PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 juni 2002 (07.06) (OR. en) 9487/02 LIMITE ELARG 193



Vergelijkbare documenten
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 oktober 2000 (26.10) (OR. en) 12415/00 LIMITE ELARG 155

PUBLIC LIMITE L CO FERE TIE OVER DE TOETREDI G TOT DE EUROPESE U IE IJSLA D. Brussel, 13 oktober 2011 (17.10) (OR. en) AD 46/11 LIMITE CO F-IS 19

NOTA "A"-PUNT het Comité van permanente vertegenwoordigers

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 oktober 2000 (15.11) (OR. en) 12705/00 LIMITE ELARG 160

PUBLIC GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE EUROPESE UNIE (vervangt doc /99 CONF-CY 48/99)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 april 2000 (06.04) (OR. en) 7482/00 LIMITE ELARG 40

Raad van de Europese Unie Brussel, 8 februari 2016 (OR. en)

PUBLIC LIMITE L CO FERE TIE OVER DE TOETREDI G TOT DE EUROPESE U IE - TURKIJE - Brussel, 12 juni 2008 (16.06) (OR. en) AD 17/08 LIMITE CO F-TR 6

16435/14 jel/gra/hh 1 DG G 2B

8792/1/16 REV 1 dui/cle/as 1 DG G 2B

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 april 2006 (24.04) (OR. en) 8478/06 LIMITE VISA 109 FRONT 80 COMIX 383. NOTA het secretariaat-generaal

9452/16 dau/roe/sv 1 DG G 2B

PUBLIC. Brussel, 19 juli 2002 (25.07) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 11088/02 LIMITE ELARG 245

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 maart 2017 (OR. en)

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 maart 2018 (OR. en)

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en)

14722/16 eer/rts/sl 1 DG G 2B

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

7051/16 pro/ons/as 1 DGB 1 A

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 maart 2006 (29.03) (OR. en) 7813/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0037 (CNS)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

11558/02 jv 1 DG G I

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 mei 2006 (26.06) (OR. fr) 8693/06 ADD 1 PV/CONS 22 AGRI 146 PECHE 119

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 augustus 2005 (02.09) (OR. fr) 11843/05 FISC 96

PUBLIC. Brussel, 10 december 2002 (12.12) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 15171/02 LIMITE ELARG 405 CAB 22

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 7 november 2008 (20.11) (OR. fr) 15306/08 LIMITE JUSTCIV 236 CO SOM 167

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 september 2003 (03.09) (OR. en) 12057/03. Interinstitutioneel dossier 1996/0198 (CNS) 1996/0190 (CNS)

Voorstel voor een. VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Verklaringen voor de Raadsnotulen

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B

Raad van de Europese Unie Brussel, 7 oktober 2016 (OR. en)

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 mei 2005 (08.06) (OR. fr) 9506/05 LIMITE CAB 19 JUR 221

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2002) 38 def.

14166/16 nuf/cle/cg 1 DG G 2B

14257/16 pro/oms/fb 1 DG G 2B

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Over de passage tussen haken op de bladzijden 2-3 is nog geen overeenstemming bereikt.

15495/1/10 REV 1 VP/lg DG G1

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

b) de mogelijkheden tot fraude te beperken (model in de vorm van een plastic kaart);

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 februari 2002 (28.02) (OR. fr) 6693/02 Interinstitutioneel dossier: 2000/0077 (COD) ECO 62 CODEC 257

PUBLIC. Brussel, 2 juli 2004 (06.07) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE /04 Interinstitutioneel dossier: 2002/0254 (COD) LIMITE

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. tot wijziging van

Raad van de Europese Unie Brussel, 4 augustus 2017 (OR. en)

BIJLAGEN. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT 2004/0045 (COD) PE-CONS 3601/05 ENV 16 CODEC 22 OC 5

Voor de delegaties gaat hierbij de tekst van de bovengenoemde verordening, zoals die op 28 april 2010 is overeengekomen door het Coreper.

