DE TDI-REGISTRATIE IN BELGIË

Vergelijkbare documenten
DE TDI-REGISTRATIE IN BELGIË

FACTSHEET HULPVERLENING VLAANDEREN

TDI Formulier Belgische register van de indicator van de behandelingsaanvragen betreffende drugs en alcohol (Ziekenhuis versie 3.0.

DE TDI-REGISTRATIE IN BELGIË

Treatment Demand Indicator (TDI) Addibru Formulier Versie 2.0 >> << 1. ALGEMENE INFORMATIE

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 5, 1, I, 2, 3, 4 en 5 ;

Jaarverslag De Spiegel 2014

VR DOC.1297/3BIS

De TDI-registratie in de RIZIVrevalidatiecentra

De TDI-registratie in de RIZIVrevalidatiecentra

De TDI-registratie in de RIZIVrevalidatiecentra

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Pagina 1 AMBULANTE DRUGZORG KOMPAS

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Statistische gegevens Kompas Crisis aantal opnames per jaar aantal nieuwe cliënten per jaar 110

Inleiding. Bespreking pagina 1

Registratie arbeidszorg

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs

Jaarverslag De Spiegel 2013

Procedure voor de aanvraag, de uitwisseling en het gebruik van de gegevens van de Belgische TDI Versie 1.0 April 2016

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

De Spiegel Registratie Patiëntkenmerken Jaarverslag vzw DE SPIEGEL Jaarverslag. 2. Patiëntkenmerken. a. Geslacht en leeftijd

De TDI-registratie in de RIZIVrevalidatiecentra

ASSESSMENT MIDDELENGEBRUIK. Achternaam. Cliëntnummer. Naam interviewer

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Monitor. alcohol en middelen

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

SURVEILLANCE VAN TEKENBETEN IN BELGIË

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

8% MEER ÉN DIVERSERE VRAGEN VOOR DE DRUGLIJN IN 2016

GHB hulpvraag in Nederland

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs

Sterke stijging aantal drugdoden fors overdreven

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

HULPVERLENING CAD LIMBURG JAARVERSLAG 2014

Tuberculose in Vlaanderen 2002

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Maxi feedback Subacute ziekenhuizen. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

ZORGZWAARTE IN DE OUDERENZORG

Gelet op de aanvraag van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid ontvangen op 09/11/2010;

Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Gezondheid»

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Inhoudsopgave. Jaarverslag DE SPIEGEL 2016

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

HULPVERLENING CAD LIMBURG JAARVERSLAG 2013

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Inhoud. Lijst met afkortingen 13. Voorwoord 15. Inleiding 17

Directoraat generaal Gezondheidszorg. Dienst Legal Management

plage-lestijden onderwijzer

Maxi feedback Alle ziekenhuizen. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in het bijzonder artikel 5, 1 en 92bis;

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor Brussels Gewest Roken Gezondheidsenquête, België, 1997

Op 14 december 2015 stelde ik reeds een schriftelijke vraag (nr. 193) in verband met suïcidepreventie. Daarin stelde ik de volgende deelvragen.

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

FACTSHEET CANNABIS augustus 2011

Hoog ziekteverzuim in Limburg

ADDENDUM bij het rapport. Verpleegkundigen op de arbeidsmarkt, 2016

PERSONEEL IN VLAAMSE ZIEKENHUIZEN

IMA-monitor van de toepassing van de verplichte sociale derdebetalersregeling door huisartsen

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner

gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld op mensen [1]

SURVEILLANCE VAN TEKENBETEN IN BELGIË

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting

Tabel 1: Aantal tekenbeten per provincie en per regio, uitgedrukt in absoluut aantal en per inwoners, juli-december 2015

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Alcoholverbruik Gezondheidsenquête, België, 1997

Alcoholhulpvraag in Nederland

Hierbij presenteert het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) een selectie van "feiten en cijfers" uit zijn:

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Statistisch Product. Doodsoorzaken

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

Gelet op de bijkomende informatie, ontvangen op 5, 12, 18 en 22/12/2014;

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB).

Federaal Fonds ter bestrijding van de verslavingen Subsidieaanvragen voor verlengingen en nieuwe projecten

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks

Leefstijl en preventie

Inleiding. Sabine Drieskens

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald

Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Gezondheid»

Federaal Fonds ter bestrijding van de verslavingen OPROEP 2014

PERSBERICHT Brussel, 22 oktober 2014

STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Gezondheid

Exploitatie van bioscoopzalen ( 35 mm of meer )

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

nr. 248 van FREYA VAN DEN BOSSCHE datum: 17 januari 2017 aan JO VANDEURZEN Autismespectrum- en gedragsstoornissen - Thuisbegeleidingsdiensten

Preventie en hulpverlening in een evoluerend drugsbeleid. Frieda Matthys, MD, PhD

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr. 03 / 2005 van 14 maart 2005.

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Transcriptie:

EPIDEMIOLOGIE EN VOLKSGEZONDHEID DE TDI-REGISTRATIE IN BELGIË JAARLIJKS RAPPORT REGISTRATIEJAAR 2017 toute une vie en bonne santé

W i e w e zijn SCIENSANO telt meer dan 700 medewerkers die zich elke dag opnieuw inzetten voor ons motto: levenslang gezond. Zoals uit onze naam blijkt, vormen wetenschap en gezondheid de kern van ons bestaan. De kracht van Sciensano ligt in de holistische en multidisciplinaire benadering van gezondheid. Onze aandacht gaat daarbij uit naar het nauwe en onlosmakelijke verband tussen de gezondheid van mensen en die van dieren, en hun omgeving (het One health concept). Daarom combineren we meerdere invalshoeken in ons onderzoek om op een unieke manier bij te dragen aan ieders gezondheid. Sciensano kan hiervoor verder bouwen op de meer dan 100 jaar wetenschappelijke expertise van het voormalige Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA) en het vroegere Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV).

Sciensano Epidemiologie en volksgezondheid Leefstijl en chronische ziekten December 2018 Brussel België Depotnummer: D/2018/14.440/46 ISSN-nummer: 2507-1181 AUTEUR JÉRÔME ANTOINE IN SAMENWERKING MET Peter Blanckaert, Sciensano Heidi Cloots, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Else De Donder, VAD Michaël Hogge, Eurotox Els Plettinckx, Sciensano Luk van Baelen, Sciensano Sarah Simonis, Sciensano Geert Verstuyf, VAD Lies Gremeaux, Sciensano (Ed.) MET DE GOEDKEURING VAN HET COÖRDINATIECOMITE TDI (COCOTDI) Jérôme Antoine T +32 2 642 57 61 jerome.antoine@sciensano.be

DE OPDRACHTGEVERS VAN HET BELGISCH REGISTER VAN DE TREATMENT DEMAND INDICATOR: Voor de Federale Staat: Maggie De Block, Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Voor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest: Jo Vandeurzen, Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Voor het Waalse Gewest: Alda Greoli, Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging Voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad: Guy Vanhengel, Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, belast met Gezondheidsbeleid Voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad: Didier Gosuin, Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, het Openbaar Ambt, de Financiën, de Begroting, het Patrimonium en de Externe Betrekkingen Voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad: Cécile Jodogne, Lid van het College van de Franse Gemeenschapcommissie, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid Voor de Duitstalige Gemeenschap: Antonios Antoniadis, Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Zaken DANKWOORD Het Drugsprogramma van de dienst levensstijl en chronische ziekten van Sciensano wil alle medewerkers van behandelcentra, geestelijke gezondheidszorg centra en ziekenhuizen die betrokken waren bij de verzameling en overdracht van de in dit rapport gebruikte gegevens hartelijk bedanken. Gelieve deze publicatie te vermelden als: Antoine J, De TDI-registratie in België, Jaarlijks rapport, Registratiejaar 2017. Brussel, België: Sciensano; 2018. 80p. Wettelijk depotnummer: D/2018/14.440/xx

INHOUDSTAFEL LIJST VAN AFKORTINGEN...7 1. INLEIDING...9 2. ACHTERGRONDINFORMATIE...11 2.1. DRUGSEPIDEMIOLOGIE...11 2.2. HET EUROPESE PROTOCOL...11 2.3. HET BELGISCHE PROTOCOL...12 3. METHODOLOGIE...13 3.1. CONCEPTEN...13 3.2. BEHEER VAN DE GEGEVENS...16 4. RESULTATEN EN ANALYSE...19 4.1. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN DE REGISTRATIES...19 4.2. BEHANDELINGEN LOS VAN DE MIDDELEN...31 4.3. BEHANDELINGEN VOOR ALCOHOL...40 4.4. BEHANDELINGEN VOOR CANNABIS...49 4.5. BEHANDELINGEN VOOR OPIATEN...62 4.6. BEHANDELINGEN VOOR STIMULANTIA...75 4.7. BEHANDELINGEN VOOR ANDERE SUBSTANTIES...88 5. DISCUSSIE EN PERSPECTIEVEN...93 6. REFERENTIES...96 BIJLAGE 1: TDI-FORMULIER...97 BIJLAGE 2: UPSTREAM KWALITEITSCONTROLES...101 BIJLAGE 3: OPBOUW VAN DE INDICATOREN...102 5

6

LIJST VAN AFKORTINGEN TDI Treatment Demand Indicator (Indicator van behandelingsaanvragen) EMCDDA European Monitoring Center for Drug and Drug Addiction (Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving) Eurotox Socio-epidemiologisch observatorium alcohol-drugs in Wallonië en Brussel VAD Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs OPGG Overlegplatform Geestelijke Gezondheid voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest PG Pompidou Group (Samenwerkingsgroep ter bestrijding van drugsmisbruik en illegale handel) FOD Federale Overheidsdienst RIZIV Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering MSOC Medisch Sociaal Opvangcentrum COCOF Commission Communautaire Française (Franse Gemeenschapscommissie) RRN Rijksregisternummer 7

8

1. INLEIDING Er is een groot maatschappelijk debat over zowel legale drugs zoals alcohol als illegale drugs. In België hebben verschillende actoren uit het politieke en sociale leven de laatste tijd gediscussieerd over onder meer de invoering van een nieuw alcoholplan, de legalisering van cannabis, de opening van druggebruiksruimtes en de opkomst van het fenomeen van nieuwe psychoactieve stoffen. Om deze discussies te voeden, is er een nood aan recurrente feitengegevens die betrouwbaar en zo recent mogelijk zijn. Wat middelengebruik betreft, zijn de beschikbare gegevens relatief beperkt omwille van het illegale of stigmatiserende karakter van dit gedrag. Wanneer gebruikers moeilijkheden ondervinden met het gebruik en hiervoor hulp zoeken bij medisch-sociale structuren, wordt het makkelijker om dit fenomeen te bestuderen en inlichtingen te krijgen over deze personen en hun gebruiksgewoonten. De indicator van behandelingsaanvragen betreffende drugs en alcohol (Treatment Demand Indicator of TDI) is de gestandaardiseerde referentietool die reeds langer dan 20 jaar in alle Europese landen en ook in andere naburige landen wordt gebruikt om dergelijke gegevens te verzamelen. In België werd deze gegevensinzameling in 2011 systematischer en gecentraliseerd ingericht. In 2015 trad er een nieuw protocol en een verplichting voor een systematische registratie binnen de ziekenhuisstructuren in voege. Sindsdien heeft de indicator een voldoende hoge dekking en is de vergelijking van beschikbare informatie over de jaren heen makkelijker geworden. Dankzij de jaarlijkse gegevens van ongeveer 30000 behandelingsepisodes die verzameld werden in meer dan 220 behandelingseenheden over het hele land, is TDI sinds zijn ontstaan een essentiële epidemiologische indicator geworden voor elk onderzoek naar problematisch middelengebruik. Om die reden werken we niet alleen nauw samen met het Europese agentschap voor drugs en drugsverslaving, maar ook met de verschillende Belgische actoren die werkzaam zijn op het gebied van onderzoek naar middelengebruik (Eurotox, VAD, OPGG, de universiteiten of andere diensten binnen Sciensano) met de bedoeling de beschikbare informatie bij een zo ruim mogelijk publiek te verspreiden. Voorliggend rapport is dan ook de toegangspoort naar de TDI-gegevens. Het is de bedoeling om aan de hand van een groot aantal tabellen zo volledig en gedetailleerd mogelijke informatie aan te bieden zodat de gebruikers er die gegevens in kunnen terugvinden die voor hen belangrijk zijn. Ten slotte hebben we geprobeerd om de resultaten te duiden aan de hand van een gedetailleerde beschrijving van het studieprotocol en de resultaten. Deze informatie is, voor iedereen die betrokken is bij de drugproblematiek, essentieel om de cijfers correct te interpreteren. 9

10

2. ACHTERGRONDINFORMATIE 2.1. DRUGSEPIDEMIOLOGIE Het huidige drugsbeleid en de actieplannen hebben behoefte aan degelijke en uitvoerige informatie over wat de voornaamste actuele problemen in de drugsthematiek zijn en hoe we mogelijk kunnen ingrijpen. Om een beter inzicht te verwerven in de verschillende aspecten van het drugsfenomeen en de impact van de maatregelen in dit verband, zijn de uitwisseling van informatie, de verzameling van gegevens en het monitoren van de drugssituatie op nationaal en Europees niveau erg belangrijk (Council of the European Union, 2017;EMCDDA, 2015;European Union, 2012). Het laatste Europese drugsrapport wijst uit dat meer dan 92 miljoen volwassenen of iets meer dan een kwart van de personen van 15 tot 64 jaar oud in de Europese Unie in hun leven ooit illegale drugs hebben gebruikt (EMCDDA, 2018). In België zou 15% van de bevolking (15-64 jaar) ooit cannabis hebben gebruikt en 3,6% van de bevolking vermeldde andere illegale middelen (Gisle et al., 2015). Deze gegevens over het gebruik die doorgaans werden verkregen via de gezondheidsenquête bij de algemene bevolking blijven echter beperkt om een sociaal stigmatiserend gezondheidsprobleem van beperkte omvang te bestuderen. Deze prevalentiedata werden verkregen aan de hand van een enquête in 2013. In 2018 wordt een nieuwe enquête georganiseerd die in 2019 tot nieuwe resultaten zal leiden. Andere epidemiologische studies laten toe het fenomeen van het drugsgebruik te beoordelen zoals enquêtes bij beperkte bevolkingsgroepen (bevolking in schoolmilieu (Kraus et al., 2016) of recenter nog de analyse van het afvalwater van sommige steden (EMCDDA, 2018). Wanneer personen met drugs- of alcoholproblemen echter in contact komen met gezondheidswerkers vormen de verzamelde gegevens de voornaamste informatiebron over de epidemiologie van drugs. De indicator van de behandelingsaanvragen (TDI) werd dus aangenomen en gestandaardiseerd als epidemiologische indicator in de Europese Unie voor rekening van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving (EMCDDA). Dankzij deze indicator zijn de kenmerken, het risicogedrag en de druggebruiksschema s van de patiënten die voor hun drugsgebruik worden behandeld, beter gekend. Deze indicator laat ook toe (idealiter in combinatie met andere drugsindicatoren) de tendensen te volgen in de duur en de wijzen van het drugsgebruik (Simon et al., 2000). 2.2. HET EUROPESE PROTOCOL Een gemeenschappelijk protocol (Hartnoll, 1994) voor de gegevensverzameling over mensen die in behandeling gaan voor drugsgebruik, werd voor het eerst opgesteld door de Pompidou Group (PG), die enkele studies op stadsniveau coördineerde (in Dublin en London in 1991). In 1994 werd het EMCDDA opgericht en het nam de verantwoordelijkheid op zich voor de verderzetting van de verzameling van Europese gegevens in verband met behandelingsaanvragen. Het Treatment demand indicator 2.0-protocol (Simon et al., 1999) werd gepubliceerd, gebaseerd op een herziene versie van het eerste PG-protocol. Het werd voorafgegaan door een haalbaarheidsstudie van de methodologie en de gegevensverzameling (Origer, 1996) alsook door een evaluatie van de nationale ervaringen met datarapportering op basis van de TDI (Simon and Pfeiffer, 1999;Van Baelen and Wydoodt, 1998). Sinds 2000 heeft het EMCDDA de datarapportering van de lidstaten van de Europese Unie geïmplementeerd en met de lidstaten formele afspraken gemaakt om de gegevensverzameling en -rapportering van nationaal naar Europees niveau te stimuleren en te faciliteren. 11

2. ACHTERGRONDINFORMATIE Tien jaar lang werden gegevens op Europees niveau verzameld volgens dit protocol. In deze periode veranderde er veel in Europa, zowel in het drugsgebruik als in de types behandelingen en in de nationale en internationale informatiesystemen. Opdat de TDI beter deze veranderingen zou weerspiegelen, was opnieuw een aanpassing nodig van het protocol en dus werd in 2013 een derde versie ingevoerd die nog steeds van kracht is (EMCDDA, 2012). Tegenwoordig verzamelt de indicator de gegevens in 30 landen (28 lidstaten van de Europese Unie, Noorwegen en Turkije) en levert deze informatie over bijna 500.000 patiënten per jaar (EMCDDA, 2018). 2.3. HET BELGISCHE PROTOCOL In 2011 begon de TDI-gegevensverzameling in België, toen alle ministers die bevoegd waren voor gezondheid het besluit namen om een gecoördineerd registratie van behandelingsaanvragen te ontwikkelen (Interministeriële Conferentie Volksgezondheid, 2006). Voordien waren er reeds verschillende initiatieven om op verschillende niveaus (regio, stad, groep van centra, enz.) informatie te verzamelen over de behandelingsaanvragen voor drugsproblemen (Hogge and Stévenot, 2017;Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel-Hoofdstad, 2010;Raes and Lombaert, 2004;Van Deun, 2009). Deze registratievormen waren echter té uiteenlopend vanuit een methodologisch standpunt om een coherent nationaal beeld van het fenomeen te verschaffen. Daarom werd geopteerd om een specifiek nationaal protocol te ontwikkelen op basis van het Europese protocol versie 2 (Antoine et al., 2016). In dit nationale protocol werd Sciensano voorheen het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP) aangesteld als coördinator van de registratie. Sciensano werd bovendien gevraagd om flexibele, beveiligde technische middelen te ontwikkelen om de gegevensregistratie mogelijk te maken met het oog op de nationale privacywetgeving (Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, 2010;Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, 2011;Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, 2012). Sinds het registratiejaar 2015 werd dit protocol geüpdatet met de noodzakelijke wijzigingen die het gebruik van het derde Europese protocol met zich meebrengt (Antoine et al., 2016;Interministeriële Conferentie Volksgezondheid, 2013) Sinds het begin van de gestandaardiseerde registratie nemen alle revalidatiecentra met een RIZIV conventie (Medisch Sociale Opvangcentra (MSOC s), dagcentra of raadplegingscentra, residentiële crisiscentra, therapeutische gemeenschappen) deel aan het project. Het aantal deelnemende ziekenhuizen is geleidelijk aan verhoogd dankzij diverse proefprojecten (tussen 2011 en 2014) op vrijwillige basis georganiseerd door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Daarnaast verhoogde de participatiegraad ook door het verplichte karakter van de registratie voor de ziekenhuizen vanaf 2015. De centra voor geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen zijn sinds 2013 verplicht de TDI te registreren. In Wallonië zijn echter slechts de centra voor geestelijke gezondheidszorg met een specifieke interventie rond verslaving gevraagd om deel te nemen aan de registratie. Bovendien is in Brussel geen enkel centrum voor geestelijke gezondheidszorg (afgezien van het centrum gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap) verplicht deel te nemen aan TDI. In Wallonië en Brussel zijn de gespecialiseerde verslavingscentra verplicht aan de registratie deel te nemen wanneer de aangetroffen klinische situatie overeenkomt met de inclusiecriteria van het protocol dat opgenomen werd in het kader van de overeenkomst met het Waalse gewest of de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF). 12

