altijd voorzichtig. Onze dieren zijn gewend aan mensen, maar kunnen onverhoopt wel een keer bijten of trappen. Dieren blijven tenslotte dieren. bezoekers mogen een hond meenemen, mits deze aangelijnd is en de dieren met rust laat. bezoekers mogen de dieren niet voeren met meegebracht voedsel. Dit wordt achtergelaten in de tonnen bij de ingang. Voer is verkrijgbaar in de voerautomaten. Omgangsregels en ongewenste gedragingen Op kinderboerderijen gelden regels waarin staat hoe verwacht wordt dat met elkaar wordt omgegaan. De onderstaande regels lijken vanzelfsprekend, maar door ze ook te vermelden als huisregels zijn bezoekers hier makkelijker op aan te spreken. Maak eventueel afspraken met de wijkagent of politie wat er gedaan wordt als bezoekers zich (ernstig) misdragen. Voorbeelden van regels zijn: bezoekers zijn vriendelijk voor elkaar, de medewerkers en vrijwilligers bezoekers houden het erf schoon en gooien hun afval in de afvalbakken bezoekers zijn zuinig op de aanwezige spullen bezoekers fietsen, skeeleren en voetballen niet op het erf het gebruik van alcohol en drugs is niet toegestaan op het terrein roken is niet toegestaan in de stallen en gebouwen. Sigarettenpeuken in de daarvoor bestemd asbakken en niet op de grond. ongewenst gedrag en (seksuele) intimidatie wordt niet getolereerd. Volg altijd aanwijzingen op van personeel of vrijwilligers. Wanneer er problemen en/ of klachten zijn, wendt u zich dan tot één van onze personeelsleden of vrijwilligers. Bij het niet houden aan de regels kan in samenwerking met de wijkagent de toegang tot het terrein worden ontzegd. Bij onraad Bij onraad kunt u contact opnemen met de beheerder op nummer 06-12345678 Bij spoed (brand, inbraak etc.) belt u altijd het alarmnummer: 112 EHBO Mocht er onverhoopt een ongeluk(je) gebeuren en heeft u EHBO nodig, waarschuw dan één van onze medewerkers. Zij zijn opgeleid tot BHV-er en kunnen eerste hulp verlenen of u doorsturen. In de [locatie] is een verbandtrommel. Registratieformulier klachten en verbetervoorstellen Bij klachten of ideeën voor verbetering is er een speciaal formulier dat u kunt invullen. Deze formulieren vindt u in de [locatie]. Hygiëneregels voor bezoekers In latere bijlagen bij dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan hygiëne voor bezoekers en informatieborden. 38 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Behorende bij criterium: 3.4 Risicogroepen worden ook wel YOPI's (Young, Old, Pregnant and Immuno-compromised) genoemd. Dit wil zeggen: jonge kinderen, oudere mensen, zwangere vrouwen en mensen met een verminderde weerstand (als gevolg van een ziekte of een bepaald medicijn gebruik). Kwetsbaren lopen verhoogde risico's op het gebied van gezondheid en veiligheid. Omdat juist deze risicogroepen het grootste deel van de bezoekers van kinderboerderijen uitmaken, is het verlagen van de infectiedruk op de kinderboerderijen door een goed hygiënemanagement van extra groot belang. In stallen/hokken komen ziektekiemen voor die specifiek voor de risicogroepen extra gevaar kunnen opleveren. Het moet voorkomen worden dat deze groep mensen in aanraking komt met zieke dieren of dieren die verdacht zijn van besmetting met bepaalde ziektekiemen. Tevens lopen risicogroepen een verhoogd risico op besmetting bij de geboorte van dieren en zeker bij aborterende dieren. Het goed en regelmatig handen wassen is bij deze groep van extra groot belang. Hierbij kan bijvoorbeeld geadviseerd worden niet in de dierverblijven te komen en aanraking met (risicovolle) dieren te vermijden. Ook moet er aandacht geschonken worden aan seizoensgebonden risico's (bijvoorbeeld het lammerseizoen). Jonge kinderen Jonge kinderen hebben nog niet zoveel weerstand opgebouwd als een volwassene. Hierdoor is de kans om besmette raken groter. Vooral jonge kinderen steken hun handen en andere voorwerpen makkelijk in hun mond. Deze kunnen bevuild zijn met bv. mest. Dit vormt hierdoor een extra risico op besmetting. Om de risico's te verkleinen is het belangrijk de hygiënische maatregelen van de boerderij te volgen: Was de handen met water en zeep na aanraken van de dieren. Was