De overtuigingskracht van verbopicturale schema s in advertenties

Vergelijkbare documenten
Samenvatting in het Nederlands

Onderzoek naar de effecten op waardering en overtuigingskracht

Experience-Based Authority Argumentation in Direct-to-Consumer Medical Advertisements R.M. Wierda

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Stem op ons! Hoe onderzoek je de effectiviteit van politieke slogans?

DENKVAARDIGHEDEN bron: The Parallel Curriculum

How to present online information to older cancer patients N. Bol

De leeftijd van een model in een advertentie voor 50-plussers

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Retorische figuren in politieke slogans:

Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie

Gaat die bieropener dat flesje aanvallen? Het gebruik van gepersonifieerde advertenties ten opzichte van verschillende producten.

Retorische vormen in tijdschriftadvertenties

Bevindingen In totaal hebben we de test afgenomen bij 9 mensen. Helaas door beperkte aanwezigheid van vrouwen zijn dit enkel mannen geweest.

SAMENVATTING. Het onderzoek binnen deze thesis bespreekt twee onderwerpen. Het eerste onderwerp, dat

Nederlandse Samenvatting

Visuele tropen in advertenties

Effecten van embedded advertising. Vandaag. Waarom Werkt Embedded Advertising? Bewijs van effectiviteit en 3 verklaringen. Effecten van regelgeving

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Nederlandse samenvatting (Dutch Summary)

Tekst en beeld in advertenties

NEDERLANDSE SAMENVATTING

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Hoe marketingcommunicatie werkt

Onplezierig? Geen interesse.

De speurtocht naar het ideale product

Nederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages.

nederlandse samenvatting Dutch summary

SAMENVATTING. Samenvatting

Bij herhaalde metingen ANOVA komt het effect van het experiment naar voren bij de variantie binnen participanten. Bij de gewone ANOVA is dit de SS R

Sekseneutrale reclame: liever een man of liever een vrouw?

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

SAMENVATTING (Summary in Dutch)

Betekenis manipuleren via framing

Bachelorwerkstuk Het effect van negatieve berichtgeving over één bedrijf voor andere bedrijven uit de bedrijfstak

Begeleider: dr. J. Schilperoord Tweede lezer: dr. E. Oversteegen

DATA-ANALYSEPLAN (20/6/2005)

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Succesvolle toepassing van 360 graden feedback: De keuze van het 360 instrument en de voorbereiding op het 360 traject

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Pastasauzen. Smaakverwachting versus smaak

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Inzet van social media in productontwikkeling: Meer en beter gebruik door een systematische aanpak

Hoofdstuk 1. Inleiding.

De invloed van verbale verankering in een logo op de logowaardering en herkenning van de bedrijfskernwaarden door Belgen en Nederlanders.

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen?

De invloed van burgerbronnen in het nieuws

Vitamine B12 deficiëntie

Covey. Introductie Covey. TRAINING: LEIDINGGEVEN IN DE 21ste EEUW

Beinvloeding van glossylezers door middel van persuasive design.

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

RESULTATEN. Rapportage De Kinkerbuurt, Amsterdam. Externe Benchmark

Informatie over de deelnemers

Everyday Multiscreening. How the Simultaneous Usage of Multiple Screens Affects Information Processing and Advertising Effectiveness. C.M.

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Methode LOKALE EFFECTMETING VAN BIBLIOTHEKEN. Meervoudig verantwoorden

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

De Taxonomie van Bloom Toelichting

De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg:

Summary in Dutch 179

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Naar herziening van het dyslexie typerende profiel. Peter F. de Jong Universiteit van Amsterdam

FACEBOOK. HYPE OF HEILIGE GRAAL?

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Nederlandse Samenvatting

1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse.

Vergelijken of corrigeren? De processen die ten grondslag liggen aan contextuele invloeden. op de beoordeling van nieuwe objecten

De invloed van (verschillende vormen van) personificatie op de waardering van een advertentie

Taal en communicatie - profielwerkstuk

Taalbeheersing en externe communicatie

Logo s en slogans: evaluatie van compleetheid in verschillende culturen.

Wat vinden ouders ervan?

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Logo s: Herkenbaarheid en Attitude ten opzichte van logo s met een complete of incomplete slogan. Bachelorscriptie

Samenvatting. Samenvatting

Online Marketing. Door: Annika Woud ONLINE MARKETING

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent

Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Magidoku s en verborgen symmetrieën

Nederlandse Samenvatting

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Werkinstructie voor de CQI Naasten op de IC

Wat weten we over product placement?

