IP/97/626 Brussels, 9 Juli 1997 Financiële diensten - Commissie stemt in met Aanbeveling elektronische betaalmiddelen De Europese Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan een Aanbeveling gericht tot de Lid-Staten en de aanbieders van elektronische betaalmiddelen, waarin minimum-voorschriften zijn neergelegd betreffende de doorzichtigheid, de aansprakelijkheid en de verhaalmogelijkheiden op het gebied van deze betaalmiddelen. De Aanbeveling is van toepassing op betaalmiddelen die op afstand toegang geven tot een bankrekening (traditionele betaalkaarten, thuis- en telebankieren) en op elektronische geldproducten (oplaadbare betaalkaarten en cyber-geld). De Commissie zal aan het eind van 1998 onderzoeken hoe de Aanbeveling is toegepast; indien zij van oordeel is dat deze in onvoldoende mate ten uitvoer is gelegd, zal zij de Aanbeveling vervangen door een bindend instrument. De Aanbeveling, die de vorige aanbeveling van 1988 betreffende hetzelfde onderwerp vervangt en aanvult, maakt deel uit van een Mededeling van de Commissie waarin alle maatregelen worden beschreven die dienen te worden genomen om het vertrouwen van de gebruikers van betaalmiddelen in de interne markt te vergroten. De Mededeling betreffende elektronische betaalmiddelen, goedgekeurd door de Commissie op initiatief van de heer Mario MONTI, het Commissie-lid dat bevoegd is voor financiële diensten, en mevrouw Emma BONINO, het Commissie-lid dat onder meer consumentenbeleid in haar portefeuille heeft, vormt een vervolg op de mededelingen van de Commissie op het gebied van de elektronische handel (zie IP/97/313) en de vergroting van het vertrouwen van de consument (zie IP/97/566). In de mededeling wordt een brede en geïntegreerde aanpak beschreven, waarmee wordt beoogd betrouwbare, gebruikersvriendelijke, doelmatige en veilige elektronische betaalsystemen te ontwikkelen op een wijze die alle betrokkenen ten goede komt. "Het vertrouwen van de gebruiker in elektronische betaalmiddelen in de interne markt is van essentieel belang met het oog op de totstandbrenging van de informatiemaatschappij en de ontwikkeling van de elektronische handel", benadrukt de heer Monti. "Doorzichtige en betrouwbare elektronische betaalsystemen vergemakkelijken voorts de overschakeling op de eenheidsmunt, zeker in de overgangsperiode. Dat is de reden waarom 31 december 1998 als peildatum voor de toepassing is gekozen".
"Dit initiatief betekent de nakoming van de door ons gedane toezegging de dimensie van de consumentenbescherming op het gebied van financiële diensten te ontwikkelen", aldus mevrouw Bonino. "Ons antwoord is simpel: de Aanbeveling bevat de minimum-voorschriften waaraan moet worden voldaan met betrekking tot elektronische betaalmiddelen; deze moeten uiterlijk eind 1998 zijn toegepast". Mevrouw Bonino heeft voorts verklaard ervan overtuigd te zijn dat "de financiële sector deze voorschriften vrijwillig zal toepassen en zo de keuze voor een Aanbeveling zal onderschrijven. Zoniet dan zal de Commissie verplicht zijn een Richtlijn te geven". De heer Monti en mevrouw Bonino hebben bevestigd dat zij de toepassing van dit initiatief op de voet zullen volgen en de resultaten zullen toetsen aan de doelstelling van de tegemoetkoming aan de behoeften en de verwachtingen van de consumenten. De Aanbeveling betekent een volledige herziening van de oorspronkelijke Aanbeveling van 1988 betreffende betaalkaarten. De nieuwe versie heeft betrekking op alle transacties die door middel van elektronische betaalmiddelen tot stand komen en bevat de voornaamste voorschriften voor de betrekking tussen exploitant en gebruiker. Het gaan om de volgende betaalmiddelen: * producten die toegang geven tot een bankrekening: betaalmiddelen die op afstand toegang geven tot bankrekeningen bij financiële instellingen, over het algemeen banken. Deze categorie omvat toepassingen zoals thuis- en telebankieren en betaalkaarten; * elektronisch geld: betaalmiddelen waarbij een bepaalde geldwaarde van tevoren wordt geladen op een drager, magneetstrip, chipkaart of in een computergeheugen (elektronisch of cyber-geld). Met de Aanbeveling wordt beoogd het vertrouwen van de klanten in elektronische betaalmiddelen