de handen met water en zeep voordat er iets gegeten wordt. Vermijd het aanraken van gezicht en mond voordat de handen gewassen zijn. Niet eten en drinken in de dierweiden maar alleen op de daarvoor aangewezen plaatsen. Zwangere vrouwen Als u zwanger bent, adviseren wij u om met onderstaande zaken rekening te houden. Dieren kunnen ziektekiemen bij zich dragen die gevaarlijk kunnen zijn voor u en uw ongeboren kind: U kunt tijdens uw zwangerschap beter niet in de geitenwei en in de stallen komen. (Drachtige) geiten en schapen kunnen ziektekiemen bij zich dragen. Vanaf [maand] worden er weer jonge geitjes en lammetjes geboren. Deze periode vormt voor zwangere vrouwen een extra risico. Wij adviseren u om niet in de kraamstal te komen. Wij adviseren u om de geiten en schapen niet te aaien en contact met de mest, stro en voer vermijden. Vermijd ook contact met mest van andere dieren Was altijd goed uw handen met water en zeep na een bezoek aan de kinderboerderij of voordat u iets gaat eten. Oudere mensen Naarmate u ouder wordt neemt uw weerstand af waardoor de kans op een infectie toeneemt. Om de risico's te verkleinen is het belangrijk de hygiënische maatregelen van de boerderij te volgen: Was de handen met water en zeep na aanraken van de dieren. Was de handen met water en zeep voordat er iets gegeten wordt. Vermijd het aanraken van gezicht en mond voordat de handen gewassen zijn. Niet eten en drinken in de dierweiden maar alleen op de daarvoor aangewezen plaatsen Mensen met een verminderde weerstand Doordat u een verminderde weerstand heeft, is de kans op een infectie groter. Om de risico's te verkleinen is het belangrijk de hygiënische maatregelen van de boerderij te volgen: Was de handen met water en zeep na aanraken van de dieren. Was de handen met water en zeep voordat er iets gegeten wordt. Vermijd het aanraken van gezicht en mond voordat de handen gewassen zijn. Niet eten en drinken in de dierweiden maar alleen op de daarvoor aangewezen plaatsen 39 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

BENT U IN VERWACHTING? ALS U ZWANGER BENT. ADVISEREN WU U OM MET HET VOLGEN DE REKENING TE HOUDEN DIEREN KUNNEN NAMELUKZIEKTEKIEMEN BIJ ZICH DRAGEN DIE GEVAARLIJK KUNNEN ZUN VOOR U EN UW ONGEBOREN KIND. Houdt er rekening mee dat * U kunt tijdens uw zwangerschap beter niet in de geitenwei en in de stallen la)men.geiten en schapen kwinen de parasiet teoplasmose (ook wd bekend van de kattenbak). maar ook andere ziektekiemen bij zich dragen - In het voorpar [meestal van februari lot mei) worden er weer jonge geitjgs en lammetjes geboren, oeze periode vormt voor zwangere vrouwen een extra r'eioo- Wij advisefen u om de geiten en schapen niet te aaien en contact met de mest, stm en voervernifden. Vermijd ook contact met mest van andere dieren. - Was altijd goed uw handen met water en zeep na een bezoek aan de kindertooefderi of voordat u iets gas* eten. - Heeft u vragen? m dan contact op met de beheerder. Stichting KinderBoeiderijen Nederlend - www kin derboe retenjerml c O) o.q ai T3 C 2 c E 3 Ol c u\ IQ

Bijlage B3-5: Handenwasbord Behorende bij criterium: 3.5 IN T O " - * I * w ai 1 3r 3 -' ïl 1 fi ill " ff 5:3 3 *> n 1 I 2 ^ il S»- 1 i 2 SS t m 2 1 ^ fi» ai 1 ii pit ii i u\ * 1'" «3 " 1 f 2 -i o. =» ft, «P - 3 I - o «(p O» CL 5 S 3 to re fti ^ -g ft, «P CD ft) N! n 3" < O O "1 a. ai O w. 3 3 O rp O. w. ftl» 3 O) CU Cu CL (O ft 3 «> 01 & < z aj <P 03 fl> -I (O ^ SU 3 01 _ H- 3" 3 IQ 5 ai ai m > m > m 41 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