3. METHODOLOGIE 3.1. CONCEPTEN 3.1.1. GEVALSDEFINITIE De Belgische TDI-registratie verzamelt informatie over elke behandelepisodes door een patiënt begonnen in een behandelingscentrum voor zijn of haar gebruik van alcohol of illegale drugs. 3.1.2. DEFINITIES Een patiënt is: Elke persoon, zonder enige beperking op basis van leeftijd of nationaliteit, die een face-to-face contact heeft met het behandelingscentrum voor zijn of haar middelengebruik. Uitsluitingscriteria: Personen die telefonisch, per brief of via het internet in contact zijn met een behandelingscentrum, of contacten die worden gelegd door familieleden van de patiënt, worden niet opgenomen in de registratie. Bovendien moet iedere patiënt om privacyredenen worden ingelicht over de registratie. In het bijzonder moet een vermelding worden gemaakt van het bestaan en de doelstellingen van het register, de coördinaten van de persoon die verantwoordelijk is voor de gegevens, de bestemming van de gegevens, het recht op toegang tot de eigen gegevens en het recht om die te corrigeren. Een patiënt kan schriftelijk weigeren deel te nemen aan deze registratie. Op dit ogenblik bestaat er geen systeem dat een systematische evaluatie toelaat van het aantal patiënten die de registratie weigeren. Behandelingscentra zijn: instellingen of artsen die een behandeling bieden voor een drugs- of alcoholverslaving. Deze centra bieden ambulante diensten of diensten met ziekenhuisverblijf aan, hetzij gespecialiseerd in verslavingsbehandeling, hetzij opgenomen in grotere instellingen die zich naar verschillende doelgroepen richten. Dit soort verzorging wordt soms erkend binnen een conventie met de overheid, zoals het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV). Uitsluitingscriteria: Niet-professionele zelfhulpgroepen en centra die enkel een aanbod hebben van schadebeperkende activiteiten, sociale re-integratiediensten, preventiediensten of welzijnszorg worden niet beschouwd als behandelingscentra. Een type behandelingseenheid is: een organisatievorm van de behandeling die overeenstemt met een van de volgende categorieën: Ambulante raadpleging: deze categorie omvat de Medisch Sociale Opvangcentra (MSOC), gespecialiseerde laagdrempelige hulverleningsinstellingen, en de gespecialiseerde ambulante raadplegingen waar voornamelijk individuele hulpverlening wordt aangeboden op basis van consultaties bij verschillende professionelen. Dagcentrum: De dagcentra bieden naast dagactiviteiten een gespecialiseerde ambulante individu- 13

3. METHODOLOGIE ele of groepsbehandeling aan. Centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG): In een CGG worden psychische en psychologische problemen van de patiënten behandeld binnen een al dan niet gespecialiseerd ambulant kader volgens een multidisciplinaire aanpak. Crisis interventie centra (CIC): Een crisis interventie centrum is een laagdrempelige residentiële structuur buiten het ziekenhuis met als doel op korte termijn de crisissituatie waarin de patiënt zich bevindt te stabiliseren. Behandelingsprogramma / Therapeutische gemeenschap (TG): De TG bieden een langdurig gespecialiseerd therapeutisch programma aan waarbij de bewoners binnen een groep gedurende een bepaalde tijd zelf samen verantwoordelijk zijn voor de organisatie van het gemeenschapsleven. Algemeen Ziekenhuis: In psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen (PAAZ) worden mensen met diverse psychiatrische problemen opgenomen waaronder ook problematisch middelengebruik. Binnen bepaalde algemene ziekenhuizen werden ook afzonderlijke gespecialiseerde psychiatrische crisiseenheden opgericht voor mensen met problemen met middelengebruik. Behandelingen in algemene ziekenhuizen zijn meestal van korte duur. Psychiatrisch Ziekenhuis: De meeste psychiatrische ziekenhuizen hebben een specifieke afdeling voor de behandeling van problematisch middelengebruik. De benadering is medisch-psychiatrisch op basis van een globale individuele aanpak. De behandeling is er meestal van langere duur dan in een algemeen ziekenhuis. Een behandeling wordt gedefinieerd als: Elke activiteit die direct gericht is op een persoon met een probleem van middelengebruik teneinde deze problemen te verminderen of te elimineren. Mogelijke activiteiten zijn o.a. detoxificatie of abstinentie, substitutiebehandeling, farmacotherapie, lange termijn alcohol- of drugsprogramma s, psychotherapie, counseling, gestructureerde behandeling met een sterke sociale component, behandeling met medische assistentie, niet-medische interventies, specifieke behandeling in de gevangenis of interventies gericht op de vermindering van drugsgerelateerde schade indien ze zijn opgenomen in een gepland programma. Anders dan in het Europese protocol wordt ook alcohol in het Belgische protocol als een substantie opgenomen. Uitsluitingscriteria: Behandeling van de gevolgen van middelengebruik waarbij het gebruik van alcohol of drugs niet de hoofdreden is waarom hulp wordt gezocht, alsook sporadische interventies die niet zijn opgenomen in een gepland programma worden niet als een behandeling beschouwd. Een behandelepisode wordt gedefinieerd als: De periode tussen de start van de behandeling en het einde van de activiteiten in de context van het voorgeschreven programma. De start is het eerste face-to-face contact tussen de zorgverstrekker en de patiënt. Het einde van de behandelepisode wordt anders gedefinieerd voor ambulante dan voor residentiële patiënten. Het einde van de episode doet zich bij ambulante patiënten voor wanneer die langer dan 6 maanden niet meer naar de behandeling komen. Bij residentiële patiënten is het einde van de behandeling het moment dat de patiënt het centrum verlaat en er geen verdere opname meer is voorzien. De registratie van nieuwe behandelepisodes loopt voort over de registratiejaren heen, wat betekent dat een ambulante patiënt die regelmatig een centrum bezoekt zonder een onderbreking van 6 maanden, slecht één keer in TDI is geregistreerd, namelijk bij het eerste contact met dat specifieke behandelingscentrum. De substanties die geregistreerd worden zijn: de categorie van opiaten waaronder heroïne, methadon, buprenorfine, fentanyl of andere opiaten de categorie van cocaïne waaronder poedercocaïne, crack-cocaïne of andere soorten cocaïne de categorie van stimulantia andere dan cocaïne waaronder amfetamines, methamfetamines, MDMA of derivaten, mefedrone of andere stimulerende middelen de categorie van hypnotica en sedativa waaronder barbituraten en benzodiazepines, GHB/GBL of andere hypnotica en sedativa 14

3. METHODOLOGIE de categorie van hallucinogenen waaronder LSD, ketamine of andere hallucinogenen vluchtige snuifmiddelen de categorie van cannabis waaronder marihuana (plant), hasj (hars) of andere cannabis (bv. hash olie, syntetische cannabinoïde) alcohol andere middelen hierboven niet opgenomen. Uitsluitingscriteria: Tabak en het gebruik van middelen voor een medische behandeling of voor andere somatische of psychiatrische redenen worden niet opgenomen in de registratie. Gedragsverslaving, zoals gokken, gamen of internetverslaving, maken ook geen deel uit van deze registratie. 3.1.3. DE TDI-VRAGENLIJST De vragenlijst wordt bij voorkeur ingevuld door een hulpverlener tijdens het eerste face-to-face gesprek van een nieuwe behandelepisode. De TDI-vragenlijst versie 3.0 is beschikbaar in bijlage 1. Het codeboek van de vragenlijst wordt hieronder beschreven. De identificatie van het centrum gebeurt op het niveau van het centrum zelf en op het niveau van een eenheid of programma of satelliet binnen het centrum (CI2). De type behandelingseenheid of het programma en zijn geografische ligging maken het mogelijk om de geleverde behandeling te karakteriseren en de geografische gebieden te onderscheiden. De patiënt wordt bij voorkeur geïdentificeerd aan de hand van het unieke rijksregisternummer (RRN) (PI2). Dit nummer is uniek voor iedere Belgische ingezetene of niet-belgische burger die socialezekerheidsrechten heeft. Door het gebruik hiervan binnen de TDI-registratie worden dubbeltellingen vermeden: de identificatie van de patiënt wordt telkens bepaald bij elke behandelepisodes. Indien het RRN van de persoon niet beschikbaar is of indien de patiënt niet wil dat zijn nummer geregistreerd wordt, kan de registratie anoniem gebeuren door daar melding van te maken (PI1). Variabelen zoals de sociaal-demografische gegevens (geslacht (PD1) en leeftijd (PD2)) en de sociaal-economische informatie (type van huisvesting (PD3), type van gezin (PD4, PD5), onderwijsniveau (PD6), werk en inkomen (PD7, PD8)) dienen ter beschrijving van de kenmerken van de patiënt. Deze variabelen maken een identificatie van epidemiologische groepen van patiënten mogelijk en geven een beeld van de sociale relaties en de stabiliteit van de levenssituatie van de patiënt. De kenmerken van de behandeling bevatten de begindatum van de huidige behandelepisode (TD1), het feit of de cliënt al eerder een behandeling volgde voor middelengebruik (TD3), de voornaamste doorverwijzer (TD2) en zijn of haar situatie wat substitutiebehandeling betreft (TD4, TD5, TD6). De vraag over de behandelingsantecedenten heeft als doel de personen die voor de eerste keer in behandeling komen te identificeren omdat ze een interessante groep vormen voor epidemiologische analyses. Variabelen over het patroon van middelengebruik beschrijven eerst alle middelen die problemen veroorzaken (AP1) en uiteindelijk wordt het voornaamste middel vermeld (AP2). Drie vragen worden later gerelateerd aan het gebruikspatroon van het voornaamste middel (AP3, AP4, AP5). Het risicogedrag wordt dan in beeld gebracht met vragen over de injectiestatus (AP6, AP7, AP8) en het delen van spuiten (AP9, AP10). Andere vragen die specifiek zijn voor een bepaald soort centra of een bepaalde regio maar die niet in de basisversie van de TDI-vragenlijst zijn opgenomen, worden hier niet verder geanalyseerd. 15

3. METHODOLOGIE 3.2. BEHEER VAN DE GEGEVENS 3.2.1. REGISTRATIESYSTEEM De gegevens van alle registraties komen bij Sciensano terecht die de gegevens op een beveiligde manier verzamelt en beheert op nationaal niveau. Om de gegevensverzameling te structureren, moeten de behandelingscentra bestanden van een bepaald jaar voor eind maart van het daaropvolgende jaar versturen. Daartoe heeft Sciensano twee opties voor dataoverdracht ontwikkeld: De registratiemodule bestaat uit een online formulier met beperkte toegang voor behandelingscentra, zodat ze hun registratiegegevens episode per episode kunnen coderen en beheren. De repository-module is een beveiligde mailbox waarmee behandelingscentra gestructureerde bestanden met een complete dataset voor een bepaald registratiejaar kunnen versturen. Het RRN van de patiënt moet in beide opties worden gecodeerd, om de privacywetgeving te respecteren, vóór de gegevens in de databank worden opgeslagen. De codering gebeurt door een vertrouwde derde partij (ehealth) en gebeurt aan de hand van een algoritme dat het veld met de variabele in de registratiemodule of het eerste specifieke deel van het gestructureerde bestand in de repository-module versleutelt. 3.2.2. KWALITEITSCONTROLE VAN DE GEGEVENS Upstream controles De validiteit van de gecodeerde gegevens worden gecontroleerd op niveau van de behandelingscentra voordat deze in de databank worden opgenomen. Deze controle gebeurt hetzij rechtstreeks online op het webplatform tijdens het coderen in het geval van de registratiemodule of hetzij na ontvangst van het bestand via de repositorymodule. De controles richten zich op de inhoud van de variabelen (met waarden die zijn toegewezen aan elke variabele) en op de verenigbaarheid tussen de variabelen (waar de waarde in de ene variabele afhankelijk is van de waarde in de andere). De verschillende uitgevoerde kwaliteitscontroles zijn in bijlage 2 opgenomen. Downstream controles Controles gebeuren ook na het invoeren van de gegevens in de databank bij Sciensano om te kunnen vergelijken met de reeds beschikbare gegevens of om meer nauwkeurige controle van de gecodeerde informatie te kunnen uitvoeren: Een eerste controle, op het niveau van de databank, bestaat uit het verwijderen van dubbel geregistreerde gegegevens. Het gaat om registraties met hetzelfde RRN, dezelfde datum van de start van de behandeling en hetzelfde behandelprogramma. Het gaat dus niet over opeenvolgende episodes gevolgd door eenzelfde patiënt, maar wel over een registratiefout waarbij eenzelfde behandelepisode meerdere keren werd geregistreerd. De meest recente registratie wordt behouden. De variabele eerdere behandeling wordt vervolgens op de volgende manier gecontroleerd met gegevens aanwezig in de gehele databank: Indien een patiënt, die geregistreerd is met een RRN, reeds eerder in de databank voorkomt, maar de variabele aangeeft dat het gaat om de eerste behandeling, wordt deze variabele aangepast. Voor de patiënt wordt vermeld dat hij/zij reeds eerder werd behandeld. Deze controle garandeert geen volledige juistheid van deze variabele, omdat de patiënt ook kan behandeld zijn vóór de start van de TDI-registratie in 2011. Verder kan het ook dat de patiënt niet geregistreerd is geweest met een RRN bij eerdere behandelepisodes of dat hij of zij behandeld werd in een centrum dat geen TDI-gegevens registreert, zoals huisartsenpraktijken. Data van voorgaande jaren worden niet ge- 16

3. METHODOLOGIE bruikt om deze variabelen te corrigeren. De open antwoorden in de categorie andere (specifieer), worden eventueel manueel opnieuw gecodeerd wanneer blijkt dat een bestaande antwoordcategorie beter aansluit bij de beschrijving. 3.2.3. VOORBEREIDING VAN DE GEGEVENS De gegevens worden bewaard in een databank waar elke registratie overeenkomt met een behandelepisode. Elke behandelepisode wordt geïdentificeerd door het gecodeerde RRN van de patiënt, het behandelprogramma en de datum van de start van de behandeling. In geval van anonieme patiënten, identificeert een volgnummer de patiënten. Een nieuwe variabele laat toe de behandelepisodes te identificieren. Deze variabele heeft als doel de opeenvolgende ambulante behandelepisodes met een interval van minder dan 6 maanden te verwijderen. Om het aantal individuele patiënten te kunnen tellen, identificeert een variabele de laatst geregistreerde behandelepisode van een patiënt geïdentificeerd met het RRN. De anonieme patiënten worden apart beschreven. Het aantal patiënten die in de tabellen worden opgenomen heeft dus enkel betrekking op patiënten met een uniek RRN. 3.2.4. ANALYSE VAN DE GEGEVENS De gegevens worden gepresenteerd op basis van indicatoren die gebruik maken van een of meerdere variabelen die betrekking hebben op: De demografische kenmerken van de patiënten: leeftijd en geslacht De sociale kenmerken van de patiënten: woonsituatie, leefsituatie, scholingsniveau De kenmerken van de behandeling: leeftijd eerste behandeling, behandelingsantecedenten De gebruiksprofiel : aantal en type substanties gebruikt, leeftijd eerst gebruik, frequentie, risicogedrag Elke indicator is op een zo nauwkeurig mogelijke manier beschreven met betrekking tot de constructie van de indicator of de populatie waarop de indicator is gebaseerd (Zie bijlage 3). De waarde van deze indicatoren zijn gepresenteerd volgens : het registratiejaar: enkel van 2015 tot 2017, drie jaren waarvoor de dekking gelijkaardig is en waarvoor hetzelfde protocol werd gebruikt. het geografisch niveau van het behandelingscentrum: per provincie en per regio. de behandelingseenheid: per groot type (ambulant en residentieel) en subcategorieën het geslacht: man/vrouw de leeftijdscategorie: <20;20-29;30-39;40+ het scholingsniveau: Geen of lager; Secundair; Hoger de behandelingsantecedenten: Eerder behandeld; Eerste behandeling de specifieke substantie: indien van toepassing Er werd ook een vergelijking gemaakt met de vijf buurlanden van België (Nederland, Frankrijk, Luxemburg, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk) voor de indicatoren die vergelijkbaar zijn. Deze gegevens hebben betrekking op het jaar 2016 en zijn gebaseerd op de informatie die te vinden is op de webpagina Statistical Bulletin 2018 treatment demand van het EMCDDA (emcdda.europe.eu). De trendanalyse is maar mogelijk sinds 2015 omwille van het protocol dat veranderd is en de dekking van de registratie. Toch wordt een trendanalyse vanaf 2012 weergegeven voor de behandelingsaanvraag per substantie. Deze analyse is gebaseerd op een selectie van behandelingseenheden die tussen 2012 en 2017 niet veranderd is. Op deze manier kunnen we vermijden dat er verschillen zijn als gevolg van een toename van het aantal deelnemende behandelingseenheden. Deze selectie van centra vertegenwoordigt 54% van het totaal aantal behandelingsepisodes gedurende deze periode. 17

18

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.1. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN DE REGISTRATIES Key-elementen: Sinds 2015 bleef het aantal geregistreerde centra en het aantal behandelingsepisodes stabiel Meer dan de helft van de centra die deelnemen aan de registratie zijn ziekenhuizen. Opnieuw een stijging van het gebruik van het RRN sinds 2014. Stijging van het aantal behandelingsepisodes voor stimulerende middelen en daling voor opiaten. Figuur 4.1. Totaal aantal deelnemende eenheden en behandelingsepisodes 250 N eenheden N episodes 35000 200 221 29971 30000 25000 Aantal eenheden 150 100 50 88 8637 20000 15000 10000 5000 Aantal episodes 0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 0 19

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.1.1. AANTAL DEELNEMENDE EENHEDEN Het aantal eenheden dat deelneemt aan de TDI-registratie (n=221) blijft stabiel sinds 2015. Dit is niet verwonderlijk gezien dit jaar werd gekenmerkt door de verplichting van alle ziekenhuizen om de registratie toe te passen. De ziekenhuizen (algemene en psychiatrische) vertegenwoordigen meer dan de helft (n=112) van de eenheden die in 2017 deelnamen aan de TDI. Naast de ziekenhuizen bestaat de rest van deelnemende eenheden voor 75% uit ambulante eenheden en 25% uit residentiële eenheden. De proportie van het aantal ambulante eenheden in het totaal aanbod van behandelcentra voor middelengerelateerde aandoeningen ligt nog hoger aangezien niet alle centra geestelijke gezondheid, wijkgezondheidscentra of huisartsen aan TDI deelnemen. De helft van de eenheden bevindt zich in Vlaanderen en de andere helft in Wallonië en Brussel. Na Brussel (n=34) is Henegouwen (n=32) de provincie waar de behandelingseenheden het talrijkst zijn, gevolgd door Oost-Vlaanderen (n=30). De provincies waar er het minste eenheden zijn, zijn Luxemburg (n=4), Waals-Brabant (n=4) en Namen (n=12). Dat is eveneens een gevolg van de lagere bevolkingscijfers in die 3 provincies. We moeten ook opmerken dat we voor 1 centrum geen informatie hebben ontvangen over de ligging van de verschillende behandelingseenheden. Wat de dekking van de registratie betreft, moeten we een onderscheid maken tussen de externe en de interne dekking. De interne dekking betreft de registratie in de eenheden van alle patiënten die beantwoorden aan de definitie van de TDI. De externe dekking, gaat over het aandeel van de eenheden die deelnemen aan de registratie in vergelijking met het totale aantal eenheden dat in theorie zou moeten deelnemen. Wanneer een eenheid niet deelneemt aan de registratie, is het niet altijd mogelijk om te weten of dat is omdat ze geen patiënten heeft die beantwoorden aan de definitie van de TDI of omdat deze niet deelneemt hoewel er patiënten zijn. Het gaat om erg ruwe cijfers die meer in detail moeten worden geanalyseerd. We kunnen evenwel schatten dat er een 5-tal ziekenhuizen met TDI-patiënten zijn die niet deelnemen aan de registratie. Dat komt neer op een algemene deelnemingsgraad van de ziekenhuizen van 95%. Daarentegen nemen alle crisiscentra of therapeutische gemeenschappen deel (dekking van 100%). Onder de ambulante centra van het type dagcentrum en consultatiecentrum, ontbreekt informatie van 2 eenheden (dekking van 97%), en onder de centra voor geestelijke gezondheid met specialisatie in verslaving ontbreken er minimaal 7, voornamelijk onder de Brusselse centra (dekking van 75%). Het is tevens belangrijk te benadrukken dat momenteel de deelname ontbreekt van gevangenissen, huisartsen en wijkgezondheidscentra die zeker ook in contact komen met een belangrijk aandeel van patiënten. Figuur 4.1.1. Aantal deelnemende eenheden per type en per provincie, 2017 6 4 2 15 8 2 8 13 20 2 5 9 4 2 8 5 12 1 0 3 2 11 11 18 15 7 0 5 5 11 Ambulant centrum Crisis centrum / TG Ziekenhuis 2 0 2 20