Samenvatting (Summary in Dutch)

Bachelorthesis. Rianne Meijers ANR: Communicatie- en Informatiewetenschappen Specialisatie Bedrijfscommunicatie en Digitale Media

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Bloom. Taxonomie van. in de praktijk

Het effect van designcomplexiteit en kleur op de waardering van het logo en de merkattitude en de rol van productattitude- en gebruik

Transcriptie:

De overtuigingskracht van verbopicturale schema s in advertenties Hans Hoeken In dit onderzoek staat een specifieke categorie van retorische figuren, verbopicturale schema s centraal. Dit zijn retorische figuren die ontstaan doordat een deel van de tekst in de advertentie wordt gevormd door een deel van de afbeelding. Middels een experiment werd getoetst of de aanwezigheid van dergelijke schema s tot een hogere waardering voor de advertentie en een positievere attitude ten opzichte van het product leidde. 96 Proefpersonen beoordeelden vier advertenties voor verschillende producten. Verbopicturale schema s leidden tot een duidelijk hogere advertentiewaardering en tot een licht positievere productattitude. In de discussie wordt ingegaan op de gevolgen voor de classificatie van visuele retorische figuren en de reclamepraktijk. 1 Inleiding 1 Afbeeldingen in tijdschriftadvertenties spelen een belangrijke rol in het overtuigingsproces. Zo vormen ze de belangrijkste factor in het trekken van de aandacht (Pieters & Wedel, 2004). Maar ook in het verdere verloop van het overtuigingsproces kunnen illustraties van doorslaggevende betekenis zijn. Volgens Scott (1994) spelen in de keuzes wat en hoe af te beelden, retorische overwegingen een belangrijke rol. Naast de keuze van bijvoorbeeld het camerastandpunt bespreekt ze ook meer specifieke retorische figuren zoals visuele metaforen. McQuarrie en Mick (1996, 1999) hebben gewezen op het veelvuldig voorkomen van retorische figuren zoals rijm, alliteratie, metaforen en hyperbolen in het verbale deel van de boodschap en betogen dat ook in het visuele deel van de advertentie vaak gebruik wordt gemaakt van retorische figuren. In deze bijdrage presenteer ik een onderzoek naar een specifieke categorie van retorische figuren, de zogenaamde verbopicturale schema s. Dit zijn retorische figuren die ontstaan doordat een deel van de tekst in de advertentie wordt gevormd door een deel van de afbeelding. Zo is de letter o in de tekst van de advertentie in afbeelding 1 vervangen door de getuite lippen van de afgebeelde vrouw. Afbeelding 1 een voorbeeld van een verbopicturaal schema Daarbij bespreek ik eerst de vraag onder welke omstandigheden dergelijke retorische figuren de overtuigingskracht kunnen beïnvloeden, hoe deze retorische figuur zich 97

Hoeken verhoudt tot andere retorische figuren en wat eerder onderzoek op dit terrein heeft opgeleverd. 1.1 Experiëntiële verwerking en de overtuigingskracht van retorische figuren Meyers-Levy en Malaviya (1999) geven een overzicht van het empirisch onderzoek naar de factoren die de effectiviteit van reclame beïnvloeden. Op basis van dat overzicht beargumenteren zij dat er naast systematische verwerking waarbij het publiek zich een oordeel vormt op basis van een zorgvuldige afweging van de argumenten en heuristische verwerking waarbij het zich een oordeel vormt op basis van het toepassen van vuistregels nog een derde verwerkingsproces nodig is om de gevonden resultaten te verklaren. Dat derde proces noemen zij experiëntiële verwerking. Bij experiëntiële verwerking baseren lezers hun attitude ten opzichte van het product op het gevoel dat zij bij de verwerking van de boodschap hebben ervaren. De nadruk ligt hierbij dus niet op de waardering van het product (op basis van argumenten of cues), maar op de waardering van de advertentie zelf. Brown en Stayman (1992) laten in een meta-analyse zien dat deze waardering ten opzichte van de advertentie de attitude ten opzichte van het geadverteerde product kan beïnvloeden. Niet zozeer wát er over het product wordt verteld, maar hóe het wordt verteld, beïnvloedt dan het oordeel over het product. De invloed van de waardering ten opzichte van de boodschap op de atttitude speelt niet alleen bij advertenties maar is ook gedocumenteerd voor voorlichtingsboodschappen over bijvoorbeeld het broeikaseffect en het gebruik van kinderstoeltjes in de auto (Nan, 2008). Tegenwoordig zijn er veel reclameboodschappen waarin zowel argumenten als heuristische cues ontbreken, zoals de advertentie in afbeelding 2. Afbeelding 2 Een advertentie zonder argumenten of heuristische cues In deze advertentie voor het Wodkamerk Absolut worden geen argumenten gegeven voor aanschaf van het product, noch wordt het aangeprezen door een expert. Wel bevat de advertentie een soort raadsel: immers, waar slaat de titel Absolut Brooklyn op? 98

