...*.* Advies inzake rekenregels bij waarde-overdrachten van pensioenaanspraken. 24 juni 1993 Publikatienr. 4193

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluit reken- en procedureregels waardeoverdracht

Advies van de adviescommissie pensioenrecht Nederlandse orde van advocaten

Beleid bij collectieve waardeoverdracht

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Lage wettelijke rekenrente bij waardeoverdracht

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland. Waardeoverdracht uit dienst

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]]:

Regeling rekenregels waardeoverdracht

Stichting^ van de Arbeid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Stichting S van de Arbeid

Stichting Pensioenfonds Buizerdlaan. Waardeoverdracht uit dienst

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

Reglement Versleepregeling

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Pensioen. Waardeoverdracht bij indiensttreding

Aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer mr. J.P.H. Donner, Postbus LV DEN HAAG. AC/3327A Pens.

Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen.

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950;

UITVOERINGSREGLEMENT VOORTZETTING PENSIOENOPBOUW BIJ WERKLOOSHEID 1999 DE STICHTING FINANCIERING VOORTZETTING PENSIOENVERZEKERING

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35

Overgangsregeling ECI 15 jaarsoptie Uitstel financiering van over het verleden in te kopen pensioenruimte

Raadsvoorstel2007/ Vrijwillige pensioenoverdracht wethouders

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland. Waardeoverdracht in dienst

Stichting van de Arbeid

' Zie de brief van deze organisaties van 2 november 1999 aan de Vaste Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Nr. 62 Vermindering ouderdomspensioen bij eindigen deelneming door omzetting in partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Nieuwsbericht 27 maart 2018

3. Werknemers die niet deelnemen aan de pensioenregeling van de werkgever

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aandachtspuntenlijst reglementen rechtstreekse regeling

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Aandachtspuntenlijst reglementen (Brf)

Overzicht vragen gesteld tijdens inloopsessies met betrekking tot de nieuwe pensioenregeling

Rekenresultaat berekening overdrachtswaarde. Grondslagen algemeen. Grondslagen overdracht. Grondslagen actuarieel. Waardering aanspraken

Einde dienstverband en uw pensioen

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Advies W /III

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Rapport Evaluatie Waardeoverdracht Pensioenen

ADDENDUM inzake AOW-compensatie behorende bij de pensioenreglementen van Stichting Pensioenfonds van de ABN AMRO Bank N.V.

Aandachtspuntenlijst reglementen (Opf)

Collectieve Arbeidsovereenkomst over pensioenen. Tronox Pigments (Holland) B.V. Rotterdam-Botlek

Artikel Beursbengel: Einde deelname aan de pensioenregeling vóór pensioendatum

Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen.

Nieuwsbericht 28 december 2017

Waardeoverdracht bij indiensttreding. Pensioenfonds DNB. Waardeoverdracht bij indiensttreding

Tabellenboek Stichting Pensioenfonds ING. Geldig vanaf

Toelichting bij de ministeriële regeling toeslagenmatrix.

Het uitgangspunt bij de totstandkoming van de nieuwe pensioenregeling was: te komen tot een nieuwe, betaalbare en duurzame pensioenregeling voor AZL.

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

REGLEMENT WAO-HIATENPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Aanvullend reglement

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

Wet Witteveen 2015 voor IBondernemers

Tweede Kamer der Staten-Generaal

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

de pensioengerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden, zoals aanspraken op ouderdomsen nabestaandenpensioen en pré-pensioen.

Door Wim van Kouteren, senior compliance officer

Reactie op consultatie inzake verdeling pensioen bij scheidingen

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Overgangsregeling VPL PME

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2009Z02723/ Kamervragen van het lid Omtzigt

Aanvullend reglement. Overgangsregeling VPL

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Uit dienst. Bij uitdiensttreding stopt de opbouw van je pensioen bij Pensioenfonds UWV. Wat verandert er? En voor welke keuzes sta je nu?

Aandachtspuntenlijst reglementen (Bpf)

Regeling rekenregels waardeoverdracht

Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VPL Reglement. 1 februari 2016 Pagina 1 van 7

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67)

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Transcriptie:

....*.* Advies inzake rekenregels bij waarde-overdrachten van pensioenaanspraken 24 juni 1993 Publikatienr. 4193

INHOUDSOPGAVE Pagina 1. 2. Inleiding...................... a................ 3 Algemeen kader: wettelijk recht op waarde-overdracht als aanvullende maatregel tegen pensioenbreuk................... 4 3. Huidige situatie................................. 6 I 4. 5. 6. 7. 8. 8.1 8.2 8.3 8.4 9. 10. 11. 12. 13. Vormgeving wettelijke regeling recht op waarde-overdracht... 7 De betekenis van een wettelijk recht op waarde-overdracht... 7 De waardebepaling van de pensioenaanspraak............ 9 Opvatting van de Stichting van de Arbeid over de opzet van de nieuwe wettelijke regeling......................... 12 Wettelijk regime... 14 Uitgangspunten... 14 De financiering van de overdracht... 15 De omzetting van de pensioenaanspraak... 16 Overdracht van het nabestaandenpensioen... 17 Het bovenwettelijke regime... 19 Aanbeveling Stichting van de Arbeid in voorbereiding inzake het verlenen van medewerking aan waarde-overdracht van oude pensioenaanspraken (uit dienstverbanden beëindigd vóór de inwerkingtreding van de wettelijke regeling)... 21 Voorlichting... 22 Nadere uitwerking reken- en procedureregels AMvB... 23 Evaluatie... 23 BIJLAGE 1. Samenstelling Werkgroep Rekenregels Waarde-overdrachten Pensioenaanspraken (RWP)

Stichting CZZJ van dearbeid 3 Advies inzake rekentegels bij waarde-overdrachten van pensioenaanspraken 1. Inleiding P In navolging van het SER-advies inzake pensioenproblematiek, heeft het kabinet besloten een wettelijk recht op waarde-overdracht van pensioenaanspraken bij wisseling van dienstverband te gaan voorbereiden. In de Pensioennota van 25 juni.1991 heeft het kabinet vervolgens aangegeven het een goede zaak te achten dat de sociale partners overleg gaan voeren over de te hanteren rekenregels bij waarde-overdrachten in het kader van het komende wettelijke regime. Volgens het kabinet zal daarbij ook rekening gehouden moeten worden met het belang van de overheid als werkgever en financier van de overheidspensioenregeling (ABP). Op basis van het door de Stichting uit te brengen advies zullen de rekenregels worden geformuleerd in een concept-amvb dat vervolgens voor advies aan cie Verzekeringskamer zal worden voorgelegd. De Commissie Pensioenen heeft in overleg met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een technische werkgroep ingesteld, de Werkgroep Rekenregels Waarde-overdrachten Pensioenaanspraken (hierna te noemen de Werkgroep RWP), samengesteld uit vertegenwoordigers van de centrale organisaties van werkgevers en van werknemers alsmede uit vertegenwoordigers van de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Fi-. I. nancien. Gelet op de aard van de problematiek achtte de Werkgroep RWP het gewenst de organisaties van pensioenuitvoeringsorganen (NL, OPF en VB) uit te nodigen elk een waarnemer aan te wijzen om aan de beraadslagingen van de werkgroep deel te nemen.. De volledige samenstelling van de Werkgroep RWP is opgenomen in bijlage 1. De werkgroep RWP heeft haar werkzaamheden in april 1992 aangevangen. De werkgroep RWP heeft als taakopdracht gekregen ten behoeve van de Commissie Pensioenen het advies van de Stichting van de Arbeid voor te bereiden over de belangrijkste rekenregels die zouden moeten gelden voor waarde-overdrachten van pensioenaanspraken bij wisseling van dienstbetrekking volgens het wettelijke regime. Het gaat daarbij om pensioenaanspraken van werknemers uit hoofde van SER-publikatie nr. 23-16 november 1990

