Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

SOFIMO, naamloze vennootschap, met maatschappijke zetel te Roeselare, Noordstraat 4, ingeschreven in het handelsregister te

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

O. T., eiser tot cassatie van een arrest, op 5 juni 1998 gewezen. vertegenwoordigd door mr. Adolf Houtekier, advocaat bij het Hof

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie 14/11/ Nr. C N

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

7 MAART 2002 C.99.0220.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.99.0220.N S.L., wonende te eiser, vertegenwoordigd door mr. Adolf Houtekier, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 2800 Mechelen, Battelsesteenweg 95, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, tegen S.R., wonende te verweerder, vertegenwoordigd door mr. Ludovic De Gryse, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1060 Sint-Gillis, Henri Wafelaertsstraat 47-51, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan. I. Bestreden uitspraak Het cassatieberoep is gericht tegen arresten, op 30 maart en 14 september 1998 gewezen door het Hof van Beroep te Antwerpen. II. Rechtspleging voor het Hof Raadsheer Ernest Waûters heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Guy Dubrulle heeft geconcludeerd.

7 MAART 2002 C.99.0220.N/2 III. Middel Eiser stelt in zijn verzoekschrift één middel voor. 1. Middel Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, gesloten te Rome op 4 november 1950 en goedgekeurd bij wet van 13 mei 1955, - artikel 901, van het Burgerlijk Wetboek, - artikel 458 van het Strafwetboek, gewijzigd bij de wet van 30 juni 1996 ; - het algemeen rechtsbeginsel van de eerbied voor de rechten van de verdediging. Aangevochten beslissing Het bestreden arrest van bevestiging van 14 september 1998 verklaart het testament, opgemaakt op 8 augustus 1989 door het ambt van notaris B., met standplaats te P., waarbij eiseres werd aangesteld tot algemeen legataris van de nalatenschap van wijlen Mejuffer M., C., J. S. nietig op de volgende gronden : uit het eveneens bestreden arrest van 30 maart 1998 : dat eiseres vervolgens aanvoert dat de opname in de "gesloten dementenafdeling" niet eens verantwoord was doch slechts geschiedde op aandringen en initiatief van verweerder nadat de testatrice zelf op eigen initiatief het rusthuis had verlaten omdat zij opnieuw haar intrek wou nemen in haar eigen woonhuis ; dat de opname in een rust- en verzorgingstehuis onderworpen is aan allerlei wettelijk bepaalde voorschriften met onder meer een regeling inzake de ziekte- en invaliditeitsverzekering ; dat in deze wettelijke regeling onder meer voorzien is in een "Evaluatieschaal en Medisch Verslag tot staving van de aanvraag om tegemoetkoming in een verzorgingsinrichting", bestemd voor de adviserend geneesheer van de mutualiteit en in een "Evaluatieschaal van de staat van afhankelijkheid in tijd en ruimte" op basis waarvan de residenten ingedeeld worden in meerdere categorieën van zorgenbehoevendheid ; dat deze documenten nuttige en terzake dienende gegevens kunnen bevatten,