De overtuigingskracht van verbopicturale schema s in advertenties Wie de brug op de foto herkent als de Brooklyn Bridge en het silhouet van de Absolut fles in de ruimte tussen de pijlers, zal concluderen dat er een visueel grapje is uitgehaald. Volgens Meyers-Levy en Malaviya (1999) kunnen dergelijke reclameboodschappen effectief zijn door het gevoel dat de verwerking ervan bij de lezer oproept. Als de verwerking van een reclameboodschap een prettige ervaring is, bijvoorbeeld als gevolg van het gebruik van humor of, zoals in afbeelding 2, het succesvol kunnen oplossen van een raadsel, dan leidt dat tot een positieve waardering voor de boodschap. Deze positieve waardering kan zich, zoals we hierboven hebben aangegeven, weer vertalen in een positief oordeel ten opzichte van het geadverteerde product. Het omgekeerde kan ook gebeuren: het raadsel wordt niet opgelost of de grap valt slecht, waardoor de lezer de advertentie en daarmee het product negatief beoordeelt. 1.2 De rol van retorische figuren bij experiëntiële verwerking Bij experiëntiële verwerking wordt de attitude niet zozeer beïnvloed door de inhoud van de boodschap, maar door de gekozen vorm. Een bijzondere plaats in dit verband wordt ingenomen door de zogenaamde retorische figuren. Retorische figuren zoals metaforen, rijm en ironie werden al in de oudheid onderscheiden (Aristoteles, 2004; Quintilianus, 2001). In het midden van de jaren 90 van de vorige eeuw werd het belang van deze figuren voor het moderne overtuigingsproces op de onderzoeksagenda gezet door McQuarrie en Mick (1996, 1999). McQuarrie en Mick (1999, p. 38) definiëren een retorische figuur als een artful deviation, relative to audience expectation, that conforms to a template independent of the specifics of the occasion where it occurs. Drie aspecten van deze definitie verdienen de aandacht. Van belang is dat het publiek de retorische figuur als afwijkend ervaart ten opzichte van zijn verwachtingen ( deviant, relative to audience expectation ). Het is moeilijk om vast te stellen welke verwachtingen het publiek koestert over de vorm waarin de boodschap gegoten wordt (zie Van Enschot, 2006, pp. 11-15), en daarmee lijkt het onmogelijk om te bepalen of er sprake is van een afwijking. Ik kies er hier voor om de vormverwachting te specificeren als dat wat volgens Sperber en Wilson (1995) de optimaal relevante boodschap zou zijn, dat wil zeggen: de boodschap waarbij de verhouding tussen de kosten van verwerking en de opbrengst van nieuwe kennis optimaal is. Omdat de inhoud van de gemiddelde reclameboodschap neerkomt op Product X heeft kenmerk Y of Gebruik van product X heeft gevolg Z is de verwachting dat de optimaal relevante boodschap zoiets is als Dobbelman Donker houdt uw zwarte kleren zwart of Gebruik Omo Tablets en het wit van uw kleren waarin ook een kleur zit blijft wit. Een afwijking ten opzichte van die verwachting wordt gevormd door slagzinnen als Dobbelman Donker. Een hoofdwas apart voor donker en zwart en Wit blijft wit, ook als er een beetje kleur in zit! Een tweede kenmerk van een retorische figuur is dat deze als artful wordt ervaren. Schilperoord (2006, p. 270) wijst er op dat deze term in het Nederlands moet worden opgevat als handig of gewiekst. De twee hierboven genoemde slagzinnen zijn eerder slim gevonden dan dat ze nu direct grote esthetische pretenties hebben. Het gewiekst -criterium helpt retorische figuren te onderscheiden van andere afwijkingen zoals een spelfout. Had er in de Dobbelman slagzin zward in plaats van zwart gestaan, dan was ook dat een afwijking van de verwachting geweest, maar niet een die als slim gevonden gekwalificeerd zou worden. Ten slotte stellen McQuarrie en Mick (1999) dat er aan een retorische figuur een mal ten grondslag ligt die onafhankelijk van de specifieke toepassing is ( a template independent of the specifics of the occasion ). In het voorbeeld van de 99