Raad van de Europese Unie Brussel, 21 april 2017 (OR. en)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 16 december 1999 (22.12) (OR. f) 14156/99 LIMITE FISC 265

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 24 april 2009 (30.04) (OR. fr) 6094/1/09 REV 1 LIMITE JUSTCIV 32 CO SOM 21

Voor de delegaties gaan in bijlage dezes de ontwerp-conclusies van de Raad, waarover een akkoord is bereikt in de Groep sociale vraagstukken.

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 maart 2017 (OR. en)

PUBLIC. Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 87 ENER 164

EUROPESE COMMISSIE. Staatssteun / Nederland SA (2016/N) Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer (SVNL)

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 juni 2003 (17.06) (OR. fr) 10445/03. Interinstitutioneel dossier 1996/0198 (CNS) 1996/0190 (CNS) LIMITE

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Conclusies van de Raad betreffende de bestrijding van het tabaksgebruik

Het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité hebben respectievelijk op 20 april 1994 en op 30 juni 1993 advies uitgebracht.

NL Publicatieblad van de Europese Unie L 157/ 87. RICHTLIJN 2004/74/EG VAN DE RAAD van 29 april 2004

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 april 2014 (OR. en) 7911/14 Interinstitutioneel dossier: 2014/0079 (NLE) PECHE 147

MEDEDELING AAN DE LEDEN

PE-CONS 56/1/16 REV 1 NL

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 augustus 2016 (OR. en)

12756/1/16 REV 1 pro/van/ev 1 DG C 1

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 maart 2000 (OR. en) 6485/00 Interinstitutioneel dossier: 99/0172 (CNS) LIMITE ECOFIN 56 NIS 30

- Politiek akkoord over een gemeenschappelijk standpunt

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

10044/17 mak/adw/sl 1 DG G 2B

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 oktober 2000 (20.10) (OR. en) 11951/00 LIMITE ELARG 142

NOTA VAN HET VOORZITTERSCHAP de Groep belastingvraagstukken Indirecte belasting (BTW) Betreft: BTW - Plaats van levering van gas en elektriciteit

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 maart 2011 (OR. en) 7770/11 Interinstitutioneel dossier: 2011/0042 (NLE) MED 9 WTO 108 AGRI 223 PECHE 78 UD 65

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2004 (03.06) (OR. en) 9919/04. Interinstitutioneel dossier: 2004/0109 (COD) 2004/0110 (COD)

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) 12561/04 LIMITE EUROJUST 78

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 september 2006 (OR. en) 12758/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0204 (CNS) ASIM 63 OC 655

PUBLIC. Brussel, 11 november 1999 (15.12) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 11662/99 LIMITE OJ/CONS 52 JAI 84

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 8 december 2008 (OR. fr) 16242/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0058 (C S) LIMITE FISC 171

Raad van de Europese Unie Brussel, 26 april 2016 (OR. en)

Transcriptie:

Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 juni 2002 (07.06) (OR. en) PUBLIC 9487/02 LIMITE ELARG 193 INLEIDENDE NOTA van: Secretariaat-generaal van de Raad op: 5 juni 2002 aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers Betreft: UITBREIDING - Voorbereiding van de volgende vergadering van de toetredingsconferentie met Cyprus = Hoofdstuk 6: mededingingsbeleid 1. De Commissie heeft een ontwerp van een gemeenschappelijk standpunt voorgelegd waarmee wordt beoogd dat de EU tijdens de conferentie op het niveau van de ministers op 10 juni 2002 overeenkomt het hoofdstuk Mededingingsbeleid met Cyprus voorlopig af te sluiten. 2. Wat betreft de "International Business Enterprises", waaraan overheidssteun wordt verleend in de vorm van een verlaagd tarief voor de vennootschapsbelasting, heeft Cyprus aanvankelijk verzocht om een overgangsperiode tot 2011. Vervolgens heeft het zijn verzoek beperkt, zodat ondernemingen die voor 31 december 2001 in aanmerking kwamen voor paragraaf 28A van de Cypriotische wet op de inkomstenbelasting, tot december 2005 de voordelen van die paragraaf zouden mogen blijven genieten (doc. 20188/02 CONF-CY 20/02). De Commissie constateert dat, in overeenstemming met de eisen van de gedragscode, de gevolgen van bestaande steunregelingen in de lidstaten die soortgelijke kenmerken vertonen als de Cypriotische regeling, voor eind 2005 geleidelijk worden afgeschaft. Derhalve stelt de Commissie voor, het herziene verzoek van Cyprus te aanvaarden. 3. Veertien delegaties in de Groep uitbreiding kunnen het in de bijlage opgenomen ontwerp van een gemeenschappelijk standpunt, inclusief het voorstel van de Commissie op dit punt (blz. 7, eerste alinea), aanvaarden. 9487/02 das/wb 1 DG E I NL