4.1. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN DE REGISTRATIES Tabel 4.1.1. Deelnemende eenheden, België, 2017 Type eenheid Ambulant Residentieel Totaal Ambulante raadpleging Dagcentrum Centrum geestelijke gezondheid Crisiscentrum Therapeutische gemeenschap Algemeen ziekenhuis Psychiatrisch ziekenhuis N N N N N N N N Per registratiejaar 2011 23 12 3 8 13 11 18 88 2012 28 13 5 8 13 22 21 110 2013 28 14 22 9 13 26 24 136 2014 33 19 20 9 13 43 34 171 2015 39 18 23 11 14 69 46 220 2016 39 21 21 11 14 68 47 221 2017 39 22 22 11 15 66 46 221 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 8 9 15 7 7 38 27 111 Antwerpen 2 1 3 3 1 9 4 23 Vlaams-Brabant 1 1 3 1 1 4 5 16 West-Vlaanderen 2 2 4 1 1 9 6 25 Oost-Vlaanderen 2 3 3 0 2 11 9 30 Limburg 1 1 2 1 1 5 3 14 Onbekend 0 1 0 1 1 0 0 3 Totaal Wallonië 18 9 6 2 5 20 16 76 Luik 4 3 4 1 1 7 4 24 Henegouwen 6 4 2 1 4 8 7 32 Luxemburg 2 0 0 0 0 1 1 4 Namen 5 2 0 0 0 3 2 12 Waals-Brabant 1 0 0 0 0 1 2 4 Totaal Brussel 13 4 1 2 3 8 3 34 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 21

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.1.2. Behandelingsepisodes, België, 2017 Behandelingsepisodes Behandelingsepisodes per 100,000 inwoners Anonieme behandelingsepisodes Verschillende patiënten identificeerbaar Aandeel patiënten geregistreerd voor de eerste keer in N % N N % N 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Per registratiejaar % % % % % % % 2011 8637 5,6 79 1882 21,8 5882 100 - - - - - - 2012 13382 8,7 121 2628 19,6 8819 14,8 85,2 - - - - - 2013 18757 12,2 169 4884 26,0 11141 9,8 13,4 76,7 - - - - 2014 24060 15,6 216 7196 29,9 13762 7,0 9,0 11,8 72,2 - - - 2015 29436 19,1 263 8578 29,0 16527 5,5 6,7 8,2 11,1 68,4 - - 2016 30330 19,6 269 6900 22,3 17953 4,8 6,0 6,7 8,3 11,3 62,8-2017 29753 19,3 263 5942 20,0 18235 4,2 5,2 6,0 7,5 8,7 10,2 58,3 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 18365 61,7 249 2523 13,7 11986 Antwerpen 2849 9,6 155 800 28,1 1714 Vlaams-Brabant 2002 6,7 177 177 8,8 1496 West-Vlaanderen 4986 16,8 420 519 10,4 2965 Oost-Vlaanderen 3735 12,6 250 451 12,1 2317 Limburg 2625 8,8 303 512 19,5 1713 Onbekend 2168 7,2-64 3,0 1781 Totaal Wallonië 7513 25,3 208 1987 26,4 4553 Luik 2879 9,7 261 650 22,6 1813 Henegouwen 2704 9,1 202 862 31,9 1573 Luxemburg 410 1,4 145 111 27,1 224 Namen 1172 3,9 239 252 21,5 747 Waals-Brabant 348 1,2 87 112 32,2 196 Totaal Brussel 3875 13,0 325 1432 37,0 1696 Per type eenheid Totaal Ambulant 10251 34,5-3297 32,2 6074 Ambulante raadpleging 4554 15,3-1869 41,0 2356 Dagcentrum 3914 13,2-614 15,7 2825 Centrum geestelijke gezondheid 1783 6,0-814 45,6 893 Totaal Residentieel 19502 65,5-2645 13,6 12161 Crisiscentrum 1482 5,0-69 4,7 878 Therapeutische gemeenschap 768 2,6-92 12,0 309 Eenheid in AZ 10396 34,9-1739 16,7 6471 Eenheid in PZ 6856 23,0-745 10,9 4503 22

4.1. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN DE REGISTRATIES Behandelingsepisodes Behandelingsepisodes per 100,000 inwoners Anonieme behandelingsepisodes Verschillende patiënten identificeerbaar Aandeel patiënten geregistreerd voor de eerste keer in N % N N % N 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Per categorie voornaamste substantie Geen 1111 3,7-202 18,2 706 Opiaten 3078 10,3-754 24,5 1736 Cocaïne 3402 11,4-615 18,1 2068 Stimulantia, andere dan cocaïne 1433 4,8-173 12,1 954 Hypnotica of sedativa 1031 3,5-185 17,9 678 Cannabis 4200 14,1-1044 24,9 2727 Alcohol 15331 51,5-2936 19,2 9263 Andere 167 0,6-33 19,8 103 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 23

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.1.2. AANTAL EN PROPORTIE BEHANDELINGSEPISODES Het aantal gerapporteerde behandelingsepisodes is relatief stabiel sinds 2015: ongeveer 30.000 episodes per jaar, met een lichte daling van 577 episodes (1.9%) tussen 2016 en 2017. Iets meer dan 60% van de episodes wordt geregistreerd in een eenheid in Vlaanderen, tegen 25% in Wallonië en 13% in Brussel. In de TDI wordt alleen de ligging van het behandelingscentrum geregistreerd, en niet de woonplaats van de patiënt. Om deze behandelingsepisodes in perspectief te kunnen plaatsen, hebben we ze echter gecorreleerd aan de bevolking van elke provincie per 1 januari 2017 per 100.000 inwoners (BeStat, 2018) Dat komt op nationaal niveau grofweg overeen met 263 behandelingsepisodes per 100.000 inwoners. Op provincieniveau blijkt dat de meeste behandelingsepisodes worden geregistreerd door een West-Vlaamse eenheid (17%), gevolgd door de episodes die in Brussel (13%) en in Oost-Vlaanderen (13%). Deze cijfers laten erg grote variaties zien als je ze correleert aan de bevolking per provincie. West-Vlaanderen is de provincie die het grootste aantal behandelingsepisodes registreert naargelang van zijn bevolking (420/100.000 inwoners), gevolgd door Brussel (325/100.000 inwoners) en Limburg (303/100.000 inwoners). De provincies Waals-Brabant (87/100.000 inwoners), Luxemburg (145/100.000 inwoners) en Antwerpen (155/100.000 inwoners) zijn de 3 provincies waar het kleinste aantal episodes voorkomt in vergelijking met de bevolking. De cijfers in Vlaanderen zijn redelijk verrassend, want ze zijn blijkbaar niet gebonden aan de aanwezigheid van een grote stad zoals Antwerpen of Gent. Dat zou kunnen worden verklaard enerzijds door een verschil in deelname aan de registratie maar ook door een grotere mobiliteit van de patiënten in Vlaanderen dan in Wallonië. In vergelijking met het vorige jaar is het gebruik van het RRN significant toegenomen. Slechts 1 op 5 episodes (20%) wordt op een compleet anonieme manier geregistreerd, zonder RRN. Het RRN wordt over het algemeen beter geregistreerd in Vlaanderen dan in Wallonië, en vooral dan in Brussel, waar meer dan een derde (37%) van de episodes anoniem is. Het RRN wordt vooral in de ambulante consultaties (41%) en de centra voor geestelijke gezondheidszorg (46%) weinig gebruikt. We kunnen ook vaststellen dat 58% van de patiënten die in 2017 via RRN werden geregistreerd, voor het eerst sinds het begin van de registratie in 2011 in de gegevensbank voorkomt. De overige (42%) patiënten die in 2017 via RRN werden geregistreerd, waren reeds in een of meerdere voorafgaande jaren behandeld geweest. Bijna 10% van de patiënten die in 2017 via RRN werden geregistreerd staat al meer dan 5 jaar geregistreerd in de databank. Dit toont aan dat een belangrijk aandeel van de patiënten in behandeling voor middelengerelateerde problemen meermaals in behandeling is geweest over de verschillende jaren. 4.1.3. KWALITEIT VAN DE GEREGISTREERDE GEGEVENS PER VARIABELE In de loop van de laatste drie jaren van de registratie is het aandeel van de onbekende gegevens van de verschillende variabelen vrij weinig veranderd. Een uitzondering geldt voor de variabele betreffende de periode waarin men voor het laatst spuiten gedeeld heeft; binnen deze variabele stellen we meer dan een verdubbeling van onbekende antwoorden vast. Voor de variabelen betreffende de patiënt of zijn behandeling, is de keuze voor de antwoordcategorie Andere in 7 op de 10 gevallen foutief, aangezien het volgens ons mogelijk is deze antwoorden onder te brengen in een van de voorgestelde categorieën. Na analyse van de antwoorden die als Andere werden geklasseerd, blijkt dat de meeste tot doel hebben ofwel een preciezer antwoord proberen te geven dan wat werd gevraagd (bijvoorbeeld voor het opleidingsniveau werd het gevolgde onderwijstype toegevoegd), ofwel een antwoord te geven dat niet overeenkomt met de gestelde vraag (bijvoorbeeld het specifieke beroep als antwoord op de vraag naar de werksituatie). Wat de keuze voor de categorie Andere voor de gerapporteerde middelen betreft, is die 6 à 7 keer op 10 foutief voor cocaïne, stimulerende middelen, hypnotica, cannabis of andere middelen, maar slechts 3 keer op 10 voor opiaten en hallucinogenen. De middelen die vaakst foutief geklasseerd werden, zijn ecstasy ( MDMA), alsook de verschillende commerciële benamingen voor benzodiazepines. Door deze verduidelijkingen die de codeurs hebben aangebracht, kunnen we ook registraties identificeren die niet beantwoorden aan de definitie van de TDI, zoals gedragsverslavingen of roken. 24

4.1. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN DE REGISTRATIES Figuur 4.1.3. Aandeel behandelingsepisodes geregistreerd zonder het rijksregisternummer van de patiënt 35% Aandeel anonieme episodes 30% 25% 22% 20% 20% 15% 10% 5% 0% 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 4.1.4. AANDEEL PER SUBSTANTIE Deze zeer volledige tabel bevat het aandeel van alle middelen of categorieën van middelen die als problematisch (al dan niet als voornaamste probleem) werden vermeld bij de behandelingsepisodes. Over het algemeen werden in de laatste drie jaar opiaten veel minder gemeld. In Europa was er speciale aandacht voor het voorkomen van fentanyl, maar in de Belgische TDI werd dit vrij weinig gemeld (n=35) en is er in de loop van de jaren geen evolutie herin. Onder de andere gemelde opiaten noteren we voornamelijk codeïne, oxycodone, morfine, tilidine en tramadol. In de groep van cocaïne is er de laatste drie jaar een duidelijke opwaartse tendens, zowel voor cocaïne in poedervorm als voor crack. Dat laatste wordt vaker vermeld in de Brusselse behandelingscentra. Na alcohol is cocaïne het belangrijkste middel waarvoor mensen in Brussel in behandeling gaan. In Vlaanderen en Wallonië komt cocaïne op de derde plaats na alcohol en cannabis. Ook de andere stimulerende middelen kennen een groei, maar die is minder uitgesproken dan voor cocaïne. Deze categorie van andere stimulerende middelen is in het noorden van het land veel meer gerapporteerd dan in Brussel en in Wallonië. In de loop van de laatste drie jaar merken we een lichte vermindering van het aandeel van de hypnotica. Ze worden vaker in Vlaanderen en Brussel gemeld dan in Wallonië. Cannabis wordt nog steeds zeer vaak gemeld, en komt voor in bijna 3 episodes op 10. Bovendien is er een merkbare groei in de meldingen hiervan. In 2/3 van de behandelingsepisodes wordt alcohol gemeld als een problematisch middel. In de laatste drie jaar is dat stabiel gebleven. Het wordt vaker gemeld in Wallonië dan in Vlaanderen en Brussel. In de categorie andere middelen merken we vooral de vermelding van pijnstillers, antidepressiva en neuroleptica op. 25

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.1.3. Kwaliteit van de gegevens, België, 2017 Onbekende gegevens Antwoorden dat onterecht als "andere" werd gecategoriseerd 2015 2016 2017 2015 2016 2017 Beschrijving van de patiënt % % % % % % Geslacht 0,0 0,1 0,1 - - - Leeftijd 0,5 0,3 0,2 - - - Woonplaats 1,4 1,8 2,2 78,9 68,7 85,9 Woonsituatie 2,2 2,1 2,3 56,8 67,3 76,6 Kind 7,1 6,9 7,1 - - - Educatie 11,2 12,4 13,0 88,6 79,7 90,2 Werk 7,6 7,4 7,8 72,2 72,1 79,1 Inkomsten 7,0 4,7 5,0 60,9 62,2 69,5 Beschrijving van de behandeling Doorverwijzer 1,5 2,1 1,5 65,3 66,8 69,0 Vroegere behandelingen 3,4 4,0 3,6 - - - Substitutie behandeling 14,1 16,4 16,3 - - - Leeftijd substitutie behandeling 33,7 28,6 28,3 - - - Gebruiksprofiel Voornaamste substantie 2,2 1,9 2,1 - - - Toedieningswijze 9,8 10,0 9,7 76,9 75,8 84,9 Frequentie gebruik 2,0 2,2 1,9 - - - Leeftijd eerst gebruik 27,0 27,3 27,3 - - - Risicogedrag Injectie status 11,5 12,4 12,0 - - - Leeftijd injectie 24,6 23,4 23,9 - - - Laatste injectie 17,7 15,0 15,6 - - - Delen spuiten 36,4 30,8 32,9 - - - Laatste keer spuiten gedeeld 9,7 8,7 20,7 - - - Substanties Andere opiaten - - - 40,4 35,9 38,1 Andere cocaïne - - - 27,6 45,5 61,9 Andere stimulantia - - - 59,6 58,6 66,0 Ander hypnoticum - - - 63,5 68,8 69,8 Andere hallucinogenen - - - 42,5 28,3 35,1 Andere cannabis - - - 74,9 62,0 77,0 Andere substanties - - - 78,7 67,7 67,9 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 26

4.1. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN DE REGISTRATIES 4.1.5. AANDEEL PER VOORNAAMSTE SUBSTANTIE De patiënt wordt gevraagd om het voornaamste product aan te duiden in de lijst met alle producten die hij heeft opgesomd, meer bepaald het product waarmee hij het meest problemen ondervindt en waarvoor hij zich wil laten behandelen. De gemelde voornaamste substanties zijn in wezen vrij gelijkaardig aan de problematische middelen. Het aandeel van de opiaten als voornaamste substantie heeft de neiging af te nemen, terwijl het aandeel van cocaïnevermeldingen duidelijk stijgt onder de nieuwe behandelingsepisodes. Voor de andere middelen zijn de trends minder uitgesproken, hoewel we in de loop van de laatste drie jaar een stijging van cannabis kunnen zien en alcohol, dat overigens veruit blijft domineren in de cijfers, lichtjes daalt. Als we het uitsplitsen naar regio, zijn opiaten vaker het vermeldde voornaamste substantie in Wallonië en Brussel dan in Vlaanderen. In vergelijking met de andere twee regio s is de rol van cocaïne opvallend groter in Brussel. Cannabis daarentegen, wordt veel vaker genoemd in Vlaanderen, net zoals de stimulerende middelen, op cocaïne na. In Wallonië is alcohol ten slotte vaker het voornaamste substantie. In de ambulante centra wordt cannabis het vaakst gerapporteerd als voornaamste substantie (28%). In de residentiële centra wordt alcohol (66%) het vaakst genoemd. Figuur 4.1.5. Aandeel per categorieën van voornaamste substanties 100% 90% 80% 3.6 3.4 3.8 4.6 4.1 4.0 13.4 14.7 16.2 70% 12.3 11.5 10.3 Voornaamste substantie 60% 50% 40% 30% 20% 13.7 13.4 14.1 52.5 53.0 51.6 Geen Andere (hypnotica, andere) Stimulantia (cocaine en andere stimulantia) Opiaten Cannabis Alcohol 10% 0% 2015 2016 2017 27

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.1.4. Problematische substanties, België, 2017 Problematische substanties Behandelingsepisodes Opiaten Heroïne Methadon (misbruik) Opiaten Buprenorfine (misbruik) Fentanyl (illegaal/misbruik) Andere opiaten Cocaïne Cocaïne in poeder Cocaïne Crack Andere cocaïne Stimulantia andere dan cocaïne Amfetamine Stimulantia a Methamfetamine N % % % % % % % % % % % % % Per registratiejaar 2015 29436 16,3 13,8 3,0 0,3 0,1 0,9 19,4 13,8 2,1 0,3 11,3 9,7 0,3 2016 30330 15,7 13,3 2,6 0,4 0,1 0,9 21,6 15,0 2,6 0,1 11,1 9,5 0,4 2017 29753 14,3 13,3 2,5 0,3 0,1 0,9 23,4 15,2 3,0 0,1 11,8 9,7 0,6 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 18365 10,4 8,6 1,0 0,2 0,2 0,9 22,6 15,0 1,6 0,1 16,9 14,1 0,7 Antwerpen 2849 11,7 9,6 1,0 0,2 0,1 2,1 24,4 22,7 1,7 0,4 15,5 13,6 0,2 Vlaams-Brabant 2002 8,5 7,5 0,5 0,3 0,0 0,6 24,5 18,4 2,1 0,2 19,1 14,0 0,8 West-Vlaanderen 4986 7,8 5,9 0,5 0,1 0,2 0,8 13,7 6,8 0,7 0,0 10,8 8,7 0,3 Oost-Vlaanderen 3735 14,0 12,2 1,9 0,2 0,3 0,6 22,9 12,3 2,1 0,1 16,7 14,7 1,6 Limburg 2625 8,2 6,5 0,7 0,2 0,0 0,8 21,9 11,5 1,0 0,0 19,9 18,4 0,3 Totaal Wallonië 7513 19,0 16,7 3,9 0,4 0,0 0,8 22,0 15,8 2,7 0,0 3,0 2,0 0,3 Luik 2879 20,1 18,0 4,2 0,3 0,1 0,8 23,7 17,2 2,0 0,0 3,1 2,3 0,2 Henegouwen 2704 21,6 19,0 3,5 0,3 0,0 0,7 24,6 18,6 3,7 0,0 3,1 2,1 0,3 Luxemburg 410 6,8 4,9 1,5 0,0 0,0 0,5 8,8 2,0 0,2 0,0 1,0 0,2 0,0 Namen 1172 17,6 15,4 4,4 0,8 0,0 0,9 19,3 13,2 2,6 0,0 2,8 1,6 0,7 Waals-Brabant 348 8,3 6,3 4,9 0,3 0,3 1,4 11,8 7,8 3,2 0,0 3,2 2,0 0,3 Totaal Brussel 3875 24,0 18,6 6,7 0,5 0,1 1,0 29,8 14,5 10,4 0,1 5,3 3,5 0,7 Per type eenheid Totaal Ambulant 10251 21,7 18,8 3,2 0,3 0,2 1,3 29,9 17,2 3,8 0,1 15,8 12,6 0,5 Ambulante raadpleging 4554 34,6 29,9 5,7 0,6 0,2 2,3 31,0 16,1 3,5 0,0 13,2 10,5 0,8 Dagcentrum 3914 15,1 13,2 1,6 0,2 0,1 0,5 35,7 21,2 5,5 0,1 21,7 16,8 0,4 Centrum geestelijke gezondheid 1783 3,4 2,5 0,2 0,0 0,1 0,5 14,1 11,4 0,4 0,5 9,9 8,9 0,1 Totaal Residentieel 19502 10,4 8,4 2,1 0,3 0,1 0,7 20,0 14,1 2,7 0,1 9,7 8,2 0,6 Crisiscentrum 1482 34,2 32,0 6,0 0,4 0,1 0,3 56,9 39,8 10,1 0,5 23,3 20,2 0,6 Therapeutische gemeenschap 768 27,7 25,3 4,2 0,1 0,1 0,3 50,9 30,1 10,9 0,0 21,6 18,5 1,0 Eenheid in AZ 10396 5,7 3,8 1,6 0,2 0,1 0,8 13,5 9,5 1,3 0,0 6,9 5,7 0,3 Eenheid in PZ 6856 10,4 8,4 1,8 0,3 0,2 0,7 18,5 13,6 2,3 0,0 9,8 8,1 1,0 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 28

