Kustlijnzorg 2009: vergridding. Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische opnametechnieken

Vergelijkbare documenten
Kustlijnzorg 2009: vergridding

De tor. Memo. Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum 5 februari Kenmerk ZKS Aantal pagina's 10. Van Reinier Schrijvershof

Duinaangroei na 1990 voor de kust van Noord- en Zuid-Holland

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

De Grids van het Actueel Hoogtebestand Nederland

Procedure Valideren en Opslaan van hoogtedata

UITWERKING LODINGGEGEVENS RWS (4E CYCLUS, INCL. LIDARDATA). NULSITUATIE VOOR DE MODDERGAT, LAUWERSOOG EN VIERHUIZEN WINNINGEN.

Regelmatig worden de monitoringprogramma s geëvalueerd. Op dit moment wordt gewerkt

Opnametechnieken vaklodingen

Analyse bruikbaarheid gecombineerde hoogtedata Hollandse kust

Analyse Lidar data voor Het Friesche Zeegat. Monitoring effect bodemdaling door gaswinning

Memo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam

De Grids van het Actueel Hoogtebestand Nederland

Opnametechnieken Waddenzee

Memo. 1 Introductie. +31(0) Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research)

Evaluatie strandsuppletie bij Hoek van Holland 2007

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

Bijlage 2 behorende bij Raamovereenkomst Hydrografie met zaaknummer

Koningslaan Pastoor Opdedrinckplein - Paul Parmentierlaan 7-9/ 8300 Knokke-Heist

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0)

Ruimtelijke verdeling van functies langs de Nederlandse kust in relatie tot het dynamisch handhaven van de kustlijn

SIKB KALIBRATIEBIJEENKOMST 7 FEBRUARI 2017

Gebruikershandleiding Validatietool Jaarcontrole

Kustgenese 2.0. Programma voor lange termijn kustonderzoek Carola van Gelder Rijkswaterstaat

Herstel laseraltimetrie projecten Projectgebieden Oosterschelde 2001, Oosterschelde 2007, Westerschelde 2006 en Westerschelde 2007

Kustlijnzorg in Nederland

Basiskustlijn Herziening van de ligging van de basiskustlijn. Datum 30 januari 2018

Analyse Lidar data voor het Friesche Zeegat ( ) Monitoring effecten bodemdaling door gaswinning

Inventarisatie monitoringbehoefte

Extrapolatie van de waterstand in het Waddengebied

1 Inleiding 1. 2 Verwerking van gegevens Aangeleverde gegevens Verwerking gegevens 3

Morfologische ontwikkeling van de kust van Voorne. Quirijn Lodder

Analyse Lidar data voor Het Friesche Zeegat. Monitoring effect bodemdaling door gaswinning

Nieuwsbrief Kustgenese 2.0

1 Inleiding. 1.1 Probleemstelling. 1.2 Meetstrategie vaklodingenprogramma

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: goniometrie en meetkunde. 22 juli dr. Brenda Casteleyn

3e Monitoringsrapportage projecten "Slimmer omgaan met zand op Schouwen" en "Herstel duindynamiek Kop van Schouwen"

Lozingen vanuit tandartspraktijken

Inhoudsopgave. 1 Inleiding d-Radarsysteem 4

Capillaire gaschromatografie

Meten in de Waddenzee

Functie beschrijving: Het automatisch aanmaken van een raai-volgende contour

Instandhouding Vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie LTV Veiligheid en Toegankelijkheid

Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad bij Paesens. Tussentijdse rapportage periode september 2003-augustus 2005

9. Lineaire Regressie en Correlatie

Inwinning, verwerking en adviseren Fysische Metingen ten behoeve van:

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Review CO 2 -studie ZOAB Rasenberg

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Grondwaterstanden juni 2016

Zeespiegelmonitor 2018

Mooie opgaven met mooie contexten. Maar je moet het wel snappen. Standaard aanpak van bekende opgaven werkt hier niet. Je moet de aanpak wel zien.

Nauwkeurige dieptemetingen

Samenvatting Wiskunde Aantal onderwerpen

UITWERKING LODINGGEGEVENS RWS (3 CYCLI) TBV RAPPORTERING MONITORING GASWINNING 2008

Meten om te weten: 2,5 jaar Zandmotor

Morfologische veranderingen van de Westelijke Waddenzee. Een systeem onder invloed van menselijk ingrijpen.

Functie beschrijving: inlezen WESP data

Statistiek: Spreiding en dispersie 6/12/2013. dr. Brenda Casteleyn

Welkom. Ecobeach Wetenschappelijk traject Workshop 10 september namens: BAM RIJKSWATERSTAAT WINN DELTARES

EVALUATIE VAN DE VOOROEVERSUPPLETIE BIJ HEEMSKERK ( ) EINDVERSLAG, BACHELOR EINDOPDRACHT, CIVIELE TECHNIEK, UNIVERSITEIT TWENTE

I AS. Hemelwaterafvoer KW 013. Ontwerprapport A9GDW-DOC Patrick van Os. Projectfase. Definitief Ontwerp. Activiteittyp'e. Ontwerp.

