Heeft het adolescentenstrafrecht toekomst?

Vergelijkbare documenten
Inhoud. 1 Inleiding 15 Ido Weijers

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Adolescentenstrafrecht

Het adolescentenstrafrecht

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Feiten en Achtergronden. De jeugdige in het jeugdstraf(proces)recht. 1 februari 2008

Inhoudsopgave. Voorwoord Een apart jeugdstrafrecht met eigen sancties en procedureregels De leeftijdsgrenzen 41

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aangepast strafrecht de rol van leeftijd en ontwikkeling

Samenvatting. Doel. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17

De aanhouding en inverzekeringstelling van minderjarige en jongvolwassen verdachten. Een kindgerichte aanpak en alternatieven voor de politiecel

Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht** inzake

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

VAN PIJ NAAR TBS. Naam: A.H.J.P. Albers Titel afstudeerscriptie: Van PIJ naar TBS Scriptiebegeleider: Professor Vlaardingerbroek Studentnummer:

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, enz. enz. enz.

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

Het adolescentenstrafrecht

INHOUD. Afkortingen / XIII

Mr Henk van Asselt. Werkzaam op het advocatenkantoor te Roosendaal. Strafrechtadvocaat. Lid van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het Conceptwetsvoorstel Adolescentenstrafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Preadvies. van de. Adviescommissie Strafrecht. inzake

Kansen, aandachtspunten en prioriteiten voor de advocatuur, naar aanleiding van het werkcafé adolescentenstrafrecht

Aan de Minister voor Rechtsbescherming De heer drs. S. Dekker Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Dekker,

De eindigheid van de PIJ-maatregel

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

maatschappijwetenschappen havo 2016-I

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

Hoe beïnvloedt de scheiding de advisering rond strafrechtelijke of civielrechtelijke plaatsing?

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De omzetting van de pij-maatregel in de tbs-maatregel in het licht van artikel 37 Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind

Geen noodzaak voor adolescentenstrafrecht

Tenuitvoerlegging van sancties

Datum 17 juni 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen Recourt en Rebel over minderjarigen in voorlopige hechtenis

Strafvordering in zaken betreffende jeugdige personen (artt.486 t/m 505 Sv)

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Berechting. A.Th.J. Eggen

WETGEVINGSADVIES. 1. Inleiding

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenvatting. 1 Letterlijk: Ontzegging van de Bevoegdheid Motorrijtuigen te besturen.

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

Van PIJ naar Tbs: een onderzoek naar schending van het IVRK en alternatieve sancties of maatregelen voor artikel 77tc WvSr.

Inhoud. Deel I Inleidende beschouwingen 1. Deel II Juridische beschouwingen 17. Hoofdstuk 1 Gedragsdeskundigen in strafzaken 3

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

U bent onlangs veroordeeld door de strafrechter. Hij* heeft u een straf of maatregel

Eerste Kamer der Staten-Generaal

U bent onlangs veroordeeld door de strafrechter. Hij* heeft u een. In deze brochure leest u over de verschillende soorten straffen en

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

Aangenomen en overgenomen amendementen

ECLI:NL:PHR:2016:382 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 15/01533

* Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen. De veroordeling 3. Registratie 3. De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden 3

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

HET WERK VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE

Wegingslijst adolescentenstrafrecht

Wegingslijst adolescentenstrafrecht

Het adolescentenstrafrecht: een verbetering voor de jeugdige?

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

1.21 Verkeer: dood/zwaar lichamelijk letsel door schuld in het verkeer (art. 6 WVW 1994)

Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998

Het adolescentenstrafrecht

Invoering adolescentenstrafrecht wel of niet doen?

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I

Maatregelopties voor jong volwassenen: Gedragsbeïnvloedende Maatregel, Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen. Terbeschikkingstelling

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds jeugdinrichtingen in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht

De artikelen 77b en 77c Wetboek van Strafrecht, verleden, heden en toekomst

Als uw kind in aanraking komt met de politie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet

Eerste Kamer der Staten-Generaal

KADER ADOLESCENTENSTRAFRECHT 2014

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

KADER ADOLESCENTENSTRAFRECHT APRIL 2014

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ASR Thema aanbodpalet

Criminaliteit Handelingen en gedragingen (zowel doen als nalaten) die de wetgever strafbaar heeft gesteld.

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

6 Berechting. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

Transcriptie:

Heeft het adolescentenstrafrecht toekomst? Eindversie masterthesis Rechtsgeleerdheid Dominique Schalk Breda, 20 mei 2016

Heeft het adolescentenstrafrecht toekomst? Masterthesis in het kader van de opleiding rechtsgeleerdheid aan de Tilburg University Student: Dominique Schalk ANR: 693843 Afstudeertraject: Najaar 2015- voorjaar 2016 Eerste beoordelaar: Tweede beoordelaar: prof. mr. P. Vlaardingerbroek Breda, 20 mei 2016 ii

Voorwoord Voor u ligt de thesis die ik in het kader van de masteropleiding Rechtsgeleerdheid aan de Tilburg University heb geschreven. In de periode van september 2015 tot en met mei 2016 heb ik onderzoek verricht naar de optimalisering van het adolescentenstrafrecht. Onderdeel van het onderzoek is een rechtsvergelijking met Duitsland, jurisprudentieonderzoek en het aandragen van actiepunten, zodat het adolescentenstrafrecht meer kan worden toegepast. Gedurende het verrichten van het onderzoek heb ik van prof. mr. P. Vlaardingerbroek diverse malen feedback gehad op de geschreven stukken. Voor de goede begeleiding, de feedback en de fijne samenwerking wil ik hem dan ook hartelijk bedanken. Daarnaast wil ik mevrouw mr. M.C. Tempelaar, rechter bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant bedanken voor het gesprek dat heeft plaatsgevonden en het licht dat ze heeft geworpen op het onderwerp. Ook wil ik mevrouw mr. J.F.M. Kerkhofs, officier van justitie van arrondissement Zeeland-West-Brabant, bedanken voor het beantwoorden van de vragen die ik haar heb gesteld en voor de tijd die ze daarvoor heeft genomen. Eveneens wil ik mevrouw J. Gijsbers, reclasseringsmedewerker bij Leger des Heils jeugdbescherming & reclassering, bedanken voor het beantwoorden van de vragen die ik haar heb gesteld, de tijd die ze daarvoor heeft genomen en de documenten die ze vooraf naar me heeft gestuurd. Tot slot wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor de steun die ze me hebben geboden gedurende de opleiding. Aparte vermelding verdient Floortje Sips voor het ontwerpen van de voorpagina, bedankt daarvoor. Ik wens u veel leesplezier! Dominique Schalk Breda, 20 mei 2016. iii

Inhoudsopgave Voorwoord... iii Afkortingenlijst... vi Hoofdstuk 1 Inleiding... 1 1.1 Probleemanalyse... 1 1.2 Onderzoeksdoel... 4 1.3 Onderzoeksvraag en subvragen... 4 1.4 Onderzoeksmethoden... 5 1.5 Maatschappelijke relevantie... 6 1.6 Wetenschappelijke relevantie... 6 1.7 Leeswijzer... 6 Hoofdstuk 2 Beschrijving van het adolescentenstrafrecht... 7 2.1 Intentie wetgever bij invoering... 7 2.2 Beoordeling adolescentenstrafrecht op ZSM... 8 2.3 Beschrijving nationale bepalingen... 8 2.3.1 Sancties volwassenenstrafrecht... 9 2.3.2 Sancties jeugdstrafrecht... 10 2.3.3 Vergelijking sancties... 10 2.3.4 Processuele bepalingen... 12 2.4 Beschrijving internationale bepalingen... 13 2.5 Tussenconclusie... 15 Hoofdstuk 3 Rechtsvergelijking Duitsland... 16 3.1 Jeugdstrafrecht Duitsland... 16 3.2 Ervaringen in Duitsland... 19 3.3 Tussenconclusie... 20 Hoofdstuk 4 Jurisprudentieonderzoek... 21 4.1 Bevindingen jurisprudentieonderzoek... 21 4.2 Toepassing artikel 77c Sr door rechter... 22 iv