4 Cr- dienstverbanden die beëindigd worden na de totstandkoming van het wettelijk recht (nieuwe gevallen). Het wettelijk recht op waarde-overdracht zal niet alleen gelden voor werknemers die aansluitend van dienstverband wisselen, maar ook voor situaties waarin een nieuw dienstverband niet direct aansluitend tot stand komt. Voorts heeft de Werkgroep RWP tot taak gekregen om het advies voor te bereiden inzake de rekenregels die zouden moeten/kunnen worden gehanteerd bij waarde-overdrachten op vrijwillige basis van pensioenaanspraken uit hoofde van oude dienstverbanden. Het gaat daarbij om de mogelijkheid dat de huidige werkgever er in toestemt om de waarde van oude pensioenaanspraken die een werknemer heeft opgebouwd tijdens eerdere dienstverbanden (beëindigd vóór de inwerkingtreding van het wettelijke recht op waarde-overdracht) in te brengen in de huidige pensioenregeling. Uiteraard is hiervoor ook medewerking nodig van de oude werkgever en diens pensioenuitvoerder. Dit onderdeel van de taakopdracht vloeit voort uit de bereidheid van de Stichting van de Arbeid, welke reeds is uitgesproken in haar commentaar op de Pensioennota van het kabinet d.d. 25 juni 1991, om in navolging van het SER-advies, te bevorderen dat voor oude pensioenbreukgevallen op vrijwillige basis de mogelijkheid wordt geboden om oude pensioenrechten uit andere regelingen in te brengen in de regeling van de huidige werkgever. =- Het door de Werkgroep RWP voorbereide advies is op 24 juni 1993 door de Commissie Pensioenen, mede namens het bestuur van de Stichting, vastgesteld. 2. Afgemeen kader: wettelijk recht op waarde-overdracht als aanvullende maatregel tegen pensioenbreuk Het voorstel om voor nieuwe gevallen een wettelijk recht te verlenen op waardeoverdracht, vormt het sluitstuk op een groot aantal maatregelen dat de afgelopen jaren is getroffen, zowel wettelijk als op vrijwillige basis (mede onder invloed van de desbetreffende aanbeveling van de Stichting van de Arbeid uit 1985), ter voorkoming en beperking van pensioenverlies bij wisseling of verlies van dienstbetrekking. De belangrijkste van de tot nu toe genomen maatregelen tegen de pensioenbreuk betreffen: * het opnemen van bepalingen in de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) gericht op: - berekening van een evenredig ouderdomspensioen naar de mate van deelnemingsduur; - het mogelijk maken van waarde-overdracht onder daartoe gestelde voorwaarden; - gelijke behandeling bij verlenen van toeslagen op ingegane pensioenen van direct uit dienst gepensioneerden en slapers-gepensioneerden; - gelijke behandeling van ingegane pensioenen en premievrije aanspraken bij toeslagverlening (Wet Nypels-Groenman);

5 * door het bedrijfsleven op vrijwillige basis getroffen maatregelen mede op basis van een daartoe strekkende aanbeveling van de Stichting van de Arbeid: - de totstandkoming van een uitgebreid netwerk van circuits voor waardeoverdrachten, ondersteund door een aanpassing van de PSW (vanwege de relatie met de problematiek van de rekenregels zal hierop in het onderstaande nader worden ingegaan); - het tot stand brengen van verbeteringen van de aanvullende pensioenregelingen (toename van het aantal (eindloonachtige) regelingen met verlening van toeslagen of indexatie van premievrije aanspraken; - de totstandkoming van de FVP-regeling voor voortzetting van de pensioenopbouw bij werkloosheid. Zoals gesteld, zijn bij AMvB te stellen rekenregels nodig in het licht van het in de Pensioennota van 25 juni 1991 aangekondigde wettelijke recht op waarde-overdracht voor deelnemers aan een pensioenregeling van hun pensioenaanspraken bij verandering van dienstbetrekking, voorzover dit geschiedt na de inwerkingtreding van de wet die waarde-overdracht regelt (nieuwe gevallen). Het kabinet wil dit wettelijke recht op waarde-overdracht ook geven aan werknemers die niet direct aansluitend van pensioenregeling wisselen, voorzover althans de beëindiging van de deelneming aan een pensioenregeling zich voordoet na de inwerkingtreding van de bedoelde wet. De door het kabinet voorgestelde wettelijke regeling tal geen betrekking hebben op oude gevallen, d.w.z bij beëindigingen van deelname aan pensioenregelingen in verband met wisseling van dienstbetrekking die hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden vóór de inwerkingtreding van de wet die het recht op waardeoverdracht regelt. Gelet op de administratieve en financiële problemen die verbonden zullen zijn aan waarde-overdrachten van oude gevallen, acht het kabinet het niet verantwoord hierop een wettelijk recht toe te kennen. Wèl vindt het kabinet het van groot belang dat de sociale partners in het kader van het arbeidsvoorwaardenoverleg zoeken naar mogelijkheden om waarde-overdracht van oude pensioenaanspraken naar de pensioenregeling van de huidige werkgever te realiseren. Daarbij wordt in de Pensioennota in het bijzonder gewezen op het belang dat herintredende vrouwen hebben bij waarde-overdracht van pensioenaanspraken uit oude dienstbetrekkingen. Naar het oordeel van het kabinet zouden dergelijke mogelijkheden niet het karakter moeten hebben van een éénmalige actie, maar ook in de toekomst bij herintreding mogelijk moeten blijven. In het overleg met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Pensioennota, dat in de maanden oktober en november 1991 heeft plaatsgevonden, heeft de Commissie Pensioenen laten weten akkoord te gaan met een wettelijk recht op waarde-overdracht van pensioenaanspraken voor nieuwe gevallen van wisseling van dienstbetrekking met inbegrip van situaties waarin sprake is van niet-aansluitende dienstverbanden. Ten aanzien van de oude gevallen heeft de Commissie Pensioenen zich, in navolging van het SER-advies, bereid verklaard te bevorderen dat voor oude pensioenbreukgevallen op vrijwillige basis de mogelijkheid wordt geboden om oude pensioenrechten uit andere regelingen in te brengen in de regeling van de huidige werkgever. Hierop zal nader worden ingegaan in 10.