4. De Franse delegatie daarentegen is van mening dat zo'n standpunt in strijd zou zijn met de conclusies van de Raad van 26-27 november 2000 betreffende de gedragcode (belastingregeling ondernemingen) (doc. 13898/00 FISC 190 en 13555/00 FISC 207). Zij kan het verzoek van Cyprus niet aanvaarden, tenzij wordt toegevoegd dat de ondernemingen die in de loop van 2001 het recht op toepassing van de regeling hebben verworven, dat recht voor eind 2002 verliezen. Alleen ondernemingen die voor eind 2000 het recht op toepassing van de regeling hebben verworven, zouden dat recht tot eind 2005 mogen behouden. 5. Een aantal delegaties en de Commissie herinnerden eraan dat de EU er tijdens de conferentie op het niveau van de plaatsvervangers op 19 april 2002 op basis van een soortgelijk standpunt van Cyprus mee heeft ingestemd dat het hoofdstuk belastingen voorlopig wordt afgesloten (doc. 20177/02 CONF-CY 18/02). Het zou volgens hen niet consequent zijn het verzoek van Cyprus in het kader van het hoofdstuk mededingingsbeleid te verwerpen. 6. Bovendien heeft de Commissie een soortgelijk verzoek van een van de huidige lidstaten aanvaard. 1 7. Sommige delegaties en de Commissie wezen erop dat de Raadsconclusies een politiek akkoord tussen de lidstaten weergeven, maar geen juridische verplichtingen voor derden scheppen, met name niet de verplichting voor een kandidaat-lidstaat om in 2002 een belastingregeling af te schaffen wanneer hij niet voor 2004 tot de EU zal toetreden. 8. Tenslotte werd erop gewezen dat de Raadsconclusies van 26-27 november 2000 ook bepalen dat de Raad "per geval" kan besluiten "de gevolgen van bepaalde schadelijke regelingen na 31 december 2005 te laten voortbestaan". Volgens sommige delegaties zou iedere verwijzing naar - of aanhaling van - deze conclusies in het gemeenschappelijk standpunt van de EU in feite afbreuk doen aan de door de EU gevolgde lijn dat de belastingregeling van Cyprus voor "International Business Enterprises" vóór eind 2005 volledig afgeschaft moet zijn. 9. In dit licht, en overeenkomstig de interne regelingen voor de onderhandelingen (doc. 5361/00), wordt het Comité van permanente vertegenwoordigers verzocht tot overeenstemming te komen over een gemeenschappelijk standpunt van de EU. Nadat het Comité van permanente vertegenwoordigers overeenstemming heeft bereikt, zal het gemeenschappelijk standpunt van de EU vóór de volgende vergadering van de toetredingsconferentie ter beschikking van Cyprus worden gesteld. 1 Steunmaatregel E 4/2000, samenvatting van de beslissing van de Commissie in PB C 108 van 4.5.2002, blz. 2. 9487/02 das/wb 2 DG E I NL