4.3 Afwijzing toepassing artikel 77c Sr door rechter... 25 4.4 Heropening zaak door rechtbank... 27 4.5 Tussenconclusie... 28 Hoofdstuk 5 Actiepunten voor aanpassing van het adolescentenstrafrecht... 29 5.1 Nader informeren advocaten en andere betrokken partijen... 29 5.2 Inlassen moment tijdens strafproces voor laten opmaken rapportage... 30 5.3 Toevoegen rechter bij overleg op ZSM... 30 5.4 Veranderen uitgangspunt naar jeugdstrafrecht... 31 5.5 Jeugdreclassering in plaats van volwassenenreclassering... 32 5.6 Tussenconclusie... 32 Hoofdstuk 6 Conclusies en aanbevelingen... 34 6.1 Conclusies... 34 6.2 Aanbevelingen... 35 Bronnenlijst... 38 Bijlagen v

Afkortingenlijst AA Bjj BW DVJJ EVRM GBA-verdachten GZ-Psycholoog IVBPR IVRK JGG JJI Jo. NAO NIFP Pbw PIJ R-C Red. RSJ RvdK Sr Sv UVRM VN WODC ZSM Ars Aequi Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen Burgerlijk Wetboek Deutsche Vereinigung für Jugendgerichte und Jugendgerichtshilfen Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens Gezondheidszorgpsycholoog Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind Jugendgerichtsgesetz Justitiële Jeugdinrichting Juncto Niet anders omschreven Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Penitentiaire beginselenwet Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen Rechter-commissaris Redactie Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming Raad voor de Kinderbescherming Wetboek van Strafrecht Wetboek van Strafvordering Universele Verklaring van de Rechten van de Mens Verenigde Naties Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Zo snel, slim, selectief, simpel, samen en samenlevingsgericht mogelijk vi

Hoofdstuk 1 Inleiding In dit eerste hoofdstuk bespreek ik waar het onderzoek betrekking op heeft. Allereerst volgt een analyse van het probleem. Vervolgens zijn het onderzoeksdoel, de onderzoeksvraag en de subvragen opgenomen. Daarna staan de onderzoeksmethoden en de maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie in het hoofdstuk beschreven. Het hoofdstuk bevat tot slot een leeswijzer. 1.1 Probleemanalyse De Wet adolescentenstrafrecht is sinds 1 april 2014 van kracht. 1 Hiermee heeft er een wijziging plaatsgevonden in de maximumleeftijd waarop het jeugdstrafrecht op 18- tot 23-jarigen kan worden toegepast. Voorheen gold namelijk een maximumleeftijdsgrens van 21 jaar, nu is dat verhoogd naar 23 jaar. 2 Invoering van het adolescentenstrafrecht leidt ertoe dat een sanctie uit het meer pedagogische sanctiepakket van het jeugdstrafrecht bij een jongvolwassene kan worden toegepast en een sanctie uit het gewone strafrecht bij een minderjarige kan worden toegepast. 3 Het idee hierachter is dat de maatregelen in het adolescentenstrafrecht erop zijn gericht de criminele adolescenten maximaal te stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen, en dat zij zich van verder crimineel gedrag zullen onthouden. 4 Uit de memorie van toelichting blijkt dat het kabinet de toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen bij jongvolwassenen bevordert, wanneer dit gelet op de ontwikkelingsfase van de jongvolwassene de meest effectieve manier vormt om het gedrag in gunstige zin te beïnvloeden. 5 De 17- jarige Murat D. werd in 2004 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en tbs met dwangverpleging, omdat hij de onderdirecteur van zijn school had doodgeschoten. In hoger beroep werd geoordeeld dat Murat D. volgens het volwassenenstrafrecht moest worden berecht, ondanks de onderliggende rapportages die adviseerden het jeugdstrafrecht toe te passen. 6 Door de kinder- en jeugdpsychiater werd geoordeeld dat geen sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, maar dat kon worden gesproken van een enigszins gebrekkige 1 Stb. 2013, 485 en Stb. 2014, 33. 2 Schuyt 2014, p. 39. 3 Kamerstukken II 2012/13, 33 498, 3, p. 1. 4 Kamerstukken II 2012/13, 33 498, 3, p. 1. 5 Kamerstukken II 2012/13, 33 498, 3, p. 1. 6 Hof Den Haag 23 december 2004, ECLI:NL:GHSGR:2004:AR8112. 1

ontwikkeling van de geestvermogens op cognitief en sociaal- emotioneel gebied. 7 De psycholoog oordeelde eveneens dat geen sprake was van een ziekelijke stoornis, maar wel van een gebrekkige ontwikkeling, namelijk zwakbegaafdheid. Een andere klinische en forensische psycholoog gaf hetzelfde oordeel. Alle drie de deskundigen gaven aan dat bij Murat D. sprake was van gekrenktheid, waardoor hij over onvoldoende zelfcontrole beschikte, wat zich uitte in agressief gedrag. 8 Het hof was van mening dat onvoldoende aannemelijk was geworden dat de maximale behandelingsduur van de 6 jaar in het kader van een PIJ-maatregel toereikend zou zijn. Dit leidde uiteindelijk tot toepassing van het volwassenenstrafrecht. 9 De zaak Murat. D. heeft er uiteindelijk mede toe geleid dat het adolescentenstrafrecht in gang is gezet. De Commissie- Anneveldt stelde overigens in 1982 al voor om het materiële jeugdstrafrecht ook van toepassing te laten zijn op 18 t/m 23-jarigen. 10 Naast het afgekeurde voorstel van Commissie- Anneveldt en het arrest in de zaak Murat D. gaf Doreleijers in 2010 aan dat nieuwe kennis over de leeftijd waarop de ontwikkeling van de hersenen is voltooid, heroverweging van het invoeren van het adolescentenstrafrecht behoefde. 11 Adolescenten vertonen vaak leeftijdsspecifiek risicogedrag doordat de neurobiologische en psychologische ontwikkeling nog niet is voltooid. 12 Bepaalde hersenfuncties komen pas na het 20 e levensjaar volledig tot ontwikkeling, zoals het vermogen om impulsen af te remmen, het overzien van gevolgen van handelingen, het rekening houden met consequenties op langere termijn en het reguleren van emoties. 13 Het wordt van belang geacht om rekening te houden met de ontwikkelingsleeftijd van jongvolwassenen in deze leeftijdscategorie, zodat zij kunnen worden bijgestuurd en de kans op recidive kan verminderen. 14 In 2014 waren er 30.770 jongvolwassen geregistreerde volgens het in die tijd genoemde GBA-verdachten in de leeftijd van 18 tot en met 22 jaar. 15 Dit aantal ziet op het absolute aantal jeugdige aangehouden verdachten dat bekend is in de GBA. 16 Voornoemd aantal wijst erop dat jeugdcriminaliteit bij jongvolwassenen veel 7 Hof Den Haag 23 december 2004, ECLI:NL:GHSGR:2004:AR8112. 8 Hof Den Haag 23 december 2004, ECLI:NL:GHSGR:2004:AR8112. 9 Hof Den Haag 23 december 2004, ECLI:NL:GHSGR:2004:AR8112. 10 Bruning, Liefaard & Vlaardingerbroek 2016, p. 564. 11 Doreleijers, Ten Voorde & Moerings 2010, p. 112. 12 Vogelvang & Kempes 2014, p. 5. 13 Bartels 2013, p. 303. 14 Vogelvang & Kempes 2014, p. 5. 15 Thans heet het Basisregistratie Persoonsgegevens. Zie ook Van der Laan & Goudriaan 2016, p. 51. 16 Van der Laan & Goudriaan 2016, p. 53. 2