p lage ÖJ - &: woomeei'öis nygmneiqëmm Behorende bij criterium: 3.8 In het hygiëneprotocol kan worden opgenomen wanneer en op welke wijze wordt schoongemaakt. Dit heeft betrekking op de stallen, erf, bedrijfsgebouwen en sanitaire ruimtes. Hieraan moeten poetslijsten worden gekoppeld, zodat afgekruist kan worden wanneer er schoongemaakt is. De hygiënecode voor kinderboerderijen is een belangrijke leidraad voor het opstellen van een hygiëneprotocol. Voorbeeld hygiëneprotocol Reinigen stallen, verblijven en andere ruimtes Ben je bezig met een dierverblijf tijdens openingstijd sluit de stal/ ruimte dan even af met de roodwitte ketting, zodat duidelijk is dat bezoekers daar even niet langs kunnen. Bij het schoonmaken van de stallen en verblijven gelden een aantal belangrijke regels: Zorg dat de drink- en voerbakken schoon en vrij van mest zijn. Gebruik schoon gereedschap en een schone kruiwagen. Vermijd zoveel mogelijk contact met mest. Voorkom het morsen van mest/ strooisel uit kruiwagen of veeg dit zo snel mogelijk op. Maak na het reinigen de gebruikte materialen {schep, riek, kruiwagen, emmer etc.) schoon en zet ze terug. Dagelijkse reiniging erf geitenweide Gebruik de veegmachine of de bladblazer om het plein schoon te vegen naar het zand. Gebruik een bezem om op, onder en rondom het geitentoestel de mest weg te vegen. Hark alle mest en stro van het zand op en voer het af in een kruiwagen naar de mesthoop. Dagelijkse reiniging dierverblijven Verwijder strooisel, mest, voederresten, en dergelijke zodat deze bezemschoon is. Vul aan met vers stro of zaagsel. Maak de materialen schoon en zet ze weer terug. Wekelijkse reiniging dierverblijven Haal losse voerbakken en andere voorwerpen uit de stal. Verwijder hierna strooisel, mest, voederresten, en dergelijke uit de stal zodat deze bezemschoon is. Maak een reinigingsmiddel aan Halorein (1 kopje/ liter) en verwijder mest- en voederresten van de wanden, vloer en andere oppervlakten. Spoel na met schoon water. Maak de stal droog met trekker of doek voordatje nieuw strooisel/hooi/stro in de stallen legt. Maak de materialen schoon en zet ze weer terug. Extra reiniging dierverblijf Een dierverblijf dat erg vies is, leeg komt te staan of waarin nieuwe dieren worden geplaatst moet extra gereinigd worden met Halorein (1 kopje/ liter). Gebruik een schrobborstel om de vloer en wanden schoon te schrobben. Spoel na met water en laat drogen en bedek de bodem met schoon stro. Desinfecteren dierverblijf/ quarantaine Een dierverblijf waarin zieke dieren hebben gezeten moet gedesinfecteerd worden met Halamid-D (10 gram/liter. Schrob vloer en wanden goed en laat Halamid 20 minuten laten intrekken, spoel na met water. Laat drogen en bedek de bodem met schoon stro. Alle schoonmaakmiddelen staan in de magazijnkast. Zet ze daar na gebruik ook weer terug. 42 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Schoonmaken verbliifsruimtes en sanitair Kantine boerderij dagelijks Ruim de tafels en de rest van de kantine op. m met een vochtige doek de tafels af en zet de stoelen op tafel. Leeg de vuilnisbakken en voorzie deze van een nieuwe vuilniszak Veeg de kantine en dweil deze. wekelijks Maak alle stoelen schoon. Maak de vuilnisbakken schoon. Maak de deuren en deurknoppen schoon Etc. Keuken Dagelijks Doe de afwas/ ruim de afwasmachine in. Ruim de keuken op en maak vuile plekken schoon. Veeg de keuken schoon en dweil deze. wekelijks Reinig de hele keuken met [naam schoonmaakmiddel]. Veeg de vloer en dweil hem daarna met [naam schoonmaakmiddel]. Etc. Toiletruimte (dagelijks!) Vul indien nodig zeepdispenser, papieren handdoekrol en toiletrollen aan. Leeg de vuilnisbak en vuilnisbakjes in damestoilet en vervang de zakken. Veeg de vloer en dweil deze. Schoonmaken toiletten: Gebruik een schoon doekje en gebruik [naam schoonmaakmiddel]. Gebruik de WC-schoonmaakemmer. Laat de toiletpotten inweken met schoonmaakmiddel en borstel deze schoon. Maak de toiletbril en toilet schoon. Schoonmaken rest van de toiletruimte: Gebruik een schoon doekje (andere dan voor het toilet) Maak schoon met [naam schoonmaakmiddel]: wastafel, kraan, zeepdispenser, wanden, deuren en deurknoppen, lichknopjes en buitenkant vuilnisbakken. Maak de babyverschoontafel schoon. Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) Maak bij het reinigen of desinfecteren van stallen, verblijven en andere ruimtes gebruik van de PBM die je worden aangeboden, zoals wegwerphandschoenen en mondkapje. 