Kustgenese 2.0 Kennis voor een veilige kust

Oefentoets Versie A. Vak: Wiskunde Onderwerp: Meetkunde Leerjaar: 1 (2017/2018) Periode: 3

Raad voor Accreditatie (RvA) De sterkte van het zwaarteveld in Nederland

Memo. Inleiding. Opzet berekeningen

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Het samenstellen van contouren op basis van raaigegevens - Achtergronden en Bedieningshandleiding -

Memo. Beschouwingen omtrent de mogelijkheid van een rijk strand bij Wemeldinge en Yerseke. 1 Inleiding en doelstelling

Ontwikkeling gefaseerde suppletie Ameland

Nu vliegtuigen, straks drones om de waterbodem te meten?

Verkenning van strategieën voor het kustonderhoud bij de Onrustpolder, Zeeland

~l\\ 1'. liiu9. Opdracht RKZ _C van mantelovereenkomst RKZ-1906 Betreft

klas 3 havo Checklist HAVO klas 3.pdf

nieuw sturmvioeclvoorspellings systeem

Oppervlaktewater in Toolenburg Zuid Ymere Project Toolenburg Zuid

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Bruikbaarheid van Floating Car Data voor transportmodellen. PLATOS, 14 maart 2018

Nordex Windturbine type

Bergingsberekeningen en controle afvoercapaciteit Plangebied Haatland

Agrarische grondprijzen in soorten en maten

Foutenberekeningen Allround-laboranten

8.1 Inhoud prisma en cilinder [1]

Rapport Prestatie Gevellamel versus Luchtgordijn

hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon

Rolweerstand van personenwagens op betonwegen

Modelonzekerheid in GeoTOP

Zandsuppleties en Morfologie langs de Nederlandse kust

Inhoud van deze presentatie

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 ( )

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

notitie Grondbank GMG 1. INLEIDING

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

Conclusies. Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes. KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon

16 a. b a. b 6a. de Wageningse Methode Antwoorden H21 OPPERVLAKTE HAVO 1

Hydraulische analyse schuren van de stadsgrachten. Inleiding. Gegevens

INMETEN VAN BOORPUNTEN EN WATERPASSEN

Transcriptie:

Kustlijnzorg 2009: vergridding Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische

Kustlijnzorg 2009: vergridding Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische Drs. D. (Denise) Maljers Dr. S. (Sytze) van Heteren 1202344-000 Deltares, 2010

Trefwoorden Bathymetrie, betrouwbaarheid, onzekerheden Samenvatting Voor een efficiënt en effectief suppletiebeleid zijn betrouwbare volumetrends en sedimentbalansen noodzakelijk. Deze worden d.m.v. berekeningen en kuberingen afgeleid van monitoringsdata. Tijdens eerder onderzoek werden verticale verschillen ontdekt tussen de geïnterpoleerde monitoringsdata en de originele profieldata. De genoemde verticale verschillen en onzekerheden lijken de berekening van betrouwbare berekeningen nog steeds in de weg te staan. Een oplossing hiervoor is het kwantificeren van de gerelateerde foutenmarge. De doelstelling van dit onderzoek was dan ook de invloed van de opnamemethode en de gebruikte vergriddingsmethode op vorm en kubering te kwantificeren, door middel van het vergelijken van multibeamdata, jetskidata, ruwe jarkusdata en jarkusgrids. Uit analyse blijkt dat, gegeven de huidige technieken en planning in de tijd, de meetmethodes bruikbaar zijn voor morfologische studies. Het is echter goed te beseffen dat de gemeten data momentopnames blijven. Voor een regionale studie heeft het Jarkusgrid meerwaarde boven de Jarkus lijndata. De afwijking is van dusdanige orde grootte dat het niet problematisch is voor de geloofwaardigheid van sedimentbalansen en volumetrends. Voor een detailstudie kan beter de ruwe profieldata worden gebruikt, aangezien de resolutie van het grid dusdanig grof is dat steile delen van de kust niet goed worden weergegeven en een ongewilde generalisatie plaatsvindt. Versie Datum Auteur Paraaf Review Paraaf Goedkeuring Paraaf jul. 2010 Drs. D. (Denise) Maljers Dr. S. (Sytze) van Heteren Laura Vonhögen Status concept Dit document is een concept en uitsluitend bedoeld voor discussiedoeleinden. Aan de inhoud van dit rapport kunnen noch door de opdrachtgever, noch door derden rechten worden ontleend. Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische 1 van 13