4.1. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN DE REGISTRATIES Problematische substanties ndere dan cocaïne Hypnotica of sedativa Hallucinogenen Cannabis MDMA of derivaten Mefedrone Andere stimulantia Hypnotica of sedativa Barbituraten Benzodiazepine GHB/GBL Ander hypnoticum Hallucinogenen LSD Ketamine Andere hallucinogenen Vluchtige snuifmiddelen Cannabis Marihuana (wiet) Hasj (hars) Andere cannabis Alcohol Andere substantie % % % % % % % % % % % % % % % % % % % 1,9 0,1 0,3 13,1 0,2 10,9 1,7 0,2 1,3 0,7 0,7 0,1 0,2 28,9 18,2 3,8 0,2 63,9 0,6 2,0 0,2 0,3 12,3 0,3 10,3 1,5 0,1 1,7 0,9 0,9 0,2 0,2 29,1 17,3 3,9 0,1 65,4 0,7 2,4 0,3 0,2 11,7 0,2 9,6 1,7 0,1 2,2 0,9 1,5 0,2 0,3 30,5 17,5 3,7 0,1 64,0 0,5 3,0 0,4 0,3 12,5 0,2 9,7 2,5 0,1 2,7 0,8 2,0 0,3 0,3 33,3 19,4 2,2 0,1 61,5 0,6 2,8 0,1 0,5 16,6 0,2 12,1 4,0 0,1 1,6 0,7 1,3 0,3 0,1 29,4 17,1 1,9 0,0 65,5 0,8 4,6 0,1 0,2 13,9 0,2 10,2 3,6 0,2 2,9 0,5 2,2 0,3 0,3 35,9 28,1 2,0 0,3 63,3 0,4 2,1 0,3 0,2 9,1 0,3 8,2 0,4 0,1 1,7 0,6 1,1 0,2 0,2 24,5 11,3 1,2 0,1 74,4 0,6 3,4 0,9 0,3 14,4 0,1 12,2 1,8 0,2 3,3 1,3 2,3 0,3 0,6 27,8 14,5 3,4 0,1 67,6 0,4 1,6 0,0 0,5 14,4 0,2 9,6 5,3 0,2 2,5 0,5 2,0 0,2 0,1 36,3 23,9 1,7 0,2 57,1 0,8 1,4 0,0 0,0 8,8 0,4 8,0 0,3 0,1 1,3 0,9 0,5 0,2 0,2 25,2 15,2 5,1 0,0 70,9 0,3 1,4 0,0 0,0 10,5 0,6 9,8 0,2 0,1 1,0 0,7 0,3 0,1 0,3 24,1 13,4 3,4 0,0 72,9 0,3 1,2 0,0 0,0 8,3 0,3 7,7 0,2 0,2 1,3 0,8 0,6 0,1 0,0 26,0 18,9 7,3 0,0 66,8 0,3 0,2 0,0 0,0 4,6 0,0 4,4 0,0 0,0 0,5 0,2 0,0 0,0 0,0 22,9 6,6 0,7 0,0 84,6 0,0 1,9 0,0 0,0 6,9 0,1 5,6 0,2 0,0 2,4 1,8 0,8 0,6 0,3 26,9 14,2 5,2 0,0 68,2 0,3 2,0 0,3 0,0 9,8 0,6 7,5 1,7 0,3 2,0 1,7 1,7 0,0 0,3 25,0 13,8 6,3 0,0 78,2 0,0 1,6 0,1 0,3 13,4 0,2 12,1 0,8 0,2 1,7 0,9 0,8 0,1 0,3 27,2 12,5 7,9 0,0 62,6 0,5 3,1 0,3 0,3 8,4 0,1 5,8 2,0 0,1 2,6 0,9 1,8 0,2 0,2 45,0 24,8 3,7 0,1 38,3 0,5 2,3 0,1 0,4 10,0 0,2 6,7 2,4 0,1 2,4 0,9 1,5 0,2 0,3 40,2 21,1 3,9 0,0 35,0 0,4 4,9 0,7 0,3 7,6 0,1 5,7 1,5 0,1 3,8 1,1 2,9 0,2 0,1 56,5 27,9 4,7 0,2 29,3 0,7 1,4 0,1 0,1 6,0 0,1 3,6 2,1 0,3 0,6 0,2 0,4 0,0 0,0 32,1 27,4 1,0 0,2 66,4 0,1 2,1 0,2 0,2 13,4 0,3 11,6 1,6 0,1 2,0 0,9 1,3 0,2 0,3 22,8 13,6 3,7 0,1 77,5 0,5 4,6 0,5 0,4 23,4 0,3 17,2 5,5 0,2 4,1 1,4 3,2 0,4 0,2 43,4 17,3 6,6 0,1 47,6 0,7 7,8 0,8 0,3 19,1 0,3 14,3 5,0 0,0 7,0 2,9 5,5 0,7 0,4 38,3 13,7 6,4 0,0 59,4 0,1 1,4 0,1 0,1 12,1 0,3 11,0 1,0 0,1 1,4 0,6 0,7 0,2 0,2 17,9 11,4 2,3 0,0 83,0 0,6 1,9 0,3 0,3 12,6 0,3 10,9 1,3 0,1 2,0 0,9 1,3 0,2 0,5 24,1 16,2 4,7 0,1 77,7 0,4 29

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.1.5. Categorieën van voornaamste substanties, België, 2017 Voornaamste substantie Behandelingsepisodes Geen Opiaten Cocaïne Stimulantia, andere dan cocaïne Hypnotica of sedativa Cannabis Alcohol Andere N % % % % % % % % Per registratiejaar 2015 29436 3,6 12,3 8,5 4,9 4,1 13,7 52,5 0,5 2016 30330 3,4 11,5 10,0 4,8 3,5 13,4 53,0 0,6 2017 29753 3,7 10,4 11,4 4,8 3,5 14,1 51,5 0,6 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 18365 4,3 7,4 11,3 7,4 3,7 17,2 48,0 0,8 Antwerpen 2849 4,2 9,0 12,9 7,0 4,7 13,6 48,2 0,5 Vlaams-Brabant 2002 5,5 5,9 10,7 7,1 4,3 17,2 48,4 0,9 West-Vlaanderen 4986 2,2 5,7 5,8 5,0 2,8 12,2 65,7 0,5 Oost-Vlaanderen 3735 3,8 9,9 10,0 6,7 3,5 11,7 54,1 0,3 Limburg 2625 10,9 5,0 11,3 7,7 5,5 16,6 41,9 1,2 Totaal Wallonië 7513 2,8 14,1 10,1 0,3 2,6 8,8 61,1 0,2 Luik 2879 2,6 15,0 10,1 0,3 3,4 6,6 61,8 0,1 Henegouwen 2704 2,4 16,6 11,9 0,4 2,1 9,6 56,9 0,1 Luxemburg 410 0,5 3,7 3,4 0,0 1,5 11,5 79,5 0,0 Namen 1172 4,1 13,1 9,8 0,1 1,9 11,3 59,4 0,4 Waals-Brabant 348 4,9 2,6 4,9 0,3 4,0 10,6 72,7 0,0 Totaal Brussel 3875 2,8 16,9 14,9 1,4 4,2 9,8 49,6 0,4 Per type eenheid Totaal Ambulant 10251 2,4 18,4 16,6 7,8 2,5 27,7 24,0 0,8 Ambulante raadpleging 4554 4,4 30,5 15,6 5,7 3,1 20,6 19,4 0,6 Dagcentrum 3914 1,1 11,4 21,8 11,2 1,6 38,0 13,7 1,3 Centrum geestelijke gezondheid 1783 0,1 2,7 7,5 5,3 3,0 23,2 58,0 0,2 Totaal Residentieel 19502 4,5 6,1 8,7 3,3 4,0 7,0 66,0 0,4 Crisiscentrum 1482 0,6 23,4 32,1 10,7 4,5 11,6 16,1 1,1 Therapeutische gemeenschap 768 2,5 17,8 27,0 7,3 2,5 9,2 32,7 1,0 Eenheid in AZ 10396 3,5 2,9 5,3 2,1 4,5 6,1 75,2 0,4 Eenheid in PZ 6856 7,0 6,1 6,8 3,0 3,2 7,0 66,7 0,3 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 30

4.2. BEHANDELINGEN LOS VAN DE MIDDELEN 4.2. BEHANDELINGEN LOS VAN DE MIDDELEN Key-elementen: Lichte stijging van het aandeel van vrouwen in behandeling sinds 2015. In 2017 bedroeg dit 28,5%. Personen die in behandeling zijn blijken een betere situatie te hebben rond huisvestingssituatie en de inkomsten. Een stijging van het aandeel en de leeftijd van de patiënten die voor het eerst in behandeling zijn. Opmerkelijke daling in de laatste drie jaar van het aantal personen dat een substantie al heeft geïnjecteerd. Figuur 4.2. Evolutie van het aantal behandelingsepisodes binnen een controle -groep van centra 16000 Alle episodes, alle substanties Eerste behandelingen, alle substanties 14000 12000 10000 N episodes 8000 6000 4000 2000 0 2012 2013 2014 2015 2016 2017 31

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.2.1. DEMOGRAFISCHE INDICATOREN Figuur 4.2.1. Demografische kenmerken, alle substanties samen, 2017 Mannen Aandeel 71.5% Gemiddelde leeftijd 38.01 Vrouwen 28.5% 41.85 >=65 60-64 55-59 50-54 Leeftijdscategorie 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 <15 12 10 8 6 4 2 0 2 4 6 Aandeel patiënten Alle substanties, vrouwen Alle substanties, mannen Het totaal aandeel van vrouwen in behandeling is (voor alle middelen) 28,5% en is in de loop van de laatste drie jaar licht gestegen. Bij de anonieme behandelingsepisodes is dit aandeel vrij gelijklopend. In Wallonië is het aandeel van vrouwen in behandeling het hoogst (32%), en in Brussel het laagst (25%). Nochtans zijn er ook grote provinciale verschillen te zien. De ziekenhuizen, en vooral de algemene ziekenhuizen (36%) zijn de structuren die een groter aandeel van vrouwen in behandeling opnemen, terwijl de crisiscentra of de therapeutische gemeenschappen het minst vrouwen opnemen (17%). In de loop van de laatste drie jaar is er relatief weinig evolutie opgemerkt in de leeftijd van de patiënten. De gemiddelde leeftijd (40 jaar) en de mediane leeftijd (39 jaar) zijn vrij stabiel, net zoals de aandelen van patiënten in iedere leeftijdscategorie. Bij de anonieme behandelingsepisodes gaat het vaker om een jongere populatie dan bij de registraties met RRN. Bij deze registraties is de gemiddelde leeftijd 1,3 jaar lager en in de categorie van de jongste leeftijd is het aandeel twee keer hoger. De provincies waar de patiënten gemiddeld het oudst zijn, zijn Luxemburg (46 jaar), Waals-Brabant (45 jaar) en Luik (43 jaar). Daarentegen is in Vlaanderen, en met name in Vlaams-Brabant (38 jaar) en Limburg (38 jaar) de populatie het jongste. De gemiddelde leeftijd verschilt dus 8 jaar tussen de provincie die gemiddeld de jongste patiënten registreert en de provincie met de oudste geregistreerde. Het gemiddelde leeftijdsverschil is ook erg uitgesproken tussen de verschillende types van behandelingseenheden. De populatie is het oudste in ziekenhuizen (43 en 44 jaar), in vergelijking met ambulante centra (tussen 31 en 40 jaar). 32

4.2. BEHANDELINGEN LOS VAN DE MIDDELEN Tabel 4.2.1. Demografische indicatoren van patiënten in behandeling, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Aandeel vrouwen Aandeel per leeftijdsgroepen <20 20-29 30-39 40+ Leeftijdskenmerken N % % % % % Gemiddelde Mediaan Per registratiejaar 2015 16527 27,7 5,3 20,3 27,1 47,3 39,4 38 2016 17953 28,3 4,2 19,5 28,3 48,0 39,9 39 2017 18235 28,5 4,2 20,1 28,3 47,5 39,7 39 Anonieme episodes, 2017 5942 27,9 9,6 18,3 25,9 46,3 38,4 38 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 11986 27,5 5,7 23,1 28,6 42,6 38,6 37 Antwerpen 1714 30,8 4,9 18,2 29,3 47,7 40,1 39 Vlaams-Brabant 1496 27,7 3,9 26,7 27,6 41,7 38,3 36 West-Vlaanderen 2965 32,8 4,2 16,7 23,9 55,2 42,3 42 Oost-Vlaanderen 2317 28,7 2,6 20,1 30,0 47,3 40,4 39 Limburg 1713 25,7 5,1 23,4 31,5 40,0 37,7 36 Totaal Wallonië 4553 32,3 1,3 14,9 26,7 57,1 42,0 42 Luik 1813 32,7 0,9 13,9 25,6 59,6 42,6 42 Henegouwen 1573 30,2 1,5 15,1 28,5 54,9 41,3 41 Luxemburg 224 29,9 1,8 6,7 20,5 71,0 45,8 46 Namen 747 34,3 1,9 20,6 28,3 49,3 40,2 39 Waals-Brabant 196 39,8 0,0 11,2 23,0 65,8 44,8 45 Totaal Brussel 1696 24,7 1,2 12,3 30,2 56,3 41,8 41 Per type eenheid Totaal Ambulant 6074 20,7 9,1 29,3 33,2 28,3 33,9 33 Ambulante raadpleging 2356 19,3 6,3 26,6 36,1 31,1 34,8 34 Dagcentrum 2825 18,2 11,6 35,9 33,4 19,1 31,2 30 Centrum geestelijke gezondheid 893 32,3 8,9 15,6 25,2 50,4 39,9 40 Totaal Residentieel 12161 32,3 1,7 15,5 25,8 57,1 42,6 42 Crisiscentrum 878 16,9 1,0 30,9 41,2 26,9 34,5 34 Therapeutische gemeenschap 309 17,2 9,1 22,7 33,3 35,0 35,1 34 Eenheid in AZ 6471 36,2 1,8 13,6 22,7 62,0 44,1 44 Eenheid in PZ 4503 30,8 1,2 14,6 26,9 57,4 42,6 42 Per geslacht Man 13025-4,6 21,7 29,9 43,8 38,6 37 Vrouw 5180-3,1 15,9 24,2 56,8 42,6 42 Per leeftijdscategorie <20 759 21,4 - - - - - - 20-29 3656 22,5 - - - - - - 30-39 5157 24,4 - - - - - - 40+ 8657 34,0 - - - - - - Per scholingsniveau Geen of lager 4381 23,9 10,9 24,7 27,9 36,5 35,9 34 Secundair 8962 28,4 2,8 21,3 29,5 46,4 39,5 38 Hoger 2653 39,3 0,5 8,3 21,6 69,6 46,6 47 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 11556 27,6 1,9 17,3 30,2 50,6 40,8 40 Eerste behandeling 6220 30,2 8,5 25,2 24,5 41,9 37,8 36 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 33

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.2.2. SOCIALE INDICATOREN Figuur 4.2.2. Sociale indicatoren, alle substanties samen, 2017 Laag scholingsniveau 27% Laag inkomen 19% Huisvestigingsproblemen 9% Het aandeel van patiënten die verklaren alleen te wonen is stabiel, ~42%. 22% verklaart samen te wonen met een kind. Die aandelen zijn gelijklopend, zowel in de groep van patiënten die zijn geregistreerd met hun RRN als in de groep die anoniem is geregistreerd. Daarentegen is het verschil opmerkelijk voor het Brusselse gewest en de provincie Luxemburg, waar meer dan 1 op 2 patiënten verklaart alleen te wonen (52%). Gemiddeld 9% van de patiënten in behandeling heeft geen vaste woonplaats of leeft op straat. Dat aandeel is duidelijk verminderd in vergelijking met 2015 en is het grootste bij de anonieme episodes (13%). Dat aandeel bedraagt in Brussel 22%, maar lijkt in de hoofdstad beter te worden (-2% in vergelijking met 2016). De patiënten met een woonprobleem komen meestal terecht in crisiscentra (26%) en therapeutische gemeenschappen (20%) en het minst in centra voor geestelijke gezondheidszorg (2%). Van 2016 tot 2017 is het aandeel van patiënten met een laag inkomen stabiel gebleven (19%). Bij de anonieme episodes zijn er veel meer inkomensproblemen (31%). Dat probleem is het meest uitgesproken in de Brusselse centra (28%). We moeten ook benadrukken dat in de provincies Namen (24%) en Henegouwen (23%) dat aandeel hoger ligt dan 20%. Meer dan 1 op 4 patiënten heeft geen diploma van hoger onderwijs. Tussen de gewesten zijn de verschillen hierin vrij klein. Aan de andere kant zijn de verschillen groot tussen de diensten voor geestelijke gezondheid (2%) en de therapeutische gemeenschappen (46%). 34