voorkomt en aangepakt dient te worden. Van belang om op te merken is het aantal jongvolwassenen dat een verstandelijke beperking heeft. In 2009 ging het om 15,7% van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar (ongeveer 400.000 jongeren). 17 Hierbij moet worden opgemerkt dat het om een schatting gaat. Niet alle jongeren met een verstandelijke beperking zijn als zodanig geregistreerd, omdat het niet altijd bekend is dat een jongvolwassene een verstandelijke beperking heeft. 18 Ook Bartels gaf in 2013 aan dat jongvolwassenen met een verstandelijke beperking sterk zijn oververtegenwoordigd in de groep die met politie in aanraking komt. 19 Ondanks dat zij meerderjarig zijn, functioneren zij cognitief en sociaal op een lager niveau. 20 Als wordt gekeken naar het aantal gepubliceerde uitspraken uit 2014, 2015 en 2016 dan valt op dat slechts in 66 zaken het adolescentenstrafrecht is toegepast. 21 Als dit wordt afgewogen naast voornoemde cijfers, dan lijkt dit erg weinig. Van belang is om uit te zoeken wat de oorzaak van dit lage aantal is. Opmerking verdient dat alleen de gepubliceerde uitspraken zijn bekeken. Zaken die op ZSM zijn afgedaan door de officier van justitie die niet hebben geleid tot een dagvaarding en zaken die door de rechtbank niet zijn gepubliceerd, zijn niet in dit onderzoek betrokken. Op ZSM wordt door de volwassenenreclassering bij adolescenten tussen de 18 en 23 jaar een beoordeling gemaakt met behulp van het wegingskader adolescentenstrafrecht of het adolescentenstrafrecht dient te worden toegepast. De officier van justitie zal dan op basis van het advies van de reclassering en mogelijk met informatie van de RvdK beoordelen of er aanleiding is voor nader onderzoek en advies in verband met toepassing van het jeugdstrafrecht. 22 Op basis van art. 63 lid 5 Sv is enkel de officier van justitie bevoegd om in zijn vordering aan te geven of hij voornemens is de zaak af te doen volgens het adolescentenstrafrecht. De R-C kan niet ambtshalve het jeugdstrafrecht toepassen of ambtshalve de jongvolwassene in een JJI laten plaatsen voor de inbewaringstelling. 23 Ingevolge art. 493 lid 1 Sv kan de R-C wel overgaan tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Echter, dit is de enige mogelijkheid die de R-C heeft om in het kader van het adolescentenstrafrecht een beslissing te nemen. 17 M. Teeuwen 2012, p. 11 en 12. 18 M. Teeuwen 2012, p. 11. 19 Bartels 2013, p. 303. Zie ook kamerstukken II 2010/11, 28 741, 17, p. 2. 20 Bartels 2013, p. 303. 21 Zie Bijlage A. 22 Art. 63 lid 6 Sv en Richtlijn en kader voor Strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten HALT, p. 5. 23 Art. 8.1 sub a Bjj. 3

Voor verdachten kan het een groot verschil uitmaken of voor een bepaald strafbaar feit een sanctie uit het volwassenenstrafrecht of uit het jeugdstrafrecht wordt toegepast. Op de verschillen wordt in paragraaf 2.3.3 nader op ingegaan. 1.2 Onderzoeksdoel Het doel van dit onderzoek is om de werking van het adolescentenstrafrecht te evalueren en om mogelijkheden aan te dragen voor optimalisering van de toepassing van het adolescentenstrafrecht. In dit onderzoek geef ik een beschrijving van de huidige wettelijke bepalingen die van belang zijn voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van rechtsvergelijking, waarbij wordt onderzocht wat de belangrijkste wettelijke bepalingen zijn binnen het jeugdstrafrecht en wat de ervaringen zijn in Duitsland met het jeugdstrafrecht voor 18- tot 21-jarigen. Daarnaast maak ik gebruik van jurisprudentieonderzoek en worden aan de hand van de uitkomsten van het rechtsvergelijkende onderzoek en het jurisprudentieonderzoek actiepunten opgesteld die ertoe kunnen leiden dat het adolescentenstrafrecht beter tot zijn recht komt. Door het WODC wordt de Wet Adolescentenstrafrecht geëvalueerd. De looptijd van het onderzoeksprogramma is van 2014 tot en met 2019. 1.3 Onderzoeksvraag en subvragen De onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt: Welke actiepunten zijn er nodig om het adolescentenstrafrecht bij 18- tot 23-jarigen te optimaliseren? Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, zijn de volgende subvragen opgesteld: 1. Wat heeft de wetgever destijds beoogd met de invoering van het adolescentenstrafrecht voor 18- tot 23-jarigen en wat zijn de belangrijkste wettelijke bepalingen? 2. Wat zijn de belangrijkste wettelijke bepalingen in het jeugdstrafrecht in Duitsland en wat zijn de ervaringen daar met de toepassing van het jeugdstrafrecht voor 18- tot 21-jarigen? 3. Welke redenen worden in de jurisprudentie genoemd voor het al dan niet toepassen van het adolescentenstrafrecht? 4. Zijn er actiepunten waardoor het adolescentenstrafrecht beter tot zijn recht kan komen? 4

1.4 Onderzoeksmethoden Om deelvraag 1 te kunnen beantwoorden, wordt gebruik gemaakt van literatuuronderzoek. Onderdeel van deelvraag 1 is het geven van een beschrijving van de intentie van de wetgever bij de invoering van de wet. Dit zal onder meer blijken uit de diverse kamerstukken en het Tekst en Commentaar behorende bij art. 77a-77kk Sr. Daarnaast worden de belangrijkste wettelijke bepalingen toegelicht. Indien nodig, zal voor beantwoording van deze deelvraag tevens gebruik worden gemaakt van andere literatuur, zoals handboeken en artikelen. Voor de beantwoording van deelvraag 2 wordt een rechtsvergelijking met Duitsland gemaakt. Duitsland heeft net als Nederland een Civil Law systeem, waardoor vergelijking met het Duitse rechtssysteem voor Nederland representatief is. Van belang is dat Duitsland een andere kijk heeft op het jeugdstrafrecht voor jongvolwassenen. 24 Het jeugdstrafrecht van Duitsland is neergelegd in de JGG. Uitgangspunt in de JGG is het toepassen van het jeugdstrafrecht, terwijl dit in Nederland juist de uitzondering is. 25 In Duitsland staat dan ook de opvoedingsgedachte centraal, in Nederland speelt dit minder. 26 Deze kijk op het jeugdstrafrecht kan voor Nederland nieuwe inzichten met zich mee brengen en wellicht een aanpassing van het adolescentenstrafrecht in Nederland tot gevolg hebben. Om de deelvraag te kunnen beantwoorden, zal gebruik worden gemaakt van diverse handboeken en artikelen. Voor beantwoording van deelvraag 3 wordt jurisprudentieonderzoek verricht. De gepubliceerde uitspraken met betrekking tot het adolescentenstrafrecht vanaf april 2014 tot 20 mei 2016 worden bestudeerd. De termen adolescentenstrafrecht en artikel 77c Sr zijn hiervoor gebruikt. Aan bod komt waarom rechters al dan niet overgaan tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. Voor beantwoording van de laatste deelvraag zijn de resultaten van het rechtsvergelijkend onderzoek en het jurisprudentieonderzoek meegenomen. Tevens is gebruik gemaakt van literatuur bij het opstellen van de actiepunten. 24 De JGG maakt onderscheid tussen jongeren en jongvolwassenen. 25 De Jonge & Van der Linden 2013, p. 436. 26 Weijers & Imkamp 2008, p. 68. 5