Hoeken wasmiddelslagzinnen bestaat die mal uit de retorische figuur rijm. In beide slagzinnen wordt rijm toegepast (de onderliggende mal) maar de specifieke rijmwoorden (apart zwart / wit zit) verschillen. Zo vormt ook de metafoor een mal voor een retorische figuur: Zowel bij de slagzin Melk: De witte motor als Stop een tijger in je tank (voor benzine) wordt een vergelijking getrokken tussen het ene object (respectievelijk melk, benzine) en het andere (respectievelijk motor, tijger) waarbij kenmerken van het laatste object worden toegekend aan het eerste. Zo verkrijgt melk in deze slagzin een kenmerk als energiebron en het benzinemerk een kenmerk als explosiviteit. Rijm en metaforen zijn retorische figuren die in verschillende categorieën vallen: rijm is een retorische figuur uit de categorie schema s, metaforen behoren tot de categorie tropen. Voor beide categorieën geldt dat er sprake is van een afwijking van de verwachting. Wat betreft de schema s ligt die verwachting in het gegeven dat in gewone communicatie de betekenis van de woorden bepalend is voor de formulering van de inhoud van de boodschap. De relatie tussen woordvorm en woordbetekenis is willekeurig: bank en rank zijn qua klankvorm sterk gerelateerd maar niet qua betekenis, terwijl voor bank en sofa het omgekeerde geldt. Omdat er geen relatie is tussen vorm en betekenis verwachten we dat de woordvormen in een boodschap een willekeurig patroon vertonen. Schema s wijken af van deze verwachting doordat de vorm wél een patroon vertoont, bijvoorbeeld doordat alle woorden met dezelfde letter beginnen of elke zin met dezelfde klank eindigt. Behalve die afwijking is er echter meestal nog steeds sprake van een optimaal relevante boodschap: dat Heineken heerlijk smaakt (althans volgens de adverteerder) is nog steeds gemakkelijk afleidbaar van Heerlijk Helder Heineken. Bij tropen zit de afwijking niet in de onverwachte regelmaat van de vorm, maar in een schending van de verwachting dat de boodschap optimaal relevant is. In vergelijking met de gekozen figuur zijn er alternatieven denkbaar die het achterhalen van de beoogde inhoud gemakkelijker maken. Zo lijkt de slogan NRC Handelsblad: Slijpsteen voor de geest moeilijker te begrijpen dan NRC Handelsblad houdt u scherp, en geldt hetzelfde voor: De Pers: Gratis maar niet goedkoop in vergelijking met De Pers: Gratis maar kwalitatief goed. Tropen schenden dus de verwachting dat de zender kiest voor een vorm die voor een efficiënte overdracht van informatie zorgt. 1.3 Schema s en tropen in het visuele domein De classificatie van retorische figuren is in eerste instantie ontwikkeld voor verbale retorische figuren. Maar ook in het visuele deel van reclame zijn retorische figuren aan te wijzen. Zo kun je in de volgende advertenties onder andere een visuele metafoor (in afbeelding 3 wordt de onopvallende effectiviteit van de aangeprezen deodorant vergeleken met die van een wasknijper) en een hyperbool (in afbeelding 4 wordt de mate waarin de soep gevuld is met groenten wel erg overdreven) aanwijzen. 100

De overtuigingskracht van verbopicturale schema s in advertenties Afbeelding 3 een visuele metafoor Afbeelding 4 een visuele hyperbool Dergelijke observaties hebben geleid tot voorstellen voor de classificatie van visuele retoriek (zie bijv. Durand, 1987; McQuarrie & Mick, 1999; Van Mulken, 2003). Daarbij komt onder andere de vraag aan de orde of het - oorspronkelijk voor verbale retorische figuren opgestelde onderscheid tussen schema s en tropen - ook bruikbaar is voor de classificatie van visuele retorische figuren. Waar McQuarrie daar in eerste instantie een instemmend antwoord op geeft (McQuarrie & Mick, 1999), keert hij later op zijn schreden terug (Phillips & McQuarrie, 2004). Het classificatieschema voor visuele tropen werkt redelijk goed, maar voor schema s lijkt dat niet het geval te zijn. Dat is op zich niet vreemd. In de vorige paragraaf is opgemerkt dat schema s mogelijk worden gemaakt door de arbitraire relatie tussen betekenis en vorm. In het visuele domein is die relatie juist niet arbitrair: de wasknijper in de advertentie kan enkel en alleen naar het concept wasknijper verwijzen door zijn visuele gelijkenis met een wasknijper. Volgens Phillips en McQuarrie (2004, p. 132) zijn visuele schema s daarom niet mogelijk. Schilperoord (2007) laat prachtig zien dat die conclusie overhaast is. Hij toont onder andere aan de hand van de twee volgende advertenties aan hoe een afwijkende figuur ook in het visuele domein voor een schema-effect kan zorgen. In de advertenties wordt een relatie gelegd tussen het herfst- en winterseizoen en het aangeprezen product: de rookworst. Daartoe wordt de rookworst gekoppeld aan de herfst door het afbeelden van een vlucht ganzen en aan de winter door de afbeelding van een besneeuwde ijsbaan. Het schema-effect zit volgens Schilperoord in de wijze waarop de ganzenvlucht en de ijsbaan rijmt met de rookworst. 101