1 Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave 2 2 Inleiding 3 3 Achtergrond 4 4 Methode 5 5 Data 5 6 Resultaten 8 6.1 Ruwe jarkusdata in vergelijking tot het op de ruwe jarkusdata gebaseerde grid (jarkusgrid) --- nr 1 8 6.2 Ruwe jarkusdata in vergelijking tot multibeamgrids --- nr 2 en 4 11 6.3 Jarkusgrid in vergelijking tot multibeamgrids --- nr 3 en 5 12 6.4 Jetskidata vergeleken met jarkusgrid en multibeamgrid --- nr 6 t/m 9 13 6.5 Totaal overzicht 15 7 Onzekerheden van de opnamemethodes 15 8 Conclusies 16 9 Aanbevelingen 16 10 Referenties 17 2 van 13 Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische

2 Inleiding Eind jaren tachtig werd uit onderzoek duidelijk dat er bij grote delen van de Nederlandse (ondiepe) kust sprake was van structurele erosie. De overheid besloot dat dit niet langer doorgang kon vinden en het beleid dynamisch handhaven werd in de 1ste kustnota (1990) vastgelegd. Dit beleid is sindsdien gehanteerd door de kustlijn van 1990, tenzij in later stadium gewijzigd, te handhaven met behulp van zandsuppleties. In de tweede kustnota (1995) werd daarnaast geconstateerd dat voor veerkracht van het dynamisch handhaven op langere termijn en voor grotere ruimtelijke eenheden de totale zandinhoud van de kust op peil moet blijven: een negatief saldo in de zandbalans van het kustsysteem over een periode van enkele decennia, dient sindsdien te worden aangevuld (Mulder, 2000). Dit extra beleid krijgt vorm in het onderhoud van het kustfundament. Het kustfundament omvat het gehele zandgebied, nat én droog, dat zeewaarts wordt begrensd door de doorgaande NAP -20m lijn en aan de landzijde alle duingebieden én alle daarop gelegen harde zeeweringen omvat. Aanleiding: Voor een efficiënt en effectief suppletiebeleid zijn betrouwbare volumetrends en sedimentbalansen aldus noodzakelijk. Deze worden d.m.v. berekeningen en kuberingen afgeleid van monitoringsdata; de jaarlijkse kustmetingen (JARKUS) en vaklodingen. Tijdens een eerder onderzoek werden verticale verschillen ontdekt tussen de geïnterpoleerde monitoringsdata (20*20m grids) en de originele profieldata. Dit was aanleiding voor een studie naar de onzekerheden in JARKUS interpolatie, waarbij de genoemde grids op de raailocaties vergeleken zijn met de originele profieldata. Belangrijkste conclusie van deze studie is dat, buiten enkele locaties en jaren met fouten (verticale verschillen zijn van dusdanige omvang dat ze niet genegeerd kunnen worden), aan de kwaliteit van de opgestelde zandbalans niet getwijfeld hoeft te worden. Opvallend is wel de bij de interpolatie locaal optredende vervlakking van de morfologie: troggen worden ondieper en toppen lager. Bovendien zijn gebieden met steile gradiënten terugkerende gebieden met grotere verticale verschillen tussen beide bronnen.(rooij, van, 2008) De genoemde verticale verschillen uit voorgaand onderzoek en de onzekerheden (door het ontbreken van metadata en de bij interpolatie toegepaste instellingen) lijken de berekening van betrouwbare volumetrends en sedimentbalansen nog steeds in de weg te staan. Een oplossing hiervoor is het kwantificeren van de gerelateerde foutenmarge. Doelstelling: Het kwantificeren van de invloed van de opnamemethode en de gebruikte vergriddingsmethode op vorm en kubering door middel van het vergelijken van multibeamdata, jetskidata, ruwe jarkusdata en jarkusgrids. Afbakening: De beschikbaarheid van meerdere databronnen is bepalend geweest voor: De locatie waarvan de data zijn geanalyseerd Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische 3 van 13