4.2. BEHANDELINGEN LOS VAN DE MIDDELEN Tabel 4.2.2. Sociale indicatoren van patiënten in behandeling, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten dat alleen woont Patiënten met huisvestigingsproblemen Patiënten met een laag inkomen Patiënten die met kinderen samenleven Patiënten met een laag scholingsniveau N % % % % % Per registratiejaar 2015 16527 41,4 9,5 19,7 20,8 30,0 2016 17953 42,0 8,7 18,8 22,1 27,6 2017 18235 41,6 8,8 18,9 22,2 27,3 Anonieme episodes, 2017 5942 41,7 12,5 31,1 22,1 29,8 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 11986 38,5 6,9 17,4 21,5 27,0 Antwerpen 1714 42,1 7,7 19,2 21,1 19,8 Vlaams-Brabant 1496 35,4 5,2 17,6 19,9 23,3 West-Vlaanderen 2965 41,0 6,2 11,8 21,6 21,5 Oost-Vlaanderen 2317 44,4 9,7 15,1 19,2 26,3 Limburg 1713 35,3 5,0 15,1 24,0 23,4 Totaal Wallonië 4553 46,2 9,5 19,4 25,3 28,5 Luik 1813 49,0 10,1 16,6 23,1 29,0 Henegouwen 1573 41,2 9,6 22,5 30,5 35,0 Luxemburg 224 52,2 4,3 9,1 15,4 21,0 Namen 747 48,7 9,5 23,9 23,1 18,8 Waals-Brabant 196 41,2 9,0 14,8 25,1 19,1 Totaal Brussel 1696 52,3 21,7 28,0 17,5 25,8 Per type eenheid Totaal Ambulant 6074 35,1 9,7 27,5 25,1 34,7 Ambulante raadpleging 2356 36,3 10,1 29,9 24,6 38,8 Dagcentrum 2825 31,8 11,7 28,5 23,3 40,3 Centrum geestelijke gezondheid 893 41,8 2,1 17,5 31,4 2,1 Totaal Residentieel 12161 44,9 8,4 14,5 20,9 23,8 Crisiscentrum 878 40,3 25,5 34,0 15,4 36,1 Therapeutische gemeenschap 309 27,2 19,8 39,6 9,4 46,5 Eenheid in AZ 6471 45,2 6,7 11,2 23,4 20,2 Eenheid in PZ 4503 45,7 7,6 13,6 19,0 25,0 Per geslacht Man 13025 42,8 9,7 20,0 19,5 29,2 Vrouw 5180 38,8 6,8 16,0 29,0 22,5 Per leeftijdscategorie <20 759 9,3 9,0 74,8 7,8 64,7 20-29 3656 29,4 10,8 28,3 15,4 33,5 30-39 5157 41,7 11,2 18,3 32,3 27,4 40+ 8657 49,3 6,6 10,4 20,5 21,0 Per scholingsniveau Geen of lager 4381 39,4 12,6 31,6 18,0 - Secundair 8962 41,7 8,1 15,7 23,4 - Hoger 2653 43,0 3,8 7,7 25,1 - Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 11556 46,0 10,3 17,7 19,6 28,7 Eerste behandeling 6220 33,4 5,3 20,3 26,6 25,0 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 35

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.2.3. INDICATOREN GERELATEERD AAN DE BEHANDELING Figuur 4.2.3. Kenmerken van de behandeling, alle substanties samen, 2017 Voornaamste verwijzingsbron 12% Individueel/omgeving 26% 62% Medisch/sociaal Gerechtelijk Type eenheid 33% 35% voor de eerste keer in behandeling Ambulant Residentieel niet ziekenhuis Ziekenhuis 60% 7% Er is sinds 2016 een stijgende tendens wat betreft het aandeel van de patiënten die voor het eerst in behandeling gingen. De anonieme episodes zijn eveneens veel vaker voor het eerst in behandeling (46%) dan de patiënten die geregistreerd werden met hun RRN. Sinds 2015 is de gemiddelde leeftijd van patiënten die voor het eerst een behandeling kregen gestegen tot 37,8 jaar (+0.8 jaar). In Wallonië en Brussel blijkt de gemiddelde leeftijd van zij die voor het eerst in behandeling gaan 5 jaar ouder dan in Vlaanderen. Tussen 2015 en 2017 merken we een daling van het aantal verwijzingen vanuit een medische of sociale instantie en een stijging van het aantal mensen die uit zichzelf of onder druk van hun omgeving een behandeling opstarten. Bij de anonieme patiënten is het aantal medische/sociale verwijzingen veel hoger dan de individuele behandelingen. In Vlaanderen zijn er 3 keer meer gerechtelijke verwijzingen dan in Wallonië of Brussel, en ze zijn 5 keer vaker ambulant dan residentieel. 36

4.2. BEHANDELINGEN LOS VAN DE MIDDELEN Tabel 4.2.3. Behandeling gerelateerde indicatoren van patiënten in behandeling, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn Leeftijd bij de eerste behandeling Individueel/ omgeving Verwijzingsbronnen Medisch/ sociaal Gerechtelijk N % Gemiddelde % % % Per registratiejaar 2015 16527 34,8 37,0 60,1 28,0 11,9 2016 17953 33,8 37,9 61,9 26,5 11,6 2017 18235 35,0 37,8 62,0 26,3 11,7 Anonieme episodes, 2017 5942 46,1 35,5 55,6 32,4 12,0 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 11986 35,9 36,2 57,6 26,7 15,7 Antwerpen 1714 39,0 39,1 48,4 39,3 12,2 Vlaams-Brabant 1496 33,2 35,0 61,6 27,4 11,1 West-Vlaanderen 2965 30s,7 40,2 68,0 23,7 8,4 Oost-Vlaanderen 2317 30,3 39,9 62,0 24,9 13,1 Limburg 1713 40,7 35,9 52,0 27,3 20,7 Totaal Wallonië 4553 34,8 41,2 70,2 25,9 4,0 Luik 1813 34,8 42,5 75,6 23,4 1,0 Henegouwen 1573 35,4 39,8 66,3 29,2 4,5 Luxemburg 224 26,1 44,9 74,1 21,4 4,6 Namen 747 37,7 40,1 61,8 27,5 10,8 Waals-Brabant 196 29,1 42,2 77,4 22,1 0,5 Totaal Brussel 1696 28,3 41,2 71,2 24,2 4,6 Per type eenheid Totaal Ambulant 6074 41,4 31,6 50,6 24,2 25,2 Ambulante raadpleging 2356 37,6 31,8 53,5 23,0 23,5 Dagcentrum 2825 41,0 28,1 52,8 19,1 28,2 Centrum geestelijke gezondheid 893 52,6 39,4 35,0 45,1 19,9 Totaal Residentieel 12161 31,8 41,8 67,7 27,3 5,0 Crisiscentrum 878 19,3 30,6 49,1 43,8 7,0 Therapeutische gemeenschap 309 17,5 29,8 44,3 47,6 8,1 Eenheid in AZ 6471 34,5 42,7 71,7 25,8 2,5 Eenheid in PZ 4503 31,4 42,1 67,1 24,8 8,1 Per geslacht Man 13025 34,2 36,1 60,9 25,1 14,0 Vrouw 5180 37,0 41,7 65,0 29,3 5,8 Per leeftijdscategorie <20 759 71,1-46,0 24,2 29,8 20-29 3656 43,9-55,7 23,6 20,7 30-39 5157 30,4-63,1 24,6 12,4 40+ 8657 30,8-65,4 28,7 6,0 Per scholingsniveau Geen of lager 4381 32,4 32,4 58,3 24,6 17,2 Secundair 8962 36,1 37,8 64,3 25,3 10,4 Hoger 2653 38,1 44,8 70,5 25,7 3,8 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 11556 - - 64,4 25,8 9,8 Eerste behandeling 6220 - - 57,7 27,3 15,1 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 37

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.2.4. INDICATOREN GERELATEERD AAN HET GEBRUIKSPROFIEL Over het algemeen is het gemiddelde aantal problematische middelen dat gemeld wordt per cliënt niet gestegen in de loop van de laatste 3 jaar (1,6). De crisiscentra (2,5) en de therapeutische gemeenschappen (2,3) zijn de types van centra die over het algemeen het hoogste aantal gebruikte middelen melden. De neerwaartse trend voor patiënten die injecteren lijkt zich door te zetten. In 2015 was dat nog bijna 12%, terwijl het in 2017 9,5% bedroeg. Het aantal patiënten dat al spuiten heeft gedeeld, daalt ook opmerkelijk. Er zijn meer patiënten die injecteren in Brussel (14%) en in de provincies Oost-Vlaanderen (14%), Henegouwen (12%) en Namen (10%). Tabel 4.2.4. Gebruiksprofiel gerelateerde indicatoren van patiënten in behandeling, België, 2017 Per registratiejaar Verschillende patiënten identificeerbaar Aantal gemelde problematische substanties Patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd Injecteerende patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld N Gemiddelde % % 2015 16527 1,6 11,8 40,4 2016 17953 1,6 10,9 42,0 2017 18235 1,6 9,5 35,4 Anonieme episodes, 2017 5942 1,6 10,0 49,3 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 11986 1,7 8,8 35,2 Antwerpen 1714 1,6 7,5 27,8 Vlaams-Brabant 1496 1,8 7,1 44,3 West-Vlaanderen 2965 1,4 6,4 20,0 Oost-Vlaanderen 2317 1,8 13,9 38,8 Limburg 1713 1,6 6,4 47,5 Totaal Wallonië 4553 1,6 9,6 31,8 Luik 1813 1,6 8,8 30,6 Henegouwen 1573 1,6 11,7 33,6 Luxemburg 224 1,4 5,2 40,0 Namen 747 1,6 10,4 25,0 Waals-Brabant 196 1,6 4,6 66,7 Totaal Brussel 1696 1,7 14,2 49,5 Per type eenheid Totaal Ambulant 6074 1,7 12,8 37,9 Ambulante raadpleging 2356 1,8 17,3 41,7 Dagcentrum 2825 1,8 12,3 32,1 Centrum geestelijke gezondheid 893 1,3 1,9 20,0 Totaal Residentieel 12161 1,6 7,9 33,9 Crisiscentrum 878 2,5 31,7 37,7 Therapeutische gemeenschap 309 2,3 20,7 36,7 Eenheid in AZ 6471 1,4 4,5 32,0 Eenheid in PZ 4503 1,6 8,1 33,4 Per geslacht Man 13025 1,7 11,0 34,5 Vrouw 5180 1,5 5,8 40,0 Per leeftijdscategorie <20 759 1,8 2,1 9,1 20-29 3656 2,0 9,0 30,4 30-39 5157 1,9 14,7 32,4 40+ 8657 1,4 7,4 41,2 38

4.2. BEHANDELINGEN LOS VAN DE MIDDELEN Verschillende patiënten identificeerbaar Aantal gemelde problematische substanties Patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd Injecteerende patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld N Gemiddelde % % Per scholingsniveau Geen of lager 4381 1,9 15,2 39,5 Secundair 8962 1,6 8,2 32,7 Hoger 2653 1,3 3,1 24,6 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 11556 1,7 13,5 36,6 Eerste behandeling 6220 1,5 2,3 23,2 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 39

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.3. BEHANDELINGEN VOOR ALCOHOL Key-elementen: Het aantal behandelingsepisodes voor alcohol steeg tussen 2014 en 2016 en daalde opnieuw in 2017. Het aantal vrouwen die worden behandeld voor alcohol stijgt. De gemiddelde leeftijd blijft stabiel. Kleiner aantal sociale problemen en verbetering in de loop van de tijd. Stijging van het aantal patiënten dat voor het eerst behandeld wordt. Figuur 4.3. Evolutie van het aantal behandelingsepisodes voor alcohol binnen een controle -groep van centra 6000 Alle episodes, alcohol Eerste behandelingen, alcohol 5000 4000 N episodes 3000 2000 1000 0 2012 2013 2014 2015 2016 2017 40

4.3. BEHANDELINGEN VOOR ALCOHOL 4.3.1. DEMOGRAFISCHE INDICATOREN Figuur 4.3.1. Demografische kenmerken, alcohol, 2017 Mannen Aandeel 66.1% Gemiddelde leeftijd 44.58 Vrouwen 33.9% 46.73 >=65 60-64 55-59 50-54 Leeftijdscategorie 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 <15 12 10 8 6 4 2 0 2 4 6 8 Aandeel patiënten Alcohol, vrouwen Alcohol, mannen Toutes substances, femmes Toutes substances, hommes Sinds 2015 is het aandeel van patiënten die voor alcohol worden behandeld relatief stabiel in het geheel van geregistreerde patiënten. Tussen 2016 en 2017 is het lichtjes gedaald. In Wallonië is het aandeel groter dan in Vlaanderen en Brussel en dan voornamelijk in de provincies Luxemburg en Waals-Brabant, waar meer dan 8 van de 10 geregistreerde patiënten een alcoholprobleem meldt. In Vlaanderen valt de provincie West-Vlaanderen (66%) op met een hoger aandeel dan de andere Vlaamse provincies. In de consultatiecentra, dagcentra en crisiscentra worden minder dan 2 patiënten op 10 behandeld voor alcohol, terwijl dat aantal in ziekenhuizen en centra voor geestelijke gezondheid meer dan 6 op 10 bedraagt. Het aandeel vrouwen die voor alcohol in behandeling zijn, stijgt de afgelopen drie jaar (van 32% naar 34%). In vergelijking met Vlaanderen en Wallonië worden minder vrouwen behandeld voor alcohol in Brusselse centra. Er zijn ook meer vrouwen in ziekenhuizen en centra voor geestelijke gezondheid gerapporteerd dan in de andere structuren. De groep van 40 jaar en ouder maakt meer dan 2/3 van de patiënten uit die voor alcohol in behandeling zijn. Het aandeel van de 20- tot 29-jarigen stijgt ten koste van de groep van 30- tot 39-jarigen. De gemiddelde leeftijd verschilt 2 jaar tussen de provincie die de jongste patiënten met een alcoholverslaving registreert (Namen, 45 jaar) en de provincie met de oudste geregistreerden (Luxemburg, 47 jaar). 41

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.3.1. Demografische indicatoren van patiënten in behandeling voor alcohol, België, 2017 Aantal verschillende patiënten identificeerbaar Aandeel van alle patiënten identificeerbaar Aandeel vrouwen Aandeel per leeftijdsgroepen <20 20-29 30-39 40+ Leeftijdskenmerken N % % % % % % Gemiddelde Mediaan Per registratiejaar 2015 8214 51,7 32,1 0,6 7,6 21,1 70,6 46,2 46 2016 9308 53,6 33,5 0,5 7,6 22,8 69,1 46,1 46 2017 9263 52,8 33,9 0,4 8,4 21,8 69,4 46,0 46 Anonieme episodes, 2017 2936 51,2 33,7 0,8 9,9 22,5 66,8 44,9 45 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 5510 48,1 34,4 0,5 8,4 21,4 69,8 46,5 47 Antwerpen 928 56,8 35,1 0,5 8,5 23,5 67,4 45,8 46 Vlaams-Brabant 719 50,8 32,7 0,4 9,5 21,3 68,9 46,1 46 West-Vlaanderen 1918 66,2 35,7 0,6 7,9 18,8 72,7 47,4 48 Oost-Vlaanderen 1225 54,9 33,1 0,3 7,1 21,6 70,9 47,0 47 Limburg 668 44,0 35,0 0,2 9,1 23,2 67,5 45,3 46 Totaal Wallonië 2858 64,8 35,1 0,4 8,5 21,6 69,5 45,5 46 Luik 1162 65,8 34,7 0,6 8,6 21,7 69,1 45,3 45 Henegouwen 894 58,6 35,4 0,3 8,6 20,9 70,1 45,5 46 Luxemburg 198 88,8 30,3 0,0 5,1 19,2 75,8 47,3 47 Namen 449 63,7 36,1 0,2 10,7 23,8 65,3 44,6 44 Waals-Brabant 155 81,2 38,7 0,0 5,2 21,9 72,9 46,7 47 Totaal Brussel 895 53,9 27,1 0,5 7,6 24,9 67,0 44,8 45 Per type eenheid Totaal Ambulant 1222 20,6 29,1 0,9 12,4 27,7 59,0 42,8 42 Ambulante raadpleging 359 16,0 23,5 1,1 15,0 31,2 52,7 40,9 40 Dagcentrum 303 10,8 23,5 0,7 14,5 32,7 52,2 40,6 40 Centrum geestelijke gezondheid 560 62,7 35,7 0,9 9,5 22,9 66,8 45,2 45 Totaal Residentieel 8041 69,4 34,6 0,4 7,7 20,9 71,0 46,5 47 Crisiscentrum 127 14,5 17,3 0,0 20,6 34,9 44,4 38,8 39 Therapeutische gemeenschap 105 34,8 19,1 0,0 13,3 22,9 63,8 42,3 44 Eenheid in AZ 4821 76,9 36,4 0,5 7,8 19,9 71,9 46,9 47 Eenheid in PZ 2988 72,1 33,0 0,2 7,0 21,9 71,0 46,3 46 Per geslacht Man 6120 49,0-0,4 9,3 23,2 67,1 45,2 45 Vrouw 3135 62,7-0,5 6,4 19,2 73,9 47,5 48 Per leeftijdscategorie <20 40 5,5 40,0 - - - - - - 20-29 773 22,3 26,1 - - - - - - 30-39 2020 41,1 29,8 - - - - - - 40+ 6429 76,3 36,1 - - - - - - Per scholingsniveau Geen of lager 1495 35,9 31,4 0,7 11,6 22,5 65,2 44,8 45 Secundair 4772 55,3 32,8 0,5 9,4 23,9 66,2 45,0 45 Hoger 1997 77,2 40,2 0,2 3,8 16,1 80,0 49,4 50 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 6013 54,1 32,8 0,2 7,2 21,9 70,7 46,2 46 Eerste behandeling 3025 52,0 36,8 0,8 10,4 21,5 67,4 45,7 46 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 42

4.3. BEHANDELINGEN VOOR ALCOHOL 4.3.2. SOCIALE INDICATOREN Figuur 4.3.2. Sociale indicatoren, alcohol, 2017 Laag scholingsniveau 18% 27% Laag inkomen 10% 19% Huisvestigingsproblemen 6% 9% Alcohol Alle substanties In vergelijking met de andere patiënten die worden behandeld verkeren de patiënten met een alcoholverslaving over het algemeen in betere sociaaleconomische omstandigheden wat huisvesting, inkomen en onderwijsniveau betreft. In vergelijking met 2015 zijn de sociaaleconomische indicatoren beter voor patiënten die worden behandeld voor een alcoholverslaving. Het aandeel van patiënten met huisvestings- of inkomstenproblemen of met een lage opleiding is gedaald. De patiënten die zich registreren zonder hun RRN verkeren over het algemeen in een minder goede sociaaleconomische situatie wat huisvesting, inkomsten en opleidingsniveau betreft. 43

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.3.2. Sociale indicatoren van patiënten in behandeling voor alcohol, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten dat alleen woont Patiënten met huisvestigingsproblemen Patiënten met een laag inkomen Patiënten die met kinderen samenleven Patiënten met een laag scholingsniveau N % % % % % Per registratiejaar 2015 8214 47,3 7,3 10,5 21,6 19,5 2016 9308 46,6 6,2 10,7 23,0 17,8 2017 9263 46,9 6,2 10,1 23,2 18,0 Anonieme episodes, 2017 2936 45,8 8,2 15,6 25,9 20,8 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 5510 45,3 4,4 7,7 21,8 14,7 Antwerpen 928 47,3 5,5 9,3 23,0 13,9 Vlaams-Brabant 719 43,4 3,4 7,0 17,8 9,7 West-Vlaanderen 1918 44,5 3,3 6,7 22,1 15,1 Oost-Vlaanderen 1225 49,7 5,9 8,6 18,7 17,5 Limburg 668 40,2 3,7 6,7 28,5 12,0 Totaal Wallonië 2858 47,5 6,1 11,9 27,2 22,9 Luik 1162 48,0 5,3 10,7 25,6 23,9 Henegouwen 894 43,8 6,7 12,6 33,7 26,2 Luxemburg 198 53,8 3,8 7,7 16,4 19,7 Namen 449 52,3 7,8 15,7 23,8 16,8 Waals-Brabant 155 42,1 7,1 12,9 26,0 18,2 Totaal Brussel 895 55,6 17,8 18,9 17,8 22,7 Per type eenheid Totaal Ambulant 1222 46,2 8,3 14,6 32,4 15,5 Ambulante raadpleging 359 43,8 7,7 15,0 33,9 29,0 Dagcentrum 303 50,0 23,0 26,9 23,5 21,5 Centrum geestelijke gezondheid 560 45,7 1,3 7,6 35,4 1,7 Totaal Residentieel 8041 47,0 5,8 9,4 22,0 18,4 Crisiscentrum 127 59,6 34,3 29,8 12,5 33,3 Therapeutische gemeenschap 105 40,0 14,6 20,0 8,6 31,1 Eenheid in AZ 4821 47,1 5,5 8,9 23,4 17,8 Eenheid in PZ 2988 46,5 5,0 8,9 20,4 18,3 Per geslacht Man 6120 50,1 7,2 10,3 20,9 18,8 Vrouw 3135 40,7 4,2 9,5 27,6 16,5 Per leeftijdscategorie <20 40 19,4 10,8 61,5 13,5 29,0 20-29 773 33,6 10,2 23,1 19,2 24,8 30-39 2020 45,2 9,0 12,4 36,1 18,6 40+ 6429 49,2 4,7 7,5 19,7 17,0 Per scholingsniveau Geen of lager 1495 50,3 9,9 16,0 18,7 - Secundair 4772 46,1 5,9 9,4 23,9 - Hoger 1997 45,1 2,8 6,0 25,2 - Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 6013 51,1 7,1 9,8 19,7 19,6 Eerste behandeling 3025 38,4 3,5 10,1 29,5 14,8 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 44