6 3. Huidige situatie Waarde-overdrachten vinden thans plaats op vrijwillige basis en in de meeste gevallen via de bestaande daarvoor opgerichte circuits op dit gebied waarbij werkgevers en pensioenuitvoeringsorganen zijn aangesloten. Het merendeel van de circuits op dit gebied is de afgelopen jaren tot stand gekomen als reactie op de in oktober van 1985 uitgebrachte aanbeveling van de Stichting van de Arbeid inzake maatregelen tegen pensioenverlies bij verandering van dienstbetrekking. Voordien bestond uitsluitend binnen de sector van het bankbedrijf een circuit voor waarde-overdrachten. Voorts bestonden binnen een aantal bedrijfstakken afspraken tussen verplicht gestelde bedrijfspensioenfondsen endaarvan gedispenseerde pensioenregelingen om waarde-overdracht van pensioenrechten van werknemers bij verandering van werkgever binnen de bedrijfstak mogelijk te maken. Daarnaast werd ook in incidentele gevallen medewerking verleend aan waardeoverdracht van pensioenrechten. De hierbij gehanteerde waarderingsgrondslagen konden echter van geval tot geval variëren. Medio 1986 is door enkele pensioenfondsen en levensverzekeraars een algemeen circuit voor waarde-overdrachten opgericht. Met de oprichting van dit algemene circuit, de Stichting Dienstverlening Samenwerkingsverband (SDS) werd een belangrijke aanzet gegeven voor de ujtvoering van de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid om het mogelijk te maken dat een werknemer bij wisseling van werkkring zijn bij de laatste werkgever opgebouwde pensioenrechten meeneemt en inbrengt in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. Belangrijk is dat de SDS de mogelijkheid biedt voor waarde-overdrachten van pensioenrechten volgens een overeengekomen genormeerd stelsel van rekenregels en waarderingsgrondslagen. In 1988 is ook een samenwerkingsverband tot stand gekomen van een aantal pensioenfondsen met een levensjarensysteem (SDL), welk circuit overigens inmiddels is opgeheven. De groei van het aantal werknemers dat gebruik van de circuits kan maken is in 1988 eerst goed op gang gekomen. Niet alleen wat betreft het aantal pensioenregelingen dat direct tot een circuit is toegetreden, maar ook vanwege het tot stand komen van afzonderlijke samenwerkingsovereenkomsten tussen de verschillende circuits onderling en tussen de circuits en een aantal grote pensioenfondsen zoals het A8P, het PGGM en het Spoorwegpensioenfonds. Gesteld kan worden dat momenteel meer dan 80% van het totale aantal deelnemers aan pensioenregelingen bij wisseling van dienstbetrekking gebruik kan maken van waarde-overdrachten via het bestaande netwerk van circuits. Omdat de diverse circuits niet altijd dezelfde waarderingsgrondslagen en procedures hanteren, wordt het geheel als ingewikkeld ervaren. Er blijkt een grote mate van bereidheid te bestaan om tot een vereenvoudiging te komen van de huidige systematiek.

4. Vormgeving wettelijke regeling recht op waarde-overdracht 7 Vanaf 1987 is in de PSW geregeld dat afkoop van pensioenaanspraken welke strekt tot waarde-overdracht onder zekere voorwaarden zonder nadere ontheffing is toegestaan (PSW, artikel 32a, eerste lid). De thans in het wetsontwerp voorgestelde regeling houdt in dat naast het bestaande artikel 32a, een nieuw artikel 32b wordt ingevoegd, waarin zal worden bepaald dat pensioenfondsen/pensioenverzekeraars bij individuele beëindigingen van het dienstverband verplicht zijn op verzoek medewerking te verlenen aan waarde-overdrachten. De verplichting geldt zowel voor het pensioenfonds/ pensioenverzekeraar van de regeling die door de gewezen deelnemer wordt verlaten als voor het pensioenfonds/de pensioenverzekeraar waar de nieuwe deelnemer naar toe gaat. De afkoopsom dient rechtstreeks overgedragen te worden aan de nieuwe (erkende) pensioeninstelling en te worden aangewend ter verwerving van pensioenaanspraken voor de desbetreffende deelnemer. Het wettelijk recht op waarde-overdracht heeft volgens het voorgestelde artikel 32b uitsluitend betrekking op beëindigingen van het dienstverband met een individueel karakter. Voor collectieve overgangen blijft het bepaalde in het huidige artikel 32a van - toepassing. T De verplichting tot medewerking aan waarde-overdracht kan echter komen te vervallen, indien naar het oordeel van de Verzekeringskamer de financiële toestand van een pensioenfonds zulks niet toelaat. In feite betekent dit dat, wanneer de Verzekeringskamer tot een dergelijke conclusie komt, waarde-overdracht niet is toegestaan. Voorts wordt in het wetsvoorstel bepaald dat de reken- en procedureregels in een AMvB worden vastgelegd, gehoord de Stichting van de Arbeid en de Verzekeringskamer. 5. De betekenis van een wettelijk recht op waarde-overdracht Hoewel op dit moment reeds zeer vele aanvullende pensioenregelingen zijn aangesloten bij het netwerk van circuits voor waarde-overdrachten - het gaat hierbij om ca. 80% van het totale aantal deelnemers aan aanvullende pensioenregelingen - is het aantal gevallen waarin nog geen mogelijkheid van waarde-overdracht bestaat toch groter dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. Waarde-overdracht is namelijk alleen mogelijk indien zowel de pensioenregeling van de oude als die van de nieuwe werkgever aangesloten is bij het bestaande netwerk van waarde-overdrachtcircuits. Het totstandkomen van een wettelijk recht op waarde-overdracht zal inhouden dat een aantal werknemers dat thans (nog) geen mogelijkheid heeft om bij verandering van dienstbetrekking de waarde van hun pensioenaanspraken over te dragen naar de pensioenregeling van de nieuwe werkgever, daartoe in de nieuwe situatie

8 wel in staat gesteld rat worden. Het gaat hierbij in het algemeen om overgangen waarbij een of meerdere van de volgende pensioenregelingen betrokken is: * pensioenregelingen waar het verschijnsel pensioenbreuk niet speelt, in de zin dat er geen pensioentoekenningen over het verleden plaatsvinden (vaste bedragen-regelingen, zuivere opbouw-regelingen, beschikbare premie-regelingen, kapitaalverzekeringen e.d.1 en waar door het te verwachten eenrichtingverkeer voor de betrokken werkgever of het fonds deelname aan een circuit voor waarde-overdrachten te hoge extra kosten met zich meebrengt; * pensioenregelingen van kleine ondernemingen waar een evenwicht in in- en uitstroom per definitie niet te verwachten is en waar bijvoorbeeld het vertrek van een hoogbetaalde functionaris het bedrijf voor relatief omvangrijke extra lasten kan plaatsen; * pensioenregelingen die wel zouden witten deelnemen aan de bestaande circuits, maar zich daarvoor niet kwalificeren; * pensioenregelingen van ondernemingen die überhaupt niet willen meewerken aan waarde-overdracht. Voorts zal het na totstandkoming van het wettelijke recht ook mogelijk zijn om waarde-overdrachten te realiseren tiij overgangen tussen pensioenregelingen die deelnemen aan verschillende circuits voor waarde-overdrachten die onderling niet tot afspraken hëbben kunnen komen. Door toekenning van een wettelijk recht op waarde-overdracht zal ook in de hiervoor genoemde situaties waarde-overdracht kunnen worden geëffectueerd. In het bijzonder voor werknemers die van een kwalitatief mindere pensioenregeling bij. de oude werkgever naar een eindloonachtige regeling bij de nieuwe werkgever gaan, zal waarde-overdracht kunnen leiden tot een verbetering van het uiteindelijk te behalen pensioen, omdat bij toekomstige pensioengrondslagverhogingen ook de overgedragen pensioenaanspraken worden betrokken (back-service). Voorts zal een wettelijk recht op waarde-overdracht ertoe kunnen leiden dat werknemers in staat worden gesteld al hun pensioenaanspraken onder te brengen bij die pensioenuitvoerder die na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zorg draagt voor de uitbetaling van het pensioen. Gelet op de grote verscheidenheid aan pensioensystemen zullen de waarderingsgrondslagen die van toepassing worden in het kader van de wettelijke regeling op deze verscheidenheid moeten worden toegesneden. Het is daarbij van belang dat de mogelijkheid om verdergaande vormen van waarde-overdracht met zwaardere waarderingsgrondslagen op vrijwillige basis tot stand te brengen, open te houden. Immers, de bestaande circuits voor waarde-overdrachten waaraan juist de relatief betere pensioenregelingen deelnemen, betekenen een zeer effectief instrument gericht op het voorkomen c.q. beperken van pensioenverlies bij wisseling van dienstbetrekking. De gedachte is dan ook, dat het wettelijk recht op waarde-overdracht zal voorzien in een aantal minimumregels waarbij het mogelijk blijft dat in een bovenwettelijk traject zwaardere regels kunnen worden afgesproken.

