University of Groningen Grootschalige huisartsenzorg buiten kantooruren Post, Johan IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 2004 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Post, J. (2004). Grootschalige huisartsenzorg buiten kantooruren Groningen: s.n. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 11-01-2019
Hoofdstuk 1 Inleiding, probleem- en vraagstelling De huisartsenzorg is volop gewikkeld in een transitieproces. De oude huisarts in een solopraktijk is aan het verdwijnen. Overal zien we groepspraktijken ontstaan, vaak in de vorm van een HOED-structuur: huisartsen onder één dak. De huidige problematiek van een vergrote zorgvraag, een toenemende administratieve belasting, het tekort aan nieuwe huisartsen, de versterkte uitstroom van de zittende groep en de honorariumproblematiek dwingen de huisartsen tot een nieuwe positiebepaling. (1;2) De huisartsgeneeskunde vond haar basis in de uitgangspunten van de Woudschotenconferentie in 1960. Daar werd vastgesteld dat de huisarts zorg levert aan individuen en hun gezinnen met als uitgangspunt dat dit een continue, integrale en persoonlijke zorgverlening moest zijn. De continuïteit van zorg was in die tijd vanzelfsprekend doordat de huisarts in vele gevallen 24 uur beschikbaar was. Maar die persoonlijke beschikbaarheid was wel altijd een punt van discussie. Huisartsen deden veelal hun eigen diensten, maar klaagden ook toen al heel erg over die belasting. Reeds in 1942 werd in Den Haag een huisartsendienst opgericht voor huisartsenzorg buiten kantooruren. In 1952 werd op de ledenvergadering van de Groningse Plaatselijke Huisartsenvereniging (PHV) gesproken over het tot stand brengen van een dienstenstructuur. Het was ook in die tijd dat er een waarneming ontstond voor elkaar, eerst alleen op zondag, later uitgebreid naar het hele weekend. Het heeft nog een hele tijd geduurd voordat er ook een waarneemregeling kwam voor de avond en nog later voor de nachtelijke uren. Pas recentelijk is het probleem van de dienstenstructuur weer hevig geworden doordat de crisis in de huisartsenwereld sterk toenam, mede onder invloed van de reeds genoemde problematiek van de vakante plaatsen die moeilijk bleken te kunnen worden opgevuld. (1-3) De overbelasting van de diensten buiten kantooruren werd toen extra zwaar gevoeld en men zocht naar een oplossing en vond die door de grootschalige huisartsenposten op te richten. In 1996 werd een enquête gehouden onder de huisartsen in de stad Groningen door het bestuur van de bestaande dokterstelefoon over de mogelijke reorganisatie van de diensten. Het bleek dat het merendeel van de huisartsen voelde voor een andere structuur dan tot nu toe. De 7
discussie over deze transitie naar een andere structuur werd ook nog versterkt doordat er gelden vrijkwamen voor achterstandsgebieden, De overheid richtte in 1997 het Achterstand Ondersteuningsfonds (AOF) op. En de besteding van die gelden zouden ook in de richting van een betere dienstenstructuur kunnen worden gebruikt. Rotterdam was een voorbeeld voor Groningen in de zin dat daar initiatieven werden ontplooid om huisartsen te ontlasten. Men richtte de Erasmusbrug op: een nieuwe dienstenstructuur (1998) met behulp van de achterstandsgelden te realiseren. In Groningen vond 51% van de huisartsen dat de gelden uit dat achterstandsfonds ook maar moesten worden gebruikt voor een nieuwe dienstenstructuur. Uiteindelijk is er een deel van het geld gebruikt om huisartsen te ontlasten door een doktersassistente in te zetten op zaterdag en zondag als telefoonwacht. In 1999 kwam men tot de oprichting van de Vereniging Centrale Doktersdienst Groningen (CDDG). Alle huisartsen uit de stad deden mee ondanks het feit dat het grootste deel van de kosten door de huisarts zelf moest worden gedragen en slechts een klein deel vanuit het AOF werd bijgedragen. Een jaar na de start werd de omvang van de dienstenstructuur uitgebreid met huisartsen buiten de stad Groningen. In januari sloten de Harense huisartsen zich aan, maar alleen voor de nachten. In de provincie werden vervolgens aparte doktersdiensten opgericht. In 2000 zag de Centrale Dokterdienst Eemsmond het licht, in eerste instantie voor de huisartsen in Delfzijl. De dokterspost werd gelokaliseerd vlak naast de ingang van het ziekenhuis in Delfzijl. De uitbreiding ging daarna snel en over de hele provincie Groningen en in de kop van Drente werden centrale doktersposten in het leven geroepen, zeven in getal. In hoofdstuk 2 zal nader worden ingegaan op de lokalisatie van deze posten. Probleem- en vraagstelling voor het onderzoek De huisartsenzorg heeft een andere structuur gekozen voor het aanbod van diensten buiten de kantooruren. Was er eerst sprake van een kleinschalig gebeuren, thans zien we grootschalige zorg ontstaan van zorg buiten de kantooruren. Deze transitie heeft invloed op het werk van de spelers op dit veld. De grootschalige dienstenstructuur heeft grote veranderingen teweeg gebracht in de praktijkvoering. De huisartsen hebben de werkwijze veranderd, maar ook voor 8 Inleiding probleem- en vraagstelling