te vergroten door te zorgen voor: * duidelijke voorlichting aan de gebruikers, zowel voorafgaandelijk (contractuele bepalingen) als achteraf (bankafschriften); * gelijke verdeling van de respectieve verplichtingen en verantwoordelijkheden, opdat de verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de partij die het best is toegerust om het probleem op te lossen; * toegang tot eenvoudige en doelmatige verhaalmogelijkheden. Tussen nu en 31 december 1998 verzoekt de Commissie: * de exploitanten van elektronische betaalmiddelen om hun activiteiten in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de nieuwe aanbeveling; * de Lid-Staten om toe te zien op de invoering, overeenkomstig de aanbeveling, van adequate en doelmatige mechanismen voor de beslechting van geschillen tussen exploitanten en gebruikers. 2
De Commissie zal de vorderingen die worden geboekt vanaf het moment van goedkeuring van de nieuwe Aanbeveling tot het einde 1998 op de voet volgen. Op die datum zal zij onderzoeken in hoeverre deze ten uitvoer is gelegd. Indien de resultaten haars inziens onvoldoende zijn, zal de Commissie op dit terrein een richtlijn voorstellen. De aanpak van de Commissie De Aanbeveling vormt de eerste stap van een bredere, geïntegreerde aanpak, waarmee uiteindelijk wordt beoogd de ontwikkeling van betrouwbare, doelmatige en veilige elektronische betaalsystemen te stimuleren op zodanige wijze dat alle betrokkenen hiermee hun voordeel kunnen doen. Tevens is de aanpak erop gericht: i) een kader voor prudentieel toezicht te definiëren dat geschikt is voor de uitgifte van elektronisch geld, ten einde de stabiliteit en de betrouwbaarheid van de emitterende instellingen te garanderen; Aangezien elektronisch geld gebruikt kan worden voor het betalen van een groot aantal uiteenlopende producten en diensten, buigen de Commissie, het Europees Monetair Instituut (EMI) en de Lid-Staten zich momenteel over een prudentieel kader dat geschikt is voor de uitgifte van elektronisch geld, ten einde de stabiliteit en de betrouwbaarheid van de uitgevers te garanderen en aldus de belangen van de gebruikers te beschermen. Het is de bedoeling van de Commissie om op basis van de resultaten van deze besprekingen aan het einde van 1997 (de datum waarop deze werkzaamheden normaalgesproken moeten zijn afgerond) een voorstel voor een richtlijn in te dienen betreffende de vereisten waaraan de emitterende instellingen van elektronische geldproducten moeten voldoen. ii) de voorwaarden voor de toepassing van de communautaire mededingingsvoorschriften op dit gebied op te helderen; Ten einde tot een werkelijke interne markt te komen, dienen de elektronische betaalmiddelen "interoperabel" te zijn. Met andere woorden, hoe meer de door een bepaalde financiële instelling (of Lid-Staat) uitgegeven/aanvaarde instrumenten kunnen worden gebruikt, hoe nuttiger en doelmatig zij zijn voor de gebruiker. De compatibiliteit tussen elektronische betaalsystemen, die zowel in het belang van de gebruikers als van de ondernemingen is, zal met name afhankelijk zijn van de overeenkomsten tussen de betrokkenen. Deze overeenkomsten dienen conform de communautaire mededingingsregels te zijn. Ten einde hierover meer duidelijkheid te verschaffen zal de Commissie in de loop van 1998 een mededeling doen verschijnen over de toepassing van de mededingingsregels op elektronische betaalmiddelen. 3
iii) het risico op fraude en vervalsing te beperken door de veiligheid te verhogen Betaalmiddelen dienen de benodigde garanties te bieden om te voorkomen dat zij worden gebruikt voor onrechtmatige doeleinden of in verband met onrechtmatige activiteiten. Wat het technische aspect van de veiligheid betreft, is het van belang dat de gekozen oplossingen leiden tot zo veilig mogelijke elektronische betaalsystemen, met name door de ontwikkeling van instrumenten voor adequate encryptie, elektronische handtekeningen en elke andere vergelijkbare techniek. In eerste instantie is dit de taak van de aanbieders van de betrokken diensten. Er bestaat echter een tweede mogelijkheid om de veiligheid te verhogen, namelijk door middel van daartoe geëigende juridische instrumenten, met name van strafrechtelijke aard. De