1.5 Maatschappelijke relevantie Uit de praktijk blijkt dat het adolescentenstrafrecht bij 18- tot 23-jarigen niet vaak is toegepast, terwijl het gaat om kwetsbare jongeren die er baat bij kunnen hebben als het adolescentenstrafrecht op hen van toepassing is. Het is dan ook van belang om actiepunten aan te dragen, waardoor toepassing van het adolescentenstrafrecht bij deze groep jongeren kan worden vergroot. 1.6 Wetenschappelijke relevantie Sinds de inwerkingtreding van het adolescentenstrafrecht twee jaar geleden, heeft er nog geen evaluatie plaatsgevonden met betrekking tot de werking van het adolescentenstrafrecht. Het is derhalve van belang om te beoordelen of de keuzes die destijds door de wetgever zijn gemaakt, leiden tot optimaal gebruik van de wettelijke bepalingen. Mogelijk kan het adolescentenstrafrecht vaker worden toegepast bij 18- tot 23-jarigen dan thans het geval is en hier dient dan ook verandering in te komen. Hiermee is de wetenschappelijke relevantie voor dit onderzoek gegeven. 1.7 Leeswijzer In hoofdstuk twee leest u een beschrijving van de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op het adolescentenstrafrecht, waarbij onderscheid is gemaakt tussen nationale en internationale bepalingen. Hoofdstuk drie bevat een korte beschrijving van het wettelijk kader van het Duitse jeugdstrafrecht. Daarnaast bevat het hoofdstuk een beschrijving over de ervaringen in Duitsland met het jeugdstrafrecht. In hoofdstuk vier leest u de redenen die in de jurisprudentie worden genoemd voor het al dan niet toepassen van het adolescentenstrafrecht. Hoofdstuk vijf beschrijft een vijftal actiepunten waardoor het adolescentenstrafrecht beter tot zijn recht zou kunnen komen. Tot slot bevat hoofdstuk zes de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek. 6

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het adolescentenstrafrecht Om een volledig beeld te krijgen van het adolescentenstrafrecht is het van belang om de intenties van de wetgever inzake het adolescentenstrafrecht te onderzoeken en de wettelijke bepalingen van het jeugdstrafrecht uiteen te zetten, aangezien dit aangeeft binnen welk kader het onderzoek wordt uitgevoerd. Dit eerste inhoudelijke hoofdstuk beantwoordt de eerste subvraag van het onderzoek en zoomt in op de intenties van de wetgever bij invoering van het adolescentenstrafrecht en licht de wettelijke bepalingen, zowel nationaal als internationaal, toe. In de eerste paragraaf volgt een toelichting op de intentie van de wetgever bij de invoering van het adolescentenstrafrecht. De tweede paragraaf bevat een beschrijving van de beoordelingswijze van het adolescentenstrafrecht op ZSM. Paragraaf drie bevat een beschrijving van de nationale bepalingen, waarbij onderscheid is gemaakt tussen sancties uit het volwassenenstrafrecht en het jeugdstrafrecht en tevens een vergelijking van de sancties heeft plaatsgevonden. Paragraaf vier bevat een beschrijving van de internationale bepalingen. Tot slot volgt in paragraaf vijf de tussenconclusie van dit hoofdstuk. 2.1 Intentie wetgever bij invoering Zoals in paragraaf 1.1 is omschreven, is het palet van maatregelen erop gericht de criminele 27 adolescent maximaal te stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen, waarbij hij zich van verder crimineel gedrag zal onthouden. De wetgever is van mening dat een effectieve en dadergerichte sanctionering recht doet aan het gepleegde feit en rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van de dader, waaronder de ontwikkelingsfase waarin hij zich bevindt. 28 Hierbij wordt de biologische leeftijd geacht minder doorslaggevend te zijn dan de ontwikkelingsfase van de adolescent. 29 De wetgever geeft aan dat de ontwikkelingsfase van de adolescent aan de orde wordt gesteld in de advisering over de persoonlijkheid van de verdachte en diens leefomstandigheden naar aanleiding van een melding inverzekeringstelling. 30 De rechter is dan in staat om een afweging te maken met inachtneming van het reclasseringsadvies. De hoofdregel bij veroordeling van een adolescent tussen de 18 en 23 jaar is toepassing van het volwassenenstrafrecht: jeugdstrafrecht is de uitzondering. 31 27 De wetgever noemt in de memorie van toelichting alleen de criminele adolescent en maakt geen onderscheid tussen een criminele en ex-criminele adolescent. 28 Kamerstukken II 2012/13, 33 498, 3, p. 2. 29 Zie vorige voetnoot. 30 Kamerstukken II 2012/13, 33 498, 3, p. 3. 31 Kamerstukken II 2012/13, 33 498, 3, p. 19. 7

2.2 Beoordeling adolescentenstrafrecht op ZSM In het ZSM-afstemmingsoverleg of bij de eerste beoordeling wordt een afweging gemaakt of voor die verdachte het jeugdstrafrecht een mogelijkheid is. 32 Het openbaar ministerie maakt hierbij gebruik van het door de volwassenenreclassering opgestelde advies. Dit advies is opgesteld nadat door de reclasseringsmedewerker het wegingskader adolescentenstrafrecht is ingevuld. 33 De volwassenenreclassering vraagt informatie op bij de RvdK, omdat daaruit naar voren komt of de verdachte al begeleiding krijgt van de jeugdreclassering. 34 Omdat het reclasseringsadvies niet altijd na het verhoor van de verdachte is opgesteld, is voor ZSM de OM-indicatielijst jeugdstrafrecht voor 18- tot 23-jarigen opgesteld. Middels criteria bepaalt de officier van justitie of bij de verdachte het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. 35 De officier van justitie zal dan op basis van het advies van de reclassering en mogelijk op basis van aanvullende informatie van de RvdK beoordelen of er aanleiding is voor nader onderzoek en advies in verband met toepassing van het jeugdstrafrecht. 36 De officier van justitie kan er ook voor kiezen om in de dagvaarding op te nemen dat hij voornemens is om de zaak middels het jeugdstrafrecht af te doen. 37 Eveneens kunnen rechters en het openbaar ministerie advies inwinnen over het functioneren en de ontwikkelingsleeftijd van verdachte bij het NIFP. Het NIFP rapporteert bij verdachten waarvan het delict ernstig is en waarbij (een vermoeden van) psychopathologie en/of ontwikkelingsachterstand is. 38 Dit betekent dat er in principe ter terechtzitting een advies van de reclassering of van het NIFP ligt over het al dan niet toepassen van het jeugdstrafrecht bij verdachte. 39 De rechter zal ter terechtzitting de zaak afdoen met inachtneming van de rapportage, indien die is opgemaakt. Eveneens kan de rechter ambtshalve het adolescentenstrafrecht van toepassing verklaren, ook zonder dat er een rapportage is opgemaakt door de reclassering of het NIFP. 2.3 Beschrijving nationale bepalingen Het artikel dat centraal staat voor toepassing van het adolescentenstrafrecht is art. 77c Sr. Hierin is aangegeven dat aan de rechter de bevoegdheid toekomt om de jongvolwassene volgens het 32 Poppens & Janse de Jonge 2015, p. 6. 33 Poppens & Janse de Jonge 2015, p. 6. Dit wegingskader is opgenomen in dat rapport als bijlage 2A. 34 Poppens & Janse de Jonge 2015, p. 7. 35 Poppens & Janse de Jonge 2015, p. 6. De OM indicatielijst is opgenomen in dat rapport als bijlage 2C. 36 Richtlijn en kader voor Strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten HALT, p. 5. 37 Poppens & Janse de Jonge 2015, p. 6. 38 Poppens & Janse de Jonge 2015, p. 7. 39 Poppens & Janse de Jonge 2015, p. 6. 8