Hoeken Afbeelding 5 en 6 Voorbeelden van visueel rijm Zowel voor de ijsbaan als voor de vlucht ganzen geldt dat het gekozen perspectief van de fotograaf de overeenkomst met de rookworst benadrukt. Dat dit geen toeval is, leidt Schilperoord (2007, p. 70) af uit het feit dat de afbeelding van de rookworst rechtsonder in de advertentie een kwartslag is gedraaid om de overeenkomst tussen product en ijsbaan of ganzenvlucht extra te benadrukken. Van Enschot, Hoeken en Van Mulken (2008) introduceren naast verbale en visuele schema s, ook de zogenaamde verbopicturale schema s. Dit onderscheid loopt parallel aan het door Forceville (1996) geïntroduceerde onderscheid tussen verbale, visuele en verbopicturale metaforen. Verbopicturale schema s ontstaan (net als verbopicturale metaforen) door de combinatie van tekst en beeld, zoals in de afbeelding 1 van deze bijdrage waarin een deel van de afbeelding de getuite lippen een letter ( o ) van het verbale deel representeert. Deze combinatie van tekst en beeld is afwijkend in de zin dat ze onze verwachtingen doorbreekt dat tekst en beeld gescheiden delen van een document zijn en slim gevonden. In die zin voldoet het aan de criteria om te spreken van een retorische figuur. Van Enschot et al. classificeren deze figuur als een schema omdat de afwijking op het niveau van de vorm en niet op het niveau van de inhoud ligt. In de volgende paragraaf gaan we in op het empirisch onderzoek naar de overtuigingskracht van deze vorm. 1.4 De overtuigingskracht van verbopicturale retorische figuren Van Enschot en haar collega s (2006, Hoofdstuk 5; Van Enschot, Hoeken & Van Mulken, 2008) onderzochten de begrijpelijkheid en waardering van advertenties gericht op een brede doelgroep. De advertenties waren afkomstig uit de AllerHande, het gratis tijdschrift van de Albert Heijn. Van Enschot et al. vergeleken de waardering van advertenties zonder retorische figuren met die van advertenties waarin verbopicturale schema s voorkwamen (zoals de lipgloss advertentie in afbeelding 1) en verbopicturale paradoxen waarbij de tekst niet overeen lijkt te komen met de afbeelding (zoals de advertentie op de volgende pagina in afbeelding 7). 102

De overtuigingskracht van verbopicturale schema s in advertenties Afbeelding 7 Een verbopicturale paradox Uit de resultaten bleken alleen de verbopicturale schema s (zoals de lipgloss advertentie) hoger gewaardeerd te worden. Advertenties met een verbopicturale paradox werden even laag gewaardeerd als advertenties zonder retorische figuur. Van Enschot et al. voerden vervolgens een kwalitatief onderzoek uit waarbij proefpersonen gevraagd werd deze advertenties een rapportcijfer te geven en vervolgens uit te leggen waarop dat cijfer was gebaseerd. Het volgende fragment lijkt illustratief voor hoe dat interpretatieproces kan verlopen: Deze gaat echt totaal langs me heen. Dit hier kan ik niet de link leggen. Ja, het zal wel één kopje zijn of zo, dat het een klein beetje is. Maar met dat lepeltje? [ ] wat dat lepeltje erbij moet. En dan espressoapparaat. Oh zo ja, nou snap ik het wel! Dat lepeltje want het is ook een grap [ ] dat het lepeltje zeg maar, dat dit het apparaat is, dat je het alleen maar hoeft te roeren denk ik dan. Ja, dat als je dit eenmaal door hebt dan vind ik m wel grappig. Uit dit interview blijkt dat zelfs onder ideale omstandigheden de proefpersoon had alle tijd om rustig naar de advertentie te kijken en erover na te denken de advertentie nog steeds erg moeilijk blijkt (voor verschillende proefpersonen zelfs te moeilijk; zij slaagden er niet een zinvolle interpretatie te geven aan de advertentie en waardeerden hem daarom negatief). In de harde werkelijkheid wordt bij het doorbladeren van de AllerHande aan een dergelijke advertentie waarschijnlijk nog veel minder aandacht aan besteed, waardoor de kans op een succesvolle interpretatie niet zal toenemen. Waar de verbopicturale paradoxen voor problemen zorgden, leken de verbopicturale schema s wel een bijdrage aan het de overtuigingskracht van de advertentie te leveren. Van Enschot (2006, pp. 122-124) rapporteert namelijk dat verbopicturale schema s niet alleen tot een hogere waardering voor de advertentie leidden, maar ook een positief effect op de attitude ten opzichte van het product sorteerden. Het is echter moeilijk om de hogere waardering en positievere attitude eenduidig aan de gebruikte retorische figuur toe te schrijven. De advertenties met verbopicturale paradoxen prezen heel andere producten aan dan de advertenties met verbopicturale schema s, en 103