Europese Raad van Amsterdam, zich terdege bewust van het belang van deze overwegingen, heeft een Actieplan ter bestrijding van de georganiseerde misdaad goedgekeurd. Hierin wordt de Raad en de Commissie verzocht om voor het einde van 1998 een oplossing aan te dragen voor het vraagstuk van fraude en vervalsing met betaalmiddelen, met inbegrip van elektronische betaalmiddelen. Om aan dit verzoek tegemoet te komen zal de Commissie de wenselijkheid van een initiatief op dit terrein onderzoeken. Wat vooraf ging Tien jaar na de eerste Mededeling van de Commissie 1 betreffende betaalmiddelen (1987) is het gebruik van betaalkaarten sterk toegenomen. Zij maken tegenwoordig een niet te verwaarlozen aandeel van de markt van betaalmiddelen uit. Het gebruik van andere betaalmiddelen dan baar geld 2 heeft een onstuimige groei doorgemaakt. Zo bedroeg het aantal betalingen per kaart per inwoner 14 in 1995 en 7 in 1990 (Gemeenschap van twaalf). Thans is hun aandeel in het totale aantal betalingen gestegen van 9% in 1990 (CE-12) naar 13,5% in 1995. Sinds de verschijning van de mededeling in 1987 is men geleidelijk overgeschakeld op een aantal innovatieve betaalmethodes: * producten die toegang geven tot een bankrekening": instrumenten die op afstand toegang geven tot bankrekeningen bij financiële instellingen, over het algemeen banken. Deze categorie omvat toepassingen zoals thuis- en telebankieren en betaalkaarten; 1 "Tout atout pour l'europe: les nouvelles cartes de paiement": Mededeling aan de Raad, COM(86)754 van 12 januari 1987. 2 Zie Betaalsystemen in de Lid-Staten van de EG, Comité van directeuren van de centrale banken van de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap, september 1992. Blauwboek over betaalsystemen in de Europese Unie, Europees Monetair Instituut, april 1996. Aanvulling op het blauwboek voor 1995. 4
* elektronisch geld: instrumenten waarbij een bepaalde geldwaarde van tevoren wordt geladen op een drager, magneetstrip, chipkaart of in een computergeheugen (elektronisch of cyber-geld). Verwacht wordt dat tussen nu en het einde van de jaren negentig een groot gedeelte van de detailhandel via Internet zal plaatsvinden. Hoe meer goederen en diensten er langs elektronische weg op afstand worden aangeboden, hoe meer druk er van de concurrentie op leveranciers zal uitgaan om veilige, doelmatige en gebruikersvriendelijke betaalwijzen te bieden. In de Aanbeveling van de Commissie van 1988 werd een aantal minimumvoorschriften gedefinieerd ten aanzien van de betrekkingen tussen de instelling die een betaalkaart of ander betaalmiddel uitgeeft en de houder ervan. Thans wordt het om twee redenen wenselijk geacht de Aanbeveling van 1988 te herzien. Ten eerste hebben de betrokkenen hun bezorgdheid kenbaar gemaakt over verscheidene punten: * de omvang van de respectieve aansprakelijkheid van de partijen in geval van verlies of diefstal van het betaalmiddel, alsmede het vraagstuk van de bewijslast in geval van geschillen; * de noodzaak van een betere dekking van de toepassingen van thuisbankieren (per telefoon of computer) en oplaadbare betaalmiddelen; * meer in het algemeen, de noodzaak de gebruikers uitgebreid voor te lichten over alle betaalmiddelen en doelmatige verhaalmethoden. Ten tweede is er sinds de goedkeuring van de Aanbeveling van 1988 een geheel nieuwe generatie producten op de markt verschenen (elektronisch geld). Aangezien elektronisch geld zich nog in een relatief beginstadium van zijn ontwikkeling bevindt, is het van belang te voorkomen dat de ontwikkeling ervan in een vroeg stadium wordt beknot door te zware administratieve vereisten. Daarom heeft de gewijzigde Aanbeveling alleen betrekking op oplaadbare elektronische betaalmiddelen waarvoor vanwege hun aard, met name het potentiële verband met de rekening van de klant, de behoefte aan bescherming van de gebruiker het grootst is. Tevens heeft de Commissie besloten elektronische betaalmiddelen alleen onder de bepalingen te laten vallen die daarop specifiek van toepassing zijn (met name de vereiste van voorafgaandelijke doorzichtigheid, een beperkt aantal plichten op het gebied van aansprakelijkheid en enkele bepalingen ten aanzien van verhaalmogelijkheden). 5