De keuze voor een analyse van het natte JARKUS deel. Deze keuze werd nog extra bevestigd doordat in de studie van van Rooij (2008) in dit deel de meeste verschillen optraden. De analyse van recente jaren c.q. tijdstippen. Bovendien zijn oudere grids inmiddels met de nieuwe interpolatiemethodes opnieuw berekend en is deze vergelijking daardoor voor oudere data ook waardevol. 3 Achtergrond JARKUS-raaien zijn hoogtemetingen die sinds 1965 jaarlijks worden uitgevoerd langs vaste dwarsprofielen van de binnenduinrand tot 800-1600 m zeewaarts, op een onderlinge afstand van gemiddeld 125-250 m. Om de hele Nederlandse kust op deze manier te bemeten zijn bijna 2000 raaien nodig. Vaklodingen werden traditioneel (sinds 1927) met intervallen van een jaar tot een decennium uitgevoerd, waarbij het gebied en de interval tussen twee metingen vaak afhankelijk was van het belang van een gebied voor de scheepvaart. Tegenwoordig beginnen vaklodingen waar de kustmetingen eindigen en lopen door tot de teen van de onderwateroever, ongeveer de NAP-20m lijn. Ook de Waddenzee en de estuaria maken deel uit van het programma. De metingen worden gefaseerd uitgevoerd waarbij de opnamefrequentie varieert, van eenmaal per jaar tot eens in de zes jaar, afhankelijk van de dynamiek van het gebied. Er wordt langs raaien gevaren met een onderlinge afstand van 1 km (kust van Holland en de grote Waddeneilanden) tot 100-200 (de Waddenzee, de estuaria, het voordeltagebied, de buitendelta s van de Waddeneilanden en het oostelijk deel van de Westerschelde). (Zijpp, van der, 2001) De raaigegevens worden bewerkt en naar gebiedsdekkend grid geïnterpoleerd met cellen van 20x20 m. Rijkswaterstaat gebruikt daar tegenwoordig een iteratieve lineaire interpolatiemethode voor genaamd DIGIPOL. DIGIPOL maakt gebruik van een richtingsafhankelijkheid bij het zoeken naar bekende punten die worden meegenomen bij de interpolatie van een onbekend punt. De methoden van inmeten zijn behoorlijk veranderd: waar men vroeger de meetstok en het dieplood ter hand nam, worden tegenwoordig zowel de JARKUS als de vaklodingen met enkelvoudige (singlebeam) en meervoudige (multibeam) echoloden en laseraltimetrie ingemeten. Door deze en andere technologische ontwikkelingen zijn de monitoringsdata steeds nauwkeuriger geworden waardoor steeds kleinere (morfologische) veranderingen tussen opeenvolgende metingen kunnen worden bepaald. 4 van 13 Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische

4 Methode De vergelijkingen tussen de verschillende datasoorten (Tabel 2) die zijn uitgevoerd in dit project resulteren in berekende volumes en gemiddelde verticale verschillen tussen datasoorten voor een deel van het kustvak Delfland. Jarkusdata (28/29 mei 2009) Jarkusgrid (2009) Multibeamgrid (11 april 2009) Multibeamgrid (18 juni 2009) Jarkusdat a (28/29 mei 2009) Jarkusgrid Multibeamgrid Multibeamgrid (2009) (11 april 2009) (18 juni 2009) 1 2 4 Jetskidata Jetskidata (20 mei (9 juni 2009) 2009) 3 5 6 8 7 9 Tabel 2 Uitgevoerde vergelijkingen De in deze rapportage gepresenteerde volumes zijn berekend ten opzichte van het -20m NAP niveau. Dit niveau is gekozen, omdat het de basis van het kustfundament vormt. 5 Data In Tabel 1 worden algemene kenmerken van de gebruikte data gegeven: Data Opnamedatum Datadichtheid Coordinaatsysteem Vertikaal referentiedatum Beschikbaar gesteld door: Jarkusraaien 28/29 mei 2009 Natte deel: 10m Rijksdriehoekstelsel NAP RWS Jarkusraaien? Droge deel: 5m Rijksdriehoekstelsel NAP RWS Jarkusgrid nvt Gridcel: 20 bij 20m Rijksdriehoekstelsel NAP RWS Jetskidata 20 mei 2009 Variabel tussen enkele meters en tientallen meters Rijksdriehoekstelsel NAP Matthieu de Schipper (CITG) Jetskidata 9 juni 2009 Variabel tussen enkele meters en tientallen meters Rijksdriehoekstelsel NAP Matthieu de Schipper (CITG) Multibeamgrid 11 april 2009 Gridcel: 2.5 bij 2.5m Rijksdriehoekstelsel NAP Mark van Koningsveld (van Oord) Multibeamgrid 18 juni 2009 Gridcel: 1 bij 1m Rijksdriehoekstelsel NAP Mark van Koningsveld (van Oord) Tabel 1 Algemene kenmerken van de gebruikte data. Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische 5 van 13

1202344-000-ZKS-0003, 9 juli 2010, concept Figuur 1: Overzicht van de jarkusraaien uit het kustvak Delfland Figuur 2: Jarkusgrid 2009 van het kustvak Delfland Figuur 3: Jetskidata van 20 mei 2009 Figuur 4: Jetskidata van 9 juni 2009 6 van 13 Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische

Figuur 5: Jetskidata van 20 mei 2009 en 9 juni 2009 Figuur 6: Multibeamgrid van 11 april 2009 Figuur 7: Multibeamgrid van 18 juni 2009 (in kleur) met in zwart de jarkusraaien. Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische 7 van 13