jeugdstrafrecht te berechten, indien hij daartoe aanleiding ziet in de persoonlijkheid van de dader of omstandigheden waaronder het feit is begaan. Hierbij is de leeftijd van de jongvolwassene ten tijde van het plegen van het strafbare feit van belang. 40 Dit betekent dat ook 24-jarigen, en in sommige gevallen zelfs 25-jarigen, nog volgens het jeugdstrafrecht kunnen worden berecht. 41 Eveneens lijkt dit in te houden dat iemand die een aantal jaren na het plegen van een strafbaar feit, en de leeftijd van 25 allang heeft gepasseerd, ook nog kan worden veroordeeld overeenkomstig art. 77c Sr. De wetgever geeft hierbij aan dat in de tenuitvoerlegging van de straf rekening moet worden gehouden met de relatieve onvolwassenheid van de adolescent. 42 Het gehele sanctiepakket uit het jeugdstrafrecht en het gewone strafrecht is beschikbaar voor de bestraffing van adolescenten. 43 Daarbij moet in acht worden genomen dat het geheel van maatregelen erop is gericht om de criminele adolescent maximaal te stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te laten nemen. 44 2.3.1 Sancties volwassenenstrafrecht Art. 9 Sr bepaalt welke hoofdstraffen en bijkomende straffen aan een veroordeelde kunnen worden opgelegd die volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Zo is het mogelijk om als hoofdstraf een gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf of geldboete op te leggen. Daarnaast kunnen diverse bijkomende straffen worden opgelegd, namelijk ontzetting van bepaalde rechten, een verbeurdverklaring, openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen en het stilleggen van de onderneming. 45 Naast deze hoofdstraffen en bijkomende straffen kan de rechter een aantal maatregelen opleggen aan de veroordeelde. Zo is het onder meer mogelijk om voorwerpen te onttrekken aan het verkeer, om wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen, om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen en om een onderbewindstelling van de onderneming en een herstelverplichting op te leggen. 46 Naast dit type maatregelen is het nog mogelijk om vrijheidsbenemende maatregelen en een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zoals de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, de 40 Verpalen, in: T&C Strafrecht 2014, art. 77c. 41 Kamerstukken II 2012/13, 33 498, 3, p. 19. 42 Kamerstukken II 2012/13, 33 498, 3, p. 19. 43 Verpalen, in: T&C Strafrecht 2014, art. 77c. 44 Verpalen, in: T&C Strafrecht 2014, art. 77c. 45 Art. 9 lid 1 sub b jo resp. 28, 33 en 36 Sr jo 179 en 179a Wegenverkeerswet 1994 jo art. 7 Wet op de economische delicten. 46 Resp. art. 36b, 36e, 36f Sr en art. 8 Wet op de economische delicten. 9

terbeschikkingstelling, de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders en de vrijheidsbeperkende maatregel. 47 2.3.2 Sancties jeugdstrafrecht Binnen het jeugdstrafrecht heeft de rechter de mogelijkheid om verschillende hoofdstraffen toe te passen. Ingevolge art. 77h lid 1 Sr vallen onder de hoofdstraffen de jeugddetentie, de taakstraf en de geldboete. Naast deze hoofdstraffen is het mogelijk voor de rechter om bijkomende straffen op te leggen, zoals de verbeurdverklaring en de ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. 48 Tot slot bepaalt art. 77h lid 4 Sr welke maatregelen er kunnen worden opgelegd, namelijk de PIJ-maatregel, maatregel betreffende gedrag van de jeugdige, onttrekking aan het verkeer, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, een schadevergoeding en de vrijheidsbeperkende maatregel. De bijkomende straffen en een deel van de maatregelen zijn dus hetzelfde als in het volwassenenstrafrecht. 2.3.3 Vergelijking sancties Een deel van de straffen en maatregelen uit het jeugdstrafrecht wijkt af van de straffen en maatregelen uit het volwassenenstrafrecht. Vooral de duur en de zwaarte van de sancties verschillen. Zo is het mogelijk om in het volwassenenstrafrecht een tijdelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van maximaal 15 jaar (onder andere bij samenloop van misdrijven of herhaling van een misdrijf kan dit 30 jaar zijn) 49 en kan de rechter in uitzonderlijke situaties zelfs overgaan tot het opleggen van een levenslange gevangenisstraf. 50 Het jeugdstrafrecht kent daarentegen de mogelijkheid tot het opleggen van jeugddetentie voor de duur van maximaal twee jaar. 51 Ook de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf of de jeugddetentie geschiedt in een ander type inrichting, namelijk een penitentiaire inrichting of de JJI. 52 Zowel het volwassenenstrafrecht als het jeugdstrafrecht kennen de mogelijkheid om een taakstraf op te leggen, maar de invulling ervan verschilt. De rechter kan bij toepassing van het volwassenenstrafrecht alleen het verrichten van onbetaalde arbeid (werkstraf) opleggen aan de veroordeelde, ingevolge art. 22c lid 1 Sr. Het 47 Resp. art. 37, 37a, 38m en 38v Sr. 48 Art. 77h lid 3 Sr. 49 Art. 10 lid 2 en 3 Sr. Zie ook Bleichrodt & Vegter 2013, p. 95. 50 Art. 10 lid 1 Sr. 51 Art. 77i lid 1 sub b Sr. 52 Art. 2 lid 1 Pbw en art. 3a Bjj. 10

jeugdstrafrecht kent daarentegen de mogelijkheid om naast een werkstraf ook een leerstraf op te leggen. 53 Een leerstraf bestaat uit het volgen van een leerproject, zoals de Agressieregulatie training (TACT). 54 De taakstraf heeft in het jeugdstrafrecht een pedagogisch karakter, omdat zij leidt tot het opdoen van werkervaring of tot een confrontatie met de gevolgen van het strafbare feit. 55 Naast verschillen in de duur en de plaats van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf en de mogelijkheden wat de inhoud betreft ten aanzien van de taakstraf, zijn de maatregelen in het jeugdstrafrecht verschillend van de maatregelen in het volwassenenstrafrecht. Zo kan de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis alleen worden opgelegd als sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid bij verdachte en als hij gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen of voor de algemene vrijheid ex art. 37 Sr. 56 Het jeugdstrafrecht kent een dergelijke maatregel niet. Naast deze maatregel kent het volwassenenstrafrecht ook de mogelijkheid om een terbeschikkingstelling op te leggen aan de verdachte bij wie ten tijde van het begaan van het strafbare feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. 57 Voordat kan worden overgegaan tot het opleggen van een terbeschikkingstelling dient aan een aantal eisen te zijn voldaan. Zo dient het strafbare feit een misdrijf te zijn waar ten minste vier jaren gevangenisstraf voor kan worden opgelegd of het dient één van de andere in art. 37a lid 1 Sr genoemde delicten te betreffen, en de veiligheid van anderen, of de algemene vrijheid moeten oplegging van de maatregel vereisen. 58 Het jeugdstrafrecht kent een soortgelijke maatregel, namelijk de PIJmaatregel. Art. 77s Sr noemt dezelfde gronden voor oplegging van de PIJ-maatregel als art. 37a Sr, maar daar komt bij dat voor oplegging van de PIJ-maatregel moet worden voldaan aan het vereiste dat sprake dient te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Het verschil tussen de twee maatregelen is de duur ervan. De PIJ-maatregel kan maximaal zeven jaar duren 59, terwijl de terbeschikkingstelling steeds kan worden verlengd als aan de gronden voor de verlenging is voldaan. 60 Opmerking verdient dat de PIJ-maatregel na de duur van zeven jaar kan worden omgezet in een terbeschikkingstelling ex art. 77tc Sr. Het 53 Art. 77h lid 2 Sr. 54 Art. 77h lid 2 sub b Sr. 55 Bruning, Liefaard & Vlaardingerbroek 2016, p. 679. 56 Bleichrodt & Vegter 2013, p. 167. 57 Art. 37a Sr. 58 Art. 37a lid 1 Sr. 59 Art. 77t lid 2 Sr. 60 Art. 38d Sr. 11