43 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Bijlagen hoofdstuk 4: Dieren en dierenwe In dit hoofdstuk worden de maatregelen ten behoeve van de dieren en het welzijn van de dieren. Dit richt zich zowel op de hygiëne, wet- en regelgeving als ook het dierbeleid op de kinderboerderij. Bijlagen Hieronder zijn bijlagen te vinden met aanvullende informatie en voorbeeld instructies rondom de criteria in het betreffende hoofdstuk. Criterium 4.1 4.2 4.4 4.5 4.9 4.10 4.11 4.12 4.15 4.16 4.17 4.21 Titel documentatie Hygiënecode kinderboerderijen Vaccinatie en gezondheidsprogramma's De quarantaine Handleiding bevallingen Voorbeeld instructie: handleiding bevallingen (geiten en schapen) Bord'Niet voeren' Grondwater Identificatie en Registratie (l&r) Vervoer van dieren Destructie Voorbeeld instructie: Destructieprotocol Besmettelijke dierziekten Reinigings- en ontsmettingsplaats Diergeneesmiddelen Voorbeeld: Fokbeleid Bijlage B3-2 B4-1 B4-2 B4-3 B4-4 B4-5 B4-6 B4-7 B4-8 B4-9 B4-10 B4-11 B4-12 44 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

n- progn Behorende bij criterium: 4.2 Vaccinaties >4-1 s Vaccinal Voor het (verplicht) vaccineren van dieren wordt er onderscheid gemaakt tussen het bedrijfsmatig of hobbymatig houden van dieren. en g( mt Chlamydophila: bacterie die abortus kan veroorzaken. Dit is een zoönose en vooral een risico voor zwangere vrouwen. Kinderboerderijen kunnen door middel van bloedonderzoek hun dieren laten testen en bepalen of zij vrij zijn van Chlamydophila. Pluimvee In Nederland is het verplicht om bedrijfsmatig gehouden kippen en kalkoenen te vaccineren tegen Newcastle disease (NCD). Dit geldt ook voor hobbypluimvee en postduiven die deelnemen aan tentoonstellingen en wedstrijden. Voor overig hobbypluimvee is dit niet verplicht. Varkens Voor kinderboerderijen die de hobby/ recreatiedierenstatus (max. 5 varkens tot 25 kg) hebben is het mogelijk om hun dieren te vaccineren tegen vlekziekte en de ziekte van Aujesky. Dit is niet verplicht. Schapen Zwoegerziekte: Virusziekte die diverse aandoeningen kan veroorzaken. Door middel van herhaald bloedonderzoek kan een bedrijf/ kinderboerderij zwoegervrij verklaard worden. De kinderboerderij ontvangt hiervoor een certificaat en moet blijven voldoen aan een aantal voorwaarden. Chlamydophila: bacterie die abortus kan veroorzaken. Dit is een zoönose en vooral een risico voor zwangere vrouwen. Kinderboerderijen kunnen door middel van bloedonderzoek hun dieren laten testen en bepalen of zij vrij zijn van Chlamydophila. Geiten/schapen Verplicht: vaccinatie tegen Q-koorts Vrijwillig: vaccinatie tegen Blauwtong Paard/ezel Indien paarden of ezels deelnemen aan een keuring is de vaccinatie tegen Influenza verplicht. Dit wordt vaak gecombineerd met de vaccinatie tegen Tetanus. Rund Er zijn diverse gezondheidsprogramma's voor runderen. Deze zijn vooral gericht op de melkveehouderij. Aangeraden wordt om dieren aan te kopen van bedrijven die vrij zijn van Leptospirose en Salmonellaonverdacht. Dit zijn namelijk ook zoönosen. De status van het herkomstbedrijf wordt aangegeven op de 'Eigen Verklaring'. Naast de genoemde vaccinaties zijn er nog meer vaccinaties mogelijk. Gezondheidsprogramma's Er zijn een aantal gezondheidsprogramma waar een kinderboerderij aan mee kan doen. Deze programma's zijn vrijwillig en dus niet verplicht. De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) is uitvoerder van deze programma's. Geiten CL: bacterie die ontstekingen en abcessen veroorzaakt aan de lymfeklieren. Deze ziekte is ook een zoönose. CAE: Virusziekte die diverse aandoeningen kan veroorzaken. Door middel van herhaald bloedonderzoek kan een bedrijf/ kinderboerderij CAE/ CL-vrij verklaard worden. De kinderboerderij ontvangt hiervoor een certificaat en moet blijven voldoen aan een aantal voorwaarden. Leptospirose: bacterie die veranderingen in de melk of melkproductie kan veroorzaken. Soms abortus. Dit is ook een zoönose. De meeste melkveebedrijven zijn hier al vrij van. Salmonellose: Bacterie die hoge koorts, diarree, verwerpen en sterfte kan veroorzaken. Vooral kalveren zijn gevoelig. Dit is ook een zoönose. Bedrijven die niet verdacht zijn kunnen de status Salmonella-onverdacht krijgen. Verder zijn er programma's voor IBR-vrij, BVD Virus-vrij en Paratuberculose. 