Hoeken verschilden daarnaast op allerlei punten van elkaar. In deze bijdrage presenteer ik een onderzoek waarin de aan- of afwezigheid van een verbopicturaal schema wordt gemanipuleerd zodat eenduidig kan worden onderzocht of het inderdaad de aanwezigheid van een verbopicturale schema is dat tot een hogere waardering voor de adverentie en positievere attitude ten opzichte van het product leidt. Dit leidt tot de volgende twee hypotheses: Hypothese 1: Hypothese 2: Advertenties met verbopicturale schema s worden hoger gewaardeerd dan advertenties zonder verbopicturale schema s. Advertenties met verbopicturale schema s zijn overtuigender dan advertenties zonder verbopicturale schema s 2 Methode 2.1 Materiaal Het materiaal bestond uit vier advertenties voor verschillende producten: het parfum Moschino, de Peugeot 407, Albert Heijn ontbijtkoek en Paradontax. Van elke advertentie werden twee versies ontwikkeld: één met, en één zonder verbopicturaal schema. Hieronder volgt een voorbeeld van de manipulatie (waarbij rechts de originele advertentie staat). De andere advertenties staan in de bijlage. 2.2 Instrumentatie De volgende afhankelijke variabelen werden gemeten: De waardering voor de advertentie werd gemeten met behulp van drie 7-punts semantische differentialen (Ik vind de advertentie: slecht goed, aantrekkelijk onaantrekkelijk, oninteressant interessant). De betrouwbaarheid van de schaal was adequaat (Cronbach s α =.72). De attitude ten opzichte van het product werd eveneens gemeten met behulp van drie 7-punts semantische differentialen (Ik ervaar het product in de advertenties als: positief negatief, slecht uitstekend, geschikt ongeschikt). De betrouwbaarheid van deze schaal was goed (Cronbach s α =.81). 104

De overtuigingskracht van verbopicturale schema s in advertenties Ter controle van de manipulatie werden daarnaast de volgende variabelen gemeten met behulp van 7-punts semantische differentialen: de mate van natuurlijkheid (Ik vind de advertentie: onnatuurlijk natuurlijk) en de gepercipieerde complexiteit (De advertentie is voor mij: niet duidelijk duidelijk, moeilijk - makkelijk, eenvoudig complex (Cronbach s α =.70)). De items waarmee de mate van afwijking werd gemeten (Ik vind de advertentie: verrassend - niet verrassend, kunstzinnig niet kunstzinnig, slim bedacht slecht bedacht) vormden geen betrouwbare schaal (Cronbach s α =.64); de scores op deze items zijn daarom niet samengenomen maar werden geanalyseerd middels een multivariate-test. Ten slotte werd de vraag gesteld of de proefpersoon de advertentie al eerder had gezien (met als antwoordmogelijkheden: ja / nee/ weet ik niet). 2.3 Proefpersonen Er namen 96 proefpersonen deel aan het onderzoek. De gemiddelde leeftijd bedroeg 33 jaar (15 71). Er namen iets meer vrouwen (50) dan mannen (46) deel. Het opleidingsniveau varieerde van uitsluitend basisonderwijs tot een voltooide academische opleiding. 2.4 Design Er werd gebruik gemaakt van een binnen-proefpersoonontwerp. Elke proefpersoon beoordeelde vier advertenties voor vier verschillende producten. Twee advertenties bevatten wel een verbopicturaal schema, de andere twee niet. Elke versie van elke advertentie werd door evenveel proefpersonen beoordeeld. Daarnaast bestonden er twee versies van de vragenlijst die elkaars spiegelbeeld vormden wat betreft de volgorde waarin de advertenties werden aangeboden. 2.5 Procedure De proefpersonen werden individueel benaderd met het verzoek om deel te nemen aan een onderzoek naar de waardering van reclame. Als ze zich bereid toonden om deel te nemen aan het onderzoek, kregen ze een gedrukte vragenlijst met op de eerste pagina een korte instructie voor het invullen van de vragenlijst. Na afloop van de sessie, die gemiddeld 15 minuten duurde, werd het doel van het onderzoek uitgelegd en eventuele aanvullende vragen beantwoord. 3 Resultaten Allereerst werd voor elke advertentie gecontroleerd of de manipulatie de natuurlijkheid van de advertentie had aangetast. Dat bleek niet het geval. Beide versies van elke advertenties werden als even natuurlijk beoordeeld (p s >.36). Vervolgens werd getoetst of de aanwezigheid van een verbopicturaal schema de gepercipieerde complexiteit van de advertentie verhoogde. Bij de Moschino advertentie leidde de aanwezigheid van het verbopicturaal schema juist tot een lager gepercipieerde complexiteit (t (94) = 3.28, p <.01). Bij de andere advertenties werden geen verschillen gevonden (p >.14). Ten slotte werd onderzocht of het gebruik van een verbo-picturaal schema als afwijkend werd beoordeeld. Omdat de items geen betrouwbare schaal vormden, werden deze items middels een MANOVA geanalyseerd. Voor elk van de advertenties gold dat de versie met verbopicturaal schema als afwijkender werd gevonden dan de 105