6 Resultaten 6.1 Ruwe jarkusdata in vergelijking tot het op de ruwe jarkusdata gebaseerde grid (jarkusgrid) --- nr 1 6.1.1 Per raai de oppervlakte onder de ruwe data en onder de griddata vergelijken Om deze vergelijking uit te kunnen voeren zijn de waardes van het jarkusgrid ter plaatse van een jarkus datapunt aan het datapunt vast gehangen. Op elk jarkus datapunt zijn dan twee waardes bekend, namelijk de ruwe waarde, en de waarde van het geïnterpoleerde grid. Vervolgens wordt de aanname gedaan dat tussen twee datapunten een lineair verloop in de bathymetrie zit (zie figuur 8), wat beschreven kan worden door middel van een lineaire interpolatie tussen deze twee punten. De fout die voortkomt uit deze aanname wordt klein verondersteld doordat de punten gemiddeld slechts 10m uit elkaar liggen. De afstand tussen twee punten wordt berekend met behulp van de stelling van Pythagoras (c 2 =a 2 +b 2 ). De oppervlakte onder de verbindende lijn tussen twee punten wordt gevormd door een halve driehoek en een rechthoek. Deze oppervlaktes kunnen eenvoudig berekend worden. De rechthoek wordt berekend door de minimale waarde van z (in dit geval z1) te nemen en deze te vermenigvuldigen met de afstand tussen de twee punten. Voor de halve driehoek, wordt het verschil in z-waardes (z2-z1) berekend en dit verschil wordt vermenigvuldigd met de afstand tussen de twee punten, en vervolgens gedeeld door 2. De oppervlakte van de halve driehoek opgeteld bij de oppervlakte van de rechthoek, geeft de totale oppervlakte onder de lijn. Deze berekening wordt per raai voor alle lijnstukken uitgevoerd. Een deel van de resultaten hiervan staan in tabel 3. Figuur 8 Berekening van de oppervlakte onder een lijn. 8 van 13 Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische

raai Opp. ruwe_jarkusdata[m2] Opp. jarkusgrid[m2] 9750 29.441 29.466 9770 29.307 29.323 9795 29.437 29.453 9813 30.106 30.115 9830 29.531 29.532 9847 28.881 28.907 9853 28.653 28.671 Tabel 3 Oppervlaktes onder jarkusdata en jarkusgrid 6.1.2 Per raai het gemiddelde verticale verschil tussen ruwe data en griddata berekenen Allereerst wordt de lengte van elke raai bepaald door middel van het optellen van de afstanden tussen twee punten. Vervolgens wordt de oppervlakte per raai van de griddata afgetrokken van de oppervlakte per raai van de jarkusdata, en dit verschil wordt gedeeld door de lengte van de raai. Dit resulteert in een gemiddeld vertikaal verschil per raai tussen ruwe jarkusdata en jarkusgriddata. In tabel 4 wordt dit verschil voor de eerste paar raaien van het kustvak Delfland gegeven. Gemiddeld over de raaien is het verschil - 0,006 m, waarbij de bathymetrie uit de jarkusdata lager ligt dan de bathymetrie uit het jarkusgrid. raai Gem.verschil[m] 9750-0,01 9770-0,01 9795-0,01 9813 0 9830 0 9847-0,01 9853-0,01 Tabel 4 Gemiddeld vertikaal verschil per raai tussen jarkusdata en jarkusgrid. 6.1.3 Vergelijking tussen het volume onder het jarkusgrid en het volume berekend op basis van opschaling van ruwe jarkusdata Deze vergelijking is uitgevoerd omdat hiermee kan worden aangetoond wat de waarde is van het interpoleren van jarkusdata naar een vlakdekkend jarkusgrid. Voor deze vergelijking is slechts een deelgebied van het kustvak Delfland gekozen, omdat een belangrijke randvoorwaarde bij deze vergelijking is dat de jarkusraaien evenwijdig moeten lopen aan elkaar. In figuur 9 is in rood het gebied weergegeven waar deze test uitgevoerd is. Duidelijk te zien is dat aan de genoemde randvoorwaarde slechts in deelgebieden voldaan wordt. Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische 9 van 13

Figuur 9 Deelgebied selectie Allereerst is de afstand berekend tussen de raaien, en het oppervlak onder de raaien, zoals besproken is in paragraaf 1.1. Vervolgens wordt deze oppervlakte vermenigvuldigd met de helft van de afstand aan de ene kant van de raai (nr 1) en met de helft van de afstand aan de andere kant van de raai (nr 2), zie figuur 10. Dit resulteert in een volume, wat berekend is op basis van de ruwe jarkusdata. Daarnaast wordt het volume onder het jarkusgrid voor hetzelfde deelgebied berekend. Resulterende volumes staan in tabel 5. Figuur 10 Werkwijze om de oppervlakte onder een lijn op te schalen tot een volume. 10 van 13 Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische

Volume detail jarkusgrid [m3] Volume ruwe jarkusdata opgeschaald naar vlak [m3] Gem. verschil in volume per strekkende meter kustlijn [m3] 48.086.900 48.508.349 242 Tabel 5 Volume vergelijking Het berekende volume op basis van de opgeschaalde jarkusdata is 0.9% meer dan het berekende volume onder het jarkusgrid. Dit is een gemiddeld verschil per strekkende meter kustlijn van 242 m 3. 6.2 Ruwe jarkusdata in vergelijking tot multibeamgrids --- nr 2 en 4 Voor deze vergelijking worden de multibeamgrid waardes toegekend aan het dichtstbijzijnde ruwe jarkusdata punt. Vervolgens wordt de oppervlakte onder de lijn tussen twee datapunten berekend, zoals dat uitgelegd is in 1.1. Deze vergelijking is voor twee verschillende multibeamgrids uitgevoerd, te weten een opgenomen op 11/04/2009 en een op 18/06/2009. De resultaten staan resp. in tabel 6 en tabel 7. Het multibeamgrid van 11/04 overlapt slechts gedeeltelijk met de jarkusraaien, zowel in kustparallelle als kustdwarse richting. Tabel 6 laat daarom niet alle raaien van het kustvak Delfland zien, en daarnaast zijn de gegeven oppervlaktes kleiner dan de eerder gegeven oppervlaktes in tabel 3. In tabel 6 en 7 zijn naast de berekende oppervlaktes ook berekende gemiddelde verticale verschillen gegeven. Een positief verschil betekent dat de jarkusdata hoger ligt dan de multibeamdata, een negatief verschil betekent dat de jarkusdata lager ligt dan de multibeamdata. Opvallend is dat het gemiddelde verticale verschil niet een eenduidig beeld laat zien, de verschillen per raai zijn zowel positief als negatief. Het gemiddelde verschil over alle jarkusraaien en de multibeamdata van 11/04 is -0,04 m, en het gemiddelde verschil over alle jarkusraaien en de multibeamdata van 18/06 is -0,09 m. raai Opp. ruwe jarkusdata[m2] Opp. multibeamgrid[m2] Gem. verschil[m] 11196 2.501 2.518-0,11 11221 4.929 4.959-0,09 11244 5.015 5.050-0,1 11263 6.668 6.648 0,04 11282 6.158 6.138 0,05 11301 6.274 6.289-0,03 11319 6.377 6.385-0,02 11338 6.126 6.067 0,14 11356 6.204 6.206 0 11375 6.078 6.040 0,09 11394 5.764 5.790-0,06 11412 5.503 5.535-0,08 11431 6.242 6.300-0,13 11510 1.866 1.876-0,08 11535 10.701 10.786-0,11 11560 9.761 9.813-0,08 11750 568 572-0,1 Tabel 6 Multibeamgrid 11/4/2009 Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische 11 van 13

raai Opp. ruwe jarkusdata[m2] Opp. multibeamgrid[m2] Gem. verschil[m] 10200 12.401 12.430-0,05 10217 13.237 13.183 0,08 10235 23.870 23.992-0,07 10258 23.824 23.921-0,06 10264 23.739 23.823-0,05 10288 23.346 23.389-0,03 10309 23.252 23.345-0,05 10315 23.710 23.781-0,04 10338 24.014 24.024-0,01 10361 24.333 24.476-0,08 10391 23.890 23.984-0,05 10414 24.371 24.514-0,08 10420 24.398 24.529-0,07 Tabel 7 Multibeamgrid 18/6/2009 (voor een volledig overzicht zie projectdir) 6.3 Jarkusgrid in vergelijking tot multibeamgrids --- nr 3 en 5 Omdat het jarkusgrid een gridcelgrootte van 20 bij 20m heeft en het multibeamgrid een gridcelgrootte van 1 bij 1m (18 juni 2009) of van 2,5 bij 2,5 m (11 april 2009), zijn deze twee datasoorten niet eenvoudig te vergelijken. Om deze vergelijking wel uit te kunnen voeren, zijn daarom allereerst van de multibeamgrids puntenfiles gemaakt. Vervolgens wordt de vergelijking enkel uitgevoerd waar de gehele jarkusgridcel gevuld is met multibeamsamples. In het grid van 11/04 zijn dat er maximaal 64, en in het 18/06 grid zijn dat er 388. Alle jarkusgridcellen die minder dan deze hoeveelheden multibeampunten hebben, worden niet meegenomen in de vergelijking. Het volume onder het jarkusgrid wordt berekend zoals eerder beschreven is, enkel de jarkusgridcellen die volledig gevuld zijn met multibeampunten worden meegenomen in deze berekening. Het volume onder de multibeampunten wordt berekend door het verschil tussen het -20m NAP vlak en de waarde van het multibeampunt te berekenen. De spacing tussen de multibeampunten is, afhankelijk van de datum waarop de multibeam geschoten is, 1 (18/06) of 2,5m (11/04). De berekende dikte wordt constant verondersteld voor een gridcel van 1 bij 1m of 2,5 bij 2,5m. De resultaten staan in tabel 8 en 9. Volume onder jarkusgrid[m3] Volume onder multibeamgrid[m3] 19.206.605 19.204.173 Tabel 8 Multibeamgrid 11/04/2009 Het verschil tussen deze twee volumes is 2432 m 3, waarbij het volume onder het jarkusgid het grootst is. Dit komt neer op een gemiddeld verschil van 0,002 m per m 2. Volume onder jarkusgrid[m3] Volume onder multibeamgrid[m3] 448.023.150 437.554.108 Tabel 9 Multibeamgrid 18/06/2009 12 van 13 Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische

Het verschil tussen deze twee volumes is 10469042 m 3, waarbij het volume onder het jarkusgrid het grootst is. Dit komt neer op een gemiddeld verschil van 0,32 m per m 2. 6.4 Jetskidata vergeleken met jarkusgrid en multibeamgrid --- nr 6 t/m 9 Jetskidata van 20 mei 2009 en 9 juni 2009 zijn vergeleken met het jarkusgrid 2009 en multibeamgrid van 18 juni 2009. Er is geen vergelijking uitgevoerd met het multibeamgrid van 11 april 2009 omdat de data onvoldoende overlapt met de jetskidata. Van de jetskidata zijn 7 raaien uitgekozen, 5 kustdwarse raaien en 2 kustparallelle raaien waarmee de analyses worden uitgevoerd (figuur 11). Per jetskidatapunt is de gridcelwaarde van het jarkusgrid en het multibeamgrid aan het datapunt gehangen. Figuur 11: Overzicht van de geselecteerde raaien uit de jetskidata van 9 juni 2009. Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische 13 van 13

0 106 101 96 91 86 81 76 71 66 61 56 51 46 41 36 31 26 21 16 11 6 1-1 -2 Bathy -3-4 -5-6 Bathy van jarkusgrid 09de_2009 Bathy van multibeam 20090618-7 -8 Figuur 12 Vergelijking tussen de jetskidata (blauw) met de jarkusgriddata (roze) en de multibeamdata (geel) voor een kustdwarse raai. In figuur 12 wordt weergegeven hoe het kustprofiel eruit ziet voor de verschillende datasoorten ter plaatse van een kustdwarse jetski raai. De tijstippen van de data inwinning verschillen van elkaar, de jetskidata is op 9 juni ingewonnen, de jarkusdata op 28 en 29 mei en het multibeamgrid op 18 juni. Daarnaast is de vergridde jarkusdata gebruikt, dit omdat de jetskidata en de ruwe jarkusdata ruimtelijk niet overlappen. Opvallend is dat de resolutie van het jarkusgrid vergeleken met beide andere datasoorten grof is, vooral in het steile deel nabij de kust is de resolutie van het jarkusgrid te grof. Daarnaast is ondanks het geringe verschil in opnamedatum tussen jetski en multibeam het verschil kustnabij groot. Onduidelijk is of dit het resultaat is van sedimenttransport of van opnamemethode. Uit tabel 10 en 11 blijkt dat het oppervlak onder de jetskidata voor beide tijdstippen het grootst is, de punten liggen dus gemiddeld genomen het hoogst ten opzichte van het referentieniveau van -20m NAP. Het maximale gemiddelde verticale verschil bestaat tussen de jetskidata en het jarkusgrid voor zowel de meting van 20 mei als voor 9 juni en bedraagt 0,07m voor de opname van 20 mei en 0,1m voor de opname van 9 juni. Daarnaast bedragen de gemiddelde vertikale verschillen tussen jetskidata en het multibeamgrid voor 20 mei 0,01m en 0,04m voor 9 juni. Opp. Jetskidata [m2] Opp. Jarkusgrid [m2] Opp. Mbgrid [m2] 190.472 189.542 190.284 Tabel 10 Oppervlakte berekeningen voor de jetskidata van 20 mei 2009 Opp. Jetskidata [m2] Opp. Jarkusgrid [m2] Opp. Mbgrid [m2] 204.353 202.886 203.815 Tabel 11 Oppervlakte berekeningen voor de jetskidata van 9 juni 2009 14 van 13 Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische

6.5 Totaal overzicht In Tabel 12 staat een totaal overzicht van de berekende gemiddelde vertikale verschillen tussen de diverse datasoorten. Deze verschillen zijn absoluut, in de bovenstaande teksten zijn deze verschillen verder toegelicht. Jarkusdata (28/29 mei 2009) Jarkusgrid (2009) Multibeamgrid (11 april 2009) Multibeamgrid (18 juni 2009) Jarkusdata (28/29 mei 2009) Jarkusgrid (2009) Multibeamgrid (11 april 2009) Multibeamgrid (18 juni 2009) Jetskidata (20 mei 2009) Jetskidata (9 juni 2009) 0,006 m 0,04 m 0,09 m 0,002 m 0,32 m 0,07 m 0,1 m 0,01 m 0,04 m Tabel 12 Totaal overzicht van de gemiddelde absolute vertikale verschillen. 7 Onzekerheden van de opnamemethodes De onzekerheid in de opname van de jarkusdata is 15 cm (2 σ), uitgaande van een gemiddelde diepte van 15m (QMS normen; Wiegmann et al., 2005). De onzekerheid van het jarkusgrid is 40 cm (2 σ), conform de precisie van DIGIPOL. De onzekerheid in de gebruikte opname van de multibeamdata is onbekend. De door producenten opgegeven resolutie ligt tussen de 3-5cm across track (recht onder het schip) tot 10-30cm alongtrack (aan de buitenkant van de beam). De verticale onzekerheid in de opnames van de jetskidata staat beschreven in Van Son et al. (2009), en komt neer op ongeveer 10 cm. Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische 15 van 13

8 Conclusies De gemiddelde verticale verschillen als gevolg van de verschillen tussen de meetmethodes liggen binnen de bandbreedte van onzekerheden die behoren tot deze meetmethodes. Verschillen tussen de meetmethodes zijn in deze studie niet te onderscheiden van mogelijke verschillen die ontstaan door sedimenttransport tussen de metingen, aangezien de metingen niet op dezelfde dagen zijn uitgevoerd. Gegeven de huidige technieken en planning in de tijd zijn de meetmethodes bruikbaar voor morfologische studies. Het is echter goed te beseffen dat de gemeten data momentopnames blijven. Het interpoleren van ruwe jarkusdata naar een jarkusgrid heeft meerwaarde, omdat de hier gepresenteerde opschaling van lijndata naar vlakdata vereist dat de ruwe data parallel liggen aan elkaar, wat bij jarkusdata niet altijd het geval is. Tevens brengt het interpoleren van jarkusdata nauwelijks afwijkingen ten opzichte van de ruwe data met zich mee (maximaal 4 cm in het kustvak Delfland). Voor een regionale studie heeft het Jarkusgrid meerwaarde boven de lijndata. De afwijking is van dusdanige orde grootte dat het niet problematisch is voor de geloofwaardigheid van sedimentbalansen en volumetrends. Voor een detailstudie kan beter de ruwe profieldata worden gebruikt, aangezien de resolutie van het grid dusdanig grof is dat steile delen van de kust niet goed worden weergegeven en een ongewilde generalisatie plaatsvindt. Dit is in overeenstemming met de conclusies van van Rooij (2008). 9 Aanbevelingen Het dient aanbeveling om in een pilot gebied alle methoden te testen, waarbij de ruwe data zoveel mogelijk moet samenvallen in de ruimte, en zoveel mogelijk gemeten moet worden in eenzelfde korte tijdsperiode. Op die manier kan uitgesloten worden dat geobserveerde verschillen het gevolg zijn van sedimentbewegingen tussen de meettijdstippen. 16 van 13 Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische

10 Referenties Mulder, J.P.M. (2000). Zandverliezen in het Nederlandse kustsysteem. Advies voor dynamisch handhaven in de 21e eeuw. Report RIKZ 2000.36, Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ, Den Haag. Rooij, van, S. (2008). Onzekerheden in Jarkus vergridding; analyse van de Jarkusgrids. Deltares. Projectnummer Z4582. Son, van, S.T.J., Lindenbergh, R.C., de Schipper, M. A., de Vries, S., Duijnmayer, K. (2009). Using a personal watercraft for monitoring bathymetric changes at storm scale. Unpublished (?). Wiegmann, N., Perluka, R., Oude Elberink, S., Vogelenzang, J. (2005). Vaklodingen: de inwintechnieken en hun combinaties. AGI Rijkswaterstaat. Rapportnr. AGI-2005-GSMH-012. Zijpp, van der, N.J. (2001). Controle en bewerking Jaarlijkse Kustmetingen en Vaklodingen: Functioneel Ontwerp. MobiData i.o.v. RIKZ, Rotterdam. Kustlijnzorg 2009: vergridding - Kwantificering van verticale verschillen tussen bathymetrische 17 van 13