45 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Behorende bij criterium: 4.4 eqparantaine Quarantaineruimte De quarantaine is een ruimte goed afgescheiden van de rest van de stallen en met aparte/gescheiden stalventilatie. Hoe groter de afstand tot het eigenlijke bedrijf, hoe beter dit is. Aanbevolen wordt om de quarantaineruimte als volgt in te richten: Bij de quarantainestal hoort een hygiënesluis met ontsmettingsbak/mat waar gewisseld wordt van overall en laarzen en de handen worden gewassen. De goed te reinigen ontsmettingsbak bij entree tevens gebruiken bij het verlaten van het gebouw. In de ruimte is (bij voorkeur) stromend water om kleding en gebruikte materialen te reinigen en te desinfecteren. Er is een handenwasgelegenheid met zeep en wegwerpdoeken aanwezig. Er wordt aparte bedrijfskleding en laarzen gebruikt voor het betreden van de quarantainestal om te voorkomen dat ziekten worden overgedragen. Er wordt tevens apart gereedschap gebruikt in de quarantainestal. Uiteraard wordt gereedschap, kleding en (mest)afval apart gehouden. Bij voorkeur (indien mogelijk) worden de dieren in de quarantainestal aan het eind van de dag verzorgd. Zorg dat het gebouw duidelijk niet toegankelijk is voor publiek, liefst op een afgelegen plek staat op de boerderij. Zo creëer je een buffer voor het publiek (denk aan zoönosen). Is dit niet mogelijk, dan kan bv. bij een besmetting een deel van het terrein worden afgesloten. Mogelijkheid om gebouw in tweeën op te delen: stalgedeelte en werkruimte voor bijv de dierverzorging / dierenarts, opslag medicijnen, voer, strooisel, werkkleding, gereedschap etc. Afvalbak met stevige vuilniszakken die goed afsluitbaar en te desinfecteren zijn aan de buitenkant wanneer ze gevuld zijn, om verontreinigde materialen en besmette mest verantwoord te kunnen afvoeren. Dieren moeten voor behandeling individueel aangebonden/gefixeerd kunnen worden. De quarantaineruimte is goed te reinigen en ontsmetten (vloer, wanden, plafond, inrichting). Quaraintaineprotocol Wanneer er zieke dieren zijn, kunnen deze apart worden gezet in de quarantainestal. Ook bij een abortus wordt het moederdier en eventuele overige jongen apart gezet. Daarnaast worden nieuwe dieren apart gezet. Hieronder is een voorbeeld te vinden van een protocol. Deze kan naar de eigen situatie aangepast worden. In het protocol is te vinden wat er moet gebeuren, welke regels er gelden en welke maatregelen er genomen moeten worden wanneer een dier ziek wordt. Hoe te handelen in de quarantainestal Wanneer er een ziek dier is, wordt deze in overleg met de beheerder apart gezet in de quarantainestal. In de quarantainestal gelden verschillende hygiënemaatregelen bij besmettelijke ziekten/zoönosen of bij abortus: Eerst moeten de gezonde dieren worden verzorgd. Trek een (wegwerp)overall en schoenhoezen aan. Draag wegwerphandschoenen om overdracht van ziektekiemen te voorkomen. Nadat de zieke dieren verzorgd en gevoederd zijn, gooi je de wegwerpoverall en schoenhoezen weg, zodat er geen uitwisseling van ziektekiemen mogelijk is via kleding. Indien een gewone overall wordt gebruikt, dan wordt deze bewaard in de quarantainestal. Deze moet apart worden gewassen van andere kleding, minimaal 60 graden en volledig wasprogramma. Gebruiksvoorwerpen zoals touwen, halsters, emmers en dergelijke die bij zieke dieren gebruikt worden mogen de quarantainestal -of weide niet verlaten. Voer en strooisel voor het dier wordt zo mogelijk in dezelfde ruimte bewaard. Risicogroepen (zoals zwangere vrouwen) mogen niet in contact komen met (zieke) dieren in quarantaine. Bij twijfel wordt altijd de dierenarts en/of huisarts ingeschakeld door de beheerder. Na gebruik van de quarantainestal wordt de gehele stal en alle materialen die met het dier in aanraking zijn geweest gereinigd en ontsmet. Wanneer een dier in de quarantainestal zit, maar geen besmettelijke ziekte heeft, dan gelden bovenstaande regels niet of in mindere mate. 46 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