9 Het totstandkomen van de voorgestelde wettelijke regeling zal voor de bestaande circuits mede een goede aanleiding vormen om te bezien op welke wijze gekomen kan worden tot de wenselijk geachte vereenvoudiging en standaardisering van reken- en procedureregels in het bovenwettelijke traject. Tot slot dient opgemerkt dat het van groot belang is voor een goed functionerend systeem van waarde-overdrachten binnen het wettelijke kader en in het bovenwettelijke traject, alsook tussen deze beide trajecten, dat wordt voorzien in een goede voorlichting. Als gevolg van de ruimere mogelijkheden voor waarde-overdrachten door de voorgenomen wettelijke regeling, zal hier zeker nog meer aandacht aan moeten worden besteed dan thans het geval is bij waarde-overdrachten onder het regime van de bestaande circuits. Waarde-overdracht wordt immers onder het nieuwe regime ook mogelijk voor deelnemers aan kwalitatief goede pensioenregelingen die overgaan naar kwalitatief mindere pensioenregelingen. Een besluit van de werknemer om al of niet te opteren voor waarde-overdracht vergt juist in die gevallen een zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen. 6. De waardebepaling van de pensioenaanspraak Bij waarde-overdracht van pensioenaanspraken spelen diverse met elkaar samenhangende aspecten een rol, zoals: - de kwaliteit van de pensioenregeling;. - de financieringsgraad tot uitdrukking komend in de hoogte van de aanwezige pensioenreserve; - de verdeling van de financiële last tussen de oude en de nieuwe werkgever; - de verwachting of er al of niet sprake zal zijn van evenwicht tussen binnenkomers en vertrekkers. Bij waarde-overdracht van pensioenaanspraken zijn tweeërlei waardebepalingen in het geding: 1 De bepaling van de waarde van de bij de oude werkgever opgebouwde pensioenaanspraak ten behoeve van de omzetting van die aanspraak in een aanspraak op basis van de nieuwe regeling (de omzettingswaarde). Het gaat hier om de zuiver pensioentechnische afwikkeling van de overdracht. Daarbij dient voldaan te worden aan het vereiste van gelijkwaardigheid uit de PSW. Dit gelijkwaardigheidsvereiste wordt thans zodanig uitgelegd, dat de pensioenaanspraak na overdracht (en dus na omzetting naar de vorm van de nieuwe regeling) nominaal gelijkwaardig is aan de bij ontslag meegekregen pensioenaanspraak. Toekomstige aanpassingen, behalve wanneer deze in de vorm van een vast percentage zijn toegezegd, worden daarin dus niet meegewogen. 2e De bepaling van de waarde die de oude werkgever c.q. pensioenuitvoerder moet overdragen aan de nieuwe werkgever c.q. pensioenuitvoerder (de overdrachtswaarde). Het gaat hierbij om de financiële afwikkeling van de overdracht tussen de oude en de nieuwe werkgeverlpensioenuitvoerder. De

10 overdrachtswaarde kan, afhankelijk van de voor te schrijven rekenregels, afwijken van de reguliere in het economische verkeer tussen werkgever en pensioenfonds of verzekeraar gehanteerde inkoopwaarde van de omgezette pensioenaanspraak. Deze inkoopwaarde is namelijk mede afhankelijk van de in de specifieke contractuele relatie tussen werkgever en pensioenfonds/ verzekeraar overeengekomen variabelen, zoals de rekenrente, sterftetafel, kostenopslagen e.d. Evenzo kan de overdrachtswaarde afwijken van de reguliere in het economische verkeer tussen werkgever en pensioenfonds/ pensioenverzekeraar gehanteerde afkoopwaarde van de pensioenaanspraak. Daarbij speelt ook de wijze van financiering nog een belangrijke rol. Het kan derhalve voorkomen dat de nieuwe en/of de oude werkgever nog een aanvullende betaling moet verrichten. Overigens is het onderscheid tussen omzettings- en overdrachtswaarde bij kwalitatief gelijkwaardige regelingen meer van theoretisch dan van praktisch belang. Het dient slechts om aan te tonen dat de omzetting van de pensioenaanspraak naar de nieuwe regeling wordt geleid door de randvoorwaarde van de gelijkwaardigheid en niet door de hoogte van de overdrachtswaarde. De laatste is uiteraard wel afhankelijk van de hoogte van de overgedragen pensioenaanspraak. Als minimumwaarde geldt de waarde bepaald op basis van een 4% rekenrente verminderd =- met de zgn. TL-korting. Via deze korting wordt rekening gehouden met toekomstige overrente (zie hierna). - Bij waarde-overdrachten binnen het huidige netwerk van de bestaande circuits wordt bij omzetting van de bij de oude werkgever opgebouwde pensioenaanspraak naar de nieuwe pensioenregeling als omzettingswaarde genomen de actuarieel berekende contante waarde van de opgebouwde nominale aanspraak van ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen tezamen2. Op basis van dezelfde actuariële grondslagen wordt deze waarde vervolgens vertaald in een pensioenaanspraak op basis van de nieuwe pensioenregeling. Op grond van de aldus bepaalde pensioenaanspraak wordt een bijbehorend aantal dienstjaren vastgesteld, rekening houdend met de nieuwe pensioengrondslag. Pensioenverlies als gevolg van de overgang van de werknemer wordt vervolgens voorkomen of beperkt door die extra toegekende pensioenjaren bij toekomstige aanpassingen (loonsverhogingen/indexeringen) voor de pensioenberekening mee te laten tellen. Wordt nu als overdrachtswaarde volstaan met de minimaal benodigde overdrachtswaarde van de nominale pensioenaanspraak, dan zou de totale last van het voorkomen of beperken van pensioenverlies voor rekening van de nieuwe werkgever komen. Het gaat hier om de last uit hoofde van latere (pensioengrondslag)verhogingen, die immers (bij eindloonachtige regelingen) ook doorwerken over de pensioenjaren die betrokkene uit hoofde van de waarde-overdracht heeft verkregen. De minimumwaarde is namelijk slechts toereikend om het overgedragen nominale pensioenrecht veilig te stellen. 2 In beginsel dient ook rekening te worden gehouden met een eventuele opgebouwde aanspraak op invaliditeitspensioen. In de meeste gevallen waarin aanspraak op invaliditeitspensioen bestaat, is dit echter op risico-basis verzekerd en is vertegenwoordigt dit element derhalve geen opgebouwde waarde.