Hoeken versie zonder. Dit effect was bij de Moschino-advertentie het kleinst (Wilks λ =.901, F (3, 91) = 3.34, p <.05, η 2 =.10). Voor de andere advertenties gold: p =.001 of kleiner terwijl de effectgrootte varieerde van.17 tot.28. In Tabel 1 staan de scores voor de waardering voor de advertenties en de attitude ten opzichte van het product. Tabel 1 De gemiddelde waardering voor de advertentie en attitude ten opzichte van het product als functie van verbopicturaal schema (1= zeer negatief, 7= zeer positief) Verbopicturaal schema Aanwezig Afwezig Waardering voor advertentie Moschino 4.82 a (1.44) 4.49 a (1.35) Peugeot 4.44 a (1.27) 3.85 b (1.56) AH ontbijtkoek 4.49 a (1.38) 3.73 b (1.21) Paradontax 4.12 a (1.26) 3.37 b (1.41) Attitude t.o.v. het product Moschino 4.51 a (1.32) 4.06 a (1.14) Peugeot 4.69 a (1.12) 4.60 a (1.22) AH ontbijtkoek 4.64 a (1.08) 4.46 a (1.17) Paradontax 4.94 a (1.12) 4.56 a (1.37) Verschillen in rij-superschriften wijzen op een significant verschil op basis van een t- toets voor onafhankelijke steekproeven. Als eerste werd een 2 (wel/geen verbopicturaal schema) x 2 (product) ANOVA met herhaalde metingen uitgevoerd. Uit deze analyse bleek de aanwezigheid van een verbopicturaal schema tot een hogere waardering voor de advertentie (Wilks λ =.862, F (1, 95) = 15.18, p <.001, η2 =.14) én tot een positievere attitude ten opzichte van het product (Wilks λ =.948, F (1, 95) = 5.12, p <.05, η2 =.05) te leiden. Bij geen van de afhankelijke variabelen was er sprake van een effect van producttype (p s >.30) of een interactie tussen producttype en schema (F s < 1). Vervolgens is per advertentie afzonderlijk getoetst of het schema tot een hogere waardering en positievere attitude leidde. Behalve bij de Moschino-advertentie (t (94) = 1.57, p =.12), leidde het schema tot een signifcant hogere advertentiewaardering (p s <.05). Bij de attitude had de aanwezigheid van een verbopicturaal schema bij geen van de advertenties een significant effect (p s >.08). 4 Conclusie en discussie In dit onderzoek werd het effect van verbopicturale schema s op de waardering voor en overtuigingskracht van advertenties onderzocht. De verwachting dat advertenties met verbopicturale schema s hoger gewaardeerd zouden worden, werd bevestigd. In de overall analyse waarin verschillen tussen advertenties werden genegeerd, was er een duidelijk aanwijsbaar effect met een behoorlijke omvang van de aanwezigheid van het verbopicturaal schema. Bij het afzonderlijk analyseren van de advertenties trad dit effect in drie van de vier gevallen op; bij de enige advertentie waarin dat niet het geval was, gingen de gemiddelden wel in deze richting. Het effect van verbopicturale schema s op de attitude ten opzichte van het product was minder eenduidig. Hoewel de gemiddelde attitudes na lezing van de versie mét verbopicturaal schema allemaal hoger 106

De overtuigingskracht van verbopicturale schema s in advertenties lagen dan die na lezing van de versie zonder schema, was dit verschil in geen van de gevallen significant. In de overall analyse treedt er wél een zij het zeer bescheiden effect op: de attitude ten opzichte van een product waarvoor geadverteerd wordt met behulp van een verbopicturaal schema is lichtelijk positiever dan die ten opzichte van hetzelfde product maar nu naar aanleiding van een advertentie zonder schema. Dat het effect op de advertentiewaardering groter is dan op de productattitude is niet verrassend. De waardering voor de advertentie wordt vooral beïnvloed door de kenmerken van die advertentie terwijl de attitude ten opzichte van het product mede zal zijn ingegeven door de productkenmerken. Je kunt een advertentie voor drop leuk en aantrekkelijk vinden terwijl je geen drop lust. Je waardering voor de advertentie is dan positief, maar je (negatieve) attitude ten opzichte van drop zal er niet door veranderen. De gemanipuleerde versies verschilden uitsluitend wat betreft de vormgeving van de advertentie, de informatie over het aangeprezen product bleef ongewijzigd. Toch wordt er in elk geval in de overall analyse een effect van de vormgeving op de productattitude gevonden. Blijkbaar heeft een dergelijke manipulatie toch gevolgen voor de attitude ten opzichte van het geadverteerde product ook al blijft de inhoud van de advertentie gelijk. Een dergelijke relatie tussen advertentiewaardering en productattitude komt overeen met het model over de rol van experiëntiële verwerking in het overtuigingsproces. De resultaten van dit onderzoek komen in grote lijnen overeen met die van Van Enschot (2006; van Enschot et al., 2008). Ook zij rapporteert dat advertenties met verbopicturale schema s hoger gewaardeerd worden en tot een positievere attitude leiden dan advertenties zonder schema s. Waar in haar onderzoek de aan- of afwezigheid van schema s samenging met verschillen in producten en vormgeving, is in dit onderzoek uitsluitend de aan- of afwezigheid van de schema s gemanipuleerd. Daarmee kunnen de effecten op de waardering en attitude eenduidiger aan de manipulatie worden toegeschreven. Vanuit het perspectief van reclamemakers vormen deze manipulaties een interessant instrument om de attitude van consumenten ten opzichte van een product te verhogen. De resultaten suggereren immers dat die attitude gevoelig is voor een relatief eenvoudige ingreep die in veel gevallen toepasbaar is. Maar ook vanuit theoretisch oogpunt zijn de hier gerapporteerde resultaten van belang. In navolging van het door Forceville (1996) gemaakte onderscheid tussen verbale, visuele en verbo-picturale metaforen, lijken er ook verbale, visuele en verbopicturale schema s te bestaan. Deze verbo-picturale schema s voldoen aan de eisen die gesteld worden aan schema s. Uit de resultaten van het experiment, blijkt dat proefpersonen de hier onderzochte schema s als afwijkend beschouwen maar zonder dat die afwijking de complexiteit van de advertentie verhoogt. De afwijking lijkt zich daarmee op het niveau van de vorm te bewegen in plaats van op het niveau van de inhoud. Gegeven het grote belang van illustraties voor de effectiviteit van advertenties zal de vraag naar adequate classificaties van visuele retorische figuren alleen maar toenemen. De resultaten van dit onderzoek vormen een pleidooi voor het opnemen van de categorie verbopicturale metaforen in een dergelijke classificatie. Noten 1. De hier gerapporteerde data zijn verzameld in samenwerking met Merel Balfoort, Martje van de Kamp, Joanne Lammers, Britt de Lange, Zikria Masoud en Eva Veens in het kader van hun onderzoek voor hun bachelorscripties. 107