de assistenten is er een wijziging opgetreden. Niet in het minst merken de patiënten de wijzigingen in dienstenstructuur. Om inzicht te krijgen in de gevolgen van deze transitie wordt in dit onderzoek aandacht geschonken aan de gevolgen van de veranderingen voor de verschillende actoren op dit veld. De centrale vraagstelling luidt: Welke veranderingen zijn er te constateren in de transitie van de kleinschalige naar de grootschalige zorg in de avond-, nacht- en weekenddiensten? Deze vraagstelling wordt in een aantal deelvragen beantwoord. In de eerste plaats willen we natuurlijk iets weten omtrent de werkwijze en organisatie van de nieuwe structuur. Het gaat hier om een inventariserend onderzoek als basis voor de verdere onderzoeken. De vraagstelling hiervoor luidt: Hoe is de organisatiestructuur en op welke wijze wordt er gewerkt? De volgende stap is een inventarisatie van de problematiek die door patiënten wordt aangedragen tijdens de ANW-diensten. Het zou kunnen dat het aanbod in de hulpvragen gewijzigd is bij de overgang naar de nieuwe structuur en dat patiënten met een ander palet aan hulpvragen naar de huisarts komen dan voor de transitie. De vragen die aan de orde zijn, kunnen als volgt worden geformuleerd: Wat is de omvang van de hulpvragen en hoe worden de hulpvragen afgehandeld? Met welke hulpvragen komen patiënten naar de dokterpost? Is er verschil in hulpvragen tussen de klein- en grootschalige dienstenstructuur? Zoals gezegd is er een belangrijke functie weggelegd voor de assistente. Ook deze functionaris heeft een andere functie dan ze heeft in de dagelijkse praktijk. Ook hier is dus een transitieproces aanwezig. De assistente heeft het eerste contact met de patiënt en daar doen zich knelpunten voor die ook weer te maken hebben met de telefonische bereikbaarheid en de wachttijden, een belangrijk kwaliteitsaspect in de nieuwe dienstenstructuur. Vervolgens is het de triage die plaats moet vinden. Dit zou ondersteund kunnen worden met de moderne 9
software-expertsystemen. We onderzoeken dit geheel aan veranderingen aan de hand van de volgende vragen: Wat is de taak en functie van de assistente in de huisartsenpost? Wat is de bereikbaarheid en wat zijn daarna de wachttijden? Wat is de invloed van een expert systeem op de tijd die nodig is voor triage? Vervolgens komt de huisarts in beeld. Omdat de belasting bij de huisarts in de oude structuur als een belangrijk argument voor de oprichting van grootschalige structuren heeft gegolden, is in het onderzoek een inzicht verkregen over dit item aan de hand van de vraag: Wat is de belasting van de huisarts bij de grootschalige dienstenstructuur? Tenslotte komen de patiënten aan bod. Immers de taak van de gezondheidszorg is om de gezondheid van de patiënten te beschermen, te bevorderen en te verbeteren. Dat geldt voor de avond-, nacht- en weekenduren evengoed als voor de binnen-kantooruren. Ook geldt dat van de huisarts verwacht mag worden dat hij/zij als groep de continuïteit van zorg leveren. De mening van de patiënten is dus van erg groot belang om de transitie van klein- naar grootschalige structuur te evalueren. Aan de hand van de volgende vragen wordt een beeld verkregen over de mening van de patiënt: Hoe groot is de tevredenheid van de patiënten? Is er een verschil tussen grootschalige- en kleinschalige dienstenstructuren in de stad en op het platteland? In de hoofdstukken twee tot en met elf worden de onderzoeken aan de hand van de hierboven geformuleerde vragen gepresenteerd. Hoofdstuk twaalf zal de beschouwing bevatten met de uiteindelijke conclusies omtrent de transitie van kleinschalige naar grootschalige zorg buiten de kantooruren. 10 Inleiding probleem- en vraagstelling
Literatuur (1) Conradi MH., De Haan J, Jongebreur-Ruskamp M, Prummel GC, Westerink BG Continuering Huisartsenzorg in de provincie Groningen. [rapport] Groningen, DHV Groningen. 2001. (2) Krol B, Groothoff J, Dijkstra M, Post D, Calkhoven JE. Heden en toekomst van de huisartsgeneekundige praktijk in de regio's Drenthe, Zaanstreek/Waterland en Zwolle/Flevoland. [rapport] Groningen, Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken, sectie Toegepast Onderzoek. 2001. (3) Van Dierendonck D, Groenwegen PP, Sixma H. Opgebrand, een inventariserend onderzoek naar gevoelens van motivatie en demotivatie bij huisartsen. [rapport] Utrecht, Nivel. 1992. 11
12 Inleiding probleem- en vraagstelling