BIJLAGE CONFERENTIE OVER DE TOETREDING TOT DE EUROPESE UNIE - CYPRUS - ONTWERP GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE EUROPESE UNIE (Vervangt document 20919/01 CONF-CY 4/01) Hoofdstuk 6: mededingingsbeleid Dit standpunt van de Europese Unie is gebaseerd op haar algemene standpunt ten aanzien van de toetredingsconferentie met Cyprus (CONF-CY 2/98) en is onderworpen aan de door de toetredingsconferentie goedgekeurde onderhandelingsbeginselen (CONF-CY 6/98), te weten: "- een standpunt dat een partij ten aanzien van een hoofdstuk van de onderhandelingen inneemt, loopt geenszins vooruit op het standpunt van die partij ten aanzien van andere hoofdstukken; - akkoorden - ook deelakkoorden - die tijdens de onderhandelingen over achtereenvolgens te behandelen hoofdstukken worden bereikt, kunnen pas als definitief worden aangemerkt wanneer een algeheel akkoord is bereikt.". De EU herinnert aan de verklaring over de onderhandelingen met Cyprus die zij bij de opening van de conferentie heeft afgelegd, alsook aan punt 6 van de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 5 oktober 1998. In dit verband stelt de EU vast dat tot dusver niet is ingegaan op de uitnodiging van de Cypriotische regering om vertegenwoordigers van de Turks-Cypriotische gemeenschap aan de onderhandelingen te laten deelnemen, en dat de conferentie mogelijk te gelegener tijd hierop zal terugkomen. De EU onderstreept dat het voor Cyprus van belang is zowel de Associatieovereenkomst als het Partnerschap voor toetreding na te leven, die de fundamentele elementen van de specifieke pretoetredingsstrategie vormen. De EU spoort Cyprus ertoe aan, de aanpassing van zijn beleid aan het acquis en de effectieve uitvoering daarvan te bespoedigen. De EU herinnert eraan dat Cyprus in zijn onderhandelingsstandpunt het op 31 december 2000 voor dit hoofdstuk geldende acquis aanvaardt, en dat Cyprus verklaart in staat te zijn dit acquis bij de toetreding uit te voeren (CONF-CY 27/98, 32/00 en 02/02). De EU brengt in herinnering dat het offshore-vraagstuk is beoordeeld onder hoofdstuk 10 (Belastingen) en dat de mededingingselementen van de offshore-sector in het kader van dit hoofdstuk zullen worden beoordeeld. De EU neemt nota van de aanvullende informatie die Cyprus heeft verstrekt (CONF-CY 05/02, 07/02 + ADD 1, 11/02, 20/02, en 29/02). 9487/02 das/wb 3