4.3. BEHANDELINGEN VOOR ALCOHOL 4.3.3. INDICATOREN GERELATEERD AAN DE BEHANDELING Figuur 4.3.3. Kenmerken van de behandeling, alcohol, 2017 Voornaamste verwijzingsbron Alcohol 4% Alle substanties 28% 26% 12% 62% 68% Individueel/omgeving Medisch/sociaal Gerechtelijk Type eenheid 13% 3% 35% voor de eerste keer in behandeling Ambulant Residentieel niet ziekenhuis 84% Ziekenhuis Het aandeel van de patiënten die voor het eerst in behandeling zijn voor problematisch alcoholgebruik steeg met regelmaat sinds 2015 en bedraagt in 2017 34%. De anonieme episodes doen zich vaker voor in een stadium van een eerste behandeling dan de episodes waarbij patiënten zich registreren met hun RRN. De gemiddelde leeftijd voor een eerste behandeling voor problematisch alcoholgebruik daalt lichtjes maar blijft toch rond de 46 jaar. De patiënten in de ambulante centra beginnen hun behandeling twee jaar voor de patiënten in residentiële centra. Steeds meer patiënten laten zich uit eigen beweging of na tussenkomst van de eigen omgeving behandelen en er zijn minder patiënten die door een medische of sociale structuur worden doorverwezen. Het aantal verwijzingen door justitie voor alcoholisme blijft daarentegen laag (ongeveer 4%). Toch komen ze dubbel zo vaak voor in Vlaanderen als in Wallonië. Deze juridische verwijzingen komen ook het vaakst voor bij de anonieme episodes. 45

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.3.3. Behandeling gerelateerde indicatoren van patiënten in behandeling voor alcohol, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn Leeftijd bij de eerste behandeling Individueel/ omgeving Verwijzingsbronnen Medisch/ sociaal Gerechtelijk N % Gemiddelde % % % Per registratiejaar 2015 8214 32,2 46,2 64,7 30,8 4,5 2016 9308 33,0 46,0 66,3 28,9 4,8 2017 9263 33,5 45,7 67,7 27,8 4,4 Anonieme episodes, 2017 2936 43,3 44,6 57,2 36,0 6,8 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 5510 32,2 45,9 66,6 27,8 5,6 Antwerpen 928 39,1 46,1 61,4 31,0 7,6 Vlaams-Brabant 719 27,7 43,7 72,7 24,6 2,7 West-Vlaanderen 1918 28,5 46,7 71,1 25,2 3,8 Oost-Vlaanderen 1225 31,5 46,7 66,4 26,4 7,2 Limburg 668 39,1 45,5 55,1 37,1 7,9 Totaal Wallonië 2858 36,4 45,5 69,5 28,2 2,4 Luik 1162 37,7 45,8 72,9 26,3 0,8 Henegouwen 894 37,5 45,3 66,1 31,8 2,1 Luxemburg 198 26,5 47,3 73,7 21,7 4,6 Namen 449 38,0 45,2 61,8 31,4 6,8 Waals-Brabant 155 27,7 43,9 79,2 20,8 0,0 Totaal Brussel 895 32,0 45,3 69,1 26,9 4,0 Per type eenheid Totaal Ambulant 1222 42,1 43,7 50,2 36,9 12,9 Ambulante raadpleging 359 38,6 40,4 47,9 30,8 21,4 Dagcentrum 303 22,6 40,0 71,5 20,9 7,6 Centrum geestelijke gezondheid 560 54,1 45,9 39,3 50,4 10,3 Totaal Residentieel 8041 32,2 46,1 70,3 26,5 3,2 Crisiscentrum 127 10,9 32,6 65,1 33,3 1,6 Therapeutische gemeenschap 105 10,5 39,0 45,7 51,4 2,9 Eenheid in AZ 4821 32,5 46,4 72,1 25,8 2,1 Eenheid in PZ 2988 33,3 45,9 68,6 26,4 5,0 Per geslacht Man 6120 32,1 44,8 67,5 27,2 5,3 Vrouw 3135 36,1 47,3 68,2 29,1 2,7 Per leeftijdscategorie <20 40 63,2-62,5 30,0 7,5 20-29 773 41,9-67,0 24,6 8,5 30-39 2020 33,0-69,9 24,4 5,7 40+ 6429 32,4-67,2 29,3 3,5 Per scholingsniveau Geen of lager 1495 27,8 45,0 67,7 26,2 6,1 Secundair 4772 34,4 44,7 68,4 27,4 4,2 Hoger 1997 36,6 48,2 71,2 26,6 2,3 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 6013 - - 69,4 26,5 4,0 Eerste behandeling 3025 - - 64,7 30,4 5,0 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 46

4.3. BEHANDELINGEN VOOR ALCOHOL 4.3.4. INDICATOREN GERELATEERD AAN HET GEBRUIKSPROFIEL Figuur 4.3.4. Kenmerken van het gebruiksprofiel, alcohol, 2017 Voornaamste combinatie van substanties 1.3 problematische substanties gemeld Alcohol+Hypnotica 4% Alcohol+Cannabis 6% Alcohol+Cocaine 2% Andere 7% Aantal gebruiksdagen van de voornaamste substantie per week Alcohol alleen 81% 5.8 De patiënten gebruiken voor ze aan de behandeling beginnen gemiddeld 5,8 dagen per week. Over het algemeen hebben de patiënten voor het eerst gebruikt op de leeftijd van 19,6 jaar en hoogstwaarschijnlijk gaat het hierbij om de leeftijd van het problematische gebruik en niet om de leeftijd van het eerste gebruik. Het aandeel van patiënten die gecombineerd gebruik van alcohol en andere problematische middelen rapporteren, varieert in de loop van de jaren, ongeveer net zoals voor de problematische middelen op zich: er is een daling van het gecombineerd gebruik hypnotica en een stijging van de combinatie met cocaïne. Gemiddeld vermelden de patiënten die worden behandeld voor problematisch alcoholgebruik 1,3 middelen (waaronder alcohol), in vergelijking met 1,6 voor de patiënten die worden behandeld voor welk middel dan ook. Het aandeel van de patiënten die in behandeling zijn voor een alcoholverslaving en die ooit al hun middel hebben geïnjecteerd is zeer laag (3%) en daalt. In Vlaanderen is dit zelfs nog lager, maar in Brussel loopt dit aandeel op tot 5,6%. Binnen de ambulante centra ligt dit percentage ook hoger (5.1%). In de dagcentra stijgt dit zelfs tot 10.7%. De crisiscentra zijn een uitzondering binnen de residentiële centra aangezien het percentage hier 19,4% bedraagt. 47

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.3.4. Gebruiksprofiel gerelateerde indicatoren van patiënten in behandeling voor alcohol, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Aantal gemelde problematische substanties Voornaamste types van substanties combinaties (AL=Alcohol, CA=Cannabis, HY=Hypnotics, CO=Cocaïne) AL AL+CA AL+HY AL+CO Aantal gebruiksdagen van de voornaamste substantie per week Leeftijd bij eerste gebruik van de voornaamste substantie Patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd Patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld N Gemiddelde % % % % Gemiddelde Gemiddelde % % Per registratiejaar 2015 8214 1,3 81,0 5,6 4,6 2,0 5,7 19,5 3,7 39,2 2016 9308 1,3 80,9 5,8 4,0 2,4 5,8 19,6 3,6 41,2 2017 9263 1,3 80,9 5,9 3,8 2,5 5,8 19,6 3,0 33,3 Anonieme episodes, 2017 2936 1,3 81,6 2,6 0,1 1,8 5,3 18,8 3,2 40,0 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 5510 1,3 81,9 0,6 0,0 4,7 5,7 19,5 2,4 29,6 Antwerpen 928 1,3 80,0 0,5 0,0 5,2 5,4 18,7 2,8 15,8 Vlaams-Brabant 719 1,4 75,0 1,0 0,0 6,3 6,1 17,8 2,2 44,4 West-Vlaanderen 1918 1,2 85,8 0,4 0,1 4,0 6,1 19,4 1,4 20,0 Oost-Vlaanderen 1225 1,3 83,5 0,8 0,0 3,4 5,7 21,6 3,5 42,3 Limburg 668 1,2 82,9 0,5 0,0 6,0 4,9 19,5 2,2 30,0 Totaal Wallonië 2858 1,3 81,4 0,5 0,5 6,8 5,9 19,8 3,3 37,0 Luik 1162 1,3 77,9 0,3 0,3 7,9 6,2 18,7 2,5 36,0 Henegouwen 894 1,2 85,7 0,6 0,3 4,9 5,6 21,5 3,4 34,6 Luxemburg 198 1,3 80,8 1,0 1,0 8,6 6,0 16,0 3,2 33,3 Namen 449 1,4 81,5 0,7 0,9 6,5 6,0 22,2 5,0 38,9 Waals-Brabant 155 1,3 83,2 0,7 0,7 8,4 5,4 19,7 3,9 50,0 Totaal Brussel 895 1,4 72,6 1,3 0,3 10,3 5,8 18,8 5,6 34,6 Per type eenheid Totaal Ambulant 1222 1,4 73,8 1,0 0,3 9,3 4,0 17,5 5,1 48,3 Ambulante raadpleging 359 1,5 66,6 1,1 0,6 13,1 4,5 18,5 6,7 57,1 Dagcentrum 303 1,7 59,1 2,6 0,3 12,2 4,3 17,7 10,7 38,5 Centrum geestelijke gezondheid 560 1,2 86,4 0,0 0,0 5,4 3,6 16,9 0,8 50,0 Totaal Residentieel 8041 1,3 81,9 0,6 0,2 5,4 6,0 19,8 2,6 30,7 Crisiscentrum 127 2,2 29,1 2,4 0,0 8,7 6,1 17,6 19,4 50,0 Therapeutische gemeenschap 105 1,4 71,4 1,0 0,0 4,8 2,3 16,0 4,0 50,0 Eenheid in AZ 4821 1,2 84,1 0,4 0,1 4,9 6,2 20,8 2,2 28,2 Eenheid in PZ 2988 1,3 81,1 0,8 0,3 6,0 5,9 18,8 2,8 28,6 Per geslacht Man 6120 1,3 78,3 0,8 0,3 7,4 5,8 18,2 3,6 31,9 Vrouw 3135 1,2 85,9 0,4 0,0 3,0 5,7 22,2 1,7 40,6 Per leeftijdscategorie <20 40 1,9 50,0 0,0 2,5 20,0 4,8-2,8 0,0 20-29 773 1,7 57,6 1,8 0,4 13,7 5,5-3,6 20,0 30-39 2020 1,5 67,8 1,2 0,3 10,8 5,8-4,4 28,6 40+ 6429 1,2 88,0 0,3 0,1 3,3 5,8-2,4 38,1 Per scholingsniveau Geen of lager 1495 1,5 71,4 1,1 0,3 9,9 5,8 18,8 7,3 43,8 Secundair 4772 1,3 80,7 0,6 0,3 5,7 5,8 19,5 2,5 24,7 Hoger 1997 1,2 88,3 0,4 0,1 3,4 5,8 20,6 0,8 12,5 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 6013 1,3 78,6 0,9 0,2 6,2 5,6 18,5 4,1 34,3 Eerste behandeling 3025 1,2 85,3 0,2 0,1 5,3 5,8 20,5 0,7 20,0 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 48

4.4. BEHANDELINGEN VOOR CANNABIS 4.4. BEHANDELINGEN VOOR CANNABIS Key-elementen: Het aantal personen dat in behandeling is voor cannabis blijft vrij stabiel sinds 2013 en ligt hoger in Vlaanderen dan in Brussel en Wallonië. De gemiddelde leeftijd van de patiënten die behandeld worden is gestegen met één jaar tussen 2015 (26,5) en 2017 (27,6). Voor meer dan de helft van de patiënten die voor cannabis behandeld worden, is dit een eerste behandeling. Tevens wordt een groter aandeel van de patiënten die voor cannabis behandeld worden (29%) door justitie doorverwezen dan voor alle andere substanties. Figuur 4.4. Evolutie van het aantal behandelingsepisodes voor cannabis binnen een controle -groep van centra 3000 Alle episodes, cannabis Eerste behandelingen, cannabis 2500 2000 N episodes 1500 1000 500 0 2012 2013 2014 2015 2016 2017 49

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.4.1. DEMOGRAFISCHE INDICATOREN Figuur 4.4.1. Demografische kenmerken, cannabis, 2017 Mannen Aandeel 81.6% Gemiddelde leeftijd 26.83 Vrouwen 18.4% 28.24 >=65 60-64 55-59 50-54 Leeftijdscategorie 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 <15 25 20 15 10 5 0 5 Aandeel patiënten Cannabis, vrouwen Cannabis, mannen Alle substanties, vrouwen Alle substanties, mannen Sinds 2015 is het aandeel van de patiënten die in behandeling zijn voor cannabis stabiel in het geheel van geregistreerde patiënten die in behandeling zijn voor een illegale drug (dus met uitzondering van alcohol). Dit aandeel bedraagt ongeveer een derde. Dat aandeel is hoger in Vlaanderen (38%) dan in Wallonië (21%) en Brussel (19%). Deze patiënten vinden we vooral in ambulante structuren (38%). In residentiële structuren vertegenwoordigen ze maar 26% van de patiënten die voor illegale drugs worden behandeld. 18% van de patiënten die voor cannabis worden behandeld is een vrouw. Er is een licht stijgende trend ten opzichte van 2015. Het aandeel van vrouwen ligt hoger in Wallonië en Brussel dan in Vlaanderen. In vergelijking met twee jaar geleden is de gemiddelde leeftijd van de patiënten die voor cannabis worden behandeld met een jaar gestegen. Het aandeel van patiënten in de jongste categorie (<20 jaar) is sterk gedaald sinds 2015, maar het aandeel in de categorieën 30-39 jaar en 40+ stijgt. We merken ook een groot leeftijdsverschil tussen de patiënten die zich registreren met hun RRN en patiënten die dat anoniem doen. Die laatste groep is gemiddeld bijna 3 jaar jonger. In vergelijking met buurlanden (gemiddelde leeftijd tussen 23 en 28 jaar), bevindt België zich in de bovenste vork qua gemiddelde leeftijd. 50

4.4. BEHANDELINGEN VOOR CANNABIS 4.4.2. SOCIALE INDICATOREN Figuur 4.4.2. Sociale indicatoren, cannabis, 2017 Laag scholingsniveau 27% 41% Laag inkomen 19% 35% Huisvestigingsproblemen 7% 9% Cannabis Alle substanties Er is blijk van een verbetering inzake enkele sociale indicatoren voor de patiënten die worden behandeld voor cannabis: in 2017 werden minder huisvestingsproblemen en een kleiner aandeel van laaggeschoolden gerapporteerd. Daarentegen is er opnieuw een stijging in het aandeel dat een laag inkomensniveau rapporteert. Deze wijzigingen kunnen ook verband houden met de veroudering van de bevolking. 51

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.4.1. Demografische indicatoren van patiënten in behandeling voor cannabis, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Aandeel onder patiënten in behandeling voor illegale substanties Aandeel vrouwen Aandeel per leeftijdsgroepen <20 20-29 30-39 40+ Leeftijdskenmerken N % % % % % % Gemiddelde Mediaan Per registratiejaar 2015 2506 32,7 17,8 24,1 43,9 22,8 9,2 26,5 25 2016 2647 32,8 17,1 21,5 44,0 23,7 10,8 27,3 25 2017 2727 33,0 18,4 20,9 43,0 24,9 11,3 27,6 26 Anonieme episodes, 2017 1044 37,2 18,6 44,3 30,8 16,6 8,3 24,3 21 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 2253 37,9 17,3 23,4 44,5 23,0 9,1 26,7 25 Antwerpen 239 33,9 21,8 28,9 33,5 22,6 15,1 27,4 25 Vlaams-Brabant 262 37,6 21,0 17,9 56,9 19,1 6,1 26,2 25 West-Vlaanderen 346 35,3 21,7 24,9 44,8 22,5 7,8 26,4 24 Oost-Vlaanderen 275 27,3 19,3 11,6 47,6 28,7 12,0 28,7 27 Limburg 303 35,7 16,2 21,1 39,9 27,4 11,6 28,1 26 Totaal Wallonië 328 21,1 24,4 8,8 40,9 32,0 18,3 30,8 30 Luik 101 16,7 28,7 4,0 40,6 27,7 27,7 33,0 31 Henegouwen 126 20,0 24,6 12,7 32,5 39,7 15,1 30,3 30 Luxemburg 14 56,0 14,3 28,6 28,6 21,4 21,4 28,0 26 Namen 77 30,1 20,8 6,5 55,8 27,3 10,4 28,9 28 Waals-Brabant 10 27,8 20,0 0,0 50,0 30,0 20,0 32,2 30 Totaal Brussel 146 19,0 23,3 8,9 24,7 37,7 28,8 33,7 34 Buurlanden vergelijking Nederland (2015) 5202 47,3 19,6 18,3 43,8 23,2 14,6 28,0 - Duitsland (2016) 34292 36,3 15,8 30,6 42,3 20,3 6,8 25,0 - Luxemburg (2016) 87 32,8 12,6 55,1 21,8 13,8 9,2 23,0 - Frankrijk (2016) 28998 51,3 13,6 28,6 42,8 19,3 9,3 26,0 - Verenigd Koninkrijk (2016) 29350 24,5 21,6 41,7 33,4 16,0 8,9 24,0 - Per type eenheid Totaal Ambulant 1811 38,4 15,6 25,0 43,1 23,1 8,8 26,6 25 Ambulante raadpleging 494 26,3 16,5 21,7 44,9 24,3 9,1 27,0 25 Dagcentrum 1128 45,1 14,0 24,5 45,1 22,4 8,0 26,4 24 Centrum geestelijke gezondheid 189 56,8 22,8 36,5 26,5 23,8 13,2 26,6 24 Totaal Residentieel 916 25,8 24,0 12,8 42,7 28,4 16,2 29,6 28 Crisiscentrum 102 13,7 22,6 6,9 51,0 30,4 11,8 29,0 27 Therapeutische gemeenschap 43 21,8 14,0 51,2 23,3 16,3 9,3 23,7 18 Eenheid in AZ 440 30,3 27,3 13,4 42,5 28,2 15,9 29,4 28 Eenheid in PZ 331 28,6 21,5 8,8 42,9 29,6 18,7 30,7 29 Per geslacht Man 2220 34,8-21,0 44,0 24,4 10,5 27,3 25 Vrouw 502 27,0-20,3 38,3 26,7 14,7 28,9 28 Per leeftijdscategorie <20 569 83,1 17,9 - - - - - - 20-29 1172 43,6 16,4 - - - - - - 30-39 678 23,4 19,8 - - - - - - 40+ 308 15,4 24,0 - - - - - - 52