"fia Behorende bij criterium: 4.5 ihi W, mi mmwmmïït Benodigdheden bij bevalling Soms hebben dieren hulp nodig bij het werpen van jongen. Het is daarom noodzakelijk dat er op de kinderboerderij hulpmiddelen aanwezig zijn. Op elke kinderboerderij (waar gefokt wordt) dient een geboortekist aanwezig te zijn. De kist dient altijd compleet en op een vaste plek te staan (niet bereikbaar voor bezoekers). De inhoud is afhankelijk van de diersoort waarvoor het bestemd is. In de handleiding wordt een voorbeeld van benodigdheden gegeven. warmtelampaan. Goed controleren of lammeren voldoende drinken en levendig zijn. Bij abortus/ dode lammeren extra hygiëne maatregelen nemen. Na bevalling: alle gebruikte materialen schoonmaken/ desinfecteren, eventueel aanvullen en gegevens over de bevalling in de map zetten. Bevalling varken Kraamstal Ter voorbereiding op de bevalling dient een kraamstal in orde gebracht te worden. De (kraam)stal dient van tevoren gedesinfecteerd te worden. Tevens dient de (kraam)stal voorzien te zijn van schone bodem (bedekking). Bevalling geit/ schaap Verschijnselen van een naderende bevalling schaap/ geit Ontwikkeling van de uier (vanaf ca. vier weken voor de geboorte). De kling (vulva) gaat zwellen en roze kleuren. Eén tot drie weken voor de geboorte melk in de uier. Vlak voor de geboorte is de vulva rood en vloeit er blank slijm uit, bovendien komt er melk uit de spenen als er licht aan getrokken wordt. De ooi/ geit is onrustig, gaat liggen dan weer staan en krabt vaak met een van de voorpoten in de grond. De ooi/ geit maakt een typerend, zacht mekkerend geluid. Belangrijke punten bij een bevalling van een geit/ schaap Zorg voor rust in de stal: er mag geen publiek aanwezig zijn. Drachtige dieren staan vanafvier maanden dracht tot twee weken na de bevalling in een stal die niet toegankelijk is voor bezoekers. Zorg voor een goede voorbereiding: verloskist klaarzetten, emmer warm water met citopogeen, emmer koud water en wegwerpdoeken. Zorg voor een goede hygiëne: verlospak en laarzen aan, handenwassen. Na de geboorte: navels lam(meren) goed ontsmetten met betadine. Beetje biest uitmelken en controleren. Bij inwendige hulp moederdier injectie antibiotica geven. Moederdier en lam(meren) in kraamhok plaatsen en Verschijnselen van een naderende bevalling varken De zeug is in eerste instantie heel onrustig, vaak met stro een nest aan het bouwen en dat heen en weer aan het schuiven. De uier staat strak en bij lichte druk op de tepels zal er wat melk uitlopen. Op een bepaald moment gaat de zeug liggen op haar zij en wordt rustiger, bewegingen van de staart en de bovenliggende achterpoot wijzen vaak op weeënactiviteit. Vaak is er een wat slijmerige uitvloeiing te zien. Belangrijke punten bij bevalling varken Voorbereiding voordat de zeug zal gaan bevallen. Biggenlamp ophangen en aanzetten (bij afwezigheid). Rubberen mat voor biggen neerleggen onder de lamp. Zeug apart zetten in kraamhok (of goed in de gaten houden). Niet te veel stro in het verblijf om doodliggen/ doodtrappen van de biggen te voorkomen. Tijdens en na de bevalling Zorg voor rust in de stal voor en tijdens de bevalling. Zorg voor een goede hygiëne tijdens de bevalling: verlospak/ overall en laarzen aan, handen goed wassen Na de geboorte: navels biggen goed ontsmetten met betadine. Controleren of alle biggen goed drinken. Na drinken biggen onder de lamp leggen als ze deze plek niet zelf weten te vinden. Bij abortus extra hygiëne maatregelen nemen. Na bevalling: alle gebruikte materialen schoonmaken/ desinfecteren, eventueel aanvullen en gegevens over de bevalling in de map zetten. 47 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Voorbeeldinstructie: Handleiding bevallingen (geiten en schapen) Deze handleiding bevallingen richt zich op een goede hygiëne en juiste zorg voor de lammeren en moederdier voor, tijdens en na de bevalling. Deze versie is aangepast aan de Q-koorts maatregelen voor kinderboerderijen in 2010 en 2011. Drachtige geiten en schapen Afzonderen drachtige en pasbevallen geiten en schapen Drachtige geiten en schapen worden vanaf vier maanden dracht tot twee weken na de bevalling volledig apart gehuisvest van publiek. Deze maatregelen zijn verplicht voor alle kinderboerderijen in verband met Q-koorts. Dit betekent dat ze in een aparte stal worden gehouden. Voor, tijdens en na de bevalling