jeugdstrafrecht kent daarnaast nog een andere maatregel, namelijk de gedragsbeïnvloedende maatregel. Deze maatregel heeft wat weg van de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, alleen ligt de focus bij de gedragsbeïnvloedende maatregel bij het bewerkstelligen van de heropvoeding via een strafrechtelijke aanpak. 61 Art. 77w Sr bepaalt dat de maatregel kan worden opgelegd, indien de ernst van het gepleegde feit of de veelvuldigheid van de misdrijven hiertoe aanleiding geven en de maatregel in het belang is van de verdere ontwikkeling van verdachte. De plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders kan daarentegen alleen worden opgelegd, indien de verdachte in vijf jaren ervoor ten minste drie keer voor een misdrijf is veroordeeld tot een taakstraf, vrijheidsbenemende straf of maatregel of vrijheidsbeperkende maatregel, dit nieuwe strafbare feit is begaan na de tenuitvoerlegging van die straffen en er rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf begaat en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. 62 De duur van de twee maatregelen verschillen. Zo bepaalt art. 77w lid 9 Sr dat de gedragsbeïnvloedende maatregel minimaal voor de duur van zes maanden kan worden opgelegd en dat de maximale termijn ten hoogste één jaar mag bedragen. De plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders kan voor maximaal twee jaar worden opgelegd. 63 2.3.4 Processuele bepalingen Naast de hiervoor genoemde bepalingen, is ook een aantal processuele bepalingen van toepassing. Art. 63 lid 5 Sv bepaalt dat de officier van justitie in zijn vordering kan aangeven of hij voornemens is te vorderen dat recht zal worden gedaan overeenkomstig art. 77c Sr en dus of hij voornemens is een jeugdsanctie op te leggen. Op basis van art. 63 lid 6 Sv kan de officier van justitie advies inwinnen bij de reclassering, die ten behoeve van dat advies informatie bij de RvdK kan opvragen. Tot slot is het van belang om stil te staan bij art. 359 lid 5 Sv. De rechter dient in zijn vonnis te onderbouwen waarom hij, ondanks de leeftijd van de veroordeelde, heeft gekozen voor een jeugdsanctie. 64 De rechter verklaart het adolescentenstrafrecht van toepassing als hij hiervoor aanleiding ziet in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Hierbij is het voldoende als de rechter van mening is dat aan één van de twee criteria is voldaan. 65 De ernst van het feit speelt geen rol bij de afweging om al dan niet over te gaan tot 61 De Jonge & Van der Linden, in: Handboek strafzaken 2010, 69.2.23. 62 Art. 38m lid 1 Sr. 63 Art. 38n lid 1 Sr. 64 Verpalen, in: T&C Strafrecht 2014, art. 77c. 65 De Jonge & Van der Linden, in: Handboek strafzaken 2010, 69.2.3. 12

toepassing van het adolescentenstrafrecht. 66 Mocht de rechter overgaan tot afwijzing van het adolescentenstrafrecht, dan dient de reden hiervoor te blijken uit de strafmotivering. 67 Hieraan voldoet de rechter als uit het vonnis naar voren komt dat er is gelet op de indruk die de verdachte op hem heeft gemaakt en over het ontstane beeld van verdachte dat blijkt uit de opgemaakte rapporten. 68 2.4 Beschrijving internationale bepalingen Dit onderzoek ziet op de adolescenten tussen de 18 en 23 jaar. Dit maakt dat de internationale bepalingen die zien op het gewone volwassenenstrafrecht in elk geval van toepassing zijn. Er zijn overigens maar weinig internationale bepalingen die rechten hebben vastgelegd voor deze specifieke doelgroep. Het IVRK is voor 18- tot 23-jarigen bijvoorbeeld al niet van toepassing, aangezien art. 1 IVRK bepaalt dat iedereen jonger dan 18 jaar als kind wordt beschouwd. De rechten van jongeren die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, worden niet gewaarborgd. Zij vallen dan ook niet onder de bescherming van het IVRK. De Riyadh Guidelines zijn, net als het IVRK, door de VN opgesteld, maar zij hebben geen bindende werking. De Riyadh Guidelines moeten worden geïnterpreteerd en geïmplementeerd binnen het raamwerk van aanbevelingen van allerlei instrumenten en normen gerelateerd aan de rechten, de belangen en het welzijn van alle kinderen en jonge personen. 69 Nu het IVRK niet van toepassing is op 18- tot 23-jarigen, betekent dit dat ook de Riyadh Guidelines voor deze doelgroep niet van toepassing zijn. Dit geldt ook voor de Havana Rules. Ook deze bepalingen zijn niet van toepassing voor jongeren die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. 70 In General Comment nummer 4 wordt een verwijzing gemaakt naar het IVRK en de daarin genoemde leeftijdsgrens van 18 jaar. Het gaat om jongeren die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt of die op grond van het nationale recht voor die tijd als meerderjarige worden 66 Verpalen, in: T&C Strafrecht 2014, art. 77c. 67 Verpalen, in: T&C Strafrecht 2014, art. 77c. 68 Verpalen, in: T&C Strafrecht 2014, art. 77c. 69 Resolutie 45/112 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (14 december 1990) United Nations Guidelines for the Prevention of Juvenile Delinquency (Riyadh Guidelines), UN DOC A/RES/45/112, overweging 7. 70 Resolutie 45/113 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (14 december 1990), United Nations Rules for the Protection of Juveniles Deprived of their Liberty (Havana Rules), UN DOC A/RES/45/113, overweging 11 onder a. 13

beschouwd. 71 In Nederland ziet dit bijvoorbeeld op de meerderjarigverklaring van een zwanger meisje van 16 jaar. 72 Het Mensenrechtencomité van de VN merkt op dat en spreekt waardering uit over het feit dat er verdragsstaten zijn die de regels en richtlijnen van het jeugdstrafrecht ook voor personen ouder dan 18 jaar, hetzij als hoofdregel, hetzij als uitzondering van toepassing verklaren. 73 Verder bevatten de General Comments geen bepalingen die zien op jongeren van 18 jaar of ouder. Van belang is te noemen welke internationale bepalingen voor 18- tot 23-jarigen dan wel van toepassing zijn. Voordat het IVRK in werking is getreden, zijn in 1985 door de VN de Beijing Rules opgesteld. 74 De Beijing Rules geven richtlijnen voor een aparte jeugdstrafrechtspleging, waarbij zo veel mogelijk voor een buitenstrafrechtelijke afdoening wordt bepleit. 75 Op grond van regel 2.2 Beijing Rules zijn de regels van toepassing op kinderen tot 18 jaar. Regel 3.3 van de Beijing Rules voegt daaraan toe dat er inspanningen moeten worden verricht om de genoemde waarborgen ook van toepassing te verklaren op jongvolwassenen die de leeftijd van 18 jaar al hebben bereikt. 76 Hierin kan worden gelezen dat de Beijing Rules eveneens van toepassing zijn op adolescenten tussen de 18 en 23 jaar. Op basis van regel 5 van de Beijing Rules moet het jeugdstrafrecht twee doelen dienen, namelijk het stimuleren van de welzijn van de jeugdige en de strafrechtelijke reactie moet in verhouding staan tot de verdachte en het gepleegde delict. 77 De Beijing Rules bieden onder meer waarborgen op het gebied van rechten gedurende strafrechtelijke vervolging van jongeren, waarborgen gedurende de tijd dat de adolescent in voorlopige hechtenis zit in afwachting van behandeling van de zaak en de wijze waarop de adolescenten die in detentie zitten worden behandeld. 78 De Beijing Rules bevatten minimumwaarborgen voor het omgaan met criminele jongeren binnen een strafrechtelijk systeem die door de VN als acceptabel worden 71 General Comments adopted by the Committee on the rights of the child, nr. 4: Adolescent health and development in the context of the Convention on the Rights of the Child, HRI/GEN/1.Rev.9 (Vol II), 27 mei 2008, p. 410. 72 Art. 1:253ha BW. 73 General Comments adopted by the Committee on the rights of the child, nr. 10: Children s rights in juvenile justice, HRI/GEN/1.Rev.9 (Vol II), 27 mei 2008, p. 528, overweging 38. 74 Weijers & Imkamp 2008, p. 85. 75 Weijers & Imkamp 2008, p. 85. 76 Resolutie 40/33 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (29 november 1985) United Nations Standard Minimum Rules for the Administration of Juvenile Justice (The Beijing Rules), UN DOC A/RES/40/33. 77 Weijers & Imkamp 2008, p. 86. 78 Resolutie 40/33 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (29 november 1985) United Nations Standard Minimum Rules for the Administration of Juvenile Justice (The Beijing Rules), UN DOC A/RES/40/33. 14