11 Om die reden is binnen de bestaande circuits voor waarde-overdrachten afgesproken dat de oude werkgever een hogere dan de minimaal benodigde waarde overdraagt. Daar komt bij dat, bijvoorbeeld bij waarde-overdrachten binnen het huidige SDS-circuit ervan wordt uitgegaan dat zowel bij de oude als de nieuwe pensioenregeling op enigerlei wijze sprake is van toeslagverlening op de ingegane pensioenen. Bij de vaststelling van de over te dragen waarde van de pensioenaanspraak wordt zo impliciet tevens rekening gehouden met dit kwatiteitselement in globale zin. Zo wordt een meer evenwichtige lastenverdeling bewerkstelligd tussen de oude en de nieuwe werkgever. Bij de SDS komt dit tot uitdrukking in de toepassing van de SDS-korting in plaats van de zgn. TL-korting. De SDS-korting bedraagt ongeveer de helft van de TL-korting? Als gevolg van de toenemende indexering van ontslagrechten (mede als gevolg van de per 1 januari 1992 in werking getreden Wet gelijke behandeling van slapers en gepensioneerden) gaan er stemmen op om het kwaliteitsaspect van de toeslagverlening zwaarder in de overdrachtswaarde tot uitdrukking te brengen door bijvoorbeeld een ongekorte 4% waarde over te dragen. Binnen de bestaande cir&its voor waarde-overdrachten levert de omstand;gheid dat met de bepaling van de omzettingswaarde en de overdrachtswaarde geen rekening wordt gehouden met eventuele verschillen in kwaliteit tussen de desbetreffende pensioenregelingen, geen grote problemen op. Als gezegd gaat het hier om regelingen die als kwalitatief gelijkwaardig worden beschouwd wat betreft het niveau van de toezegging. Bij een recht op waarde-overdracht voor iedereen, ongeacht de kwaliteit van de pensioenregeling waaraan wordt deelgenomen, ligt dit anders. Vanwege de grote verschillen die mogelijk zijn tussen de pensioenregelingen zal het (wettelijk) toe te kennen recht op waarde-overdracht voor werknemers uit 3 Zowel de TL-korting als de SDS-korting zijn afhankelijk van de marktrente uitgedrukt in het zogenaamde t-rendement. De relatie tussen beide is als volgt: t-rendement I SDS-korting I Tt-korting Ritussen de grenzen wordt lineair geïnterpoleerd) in % 1 in % I in % t< 4 1 0 I TL-k= 0 4<t(5 0 5<t 6 5 6<t 8 10 8<t(fO 15 10 etst2 20 12 < tz 15 25 O<TL-k(8 8 < TL-k&lô 16 <TL-k(27 27 <TL-k(36 36 < TL - k 5.53 44<TL-k<53 t > 15 I 25 I TL- k = 53 De SDS-korting wordt eenmaal per jaar op 1 januari vastgesteld en blijft de rest van het jaar constant; dit in tegenstelting tot de TL-korting die maandelijks wordt vastgesteld.

12 pensioenregelingen die zich thans niet kwalificeren voor deelname aan het bestaande netwerk van circuits, moeten leiden tot een enigszins andere opzet van de waarderingsgrondslagen, dan die thans binnen de circuits voor waarde-overdrachten worden toegepast. Randvoorwaarde is wel dat een andere opzet van de waarderingsgrondslagen geen negatief effect heeft op de kwaliteit van waarde-overdrachten tussen de betere pensioenregelingen die thans reeds mogelijk zijn onder de regimes van de privaatrechtelijke circuits. 7. Opvatting van de Stichting van de Arbeid over de opzet van de nieuwe wettelijke regeling Zoals bekend, kan de Stichting instemmen met een wettelijke regeling op grond waarvan een recht op waarde-overdracht van pensioenaanspraken ontstaat voor nieuwe gevallen van wisseling van dienstbetrekking, zowel aansluitend als niet direct aansluitend. 257 e Ter zake van de verplichting tot medewerking aan waarde-overdracht door zowel het oude als het nieuwe pensioenuitvoeringsorgaan waarvan in artikel 32b van het wetsvoorstel sprake is, merkt de Stichting op dat zij het, gelet op de bepleite evenwichtige lastenverdeling tussen de oude en de nieuwe werkgever welke tot uitdrukking komt bij de bepaling van de overdrachtswaarde alsmede wat betreft de toekomstige behandeling van de in de nieuwe regeling omgezette pensioenaan- - spraak, noodzakelijk acht dat de verplichting tot medewerking zich ook uitstrekt tot de betrokken werkgevers. Voorts constateert de Stichting met instemming dat het wettelijk recht op waarde-overdracht alleen betrekking heeft op individuele beëindigingen van het dienstverband. Voor situaties waarin sprake is van zodanig aantal individuele beëindigen van de deelname aan één pensioenregeling, als gevolg waarvan bij toepassing van het wettelijke recht op waarde-overdracht de pensioenaanspraken van de achterblijvende werknemers en de reeds gepensioneerden gevaar lopen, wordt naar het oordeel van de Stichting terecht een uitzonderingsbepaling gecreëerd, inhoudende dat het recht op waarde-overdracht vervalt, indien naar het oordeel van de Verzekeringskamer de financiële toestand van een pensioenfonds zulks niet toelaat. Voor collectieve beëindigingen blijft terecht het bepaalde in het huidige artikel 32a in stand. De Stichting van de Arbeid kan zich verenigen met een zodanige opzet van de wettelijke regeling dat ruimte wordt gelaten voor nadere normering op vrijwillige basis door sociale partners dan wel pensioenuitvoerders, voor zover daarmee ook wordt voldaan aan de wettelijke minimumregels. Hierdoor wordt immers mogelijk gemaakt dat de kwalitatief betere pensioenregelingen, welke voor het overgrote deel thans deelnemen aan het netwerk van circuits voor waarde-overdrachten, kunnen blijven functioneren.

13 De Stichting heeft geconstateerd dat de regering, in afwijking van hetgeen in de Pensioennota van 25 juni 1991 is gesteld, thans het voornemen heeft om de reken- en procedureregels voor waarde-overdrachten onder het nieuwe wettelijke regime na advisering door de Stichting en de Verzekeringskamer, in hoofdlijnen neer te leggen in een AMvB. De resterende reken- en procedureregels zouden naar het oordeel van de Stichting met het oog op een snellere wijzigingsprocedure kunnen worden neergelegd in een ministeriële regeling. De bij AMvB onderscheidenfijk ministeriële regeling vast te stellen reken- en procedureregels dienen o.m. in te houden: a. Systeemkeure * de wijze van omzetting in een nieuwe pensioenaanspraak volgens de pensioenregeling van de nieuwe werkgever ( 8.3); de bepaling van de over te dragen waarde van de bij ontslag meegegeven pensioenaanspraak zoals deze luidt op het moment van indiensttreding bij de nieuwe werkgever ( 8.3); - de wijze waarop rekening wordt gehouden met het nabestaandénpensioen (zie 8.4). b. Technische grondslagen * de te hanteren rekenrente Ci 8.2); * de te hanteren sterftetafels en overige kansstelsefs; * de te hanteren kostenopslagen; c. Uitvoeringsaspecten * regels inzake de informatieverstrekking van pensioenuitvoerders aan de betrokken deelnemers indien daarom door hen wordt verzocht; * procedureregels inzake het verzoek om waarde-overdracht (aan wie en binnen welke termijn na indiensttreding bij een nieuwe werkgever); * de te stellen termijn waarbinnen een verzoek om waarde-overdracht moet zijn geëffectueerd; * de berekeningsdatum van de waarde-overdracht (de datum van indiensttreding bij de nieuwe werkgever ligt voor de hand); * de te hanteren rentevergoeding over de periode tussen de datum van effectuering van de waarde-overdracht en de berekeningsdatum. Wat betreft de kosten verbonden aan de uitvoering van waarde-overdrachten wordt opgemerkt, dat deze onderdeel zouden moeten uitmaken van de totale uit-