Aangezien de situatie van Cyprus afwijkt van die van alle andere kandidaat-lidstaten behalve Malta, doordat zijn industrie geen centraal geleide economie als voorgeschiedenis heeft, memoreert de EU dat voldoen aan de toetredingscriteria op het gebied van de mededinging voor Cyprus méér behelst dan aanvaarding van het acquis. De EU herinnert eraan dat Cyprus het acquis van hoofdstuk 6 overeenkomstig de Associatieovereenkomst ruim vóór de toetreding moet toepassen. In dit verband wijst de EU er tevens op dat de administratieve capaciteit moet worden versterkt met het oog op doeltreffende implementatie en naleving van het acquis. Te dien einde is de EU in het algemeen nagegaan of Cyprus doeltreffende structuren heeft opgezet die nodig zijn om de relevante inhoudelijke regels van het communautair acquis inzake mededinging toe te passen en na te leven. Bovendien is de volledige en onmiddellijke toepassing van het acquis nodig om ondernemingen ruim vóór de toetredingsdatum aan te passen opdat zij het hoofd kunnen bieden aan de concurrentiedruk van de interne markt ingevolge de volledige en onmiddellijke toepassing van het mededingingsacquis bij de toetreding. De EU herinnert er voorts aan dat zij belang hecht aan transparantie, vooral op het gebied van overheidssteun. Met het onderhavige standpunt loopt de EU niet vooruit op haar standpunt betreffende aspecten van de belastingmaatregelen welke geen verband houden met mededinging; daarover wordt onderhandeld in het kader van hoofdstuk 10 (Belastingen). Antitrust Wat de antitrustwetgeving van Cyprus betreft is de EU van oordeel dat de wet concurrentiebescherming van 1989, als gewijzigd in 1999 en 2000, in grote mate de hoofdbeginselen van de communautaire antitrustregels volgt voor wat betreft restrictieve overeenkomsten, misbruik van een dominerende positie en controle op fusies, en dat een bevredigende mate van aanpassing aan het acquis is bereikt. De EU neemt er nota van dat Cyprus de meeste wetgeving overeenkomend met de communautaire groepsvrijstellingen, inclusief het nieuwe beleid van de Gemeenschap inzake horizontale en verticale beperkingen, heeft ingevoerd. De EU acht de recente ontwikkeling van de administratieve capaciteit van Cyprus om het acquis inzake antitrust uit te voeren bevredigend. De EU neemt er nota van dat er in 2002 nieuwe leden van de Commissie voor vrijwaring van de concurrentie (CPC) zullen worden benoemd. Voorts neemt de EU er nota van dat Cyprus op 6 mei 2002 een "Actieplan ter versterking van de administratieve capaciteit van de Commissie voor vrijwaring van de concurrentie" heeft gepresenteerd (CONF-CY 29/02). De EU zal de uitvoering van het actieplan nauwlettend volgen. De EU acht de recente ontwikkeling van de staat van dienst van de CPC voor wat betreft de handhaving van de antitrustwetgeving, bevredigend. De EU neemt ook nota van de toezegging van Cyprus om zijn antitrustactiviteiten verder te versterken (CONF-CY 5/02 en 29/02). Zij spoort Cyprus evenwel aan, de handhaving verder te ontwikkelen. De EU is van mening dat daartoe met name een veel afschrikwekkender sanctiebeleid zal moeten worden gevoerd. Ook moet prioriteit worden verleend aan gevallen die betrekking hebben op de ernstigste gevallen van concurrentievervalsing, mede door de daadwerkelijke toepassing en handhaving van de antitrustvoorschriften op sectoren waarin het voortbestaan van wettelijke monopolies en administratieve regelingen voor de handel in bepaalde goederen de normale toepassing van de mededingingsvoorschriften belemmert. De EU zal nauwlettend blijven toezien op de ontwikkeling van de daadwerkelijke handhaving. 9487/02 das/wb 4