mogen nadrukkelijk geen bezoekers aanwezig zijn. Een goede administratie is erg belangrijk. Van elk drachtig dier wordt aangegeven om welk dier het gaat en wat de verwachte datum van bevallen is. Publiek en bevallingen Publiek mag niet in contact komen met drachtige dieren vanafvier maanden dracht tot twee weken erna. Via een informatiebord of brochures kan het publiek hiervan op de hoogte worden gesteld. Bezoekers mogen ook niet in contact komen met geboortematerialen (bv. nageboorte) of kleding die tijdens een bevalling gedragen is. Zwangere vrouwen wordt afgeraden om in de geitenwei en de geiten en schapenstallen te komen (ook buiten het lammerenseizoen). Regels rondom de bevalling De belangrijkste regel is dat er tijdens de gehele bevalling rust in de stal is. De medewerker die de bevalling begeleid, is hier verantwoordelijk voor. De overige aanwezigen dienen zijn/ haar regels op te volgen. Zwangere medewerksters en vrijwilligers/ stagiaires mogen niet bij een bevalling aanwezig zijn. Voorde bevalling Hoogdrachtige geiten en schapen worden vanafvier maanden dracht in een aparte stal gezet waar publiek niet in kan. In deze stal worden bij voorkeur geen andere dieren gehouden. Geiten en schapen zijn groepsdieren. Indien mogelijk worden zij samen met een (drachtige) soortgenoot apart gezet. Dit geeft de minste stress. Let op: Wanneer een geit/schaap bijna is uitgerekend, mogen er in de stal geen grote emmers of teilen met drinkwater staan. Dit in verband met risico op verdrinking van de lammeren als er niemand bij de bevalling aanwezig is. Na de bevalling Vanaf twee weken na de bevalling mag het dier met lammeren in een stal worden geplaatst waar publiek in mag. Na twee weken gaan de lammetjes en de moeder naar de lammerenstal. Dit is mede afhankelijk van de conditie van de lammetjes en moeder. Het publiek kan de dieren wel zien, maar mag niet in de stal bij de dieren komen. Als de lammeren ongeveer 4 weken oud zijn mogen ze bij de groep. Met mooi weer (koud is niet erg) mogen ze de eerste keren 'onder begeleiding' naar buiten (met vrijwilliger of medewerker), mits de moeder niet meer navuilt (schone staart en achterband). Ze moeten altijd naar binnen kunnen als ze dit willen. Het publiek kan wel in direct contact komen met deze dieren. Ze kunnen de lammetjes aaien, maar optillen of voeren mag niet. Benodigdheden bevalling Verlospakken Laarzen Schone emmers Wegwerphandschoenen/verloshandschoenen Wegwerpoverall Mondkapjes 48 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Nagelborstel Handzeep (handpompje of zeepdispenser bij wasbak) Halamid (zakjes: 100 gram/ 10 liter water) of ander desinfectiemiddel Vuilniszakken Verloskist: Glijmiddel Citopogeen Fles met betadine Ademspray Verlostouwtjes Wegwerpdoeken Overige: Wegwerpspuiten 10 ml Wegwerpnaalden roze Flacon antibiotica (op voorschrift dierenarts) Nageboorte capsules Digitale koortsthermometer Spuiten sonde Kunstbiest of ingevroren biest (in vriezer) Fles Kunstmelk Schaar Zorg aan moeder en jongen en hygiëne rondom de bevalling Voorbereiding voorde bevalling Als een geit/ schaap gaat bevallen, dan worden de volgende spullen klaargezet: Verloskist met toebehoren Emmer met warm water en citopogeen Emmer koud water Wegwerpdoeken Degene die de bevalling gaat begeleiden trekt een verlospak en laarzen aan. De handen moeten goed gewassen worden met neutrale zeep en nagels moeten kort en schoon zijn (ringen, armbanden, horloges ed. afdoen!). Het wordt aanbevolen om wegwerphandschoenen of speciale verloshandschoenen te dragen, afhankelijk van de handelingen die uitgevoerd moeten worden. Tijdens de bevalling De geboortestal wordt pas betreden als controle of assistentie nodig is door degene die de bevalling begeleid. Rust is belangrijk en stress moet zoveel mogelijk worden vermeden. Opvoelen en hulp bieden: Als er een verkeerde ligging wordt geconstateerd of de geboorte vordert niet, dan wordt er hulp geboden. Ook als er na de geboorte van één of meerdere lammetjes er mogelijk nog een lam in kan zitten of de bevalling vlot niet, wordt de ooi of geit opgevoeld. Dierenarts: Bij problemen wordt (in overleg met de beheerder) de dierenarts gebeld. Als de dierenarts bij de bevalling nodig is, dan wordt hem een verlospak (of overall) en laarzen van de kinderboerderij zelf aangeboden, zodat deze spullen op het terrein blijven. Dit wordt op de kinderboerderij gereinigd en indien nodig ontsmet. Na de bevalling Verzorging moeder en lammetje(s): Als de lammetjes geboren zijn, worden ze direct bij de moeder gelegd, zodat zij ze kan drooglikken. Alleen bij zwakke lammeren of bij veel lammeren wordt het lam deels drooggewreven en als het goed gaat direct bij de moeder gelegd. 49 Bijlagen Keurmerk Kinderboerderijen