14 voeringskosten van de pensioenregeling en dat dit derhalve een kwestie is die geregeld zal moeten worden tussen werkgevers en pensioenuitvoerders. Ten aanzien van de verdere uitwerking van deze aspecten, zal in het kader van de Stichting nader worden geadviseerd (zie ook hetgeen hierover is opgemerkt in 121. 8. Wettelijk regime %.l Uitgangspunten Als belangrijk uitgangspunt van de nieuwe wettelijke regeling zou naar het oordeel van de Stichting moeten gelden dat de overgedragen waarde van de pensioenaanspraak die is opgebouwd in de oude regeling moet worden omgezet in een pensioenaanspraak in het kader van de nieuwe pensioenregeling op basis van het ook thans in de PSW voorgeschreven gelijkwaardigheidsvereiste. Dit vereiste dient betrekking te hebben o.p de nominale pensioenaanspraak. Voorts geldt alsbelangrijk uitgangspunt dat de overgedragen pensioenrechten gelijk dienen te worden behandeld als de pensioenrechten verworven in de nieuwe regeling. Door ook bij de komende wettelijke regeling te kiezen voor nominale gelijkwaardigheid, zal de overdrachtswaarde alleen van betekenis zijn voor de mate waarin de oude werkgever geacht wordt bij te dragen ter voorkoming c.q. beperking van pensioenverlies als gevolg van de wisseling van dienstbetrekking. De waarde behorend bij een nominaal pensioen is niet meer dan de met volle rentekorting (TL-korting) verlaagde waarde berekend op basis van de normale 4%-rekenrente. Het vragen van een hogere waarde is te verdedigen vanuit de visie dat het redelijk is om de oude werkgever mee te laten betalen aan toekomstige verplichtingen ter zake van het op peil houden van de overgedragen aanspraak in het kader van de nieuwe regeling. Voor de van dienstbetrekking wisselende werknemer is de verdeling van de financiële last tussen de oude en de nieuwe werkgever niet van belang. Voor hem/- haar is vooral van belang dat een keuze zal moeten worden gedaan of hij/zij, gelet op de kwaliteit van de nieuwe pensioenregeling in relatie tot die van de oude regeling, al dan niet tot waarde-overdracht zal willen overgaan. Voorts acht de Stichting het van belang dat als regel in het kader van de wettelijke regeling gaat gelden, dat bij vertrek van een werknemer de waarde van de hem/haar toekomende tijdsevenredige pensioenaanspraak moet worden overgedragen. In die situatie kan dus niet langer gebruik worden gemaakt van de ruimte die de huidige bepalingen in de PSW bieden op toekomstige inhaalfinanciering van de tijdsevenredige aanspraak. De Stichting van de Arbeid acht het van belang dat de wettelijke regeling voor waarde-overdrachten geen blokkade oplevert voor ontwikkelingen in pensioenregelingen gericht op het mogelijk maken van een grotere keuzemogelijkheid (flexibili-

15 teit) voor de deelnemers dan veelal bij pensioenregelingen thans gebruikelijk is. Voorzover het gaat om keuze-elementen die in het raam van de pensioenregeling passen en ais zodanig door de Verzekeringskamer worden toegestaan, lijkt het de Stichting voorshands zeker mogelijk deze in de waardering van de overdrachtswaarde te betrekken. Gaat het echter om elementen met een privé karakter buiten het raam van de pensioenregeling in de zin van artikel 6 WTV, dan dienen dergelijke elementen ook buiten de waarde-overdracht te blijven. Ten slotte is de Stichting van de Arbeid van oordeel dät bij waarde-overdracht van pensioenaanspraken uit dienstverbanden die niet direct aansluiten bij het nieuwe dienstverband, dezelfde wettelijke regels zouden moeten gelden als bij wèl direct aansluitende dienstverbanden. Overigens moet worden opgemerkt dat door het in de wettelijke regeling betrekken van niet aansluitende dienstverbanden in grotere mate de mogelijkheid bestaat dat de oude werkgever niet meer bestaat, waardoor er problemen kunnen ontstaan bij de financiering van de overdrachtswaarde. In deze situaties kan het, gelet op de zekerstelling van de pensioenaanspraken van degenen die in de desbetreffende regeling achterblijven, onontkoombaar zijn dat van de wettelijke regels ten aanzien van de vaststelling van de overdrachtswaarde wordt afgeweken en moet worden volstaan met de verplichting- tot overdracht van de middelen die bij de beëindiging van de premievrije aanspraak vrijkomen. Voor een zodanige afwijking zou, naar de mening van de Stichting van de Arbeid, de Verzekeringskamer toestemming moeten geven. In onderstaande sub-paragrafen wordt ingegaan op de voor het wettelijke regime voor waarde-overdrachten. belangrijkste rekenregels 8.2 De financiering van de overdracht Gelet op de nog steeds verdergaande verbeteringen van de pensioenregelingen in het bijzonder op het punt van toeslagverlening c.q. indexering van ingegane pensioenen alsmede op het vanaf 1 januari 1992 geldende wettelijke voorschrift van de gelijke behandeling bij toeslagverlening/indexering van ingegane pensioenen en slapersrechten (Wet Nypels/Groenman), acht de Stichting het wenselijk dat op termijn de overdrachtswaarde van pensioenaanspraken wordt berekend zonder rentekorting op basis van een rekenrente van 4%. Pensioenregelingen die voorzien in een regelmatige aanpassing van ingegane pensioenen en slapersrechten vereisen een dergelijke waarderingsgrondslag. Voor de komende jaren echter acht de Stichting het hanteren van een ongekorte overdrachtswaarde berekend op basis van een rekenrente van 4%, als wettelijke norm, geen realistische optie. Het hanteren van een ongekorte waarde zou er immers toe leiden dat licht gefinancierde pensioenregelingen een veel grotere waarde zouden moeten overdragen dan uit hoofde van de pensioenaanspraken van de vertrekkende werknemers nodig is. Dit kan tevens aanleiding geven tot ongelijke behandeling van vertrekkende werknemers ten opzichte van de blijvers. Daar komt bij dat deze ongekorte waarde veelal ook niet aanwezig zal zijn. Zelfs bij