7 MAART 2002 C.99.0220.N/3 en op de volgende gronden uit het bestreden arrest van 14 september 1998 : dat na nieuw onderzoek door het hof van beroep bewezen is gebleven dat de 88-jarige testatrice op het tijdstip van het verlijden van kwestieus notarieel testament op 8 augustus 1989 niet over de gezondheid van geest beschikte zoals vereist bij artikel 901 van het Burgerlijk Wetboek ; dat dit bewijs wettelijk geleverd wordt door het geheel van volgende geloofwaardige en betrouwbare getuigschriften die wijzen op een "seniele dementie met een zeer ernstige desoriëntatie in tijd en ruimte" : - attest van 11 oktober 1993 van de maatschappelijke assistente (stuk 6) ; - attest van 12 oktober 1993 van de algemeen directeur van het Rust- en Verzorgingstehuis (stuk 7) ; attest van 6 september 1996 van de sociaal verpleegkundige (stuk 10) ; - de "Evaluatieschaal en Medisch Verslag van de aanvraag om tegemoetkomend in een verzorgingsinstelling" bevestigd door de behandelende geneesheer van 5 april 1991 in samenlezing met het attest van 15 april 1998 van de Sociaal Verpleegkundige en de Algemene Directeur van de instelling (stukken 22 en 24) ; dat hieraan geen afbreuk wordt gedaan door de feiten aangevoerd door eiseres omdat deze weerlegd worden door voormelde attesten en door de geloofwaardig bevonden feiten aangevoerd door verweerder desbetreffend ; dat bovenvermeld aangehouden bewijs evenmin ontzenuwd wordt door de verklaring van de instrumenterende notaris in de notariële akte : (...) dewelke gezond van verstand en geest (...) ; (...) dat uit dit enkel feit geenszins kan afgeleid worden dat de testatrice op het tijdstip van het verlijden van de akte zich zou bevonden hebben in een tussenpoos van voldoende helderheid van geest (gezien) de aard en de gevorderde staat van de seniele dementie en de eensluidendheid van de talrijke aangehouden attesten van meerdere personen die de testatrice toentertijd verzorgden en over de vereiste competentie desbetreffend beschikten ; dat verweerder tenslotte terecht wijst op de ongewone en verdachte gang van zaken : het testament wordt niet verleden in de instelling voor de huisnotaris van de testatrice doch wel voor de huisnotaris van de begunstigde in haar buitenverblijf ; dat het bijgevolg overbodig is geworden om aan verweerder nog bijkomende bewijsmiddelen, zoals het verhoor van getuigen en een deskundigenonderzoek, toe te staan ; dat het eveneens overbodig is geworden om nog verder te onderzoeken of het

7 MAART 2002 C.99.0220.N/4 testament eveneens nietig dient verklaard te worden op grond van de captatie van artikel 1109 van het Burgerlijk Wetboek. Grieven Geneesheren die kennis dragen van geheimen die hen toevertrouwd worden uit hoofde van hun staat of beroep, zijn ingevolge artikel 458 van het Strafwetboek verplicht tot geheimhouding, tenzij ze geroepen worden om in rechte getuigenis af te leggen of tenzij de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken. De geneesheren worden derhalve verplicht het stilzwijgen te bewaren over al wat ze aldus vernomen hebben in de uitoefening van hun beroep of wegens het vertrouwen dat aan hun beroep gehecht is. Die verplichting is van openbare orde. Zij berust op de noodzaak om de volledige veiligheid te waarborgen van degenen die zich aan hen moeten toevertrouwen en om een ieder in de mogelijkheid te stellen de verzorging te krijgen die uit hoofde van zijn toestand, ongeacht de oorzaak ervan, vereist is. Het bestreden arrest van 14 september 1998 heeft dan ook met miskenning van die verplichte geheimhouding beslist dat het bewijs van de "seniele dementie met een zeer ernstige desoriëntatie in tijd en ruimte" van de testatrice op 8 augustus 1989 wettelijk geleverd wordt door het geheel van getuigschriften waaronder de "Evaluatieschaal en Medisch Verslag van de aanvraag om tegemoetkoming in een verzorgingsinstelling", bevestigd door de behandelende geneesheer op 5 april 1991. De "seniele dementie met een zeer ernstige desoriëntatie in tijd en ruimte" is een element dat de behandelende geneesheer van de testatrice vernomen heeft in de uitoefening van zijn beroep of wegens het vertrouwen dat aan zijn beroep gehecht is en dit element werd bekend gemaakt zonder dat die behandelende geneesheer geroepen werd om in rechte getuigenis af te leggen en zonder dat artikel 901 van het Burgerlijk Wetboek, waarop de vordering tegen eiseres gegrond verklaard werd, of enige andere wet aan die behandelende geneesheer verplichtte dit geheim in het kader van de procedure over die vordering bekend te maken. Daaraan wordt geen afbreuk gedaan door het enkele feit dat het bestreden arrest van 14 september 1998 tegelijkertijd verwijst naar andere getuigschriften vermits deze volgens de appèlrechters een geheel vormen met de "Evaluatieschaal en Medisch Verslag van de aanvraag om tegemoetkoming