beschouwd. 79 Deze regels moesten model staan voor verdere ontwikkeling van het jeugdstrafrecht in alle lidstaten van de VN. 80 De Beijing Rules hebben geen bindende werking, maar gelden slechts als aanbeveling van de VN aan de lidstaten. 81 Dit geldt ook voor de Havanna Rules en Riyadh Guidelines. Kortom: het gaat om richtlijnen. 82 Ook van toepassing zijn de bepalingen uit het EVRM en dan voornamelijk de artt. 5, 6, 7 en 8. Omdat het gaat om algemene bepalingen die vooral van belang zijn voor het volwassenenstrafrecht, is hier geen aandacht aan besteed. Ditzelfde geldt voor de bepalingen die zijn opgenomen in de UVRM. Tot slot is ook van toepassing een aantal bepalingen uit het IVBPR en dan vooral de artt. 9, 10 en 14. Ook hiervoor geldt dat deze vooral zien op het volwassenenstrafrecht. Omdat deze internationale wetten geen specifieke bepalingen bevatten voor adolescenten tussen de 18 en 23 jaar, is ervoor gekozen om deze bepalingen niet nader toe te lichten. 2.5 Tussenconclusie Hoofdregel bij toepassing van het adolescentenstrafrecht is afdoening via het volwassenenstrafrecht. Maar in de praktijk wordt op ZSM door de reclasseringsmedewerker voor verdachten tussen de 18 en 23 jaar een wegingskader adolescentenstrafrecht ingevuld. Ook kan door het NIFP een rapportage worden opgesteld, zodat ter terechtzitting altijd een rapportage voorhanden is als de officier van justitie besluit om de zaak volgens het adolescentenstrafrecht af te doen. Het beschreven nationale kader bevat een uiteenzetting van de mogelijke sancties van het volwassenenstrafrecht en het jeugdstrafrecht. Het verschil in duur in de sancties uit het volwassenenstrafrecht en het jeugdstrafrecht is fors. Ook kunnen in het jeugdstrafrecht meer maatregelen worden opgelegd die specifiek zien op de jeugdige, zoals de gedragsbeïnvloedende maatregel en de PIJ-maatregel. Het internationale kader noemt enkele aanbevelingen van de VN, maar hiervoor geldt dat alleen uit de Beijing Rules naar voren komt dat dit ook op adolescenten van 18 jaar of ouder kan worden toegepast. Verder bevatten internationale bepalingen geen waarborgen die specifiek voor deze doelgroep gelden. 79 Resolutie 40/33 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (29 november 1985) United Nations Standard Minimum Rules for the Administration of Juvenile Justice (The Beijing Rules), UN DOC A/RES/40/33. 80 De Jonge & Van der Linden 2013, p. 393. 81 Weijers & Imkamp 2008, p. 86. 82 Weijers & Imkamp 2008, p. 86. 15

Hoofdstuk 3 Rechtsvergelijking Duitsland Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het Duitse jeugdstrafrecht. Zoals uit paragraaf 1.4 blijkt, heeft men in Duitsland een andere kijk op het jeugdstrafrecht. Mogelijk kan Nederland hier wat van leren. De eerste paragraaf bevat een beschrijving van het sanctiearsenaal in het Duitse jeugdstrafrecht. De tweede paragraaf zoomt in op de ervaringen in Duitsland met betrekking tot het jeugdstrafrecht. Tot slot sluit het hoofdstuk af met een tussenconclusie. 3.1 Jeugdstrafrecht Duitsland Duitsland maakt een onderscheid tussen verschillende categorieën jongeren. Zo bepaalt art. 1 lid 2 JGG 83 dat er twee typen jongeren zijn: Jugendlicher, jongeren die ten tijde van het plegen van het strafbare feit de leeftijd van 14, maar nog niet die van 18 jaar hebben bereikt en Heranwachsender, adolescenten die ten tijde van het plegen van een strafbaar feit plegen de leeftijd van 18 jaar, maar nog niet die van 21 jaar hebben bereikt. Art. 3 JGG bepaalt vervolgens dat een jongere strafrechtelijk aansprakelijk is, indien hij ten tijde van het plegen van het strafbare feit zich voldoende moreel en psychologisch ontwikkeld heeft, dat hij het onrecht van zijn daad kan begrijpen en ook naar dit inzicht handelt. Duitsland beschouwt de periode tussen de 18 en 21 jaar als een overgangsfase naar de volwassenheid, waardoor adolescenten volgens het jeugdstrafrecht kunnen worden berecht. 84 Art. 105 JGG bepaalt dat, indien uit een allesomvattend onderzoek naar de persoonlijkheid van de dader en zijn sociale omgeving volgt dat de jongvolwassene ten tijde van het begaan van het delict in zijn morele en psychologische ontwikkeling nog een jeugdige was, wordt overgegaan tot toepassing van het jeugdstrafrecht. 85 Eveneens wordt het jeugdstrafrecht toegepast wanneer blijkt dat de motieven en de omstandigheden van de daad typerend zijn voor het soort delict dat jeugdigen plegen. 86 Het Duitse jeugdstrafrecht stelt de opvoedingsgedachte centraal. 87 De sancties in het jeugdstrafrecht worden dan ook gezien als (her)opvoedingsmaatregelen. 88 Hierbij hanteert 83 Zie bijlage B voor de genoemde bepalingen uit de JGG. 84 Verwers & Bogaerts 2005, p. 11. 85 Rössner & Bannenberg in: Jugendstrafrecht in Europa 2002, p. 75. 86 Verwers & Bogaerts 2005, p. 11 en art. 105 lid 2 JGG. 87 Weijers & Imkamp 2008, p. 68. 88 Weijers & Imkamp 2008, p. 68. 16