Overheidssteun Wat het wettelijke kader voor overheidssteun van Cyprus betreft, neemt de EU er nota van dat de wet toezicht op overheidssteun, die op 30 april 2001 in werking is getreden, een goed kader voor de beoordeling van steunmaatregelen biedt. Samen met de afgeleide wetgeving zijn hiermee de voornaamste beginselen van het acquis inzake overheidssteun inhoudelijk vastgelegd. De EU is derhalve van mening dat een bevredigende mate van aanpassing aan het acquis is bereikt. De EU neemt er nota van dat Cyprus een regionalesteunkaart heeft voorgesteld. Cyprus heeft ermee ingestemd de geldigheidsduur van de kaart te beperken tot 31 december 2006 of, indien die vroeger valt, de toetredingsdatum, en een nieuwe regionalesteunkaart voor de periode tussen de toetredingsdatum en eind 2006 te zullen verstrekken. De EU neemt er tevens nota van dat de voorgestelde NUTS-indeling en regionalesteunkaart van toepassing zijn op het gebied van de Republiek Cyprus dat onder gezag van de Regering van Cyprus staat, en dat zij, wanneer er een oplossing voor de kwestie Cyprus wordt gevonden, dienovereenkomstig zullen worden gewijzigd (CONF-CY 7/02) De EU acht het voorstel van Cyprus gerechtvaardigd en in overeenstemming met het acquis. Hiermee wordt evenwel niet vooruitgelopen op de vraag of Cyprus voor het cohesiefonds of de structuurfondsen in aanmerking komt. De EU acht de administratieve capaciteit van Cyprus om het acquis inzake overheidssteun uit te voeren toereikend. Wat de transparantie van de overheidssteun betreft, neemt de EU er nota van dat Cyprus een jaarverslag over overheidssteun heeft ingediend. De EU acht de kwaliteit van het verslag goed. De EU neemt er tevens nota van dat een alomvattende inventaris van de overheidssteun aan de Commissie is voorgelegd. De EU acht de handhaving van de overheidssteunregels door de commissaris voor overheidssteun bevredigend. De beoordeling van de regelingen en van de individuele steunmaatregelen is uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het acquis en is overwegend in overeenstemming met de praktijk van de Commissie. Wat de bestaande steunregelingen betreft, neemt de EU er nota van dat volgens de bepalingen van de wet toezicht op overheidssteun bestaande onverenigbare steunmaatregelen/ad hoc maatregelen voor uiterlijk 30 april 2003 moeten zijn afgeschaft (CONF-CY 5/02). Hierdoor kan de onverenigbare steun voor de bestaande begunstigden in de periode tot de toetreding geleidelijk worden afgebouwd, terwijl nieuwe begunstigden tot 30 april 2003 toch ook nog aan de onverenigbare regelingen kunnen deelnemen. De EU begrijpt dat het bij de meeste steunregelingen/begunstigden niet om grote bedragen gaat. Wat de nieuwe begunstigden betreft, neemt de EU er nota van dat het effect van de steunregelingen van Cyprus voor 30 april 2003 zal ophouden, ook voor de ondernemingen die tot die datum nog het recht op toepassing van die regelingen zouden verwerven. De EU dringt er evenwel bij Cyprus op aan, de nodige maatregelen te nemen om de betrokken regelingen onverwijld te sluiten voor nieuwe begunstigden van onverenigbare steun. Met betrekking tot de steun die Cyprus na de datum van toetreding wenst te verlenen, verzoekt de EU Cyprus een lijst op te stellen van de bestaande steunmaatregelen die de commissaris voor overheidssteun verenigbaar met het acquis acht. De EU verzoekt Cyprus deze lijst aan de Commissie toe te zenden; Cyprus mag alle steun blijven verlenen die in de lijst is opgenomen en waartegen de Commissie geen bezwaar heeft aangetekend voor de periode waarvoor de steun door de commissaris voor overheidssteun werd goedgekeurd. Een verwijzing naar de bestaande steunlijst en naar de procedure voor de opstelling daarvan zal in het toetredingsverdrag worden opgenomen. 9487/02 das/wb 5