7 MAART 2002 C.99.0220.N/5 in een verzorgingsinstelling", bevestigd door de behandelende geneesheer op 5 april 1991 en vermits het bewijs van de ongezondheid van geest volgens de appèlrechters geleverd werd door dit geheel. Het bestreden arrest van 14 september 1998 heeft aldus ten onrechte en met miskenning van het beroepsgeheim van de behandelende geneesheer beslist dat dit bewijs wettelijk geleverd wordt door het geheel van die getuigschriften (schending van de artikelen 901 van het Burgerlijk Wetboek en 458 van het Strafwetboek) en dat het bestreden arrest van 30 maart 1998 ten onrechte aangenomen heeft dat deze documenten nuttige en terzake dienende gegevens kunnen bevatten (schending van artikel 901 van het Burgerlijk Wetboek en 458 van het Strafwetboek). In ieder geval werden de rechten van de verdediging van eiseres geschonden door de tegen haar gerichte vordering bewezen te verklaren op grond van een onwettelijk en met miskenning van het beroepsgeheim verkregen bewijsmiddel (schending van artikel 6.1 E.V.R.M. en van het algemeen rechtsbeginsel van de eerbied voor de rechten van de verdediging). IV. Beslissing van het Hof Overwegende dat, krachtens artikel 458 van het Strafwetboek, de geneesheren de geheimen waarvan zij kennis dragen omdat zij hen uit hoofde van hun staat of beroep zijn toevertrouwd, niet mogen bekendmaken buiten het geval dat zij opgeroepen worden om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie te getuigen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken ; Dat dit medisch beroepsgeheim niet absoluut is en tot doel heeft de patiënt te beschermen, zodat het niet tot gevolg mag hebben dat de bescherming voortvloeiend uit artikel 901 van het Burgerlijk Wetboek, aan de geesteszieke wordt ontnomen en dat de geesteszieke niet wordt beschermd tegen zijn eigen daden ; Dat artikel 458 van het Strafwetboek niet verhindert dat een doktersattest dat tijdens het leven van de geesteszieke regelmatig is afgeleverd zoals met het oog op het opnemen van de testateur in een rust- en verzorgingstehuis betreffende de evaluatieschaal van de staat van afhankelijkheid in tijd en ruimte op basis waarvan de residenten worden

7 MAART 2002 C.99.0220.N/6 ingedeeld in meerdere categorieën van zorgbehoevendheid, wordt overgelegd in een latere procedure tot nietigverklaring van het testament van deze testateur ; Overwegende dat het middel voor het overige geen zelfstandige grieven bevat en volledig is afgeleid uit de vergeefs aangevoerde miskenning van het medisch beroepsgeheim ; Dat het middel niet kan worden aangenomen ; OM DIE REDENEN, HET HOF, Verwerpt de voorziening ; Veroordeelt eiseres in de kosten. De kosten begroot op de som van vierhonderd achtenvijftig euro zesentachtig cent jegens de eisende partij en op de som van honderd zesentwintig euro vijfenzestig cent jegens de verwerende partij. Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, eerste kamer, te Brussel, door voorzitter Ivan Verougstraete, de raadsheren Ernest Waûters, Etienne Goethals, Ghislain Londers, Albert Fettweis, en in openbare terechtzitting van zeven maart tweeduizend en een uitgesproken door voorzitter Ivan Verougstraete, in aanwezigheid van advocaat-generaal Guy Dubrulle, met bijstand van griffier Philippe Van Geem.