Duitsland een schuldbesef: ontbreekt het bij de adolescent aan verantwoordelijkheidsbesef, dan ontbreken zijn schuld en strafbaarheid. 89 Er zijn drie soorten strafrechtelijke reacties mogelijk, namelijk opvoedingsmaatregelen, tuchtmaatregelen en jeugdstraffen. 90 Ten eerste is er de mogelijkheid tot het opleggen van opvoedingsmaatregelen. Art. 9 JGG bepaalt welke opvoedingsmaatregelen er zijn, namelijk rechterlijke bevelen, ondersteuning bij de opvoeding en uithuisplaatsing. 91 De opvoedingsmaatregelen zien op aanwijzingen voor de jongere ten aanzien van alledaagse dingen om ze op te leiden en om gevaarlijke situaties te voorkomen. 92 Dat neemt niet weg dat er rechterlijke bevelen kunnen worden opgelegd. Art. 10 JGG bepaalt wat de rechterlijke bevelen kunnen inhouden. Het kan dan onder meer gaan om een bevel omtrent de te verblijven plaats, het verblijf van de jongere bij een pleeggezin of in een tehuis en deelname aan een sociale vaardigheidscursus. 93 De duur van het rechterlijk bevel is verschillend voor de verschillende soorten rechterlijke bevelen. In beginsel mag het rechterlijk bevel de termijn van twee jaren niet overschrijden, maar in sommige gevallen is dit één jaar of zelfs maar zes maanden. 94 De rechter kan nadat de jongere door de Jeugdzorg is gehoord, overgaan tot ondersteuning bij de opvoeding of uithuisplaatsing van de jongere. 95 Een tweede mogelijkheid is het opleggen van tuchtmaatregelen. De rechter gaat hiertoe over, indien opvoedingsmaatregelen niet passend worden geacht, maar de jongere wel indringend moet worden toegesproken over zijn aansprakelijkheid van het door hem begane onrecht. 96 Art. 13 JGG bepaalt dat er drie vormen van tuchtmaatregelen zijn, namelijk de waarschuwing, het opleggen van voorwaarden en jeugdhechtenis. De waarschuwing houdt in dat de jongere indringend op het onrecht van het strafbare feit wordt gewezen. 97 Het opleggen van voorwaarden kan onder meer inhouden het compenseren van de schade die is veroorzaakt door het strafbare feit of het aanbieden 89 Weijers & Imkamp 2008, p. 68. 90 Weijers & Imkamp 2008, p. 68. 91 De Jonge & Van der Linden 2013, p. 436. 92 Dünkel in: International handbook of juvenile justice 2008, p. 229. 93 Rössner & Bannenberg in: Jugendstrafrecht in Europa 2002, p. 62. 94 Art. 11 lid 1 JGG. 95 Art. 12 JGG. 96 Art. 13 JGG. 97 Art. 14 JGG. 17

van excuses ex art. 15 JGG. Tot het betalen van een geldbedrag zal alleen worden overgegaan, indien de adolescent een overtreding of licht misdrijf heeft gepleegd of wanneer het strafbare feit hem een financieel voordeel heeft opgeleverd. 98 De jeugdhechtenis kent drie varianten, namelijk de vrijetijdshechtenis, de kortdurende hechtenis en de langdurende hechtenis. 99 De vrijetijdshechtenis wordt doorgaans opgelegd voor de duur van één of twee weekenden en de kortdurende hechtenis wordt opgelegd voor de duur van twee tot vier dagen. 100 De kortdurende hechtenis vervangt de vrijetijdshechtenis als de uitvoering in het licht van de opvoeding geschikt is en de opleiding of het werk van de jongere hierdoor niet in het gedrang komt. 101 De langdurige hechtenis duurt minimaal één week en maximaal vier weken. 102 Tot slot heeft de rechter de mogelijkheid om een jeugddetentie op te leggen. Art. 17 JGG bepaalt dat een vrijheidsbenemende straf ten uitvoer wordt gelegd in een daartoe bestemde inrichting. De rechter gaat over tot oplegging van jeugddetentie, indien sprake is van schadelijke tendens van de jeugdige die zich heeft voorgedaan in het strafbare feit, wanneer opvoedings- en tuchtmaatregelen niet toereikend zijn of wanneer vanwege de zwaarte van de schuld jeugddetentie is vereist. 103 De duur van de jeugddetentie is minimaal zes maanden en maximaal vijf jaar, tenzij het gaat om een delict met een strafbedreiging van meer dan tien jaar. Indien sprake is van een delict met een strafbedreiging van meer dan tien jaar, dan is het strafmaximum voor de jongere tien jaar. 104 De gedachte heerst dat bejegening en opvoeding van de jeugdige dader alleen efficiënt zijn wanneer er een minimumtermijn van beveiligde bewaring is gesteld. 105 Op grond van artikel 108 lid 2 JGG is de jeugdrechter bevoegd om over de zaak aangaande een 18- tot 21-jarige verdachte te oordelen. De bevoegdheid van de jeugdrechter voor verdachten van 18 tot 21 jaar is ten opzichte van andere landen een uitbreiding van de reikwijdte van het 98 Art. 15 lid 2 JGG. 99 De Jonge & Van der Linden 2013, p. 437. 100 De Jonge & Van der Linden 2013, p. 437. 101 Art. 16 lid 3 JGG. 102 Art. 16 lid 4 JGG. 103 Art. 5 JGG. 104 De Jonge & Van der Linden 2013, p. 437 105 Verwers & Bogaerts 2005, p. 18. 18

jeugdstrafrecht. 106 Het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast als duidelijk is dat de motieven en omstandigheden waaronder het feit is gepleegd typisch zijn voor delicten uit het jeugdstrafrecht. 107 3.2 Ervaringen in Duitsland In 2013 kreeg 66% van de veroordeelde jongvolwassenen in de leeftijd van 18- tot 21-jaar een sanctie of maatregel uit het jeugdstrafrecht opgelegd. 108 Dit betrof 42.219 jongvolwassenen. Aan de overige 34% (21.830 jongvolwassenen) werd een sanctie of maatregel uit het volwassenenstrafrecht opgelegd. Het Duitse volwassenenstrafrecht kent zeer forse minimum- en maximumstraffen. 109 Deze hogere strafmaat geldt niet in het jeugdstrafrecht. Verwers & Bogaerts bespraken in 2005 verschillende voorkeuren voor toepassing van het jeugdstrafrecht boven het volwassenenstrafrecht, waaronder het feit dat Duitsland in het volwassenenstrafrecht zeer strenge minimumstraffen kent. 110 Daarnaast bevat het jeugdstrafrecht in Duitsland, net als in Nederland, een breder pallet aan straffen en maatregelen. In Duitsland komt een jongvolwassene minder snel in aanmerking voor een hechtenis of jeugddetentie, en indien deze wordt opgelegd is dit meestal voor een kortere periode dan wanneer het volwassenenstrafrecht van toepassing was verklaard. 111 In Duitsland is een aantal jaren geleden discussie ontstaan over het veroordelen van jongvolwassenen via het jeugdstrafrecht. Een aantal mensen meent dat de jongvolwassene civielrechtelijk veel verantwoordelijkheden heeft en dat zij ook strafrechtelijk als volwassene ter verantwoording geroepen dienen te worden. 112 Albrecht was in 2002 van mening dat het systeem van opvoeding afgeschaft diende te worden, maar dat er wel een apart jeugdstrafrecht met gepaste sancties diende te blijven. 113 Dünkel was het niet met Albrecht eens en vindt dat door aanpassing van de leeftijd van 21 naar beneden, voorbij wordt gegaan aan de psychologische en pedagogische uitgangspunten van de JGG. 114 Jeugdcriminologen en andere personen die werkzaam zijn binnen het jeugdstrafrecht menen dat de leeftijdsgrenzen moeten worden uitgebreid naar 24 jaar, wanneer toepassing van het jeugdstrafrecht meer op zijn plaats lijkt. 115 Dünkel is van mening dat het 106 Dünkel in: International handbook of juvenile justice 2008, p. 247. 107 Dünkel in: International handbook of juvenile justice 2008, p. 247. 108 < https://www.destatis.de/de/presseservice/presse/pressemitteilungen/2015/01/pd15_015_243.html >. 109 Verwers & Bogaerts 2005, p. 12 110 Verwers & Bogaerts 2005, p. 12. 111 Verwers & Bogaerts 2005, p. 12. 112 Verwers & Bogaerts 2005, p. 12. 113 Dünkel in: International handbook of juvenile justice 2008, p. 258. 114 Verwers & Bogaerts 2005, p. 12. 115 Verwers & Bogaerts 2005, p. 12 en Dünkel in: International handbook of juvenile justice 2008, p. 255. 19