De EU herinnert eraan dat de bestaande steunmaatregelen overeenkomstig artikel 88, lid 1, van het EGverdrag, moeten voldoen aan de dienstige proceduremaatregelen waarbij de Commissie in samenwerking met de (toekomstige) lidstaat, wijzigingen kan voorstellen op een steunmaatregel voor de toekomst. Voorzover Cyprus van dit mechanisme gebruik wenst te maken, verzoekt de EU Cyprus met ingang van 1 januari 2002 om de zes maanden en tot aan de datum van toetreding, aan de Commissie de volgende documenten over te leggen: a) een lijst van alle bestaande steunmaatregelen (regelingen en ad hoc steunmaatregelen) die i) door de commissaris voor overheidssteun zijn beoordeeld en ii) verenigbaar met het acquis werden bevonden; b) alle overige informatie die essentieel is om te beoordelen of de onder a) bedoelde steunmaatregelen verenigbaar zijn. De nadere bijzonderheden inzake het juiste formaat voor deze verslaggeving zijn door de Commissie verstrekt. De EU neemt nota van de toezegging van Cyprus om de Commissie vanaf 1 juli 2002 tot de toetredingsdatum om de zes maanden de gevraagde lijst te verstrekken, evenals iedere andere informatie die voor de beoordeling van deze steunmaatregelen van essentieel belang wordt geacht (CONF-CY 5/02). De EU wijst erop dat alle steunmaatregelen in Cyprus die als overheidssteun overeenkomstig het acquis worden beschouwd en niet in de lijst voorkomen bij de toetreding van Cyprus als nieuwe steunmaatregelen zullen worden aangemerkt. Na die datum zal de toepassing van een dergelijke steunmaatregel afhankelijk zijn van de aanmelding ervan door Cyprus overeenkomstig artikel 88 van het EG-verdrag en van een beslissing van de Commissie dat die steunmaatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Wat individuele steun betreft zullen de gemeenschappelijke markt onverenigbare maatregelen die na de toetreding gevolgen blijven hebben, in geen geval aanvaardbaar zijn. Wat fiscale steun betreft neemt de EU er nota van dat de belastingwet aan het Cypriotische parlement is voorgelegd met het oog op de aanneming ervan in juni 2002, en dat de belastingwet per 1 januari 2003 in werking zal treden. De EU neemt er nota van dat de belastingwet alle onverenigbare fiscale steun met ingang van 1 januari 2003 zal afschaffen en dat als onderdeel van de nieuwe belastingwet het onderscheid tussen de onshore- en de offshoresector afgeschaft zal worden. De enige uitzondering betreft de door Cyprus gevraagde overgangsperiode tot eind 2005 voor de bestaande begunstigden in de offshoresector. De EU verheugt zich over de intrekking door Cyprus van zijn verzoek om overgangsperiodes op het gebied van fiscale steun voor internationale collectieve beleggingsregelingen (CONF-CY 07/02), toeristische nevenprojecten, de aankoop van gebouwen en buitenlandse leningen die voor investeringen in Cyprus worden gebruikt (CONF-CY 20/02). De EU neemt er nota van dat "International Business Enterprises" krachtens paragraaf 28A van de Cypriotische wet op de inkomstenbelasting worden belast met 4,25% van hun netto belastbare winst, in plaats van met de normale vennootschapsbelasting. Dit voordeel is van toepassing voor de volgende twee categorieën ondernemingen: a) ondernemingen die zijn opgericht naar Cypriotisch recht, waarvan de aandelen rechtstreeks of onrechtstreeks uitsluitend toebehoren aan niet-ingezetenen, en die hun inkomsten ontlenen aan bronnen buiten Cyprus; en b) bijkantoren van buitenlandse ondernemingen die hun bedrijfsvoering en zeggenschapsuitoefening in Cyprus hebben, mits de aandelen van de betrokken buitenlandse onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks uitsluitend toebehoren aan niet-ingezetenen, en het betrokken bijkantoor zijn inkomsten ontleent aan bronnen buiten Cyprus. De EU neemt nota van het verzoek van Cyprus (CONF-CY 20/02) dat ondernemingen die voor 31 december 2001 het recht op toepassing van paragraaf 28A hebben verworven, tot 31 december 2005 de toepassing van die paragraaf mogen blijven genieten. De EU herinnert aan de toezegging van Cyprus (CONF-CY 18/02) om alle schadelijke belastingregelingen net als de lidstaten van de EU voor eind 2005 te zullen afschaffen. 9487/02 das/wb 6