4.4. BEHANDELINGEN VOOR CANNABIS Verschillende patiënten identificeerbaar Aandeel onder patiënten in behandeling voor illegale substanties Aandeel vrouwen Aandeel per leeftijdsgroepen <20 20-29 30-39 40+ Leeftijdskenmerken N % % % % % % Gemiddelde Mediaan Per scholingsniveau Geen of lager 1005 37,7 15,9 37,0 37,1 17,3 8,6 24,9 22 Secundair 1271 33,0 19,0 13,9 48,0 27,5 10,6 28,3 27 Hoger 143 24,2 32,9 2,8 40,6 37,8 18,9 32,3 30 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 1236 24,2 18,4 12,1 43,2 29,9 14,7 29,6 28 Eerste behandeling 1423 48,2 18,1 28,7 43,3 20,1 7,9 25,7 24 Per specifieke substantie Marihuana (wiet) 1180 14,3 18,5 22,9 42,9 23,6 10,7 27,2 25 Hasj (hars) 71 0,9 19,7 5,6 32,4 33,8 28,2 33,4 33 Andere cannabis 11 0,1 36,4 18,2 27,3 36,4 18,2 31,7 31 Cannabis niet gespecificeerd 1465 17,8 18,2 20,0 43,7 25,4 10,9 27,6 26 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 53

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.4.2. Sociale indicatoren van patiënten in behandeling voor cannabis, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten dat alleen woont Patiënten met huisvestigingsproblemen Patiënten met een laag inkomen Patiënten die met kinderen samenleven Patiënten met een laag scholingsniveau N % % % % % Per registratiejaar 2015 2506 27,2 7,8 37,8 17,5 46,4 2016 2647 29,6 7,7 33,3 20,3 43,8 2017 2727 30,3 7,0 35,2 20,2 41,3 Anonieme episodes, 2017 1044 23,2 8,2 57,4 13,9 50,3 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 2253 27,8 6,4 35,4 20,2 42,3 Antwerpen 239 33,0 7,1 44,7 17,2 15,0 Vlaams-Brabant 262 19,9 6,3 39,7 24,5 42,3 West-Vlaanderen 346 27,2 9,2 25,2 20,5 37,0 Oost-Vlaanderen 275 36,7 11,4 27,7 20,2 32,9 Limburg 303 26,4 1,4 28,6 17,7 32,3 Totaal Wallonië 328 39,4 6,8 33,3 20,6 37,8 Luik 101 46,4 3,1 22,5 22,2 37,8 Henegouwen 126 31,7 7,6 41,5 22,0 47,8 Luxemburg 14 45,5 9,1 28,6 0,0 35,7 Namen 77 38,9 11,0 37,0 23,0 22,9 Waals-Brabant 10 50,0 0,0 20,0 0,0 30,0 Totaal Brussel 146 49,2 17,7 36,4 20,8 34,6 Buurlanden vergelijking Nederland (2015) 5202 47,4 2,1-14,2 39,7 Duitsland (2016) 34292 28,5 5,2-13,0 27,6 Luxemburg (2016) 87 20,3 6,8-100,0 69,2 Frankrijk (2016) 28998 21,0 10,4-11,8 3,8 Verenigd Koninkrijk (2016) 29350 31,3 9,9-27,3 - Per type eenheid Totaal Ambulant 1811 25,9 5,8 38,8 21,1 43,9 Ambulante raadpleging 494 23,4 3,3 40,0 22,0 45,2 Dagcentrum 1128 26,2 7,0 37,0 20,7 49,2 Centrum geestelijke gezondheid 189 31,5 5,3 46,1 21,4 4,1 Totaal Residentieel 916 39,0 9,5 28,2 18,6 36,4 Crisiscentrum 102 35,6 24,2 39,6 15,7 37,4 Therapeutische gemeenschap 43 13,8 6,7 69,1 7,0 78,1 Eenheid in AZ 440 37,1 6,9 22,5 23,7 30,5 Eenheid in PZ 331 45,4 8,9 26,6 13,9 38,2 Per geslacht Man 2220 30,3 6,9 35,9 17,9 42,7 Vrouw 502 29,9 7,5 32,5 30,8 35,5 Per leeftijdscategorie <20 569 7,2 7,6 78,6 8,1 67,3 20-29 1172 27,1 7,1 30,7 14,4 35,7 30-39 678 44,4 6,3 16,0 36,4 29,6 40+ 308 53,3 6,9 15,0 30,9 34,5 Per scholingsniveau Geen of lager 1005 24,7 9,0 51,0 17,2 - Secundair 1271 31,5 5,3 26,7 21,7 - Hoger 143 36,7 3,6 19,0 23,0-54

4.4. BEHANDELINGEN VOOR CANNABIS Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten dat alleen woont Patiënten met huisvestigingsproblemen Patiënten met een laag inkomen Patiënten die met kinderen samenleven Patiënten met een laag scholingsniveau N % % % % % Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 1236 36,8 8,6 27,8 19,9 41,3 Eerste behandeling 1423 24,3 5,2 41,3 20,5 41,9 Per specifieke substantie Marihuana (wiet) 1180 31,6 7,4 36,9 18,8 40,9 Hasj (hars) 71 41,5 9,1 27,5 24,6 47,5 Andere cannabis 11 40,0 0,0 27,3 18,2 18,2 Cannabis niet gespecificeerd 1465 28,7 6,6 34,4 21,3 41,6 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 55

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.4.3. INDICATOREN GERELATEERD AAN DE BEHANDELING Figuur 4.4.3. Kenmerken van de behandeling, cannabis, 2017 Voornaamste verwijzingsbron Cannabis Alle substanties 29% 12% 26% 62% 47% Individueel/omgeving Medisch/sociaal Gerechtelijk Type eenheid 24% 28% 35% voor de eerste keer in behandeling Ambulant 5% Residentieel niet ziekenhuis 67% Ziekenhuis Voor meer dan de helft van de patiënten die voor cannabis behandeld worden, is dit een eerste behandeling. Opmerkelijk is wel dat, dit aandeel daalt sinds 2015. In Frankrijk maken de personen die voor het eerst worden behandeld 40% uit, terwijl dat in Nederland 70% is. Gemiddeld starten de patiënten voor het eerst een behandeling voor cannabisverslaving rond de leeftijd van 26 jaar. In 2015 bedroeg de gemiddelde leeftijd 25 jaar. In vergelijking met de andere Europese landen (tussen 20 en 27 jaar), bevindt België zich in de bovenste vork wat de leeftijd bij de eerste behandeling betreft. Justitie verwijst veel vaker door voor een behandeling voor cannabis (29%) dan voor andere middelen. In vergelijking met de andere middelen gaan minder mensen op eigen initiatief of op vraag van de omgeving in behandeling dan voor andere middelen. Die juridische verwijzing komt proportioneel 2 à 3 keer meer voor in Vlaanderen (33%) dan in Wallonië (12%) en Brussel (15%). Dit kan ook verklaard worden door een drugbeleid die verschilt naar regio. 56

4.4. BEHANDELINGEN VOOR CANNABIS 4.4.4. INDICATOREN GERELATEERD AAN HET GEBRUIKSPROFIEL Figuur 4.4.4. Kenmerken van het gebruiksprofiel, cannabis, 2017 Voornaamste combinatie van substanties 1.6 problematische substanties gemeld Andere 15% Aantal gebruiksdagen van de voornaamste substantie per week Cannabis+Cocaine 6% Cannabis+Stimulantia 5% Cannabis+Alcohol 9% Cannabis alleen 65% 4.9 Patiënten die voor cannabis worden behandeld melden gemiddeld 1,6 problematische middelen. Bijna 2/3 meldt alleen cannabis als problematisch middel. Dat aandeel kent een dalende tendens. De andere middelen die er het vaakst mee gepaard gaan, zijn alcohol (in bijna 9% van de gevallen), cocaïne (6% maar met een stijgend trend), en andere stimulerende middelen dan cocaïne (5%). De combinatie cannabis + alcohol komt vaker voor in Wallonië en Brussel, terwijl de combinatie met andere stimulerende middelen dan cocaïne vaker voorkomt in Vlaanderen. Patiënten die voor cannabis worden behandeld gebruiken hun middel gemiddeld 5 dagen in de week. We merken een iets frequenter gebruik in Wallonië en Brussel (6 dagen per week) dan in Vlaanderen (5 dagen per week). Er is ook een groot verschil tussen patiënten in een ambulante structuur (4 dagen per week) en in een residentiële structuur (6 dagen per week). Gemiddeld beginnen de patiënten in Vlaanderen en Brussel cannabis te gebruiken op de leeftijd van 16 jaar, en in Wallonië op 17 jaar. In de buurlanden varieert die leeftijd tussen 14 en 16 jaar. 57

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.4.3. Behandeling gerelateerde indicatoren van patiënten in behandeling voor cannabis, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn Leeftijd bij de eerste behandeling Individueel/ omgeving Verwijzingsbronnen Medisch/ sociaal Gerechtelijk N % Gemiddelde % % % Per registratiejaar 2015 2506 57,5 24,6 45,0 24,1 30,8 2016 2647 53,1 25,0 46,3 21,7 32,0 2017 2727 53,5 25,7 46,7 23,9 29,5 Anonieme episodes, 2017 1044 73,9 22,2 39,7 30,9 29,5 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 2253 54,2 25,0 43,4 23,6 33,0 Antwerpen 239 53,3 24,3 31,1 42,3 26,6 Vlaams-Brabant 262 53,1 24,3 43,5 30,6 25,9 West-Vlaanderen 346 48,6 24,8 62,1 19,5 18,3 Oost-Vlaanderen 275 37,6 26,9 50,9 23,8 25,3 Limburg 303 58,1 25,6 45,4 21,8 32,9 Totaal Wallonië 328 53,9 29,3 61,4 26,8 11,8 Luik 101 47,5 32,8 69,7 26,3 4,0 Henegouwen 126 62,6 28,1 57,0 28,9 14,1 Luxemburg 14 35,7 19,8 71,4 21,4 7,1 Namen 77 53,3 28,3 54,6 24,7 20,8 Waals-Brabant 10 40,0 30,3 70,0 30,0 0,0 Totaal Brussel 146 41,7 31,3 63,2 22,2 14,6 Buurlanden vergelijking Nederland (2015) 5202 69,7 27,0 5,3 91,9 2,7 Duitsland (2016) 34292 44,0 23,0 44,6 28,6 26,8 Luxemburg (2016) 87 50,6 20,0 28,2 16,6 55,1 Frankrijk (2016) 28998 40,0 24,0 39,7 21,0 39,3 Verenigd Koninkrijk (2016) 29350 59,0 23,0 35,3 41,9 22,7 Per type eenheid Totaal Ambulant 1811 57,6 24,9 38,2 21,9 39,9 Ambulante raadpleging 494 60,7 25,5 36,5 23,8 39,7 Dagcentrum 1128 56,1 24,9 40,9 18,4 40,8 Centrum geestelijke gezondheid 189 58,2 22,6 25,7 39,8 34,5 Totaal Residentieel 916 45,5 27,9 63,1 27,7 9,3 Crisiscentrum 102 33,7 27,9 45,5 45,5 9,1 Therapeutische gemeenschap 43 44,2 22,4 40,5 42,9 16,7 Eenheid in AZ 440 53,6 27,5 70,6 25,5 3,9 Eenheid in PZ 331 38,3 29,5 61,4 23,1 15,6 Per geslacht Man 2220 53,6 25,4 44,2 22,4 33,3 Vrouw 502 53,1 27,1 57,9 30,5 11,6 Per leeftijdscategorie <20 569 73,1-42,3 23,9 33,8 20-29 1172 53,6-46,3 21,3 32,4 30-39 678 43,6-50,3 24,6 25,1 40+ 308 38,3-48,0 31,8 20,2 58

4.4. BEHANDELINGEN VOOR CANNABIS Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn Leeftijd bij de eerste behandeling Individueel/ omgeving Verwijzingsbronnen Medisch/ sociaal Gerechtelijk N % Gemiddelde % % % Per scholingsniveau Geen of lager 1005 54,1 23,0 42,8 22,9 34,3 Secundair 1271 52,7 26,4 50,2 23,6 26,3 Hoger 143 61,7 26,4 68,8 19,2 12,1 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 1236 - - 48,9 25,9 25,2 Eerste behandeling 1423 - - 44,9 22,4 32,7 Per specifieke substantie Marihuana (wiet) 1180 53,13 25,1 47,6 23,5 28,9 Hasj (hars) 71 43,28 32,8 62,3 21,7 15,9 Andere cannabis 11 63,64 26,4 81,8 9,1 9,1 Cannabis niet gespecificeerd 1465 54,23 26,0 44,9 24,4 30,7 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 59

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.4.4. Gebruiksprofiel gerelateerde indicatoren van patiënten in behandeling voor cannabis, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Aantal gemelde problematische substanties Voornaamste types van substanties combinaties (CA=Cannabis, AL=Alcohol, ST=Stimulantia, CO=Cocaïne) CA CA+AL CA+ST CA+CO Aantal gebruiksdagen van de voornaamste substantie per week Leeftijd bij eerste gebruik van de voornaamste substantie Patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd Patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld N Gemiddelde % % % % Gemiddelde Gemiddelde % % Per registratiejaar 2015 2506 1,6 68,2 9,1 5,2 4,0 4,9 15,7 5,3 35,4 2016 2647 1,6 67,7 9,5 4,4 5,0 4,8 15,9 5,5 33,3 2017 2647 1,6 65,6 8,8 4,6 5,9 4,9 15,9 3,5 35,3 Anonieme episodes, 2017 1044 1,5 75,8 8,3 3,2 3,5 4,5 15,2 2,3 42,9 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 2253 1,6 65,3 8,3 5,5 6,0 4,7 15,8 3,6 39,0 Antwerpen 239 1,6 63,2 13,0 5,4 4,6 4,9 15,5 2,8 75,0 Vlaams-Brabant 262 1,8 57,3 8,0 6,1 8,4 5,1 15,6 1,7 50,0 West-Vlaanderen 346 1,6 63,0 10,7 6,1 5,8 5,0 16,2 6,8 12,5 Oost-Vlaanderen 275 2,1 48,7 10,6 5,1 8,7 5,2 15,8 7,6 54,6 Limburg 303 1,5 67,3 10,2 6,6 3,0 4,4 16,8 1,4 50,0 Totaal Wallonië 328 1,8 66,5 11,0 0,0 6,7 5,6 16,8 2,6 12,5 Luik 101 1,8 59,4 10,9 0,0 7,9 6,0 17,4 2,0 50,0 Henegouwen 126 1,7 65,9 13,5 0,0 7,1 5,3 16,4 3,5 0,0 Luxemburg 14 1,9 57,1 21,4 0,0 14,3 5,5 15,5 0,0 0,0 Namen 77 1,7 76,6 6,5 0,0 3,9 5,7 16,5 2,7 0,0 Waals-Brabant 10 2,2 80,0 0,0 0,0 0,0 4,9 18,4 0,0 0,0 Totaal Brussel 77 1,6 69,2 12,3 0,7 2,1 5,8 16,4 5,0 50,0 Buurlanden vergelijking Nederland (2015) 5202 - - - - - 6,6 16,0 - - Duitsland (2016) 34292 - - - - - 4,8 15,0 - - Luxemburg (2016) 87 - - - - - 4,8 14,0 - - Frankrijk (2016) 28998 - - - - - 5,8 16,0 - - Verenigd Koninkrijk (2016) 29350 - - - - - 5,3 15,0 - - Per type eenheid Totaal Ambulant 1811 1,5 71,6 6,7 4,5 5,6 4,4 15,6 2,8 42,1 Ambulante raadpleging 494 1,5 71,5 7,1 4,9 5,3 4,8 16,0 2,8 62,5 Dagcentrum 1128 1,5 72,1 5,6 4,1 5,9 4,3 15,5 3,1 30,0 Centrum geestelijke gezondheid 189 1,4 68,8 12,2 6,4 4,2 3,9 15,1 0,7 0,0 Totaal Residentieel 916 2,0 53,8 13,0 4,6 6,6 5,7 16,7 5,0 31,3 Crisiscentrum 102 2,4 33,3 9,8 7,8 9,8 6,4 14,8 4,2 0,0 Therapeutische gemeenschap 43 2,8 30,2 20,9 2,3 4,7 4,5 15,3 5,0 0,0 Eenheid in AZ 440 1,8 61,8 12,1 4,1 4,8 6,0 16,9 4,3 28,6 Eenheid in PZ 331 2,0 52,6 14,2 4,5 8,2 5,4 17,2 6,2 37,5 Per geslacht Man 2220 1,7 65,6 8,3 4,3 6,5 4,8 15,7 3,9 34,1 Vrouw 502 1,6 65,7 11,2 5,6 3,2 5,1 16,9 2,0 42,9 60

4.4. BEHANDELINGEN VOOR CANNABIS Verschillende patiënten identificeerbaar Aantal gemelde problematische substanties Voornaamste types van substanties combinaties (CA=Cannabis, AL=Alcohol, ST=Stimulantia, CO=Cocaïne) CA CA+AL CA+ST CA+CO Aantal gebruiksdagen van de voornaamste substantie per week Leeftijd bij eerste gebruik van de voornaamste substantie Patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd Patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld N Gemiddelde % % % % Gemiddelde Gemiddelde % % Per leeftijdscategorie <20 569 1,5 76,6 4,8 3,5 2,5 4,2-1,1 0,0 20-29 1172 1,7 64,5 7,8 5,0 7,6 5,0-2,7 41,2 30-39 678 1,7 61,2 10,6 4,1 6,2 5,1-5,2 35,7 40+ 308 1,6 59,1 16,2 5,5 5,2 5,0-8,2 37,5 Per scholingsniveau Geen of lager 1005 1,7 67,2 6,6 5,5 5,2 4,8 15,1 4,0 41,7 Secundair 1271 1,6 64,0 10,5 4,2 6,2 4,9 16,3 3,4 33,3 Hoger 143 1,6 66,4 11,9 1,4 7,0 4,8 17,1 0,0 0,0 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 1236 1,8 57,7 10,7 4,9 6,2 4,8 16,7 7,1 37,5 Eerste behandeling 1423 1,5 72,5 7,2 4,2 5,7 4,8 16,0 0,6 0,0 Per specifieke substantie Marihuana (wiet) 1180 1,6 66,8 8,6 4,8 6,3 4,8 15,7 3,3 26,9 Hasj (hars) 71 1,9 60,6 5,6 2,8 8,5 5,4 15,8 3,2 50,0 Andere cannabis 11 2,6 27,3 18,2 9,1 0,0 5,3 15,3 0,0 0,0 Cannabis niet gespecificeerd 1465 1,7 65,2 9,0 4,4 5,5 4,9 16,1 3,7 43,5 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 61

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.5. BEHANDELINGEN VOOR OPIATEN Key-elementen: Sinds 2012 is er een aanhoudende daling van het aantal patiënten dat behandeld wordt voor opiaten. Ze maken 21% uit van de behandelingen voor illegale drugs. De gemiddelde leeftijd van de patiënten die behandeld worden, stijgt voortdurend sinds 2015 en ligt nu op 37,6 jaar. In deze patiëntengroep stijgt de melding van polygebruik, en dan voornamelijk met stimulerende middelen. Sinds drie jaar is er een aanhoudende daling in het aandeel patiënten die ooit geïnjecteerd heeft. Figuur 4.5. Evolutie van het aantal behandelingsepisodes voor opiaten binnen een controle -groep van centra 3500 Alle episodes, opiaten Eerste behandelingen, opiaten 3000 2500 N episodes 2000 1500 1000 500 0 2012 2013 2014 2015 2016 2017 62