Hoeken Literatuur Aristoteles (2004). Retorica. [red. J.M. van Ophuijsen, vertaling M. Huys]. Groningen: Historische uitgeverij. Brown, S.P., & Stayman, D.M. (1992). Antecedents and consequences of attitude toward the ad: A meta-analysis. Journal of Consumer Research, 19, 34-51. Durand, J. (1987). Rhetorical figures in the advertising image. In J. Umiker-Sebeok (Ed.), Marketing and Semiotics (pp. 295-318). Berlin: Mouton de Gruyter. Forceville, C. (1996). Pictorial Metaphor in Advertising. London etc.: Routledge. McQuarrie, E. & Mick, D.G. (1996). Figures of rhetoric in advertising language. Journal of Consumer Research, 22, 424 437. McQuarrie, E.F., & Mick, D.G. (1999). Visual rhetoric in advertising: Textinterpretive, experimental, and reader-response analyses. Journal of Consumer Research, 26(1), 37-54. Meyers-Levy, J., & Malaviya, P. (1999). Consumers processing of persuasive advertisements: An integrative framework of persuasion theories. Journal of Marketing, 63, 45-60. Nan, X. (2008). The influence of liking for a public service announcement on issue attitude. Communication Research, 35, 503-528. Phillips, B.J., & McQuarrie, E.F. (2004). Beyond visual metaphor: A new typology of visual rhetoric in advertising. Marketing Theory, 4(1/2), 113-136. Pieters, R., & Wedel, M. (2004). Attention capture and transfer in advertising: Brand, pictorial, and text-size effects. Journal of Marketing, 68, 36-50. Quintilianus, M.F. (2001). Opleiding tot redenaar. Vertaald door P. Gerbrandy. Groningen: Historische uitgeverij. Schilperoord, J. (2006). Review Retoriek in Reclame; waardering voor schema's en tropen in tekst en beeld. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 28, 265-271. Schilperoord, J. (2007). Oote; retorische schema's (en tropen) in tekst en beeld. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 29, 65-88. Scott, L.M. (1994). Images in advertising: The need for a theory of visual rhetoric. Journal of Consumer Research, 21, 252-273. Sperber, D., & Wilson, D. (1995). Relevance: Communication and cognition. 2nd ed. Oxford: Blackwell. Van Enschot, R. (2006). Retoriek in reclame: Waardering voor schema's en tropen in tekst en beeld. Nijmegen: Proefschrift Radboud Universiteit. Van Enschot, R., Hoeken, H., & Mulken, M. van (2008). Rhetoric in advertising: Attitudes towards verbo-pictorial rhetorical figures. Information Design Journal + Document Design, 16(1), 35-45. Van Mulken, M. (2003). Analyzing rhetorical devices in print advertisements. Document Design, 4(2), 115-128. 108

De overtuigingskracht van verbopicturale schema s in advertenties Bijlage: experimentele advertenties (bij de Peugeot-advertentie was de rechteradvertentie de originele advertentie, bij de Ontbijtkoek- en Paradontaxadvertentie was de linkeradvertentie de originel advertentie) 109

Hoeken 110