Met een wegwerpdoek wordt het slijm uit het bekje en neusje verwijderd. Bij inwendige hulp of als het dier is opgevoeld wordt een injectie antibiotica gegeven ter voorkoming van baarmoederontsteking. De onderstaande stappen worden gevolgd bij een bevalling die is begeleid en bij een bevalling waarbij niemand aanwezig is geweest. De navels van de lammetjes worden goed ontsmet met betadine. Er wordt een klein beetje biest uit de spenen gemolken. Hierbij wordt gecontroleerd of de geit of schaap biest heeft en of dit in orde is (geit: wit-lichtgeel, schaap: gelig en dik). Indien nodig worden de spenen en het uier schoongemaakt. Bij (jonge) ooien wordt eventueel de wol rond het uier weggeknipt, zodat de lammetjes goed bij het uier kunnen om te drinken. Dit kan eventueel al tijdig voor de bevalling worden gedaan. Als de lammetjes niet direct goed drinken worden ze geholpen en aangelegd aan de speen. Indien nodig wordt (kunst)biest gegeven met een fles of sonde (in overleg met beheerder of dierenarts). Kraamhok De moeder wordt samen met de lammeren in een kraamhok geplaatst. Het kraamhok is schoon, droog en goed opgestrooid met laagje zaagsel en stro. In het kraamhok hangt een warmtelamp (250 Watt). Deze staat de eerste dagen aan of langer bij koud weer en/ of zwakke lammeren. In het kraamhok hangt een kleine emmer met water (in een speciale beugel) of is een automatische drinkbak aanwezig. De ooi of geit krijgt na de bevalling een beetje biks en hooi in de ruif. Voederbakken worden na het voeren uit het hok verwijderd. Reinigen en ontsmetten Zoveel mogelijk vies stro en de gebruikte wegwerpdoeken worden in een goedgesloten vuilniszak gedaan en per grijze container afgevoerd. De nageboorte wordt zo snel mogelijk nadat deze is afgekomen uit de stal verwijderd en in de vriezer voor kadavers gedaan. Nageboortes en ander geboortemateriaal worden afgevoerd door Rendac. Controle moeder en lammetje(s) De eerste dagen wordt goed gekeken of de lammetjes drinken en of ze gezond zijn. Bij de lammetjes wordt goed gecontroleerd of ze normale ontlasting hebben en of dit niet onder de staart en aan de achterkant blijft plakken. Indien nodig wordt schoongemaakt. Bij de lammetjes (met name schapen) worden de oogjes goed in de gaten gehouden in verband met mogelijke oogontstekingen, indien nodig oogzalven of dierenarts raadplegen. De moeder wordt goed in de gaten gehouden. Wanneer zij sloom wordt of afwijkingen vertoond in gedrag is het belangrijk om de temperatuur op te nemen. Een verhoogde temperatuur kan onder meer wijzen op baarmoederontsteking (normale temperatuur Volwassen geit: 38.5-39.5 graden, volwassen schaap: 38.5-40.0 graden). De moeder wordt goed gecontroleerd op navuilen (verlies van slijm en bloedresten). Als de staart erg bevuild is, wordt deze schoongemaakt en indien nodig bijgeknipt. Ook is het belangrijk dat de achterkant van het uier en de achterband goed schoon blijven, indien nodig wordt dit schoongemaakt met lauw water. Administratie Na de bevalling wordt in de map vermeld hoe de bevalling is verlopen. Hierin wordt ook vermeld wie er bij de bevalling aanwezig waren en worden eventuele bijzonderheden vermeld. Als de jonge dieren genummerd zijn, wordt opgeschreven welke nummers de lammeren hebben gekregen. Lammeren/ geitjes met diarree Diarree kan veel verschillende oorzaken hebben, waaronder besmetting met parasieten of bacteriën. Met name een aantal bacteriën kunnen ook veroorzakers zijn van verschillende zoönosen. Bij dieren met diarree moetje dus extra