16 pensioenregelingen die thans aan één der circuits voor waarde-overdrachten op vrijwillige basis deelnemen, zou overdracht van een ongekorte waarde op dit moment nog op grote financiële bezwaren stuiten. Daarom stelt de commissie als wettelijke minimum waarderingsregel voor, om bij het van kracht worden van het wettelijke recht op waarde-overdracht bij de bepaling van de overdrachtswaarde een rekenrente van 4% minus de volledige rentestandskorting (TL-korting) te hanteren. Omdat de TL-korting maandelijks kan variëren, bestaat om praktische redenen voorkeur om in plaats daarvan uit te gaan van 2x de huidige SDS-korting4. Gedurende 10 jaar na het van kracht worden van de wettelijke regeling zouden naar het oordeel van de Stichting de kortingspercentages lineair moeten worden afgebouwd met 1 /lo deel per jaar. Aangezien de SDS-korting afhankelijk is van de rentestand, zal de wettelijke korting bij deze lineaire afbouw in enig jaar gedurende de periode van 10 jaar hoger kunnen uitvallen dan de korting in enig jaar daarvoor. In ieder geval zal na ommekomst van de periode van 10 jaar de ongekorte waarde, berekend op basis van een rekenrente van 4%, moeten worden overgedragen. Verwacht en beoogd wordt, dat hiervan een positieve invloed uitgaat op de verbetering van de kwaliteit van vele op dit moment nog minder goede regëlingen. Op vorenstaande regel zou naar het oordeel van de Stichting alleen een uitzondering kunnen worden gemaakt voor een zeer beperkte groep van regelingen die van de reguliere pensioenverzekeringen sterk afwijken. Hierbij wordt gedoeld op zuivere kapitaalverzekeringen of andere spaarvormen, waarin de gebruikelijke pensioenvormen niet direct als zodanig herkenbaar zijn. Voor deze restgroep zou moeten worden volstaan met de verplichting tot overdracht van de middelen die bij de beëindiging van de voorziening vrijkomen (overdrachtswaarde is gelijk aan de gefinancierde waarde). 8.3 De omzetting van de pensioenaanspraak In de AMvB dient de hoofdregel te worden opgenomen dat voldaan moet worden aan de nominale gelijkwaardigheid van de overgedragen pensioenaanspraak en dat de aldus verkregen aanspraak in de nieuwe pensioenregeling wordt behandeld als ware die aanspraak in deze regeling opgebouwd. Indien en voorzover de overdracht leidt tot extra pensioenaanspraken die uitstijgen boven een eventueel maximum aantal dienstjaren dat in de desbetreffende nieuwe regeling wordt toegepast, houdt dit naar het oordeel van de Stichting tevens in dat het meerdere in stand blijft en op een zelfde wijze wordt behandeld als gold het een bij ontslag verkregen pensioenaanspraak. In afwijking daarvan geldt voor het overdrachtsverkeer met de in de vorige paragraaf aangeduide restgroep dat: Zie voetnoot 3

17 - bij overgang naar deze restgroep, de overgedragen waarde geheel moet worden aangewend voor de nieuwe voorziening; - bij overgang vanuit de restgroep waarbij feitelijk alleen de vrijkomende middelen worden overgedragen, wordt er bij de toekenning van de pensioenaanspraak vanuit gegaan als zou de overdracht hebben plaatsgevonden op basis van het wettelijke regime (4% minus de wettelijke voor dat jaar geldende korting). In die gevallen buiten de restgroep, waarin de overdrachtswaarde berekend op basis van de in 8.2 aangegeven waarderingsgrondslag,. niet volledig kan worden opgebracht, bijvoorbeeld omdat de beschikbare (reeds gefinancierde) middelen naar het oordeel van de Verzekeringskamer daarvoor niet toereikend zijn en de oude werkgever niet meer bestaat, zou naar het oordeel van de Stichting moeten gelden dat bij eën eventuele waarde-overdracht alleen de vrijkomende middelen worden overgedragen als gold het een overdracht vanuit de restgroep. In die situaties komt het vereiste van de nominale gelijkwaardigheid van de oude en de nieuwe pensioenaanspraak te vervallen. 8.4 Overdracht van het nabestaandenpensioen - Sij de omzetting van de bij ontslag meegekregen pensioenaanspraak naar de nieuwe pensioenregeling wordt uitgegaan van de totale bij ontslag meegekregen pensioenaanspraak. Dus van oudedags- en nabestaandenpensioen tezamen. Dit leidt er toe dat bij overdrachten tussen niet identieke regelingen verschuivingen plaatsvinden tussen oudedags- en nabestaandenpensioen. Normaal gesproken betreft dit verschuivingen, die als een logische consequentie van de waardeoverdracht moeten worden beschouwd. Voor de totaliteit blijft het beginsel van nominale gelijkwaardigheid van kracht. Uiteraard zal wat betreft het element van het nabestaandenpensioen rekening moeten worden gehouden met de bepalingen uit de PSW die voorschrijven dat op redelijke wijze rekening moet worden gehouden met de belangen van de echtgenote of de gewezen echtgenote (artikel 32a, lid 1 sub e. PSWL Een bijzondere situatie doet zich evenwel voor als beide pensioenregelingen voorzien in een nabestaandenpensioen, maar de systematiek voor ongehuwden verschillend is. Bij waarde-overdracht kan dit voor een ongehuwde deelnemer leiden tot ongewenste uitkomsten. Er zijn twee systemen met betrekking tot het nabestaandenpensioen gangbaar: * Het systeem bepaalde partner, waarbij het recht op nabestaandenpensioen uitsluitend geldt ten behoeve van de partner met wie de werknemer tijdens de deelneming aan de pensioenregeling gehuwd is. Is de werknemer bij ontslag ongehuwd, dan omvat het ontslagrecht geen aanspraak op nabestaaandenpensioen.

18 * Het systeem onbepaalde partner, waarbij ook een aanspraak op nabestaandenpensioen wordt opgebouwd als de betrokken deelnemer niet gehuwd is. Alsdan omvat het ontslagrecht van een ongehuwde werknemer wel een aanspraak op (onbepaald) nabestaandenpensioen. Bij overgang van een ongehuwde van een pensioenregeling met bepaalde partner naar één met onbepaalde partner wordt een deel van het overgedragen recht op oudedagspensioen omgezet in een kleiner recht op oudedagspensioen plus een bijbehorend recht op (onbepaald) nabestaandenpensioen. De verkleining van het recht op oudedagspensioen leidt tot minder extra jaren in de nieuwe pensioenregeling en derhalve, bij overigens identieke regelingen, tot een (klein) pensioenverlies als gevolg van de overgang van de werknemer van de ene naar de andere pensioenregeling. Omgekeerd zal bij overgang van een ongehuwde van een pensioenregeling met onbepaalde partner naar één met bepaalde partner het meegekregen recht op (onbepaald) nabestaandenpensioen worden omgezet in oudedagspensioen. Met als consequentie meer extra pensioenjaren in de nieuwe regeling en dus bij overigens identieke regelingen een overcompensatie van de werknemer. Dit wordt des te meer manif%t als betrokkene naderhand, tijdens het actieve deelnemerschap huwt. De partner heeft in dat geval bij overlijden van de deelnemer aanspraak op een volledig nabestaandenpensioen, gerekend over aile pensioenjaren. Binnen SDS is aan deze problematiek tegemoetgekomen door bij de waardebepaling uit te gaan van het onbepaalde vrouw-systeem. Dit houdt onder meer in dat ook een ongehuwde die vertrekt uit een pensioenregeling met bepaalde partner, een waarde meekrijgt alsof hij vanaf het moment van opneming in de pensioenregeling gehuwd is geweest. Binnen een wettelijke regeling is het evenwel onontkoombaar dat de waardebepaling aansluit bij het feitelijk over te dragen ontslagrecht. Vanuit die optiek is gezocht naar een alternatief dat eveneens tegemoet komt aan de geschetste problematiek. Mede vanuit het gezichtspunt dat een te kiezen overdrachtssysteem voor het nabestaandenpensioen tegemoet dient te komen aan de eisen die alle betrokkenen (werknemer, oude en nieuwe werkgever/fonds) daaraan mogen stellen, zou de volgende variant op het onbepaalde partner-systeem kunnen worden overwogen: * Bij overgang van een ongehuwde werknemer van een pensioenregeling met een systeem voor het nabestaandenpensioen op basis van onbepaalde partner naar één met een bepaalde partner-systeem, vindt overdracht plaats van de waarde van het bij ontslag meegekregen recht op nabestaandenpensioen. Deze waarde wordt daarbij omgezet in een aanspraak op extra oudedagspensioen, dat echter niet meetelt bij de bepaling van de extra toe te kennen pensioenjaren, maar wel regelmatig wordt aangepast als ware het een ontslagrecht. Bij later huwelijk wordt deze extra aanspraak op oudedagspensioen omgezet in een aanspraak op nabestaandenpensioen. Voor de omzetting geldt tevens de actuariële gelijkwaardigheid.