De EU herinnert eraan dat de Raad in 1997 de Gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen heeft aangenomen om schadelijke belastingconcurrentie tegen te gaan. Bij die gelegenheid heeft de Commissie zich ertoe verbonden toe te zien op de strikte toepassing van de voorschriften inzake overheidssteun in gevallen van fiscale steun. Ingevolge die verbintenis heeft de Commissie in 1998 een Mededeling over de toepassing van de regels betreffende steunmaatregelen van de staten op maatregelen op het gebied van de directe belastingen op ondernemingen gepubliceerd. In overeenstemming met de eisen van de gedragscode worden de gevolgen van bestaande steunregelingen in de lidstaten die soortgelijke kenmerken vertonen als de Cypriotische regeling, voor eind 2005 geleidelijk afgebouwd. Tegen deze achtergrond, en gezien het feit dat is voldaan aan de algemene voorwaarden voor overgangsperiodes als vermeld in het openingsstandpunt van de EU voor de toetredingsonderhandelingen, kan de EU het bovengenoemde verzoek van Cyprus om een overgangsperiode tot 31 december 2005 aanvaarden. Openbare bedrijven en ondernemingen met bijzondere of uitsluitende rechten De EU begrijpt dat het toezicht op de overheidssteun en de Cypriotische Wet tot vrijwaring van de mededinging, zoals gewijzigd in 2000, volledig van toepassing zijn op openbare bedrijven en bedrijven met bijzondere of uitsluitende rechten, overeenkomstig artikel 86 van het EG-Verdrag. Wat betreft Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie, betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven, als gewijzigd bij Richtlijn 2000/52/EG, neemt de EU nota van de verklaring van Cyprus ( CONF-CY 5/02) dat deze voorschriften bij de toetreding volledig zullen worden toegepast. Wat betreft de liberalisering van de specifieke sectoren, wordt verwezen naar de desbetreffende sectorspecifieke onderhandelingshoofdstukken. Staatsmonopolies van commerciële aard De EU neemt er nota van dat er staatsmonopolies bestaan op het gebied van de verwerking en de afzet van landbouwproducten, energie, vervoer, telecommunicatie en postdiensten, en dat deze voorschriften voor de toetreding in overeenstemming zullen worden gebracht met het acquis (CONF-CY 5/02). Er wordt verwezen naar de desbetreffende sectorale onderhandelingshoofdstukken. * * * Uit het bovenstaande volgt dat de EU van mening is dat ondernemingen en overheidsinstanties in Cyprus vertrouwd zijn geraakt met een mededingingsdiscipline als die van de Gemeenschap. Mits Cyprus bovenstaande overwegingen aanvaardt en zijn toezegging bevestigt om metterdaad de verwachte maatregelen te treffen, onder meer ook dat de geplande belastinghervorming overeenkomstig het beoogde tijdschema wordt aangenomen en in werking treedt, neemt de EU er derhalve nota van dat in dit stadium niet verder over dit hoofdstuk behoeft te worden onderhandeld. De voortgang die met de overname en de uitvoering van het acquis wordt gemaakt, zal tijdens de gehele duur van de onderhandelingen gevolgd worden. Met bijzondere aandacht zal worden toegezien op het vermogen van Cyprus om de wetgeving toe te passen en te handhaven. De EU merkte op dat met name een onbevredigende handhaving tot heropening van dit hoofdstuk zou kunnen leiden. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het verband van dit hoofdstuk met andere onderhandelingshoofdstukken, met name Landbouw, Vervoersbeleid, Belastingen, Energie, Industriebeleid, Telecommunicatie en informatietechnologie, Regionaal beleid en coördinatie van structurele middelen, Milieu en Douane-unie. De EU verzoekt Cyprus om, naast alle informatie die de EU met het oog op de onderhandelingen over dit hoofdstuk kan vragen, bijvoorbeeld met betrekking tot de voor de toetreding in Cyprus bestaande steunmaatregelen, en die aan de Commissie moet worden verstrekt, geregeld schriftelijke informatie aan de Associatieraad te verstrekken, met name over de nieuwe wetgevingsinitiatieven, over de wijzigingen in de administratieve capaciteit en over de lopende handhavingsactiviteiten. 9487/02 das/wb 7

Gezien het bovenstaande, met name wat betreft de aanneming en inwerkingtreding van de voorgenomen belastinghervorming, is het mogelijk dat de EU te gelegener tijd op dit hoofdstuk terugkomt. Voorts herinnert de EU eraan dat er tussen 1 januari 2001 en de afsluiting van de onderhandelingen nieuw acquis kan zijn ontstaan. 9487/02 das/wb 8