19 Bij overgang van een ongehuwde werknemer van een pensioenregeling met nabestaandenpensioen op basis van het systeem bepaalde partner naar een pensioenregeling met nabestaandenpensioen volgens het systeem onbepaalde partner wordt een fictief nabestaandenpensioen bepaald als ware de betrokken werknemer vanaf de opneming in de regeling gehuwd. Dit fictieve nabestaandenpensioen wordt beschouwd als bijzonder nabestaandenpensioen in de zin van artikel 8a PSW. Voor dit bijzonder nabestaandenpensioen wordt wel een (omzettings)waarde bepaald, maar niet overgedragen. De vaststelling van het aantal extra pensioenjaren (met nabestaandenpensioen volgens het onbepaalde partner-systeem ) wordt gebaseerd op de.ze omzettingswaarde; bij de vaststelling van het nabestaandenpensioen wordt het fictieve nabestaandenpensioen op de aanspraak in mindering gebracht5. * Bij overdracht van het nabestaandenpensioen voor een reeds gehuwde werknemer maakt het niet uit welk systeem (bepaalde- of onbepaalde partner) door de oude en de nieuwe werkgever wordt toegepast. Deze variant geeft zowel voor de oude werkgever als voor de werknemer acceptabele uitkomsten. Wel blijft de (ongehuwde) werknemer die overgaat van een bepaa lde partner- naar een onbepaalde partner-toezegging met een leemte in de opbouw van het nabestaandenpensioen zitten. Deze leemte is echter al ontstaan bij het beëindigen van de deelneming aan de oude pensioenregeling en komt dus overeen met het ontbreken van een opgebouwd recht. Als zodanig is de leemte te vergelijken met de leemte in de pensioenopbouw die ontstaat als iemand enige tijd niet aan een pensioenregeling heeft deelgenomen. - Mede tegen de achtergrond van dit voorstel voor de wijze waarop binnen het komende wettelijke regime een oplossing kan worden geboden voor de overdracht van het nabestaandenpensioen, wordt door de Stichting van de Arbeid aanbevolen aan pensioenfondsen c.q. ondernemingen die in het kader van de pensioenregeling een toezegging op nabestaandenpensioen kennen, deze toezegging te baseren op het systeem onbepaalde partner. 9. Het bovenwettelijke regime Zoals eerder aangegeven dient naar het oordeel van de Stichting van de Arbeid de wettelijke regeling voor waarde-overdrachten ruimte te laten aan sociale partners en pensioenuitvoerders om op vrijwillige basis tot nadere normering te komen, voor zover daarmee althans ook voldaan wordt aan de wettelijke minimumregels. 5 Bij sommige pensioenregelingen is weliswaar sprake van een bepaalde partner-systeem, maar geschiedt de financiering volgens het onbepaalde partner-systeem. in die gevallen zou het naar het oordeel van de Stichting aanbeveling verdienen om bij waarde-overdracht te handelen conform een overdracht vanuit een onbepaalde partner-systeem.

Wat betreft dit bovenwettelijke traject wordt het volgende opgemerkt. 20 liet is de Stichting gebleken dat een aanzienlijke groep van werkgevers en pensioenfondsen die deelnemen aan het bestaande netwerk van circuits voor waardeoverdrachten, op korte termijn (niet later dan het moment waarop het wettelijke recht op.waarde-overdracht gaat gelden) bereid is op vrijwillige basis over te gaan tot het aan elkaar overdragen van volledig ongekorte 4%-reserves. Het gaat hierbij naar verwachting om een qua deelnemersaantal omvangrijke groepering (welke ten minste 80% van het totale aantal deelnemers aan deze pensioenregelingen zal omvatten). Naast de hiervoor genoemde bovenwettelijke kerngroep waarbinnen wordt overgedragen op basis van de ongekorte rekenrente van 4%, zal een - naar verwachting beperkte - tussengroep kunnen ontstaan van pensioenregelingen die vanaf het eerste jaar waarin de wettelijke regeling van kracht wordt, uitgaan van een waardebepaling op basis van 4% rekenrente minus de huidige SDS-korting en deze korting vervolgens lineair in 10 jaar met 1 /lo deel per jaar afbouwen. Verwacht wordt dat het hierbij zal gaan om deelnemers aan de bestaande circuits voor wie de vrijwillige overgang op korte termijn naar de ongekorte rekenrente van 4% op prablemen stuit, maar die op vrijwillige basis wel verder willen gaan dan de wettelijke minimumregel. Deze groep zal dus starten met de waarde-overdracht conform de huidige SDS-waarderingssystematiek en na 10 jaar eveneens uitkomen op een waarderingsregel op basis van een ongekorte rekenrente van 4%. Gedurende de overgangsperiode wordt bij waarde-overdrachten tussen pensioenregelingen die tot de bovenwettelijke kerngroep behoren, en pensioenregelingen die (nog) het wettelijke overgangsregime toepassen (grensoverschrijdend verkeer in beide richtingen), de wettelijke minimumregel voor de bepaling van de overdrachtswaarde toegepast. Waarde-overdrachten tussen de bovenwettelijke kerngroep en de bovenwettelijke tussengroep vinden gedurende die periode plaats op basis van de waarderingssystematiek die door de desbetreffende pensioenregeling uit de tussengroep wordt gehanteerd (4% minus de op dat moment voor de bovenwettelijke tussengroep geldende korting). De Stichting van de Arbeid beveelt ondernemingen resp. pensioenfondsen aan om, indien de beschikbare middelen daarvoor toereikend zijn, zich aan te sluiten bij de bovenwettelijke circuits en zo mogelijk bij de bovenwettelijke kerngroep en vanaf de start van de wettelijke regeling de ongekorte waarde over te dragen op basis van een rekenrente van 4%* Wat betreft het nabestaandenpensioen constateert de Stichting op dat binnen de meeste circuits reeds is gekozen voor het volgen van het onbepaalde partner - systeem.