4.5. BEHANDELINGEN VOOR OPIATEN 4.5.1. DEMOGRAFISCHE INDICATOREN Figuur 4.5.1. Demografische kenmerken, opiaten, 2017 Mannen Aandeel 79.8% Gemiddelde leeftijd 37.36 Vrouwen 20.2% 36.03 >=65 60-64 55-59 50-54 Leeftijdscategorie 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 <15 20 15 10 5 0 5 10 Aandeel patiënten Opiaten, vrouwen Opiaten, mannen Alle substanties, vrouwen Alle substanties, mannen In 2016 bedroeg het aandeel van patiënten die opiaten gebruikten als voornaamste middel nog een kwart van de personen die behandeld worden voor illegale middelen. In 2017 was dat nog maar een vijfde. In Vlaanderen bedraagt dat aandeel 14%, terwijl dit in Brussel oploopt tot 37% en in Wallonië tot 40%. Opiaten blijven een groot probleem in Luxemburg, in het Verenigd Koninkrijk en in Duitsland, terwijl in Frankrijk en Nederland het aandeel van deze middelencategorie ver onder een vierde ligt van de populatie die voor illegale middelen wordt behandeld. Overal daalt dat percentage in vergelijking met het vorige jaar. Eén patiënt op vijf die wordt behandeld voor opiaten is een vrouw, wat overeenkomt met wat we in de meeste buurlanden ook observeren. In Brussel ligt dat aandeel lager (13%). Het is een indicatie dat de populatie die in behandeling is voor opiaten veroudert. Sinds 2015 is de gemiddelde leeftijd met een jaar gestegen. In 2017 bedroeg hij 37,6. In Brussel bedraagt de gemiddelde leeftijd zelfs bijna 40 jaar. 63

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.5.1. Demografische indicatoren van patiënten in behandeling voor opiaten, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Aandeel onder patiënten in behandeling voor illegale substanties Aandeel vrouwen Aandeel per leeftijdsgroepen <20 20-29 30-39 40+ Leeftijdskenmerken N % % % % % % Gemiddelde Mediaan Per registratiejaar 2015 2042 26,6 20,9 1,0 22,4 40,3 36,3 36,6 36 2016 1996 24,7 19,5 0,7 21,5 40,4 37,4 37,0 36 2017 1736 21,0 20,2 0,7 17,9 42,5 38,9 37,6 37 Anonieme episodes, 2017 754 26,9 16,7 0,9 20,0 37,5 41,6 37,7 37 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 823 13,8 22,4 0,5 20,1 50,1 29,3 36,3 35 Antwerpen 57 8,1 24,6 0,0 15,8 47,4 36,8 37,9 35 Vlaams-Brabant 97 13,9 21,7 1,0 22,7 58,8 17,5 34,1 34 West-Vlaanderen 185 18,9 22,2 0,0 14,1 53,8 32,1 37,6 35 Oost-Vlaanderen 252 25,1 25,1 0,8 25,4 50,0 23,8 34,9 34 Limburg 97 11,4 29,9 1,0 14,4 40,2 44,3 39,0 39 Totaal Wallonië 626 40,3 20,6 1,1 17,1 35,9 45,9 38,3 38 Luik 255 42,2 22,4 1,6 15,3 31,8 51,4 39,6 40 Henegouwen 271 43,0 18,5 0,4 16,2 38,4 45,0 37,9 38 Luxemburg 4 16,0 50,0 0,0 0,0 50,0 50,0 42,3 41 Namen 90 35,2 18,9 2,2 25,6 40,0 32,2 35,5 34 Waals-Brabant 6 16,7 50,0 0,0 16,7 33,3 50,0 41,0 39 Totaal Brussel 287 37,4 13,2 0,4 13,3 35,0 51,4 39,8 40 Buurlanden vergelijking Nederland (2015) 1262 11,5 18,2 0,4 10,1 24,9 64,5 43,0 - Duitsland (2016) 27196 29,3 22,3 1,0 16,3 41,4 41,3 38,0 - Luxemburg (2016) 129 48,7 20,1 0,0 11,6 44,2 44,2 39,0 - Frankrijk (2016) 12111 21,4 22,6 1,3 22,8 41,6 34,3 36,0 - Verenigd Koninkrijk (2016) 57673 48,1 24,3 0,7 18,7 44,2 36,4 37,0 - Per type eenheid Totaal Ambulant 1031 21,9 17,6 1,0 17,5 43,4 38,2 37,3 36 Ambulante raadpleging 721 38,3 17,9 1,4 16,4 40,8 41,5 37,8 37 Dagcentrum 296 11,8 15,5 0,0 20,7 50,2 29,2 36,1 35 Centrum geestelijke gezondheid 14 4,2 50,0 0,0 7,1 35,7 57,1 40,2 42 Totaal Residentieel 705 19,9 24,0 0,3 18,5 41,2 40,1 38,0 37 Crisiscentrum 192 25,7 10,9 0,0 18,8 41,2 40,1 37,6 36 Therapeutische gemeenschap 56 28,4 19,6 0,0 16,1 51,8 32,1 36,4 36 Eenheid in AZ 187 12,9 37,4 0,5 18,8 40,3 40,3 38,8 37 Eenheid in PZ 270 23,3 24,8 0,4 18,5 39,6 41,5 38,0 37 Per geslacht Man 1381 21,6-0,6 16,3 43,0 40,1 37,9 37 Vrouw 350 18,8-1,2 24,4 39,5 35,0 36,6 36 Per leeftijdscategorie <20 12 1,8 33,3 - - - - - - 20-29 310 11,5 27,4 - - - - - - 30-39 737 25,5 18,9 - - - - - - 40+ 675 33,8 18,1 - - - - - - 64

4.5. BEHANDELINGEN VOOR OPIATEN Verschillende patiënten identificeerbaar Aandeel onder patiënten in behandeling voor illegale substanties Aandeel vrouwen Aandeel per leeftijdsgroepen <20 20-29 30-39 40+ Leeftijdskenmerken N % % % % % % Gemiddelde Mediaan Per scholingsniveau Geen of lager 628 23,6 19,8 0,6 20,5 42,7 36,2 36,9 36 Secundair 728 18,9 20,1 0,8 17,6 42,7 38,8 37,6 36 Hoger 109 18,5 30,3 0,9 9,2 43,1 46,8 40,4 39 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 1487 29,1 18,7 0,5 16,5 44,0 39,0 37,7 37 Eerste behandeling 200 23,6 32,5 2,5 27,1 32,7 37,7 36,9 36 Per specifieke substantie Heroïne 1462 17,6 17,8 0,8 18,8 43,9 36,5 37,0 36 Methadon (misbruik) 91 1,1 25,3 0,0 8,8 35,2 56,0 41,0 41 Buprenorfine (misbruik) 15 0,2 6,7 0,0 6,7 60,0 33,3 38,9 38 Fentanyl (illegaal/misbruik) 11 0,1 18,2 0,0 0,0 72,7 27,3 37,6 37 Andere opiaten 79 0,9 46,8 0,0 17,7 22,8 59,5 41,8 42 Opiaten niet gespecificeerd 78 0,9 35,9 0,0 16,9 36,4 46,8 40,4 38 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 65

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.5.2. SOCIALE INDICATOREN Figuur 4.5.2. Sociale indicatoren, opiaten, 2017 Laag scholingsniveau 27% 43% Laag inkomen 19% 36% Huisvestigingsproblemen 9% 22% Opiaten Alle substanties Over het algemeen komen de indicatoren die verband houden met sociale moeilijkheden (laag scholingsniveau, laag inkomen, huisvestingsproblemen) meer voor bij personen die behandeld worden voor opiaten dan voor alle andere middelen. Opvallend is dat in tegenstelling tot wat we observeren voor het geheel van middelen, we voor deze patiëntengroep een stijging vaststellen van mensen die huisvestingsproblemen hebben. 66

4.5. BEHANDELINGEN VOOR OPIATEN 4.5.3. INDICATOREN GERELATEERD AAN DE BEHANDELING Figuur 4.5.3. Kenmerken van de behandeling, opiaten, 2017 Voornaamste verwijzingsbron Opiaten 9% Alle substanties 21% 26% 12% 62% 70% Individueel/omgeving Medisch/sociaal Gerechtelijk Type eenheid 26% 35% voor de eerste keer in behandeling Ambulant Residentieel niet ziekenhuis14% 60% Ziekenhuis Het aandeel van patiënten die in behandeling zijn voor opiaten en voor een eerste behandeling komen is sinds 2016 nog met 1% gedaald. Het bedraagt momenteel 12%. Bovendien zijn deze patiënten die voor de eerste keer in behandeling komen 2 jaar ouder dan in 2016. In 7 op de 10 gevallen meldden deze patiënten een persoonlijke of familiale reden om een behandeling te volgen. Er zijn ook gemiddeld minder medische of sociale doorverwijzingen (21%) dan voor het totaal van de middelen. Bovendien krijgt 83% van de patiënten die in behandeling zijn voor opiaten al een substitutiebehandeling of hebben ze er één gekregen. Sinds 2015 is hier een lichte daling op te merken. In Wallonië is de toegang tot substitutiebehandelingen frequenter: het gaat om bijna 95% van de patiënten. In Vlaanderen is dat iets minder dan 75%. 67

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.5.2. Sociale indicatoren van patiënten in behandeling voor opiaten, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten dat alleen woont Patiënten met huisvestigingsproblemen Patiënten met een laag inkomen Patiënten die met kinderen samenleven Patiënten met een laag scholingsniveau N % % % % % Per registratiejaar 2015 2042 42,7 19,2 34,3 19,6 43,2 2016 1996 43,9 19,5 33,7 19,8 42,9 2017 1736 43,9 21,9 35,6 18,8 42,8 Anonieme episodes, 2017 754 48,9 33,4 50,5 19,1 37,7 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 823 37,7 17,4 27,4 21,5 46,0 Antwerpen 57 38,3 24,5 36,4 17,0 47,4 Vlaams-Brabant 97 27,9 6,8 25,8 22,8 54,2 West-Vlaanderen 185 38,2 18,6 26,6 20,9 41,1 Oost-Vlaanderen 252 38,2 21,7 27,8 19,2 47,3 Limburg 97 43,0 11,6 23,7 23,2 33,3 Totaal Wallonië 626 51,1 24,6 42,2 16,2 44,7 Luik 255 57,6 29,4 38,9 12,4 38,8 Henegouwen 271 44,4 21,3 44,8 20,9 57,2 Luxemburg 4 25,0 0,0 25,0 25,0 25,0 Namen 90 50,6 19,5 47,1 10,3 28,6 Waals-Brabant 6 50,0 33,3 16,7 50,0 16,7 Totaal Brussel 287 46,1 29,7 43,9 15,8 29,8 Buurlanden vergelijking Nederland (2015) 1262 63,6 7,2-15,2 50,5 Duitsland (2016) 27196 42,6 13,0-14,7 19,0 Luxemburg (2016) 129 54,5 34,8 - - 62,8 Frankrijk (2016) 12111 35,4 18,9-20,5 5,0 Verenigd Koninkrijk (2016) 57673 44,3 26,0-20,8 - Per type eenheid Totaal Ambulant 1031 42,6 20,4 37,8 20,4 42,4 Ambulante raadpleging 721 43,9 19,2 39,9 19,5 43,8 Dagcentrum 296 39,4 23,7 32,7 22,7 40,7 Centrum geestelijke gezondheid 14 40,0 9,1 28,6 16,7 0,0 Totaal Residentieel 705 45,8 24,1 32,5 16,7 43,3 Crisiscentrum 192 50,6 30,9 38,4 12,7 40,9 Therapeutische gemeenschap 56 33,3 18,2 51,9 10,7 60,4 Eenheid in AZ 187 38,9 18,2 22,0 24,3 28,1 Eenheid in PZ 270 48,8 24,5 31,5 15,1 50,8 Per geslacht Man 1381 47,2 23,4 36,9 14,8 43,2 Vrouw 350 32,4 16,5 30,5 34,3 40,9 Per leeftijdscategorie <20 12 50,0 25,0 58,3 0,0 36,4 20-29 310 36,8 25,6 46,6 13,5 48,1 30-39 737 37,8 21,6 35,5 23,3 42,8 40+ 675 53,8 20,2 30,6 16,5 40,5 Per scholingsniveau Geen of lager 628 47,4 24,0 42,2 15,6 - Secundair 728 42,8 21,3 32,5 22,0 - Hoger 109 36,9 10,6 15,4 26,9-68

4.5. BEHANDELINGEN VOOR OPIATEN Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten dat alleen woont Patiënten met huisvestigingsproblemen Patiënten met een laag inkomen Patiënten die met kinderen samenleven Patiënten met een laag scholingsniveau N % % % % % Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 1487 43,7 21,2 35,0 18,0 44,8 Eerste behandeling 200 43,2 19,3 35,8 23,8 32,8 Per specifieke substantie Heroïne 1462 45,2 23,9 36,8 17,3 45,2 Methadon (misbruik) 91 53,3 20,0 38,4 24,4 37,3 Buprenorfine (misbruik) 15 16,7 0,0 66,7 23,1 45,5 Fentanyl (illegaal/misbruik) 11 50,0 0,0 30,0 27,3 0,0 Andere opiaten 79 29,7 4,0 17,1 32,4 26,2 Opiaten niet gespecificeerd 78 27,5 11,3 24,7 26,0 23,9 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 69

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.5.3. Behandeling gerelateerde indicatoren van patiënten in behandeling voor opiaten, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn Leeftijd bij de eerste behandeling Individueel/ omgeving Verwijzingsbronnen Medisch/ sociaal Gerechtelijk Aandeel patiënten dat reeds een substitutiebehandeling heeft gevolgd N % Gemiddelde % % % % Per registratiejaar 2015 2042 12,7 35,7 71,2 20,3 8,5 86,2 2016 1996 13,0 34,9 71,4 20,2 8,5 85,1 2017 1736 11,9 36,9 70,0 21,1 8,9 83,1 Anonieme episodes, 2017 754 20,5 34,7 65,2 27,8 7,1 81,4 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 823 9,6 38,0 62,3 24,3 13,5 74,0 Antwerpen 57 16,1 38,2 23,2 73,2 3,6 88,9 Vlaams-Brabant 97 9,5 38,2 56,7 25,8 17,5 88,0 West-Vlaanderen 185 9,8 41,4 65,2 22,3 12,5 50,8 Oost-Vlaanderen 252 10,5 33,4 74,9 13,2 11,9 87,5 Limburg 97 7,2 42,9 70,2 21,3 8,5 28,8 Totaal Wallonië 626 15,3 36,2 76,2 17,6 6,2 94,6 Luik 255 20,0 36,3 87,4 12,2 0,4 94,7 Henegouwen 271 10,8 33,8 70,1 23,1 6,8 98,0 Luxemburg 4 25,0 44,0 75,0 25,0 0,0 100,0 Namen 90 13,3 38,8 63,3 15,6 21,1 85,7 Waals-Brabant 6 33,3 47,5 66,7 33,3 0,0 50,0 Totaal Brussel 287 10,6 36,4 78,8 19,4 1,8 86,8 Buurlanden vergelijking Nederland (2015) 1262 31,8 41,0 5,4 89,7 4,9 - Duitsland (2016) 27196 13,0 36,0 47,3 45,0 7,7 - Luxemburg (2016) 129 7,7 38,0 77,3 17,6 5,0 - Frankrijk (2016) 12111 15,1 35,0 63,1 29,9 7,0 - Verenigd Koninkrijk (2016) 57673 14,9 35,0 58,9 22,5 18,6 - Per type eenheid Totaal Ambulant 1031 12,7 36,0 71,6 17,1 11,3 82,2 Ambulante raadpleging 721 13,9 35,4 77,4 16,3 6,3 84,4 Dagcentrum 296 8,4 37,2 60,0 17,3 22,7 77,0 Centrum geestelijke gezondheid 14 35,7 42,4 23,1 53,9 23,1 80,0 Totaal Residentieel 705 10,7 38,6 67,6 26,9 5,5 84,4 Crisiscentrum 192 4,4 39,3 58,2 35,5 6,4 82,7 Therapeutische gemeenschap 56 12,5 36,9 41,1 44,6 14,3 97,4 Eenheid in AZ 187 21,7 40,1 69,9 28,0 2,2 67,7 Eenheid in PZ 270 6,8 35,8 78,5 16,1 5,4 91,3 Per geslacht Man 1381 10,1 37,0 70,9 19,7 9,4 82,9 Vrouw 350 19,0 36,8 66,6 27,0 6,5 83,6 Per leeftijdscategorie <20 12 41,7-83,3 16,7 0,0 71,4 20-29 310 18,1-67,7 21,6 10,8 81,4 30-39 737 9,0-68,2 21,6 10,2 81,9 40+ 675 11,5-72,8 20,4 6,9 85,5 70

4.5. BEHANDELINGEN VOOR OPIATEN Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn Leeftijd bij de eerste behandeling Individueel/ omgeving Verwijzingsbronnen Medisch/ sociaal Gerechtelijk Aandeel patiënten dat reeds een substitutiebehandeling heeft gevolgd N % Gemiddelde % % % % Per scholingsniveau Geen of lager 628 9,0 36,8 70,3 18,9 10,8 86,1 Secundair 728 13,0 35,7 74,5 17,7 7,8 82,0 Hoger 109 22,6 42,5 75,9 21,3 2,8 79,6 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 1487 - - 70,4 20,5 9,2 - Eerste behandeling 200 - - 64,3 27,6 8,0 - Per specifieke substantie Heroïne 1462 10,1 34,5 70,8 19,5 9,7 - Methadon (misbruik) 91 1,2 36,0 69,7 29,2 1,1 - Buprenorfine (misbruik) 15 14,3 45,5 73,3 13,3 13,3 - Fentanyl (illegaal/misbruik) 11 36,4 38,3 81,8 9,1 9,1 - Andere opiaten 79 40,0 41,4 66,2 27,0 6,8 - Opiaten niet gespecificeerd 78 25,0 47,6 56,6 38,2 5,3 - Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 71

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.5.4. Gebruiksprofiel gerelateerde indicatoren van patiënten in behandeling voor opiaten, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Aantal gemelde problematische substanties Voornaamste types van substanties combinaties (OP=Opiates, CO=Cocaïne, CA=Cannabis, AL=alcohol) OP OP+CO OP+CA OP+AL Aantal gebruiksdagen van de voornaamste substantie per week Leeftijd bij eerste gebruik van de voornaamste substantie Patiënten dat hun substantie injecteert Patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd Patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld N Gemiddelde % % % % Gemiddelde Gemiddelde % % % Per registratiejaar 2015 2042 2,2 42,5 11,2 8,5 5,8 5,1 22,3 13,1 45,8 43,5 2016 1996 2,3 41,6 10,2 7,8 6,1 5,0 22,8 12,9 44,7 44,3 2017 1736 2,3 41,4 12,0 7,3 4,8 4,9 22,4 13,7 44,1 35,7 Anonieme episodes, 2017 754 2,2 46,4 5,4 6,6 4,8 5,1 23,3 14,0 41,3 55,1 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 823 2,3 37,9 9,5 8,9 3,4 5,0 22,0 20,0 53,7 39,1 Antwerpen 57 2,7 21,1 12,3 1,8 3,5 6,3 24,8 31,1 77,1 0,0 Vlaams-Brabant 97 2,4 26,8 10,3 15,5 2,1 5,4 21,2 18,3 45,6 44,4 West-Vlaanderen 185 2,1 45,4 5,4 8,7 3,8 4,8 23,6 16,5 45,5 26,3 Oost-Vlaanderen 252 2,5 38,5 9,5 6,0 2,8 5,3 21,2 25,0 58,2 38,3 Limburg 97 2,1 43,3 7,2 10,3 3,1 4,7 20,4 12,7 49,4 71,4 Totaal Wallonië 626 2,2 42,3 15,0 7,0 5,3 4,9 22,8 7,6 34,7 27,6 Luik 255 2,3 35,3 15,3 7,1 8,6 5,6 23,1 5,6 33,6 24,1 Henegouwen 271 2,2 42,1 18,1 7,8 2,6 4,1 22,2 8,6 35,1 29,7 Luxemburg 4 2,0 50,0 25,0 0,0 0,0 5,9 28,5 0,0 66,7 100,0 Namen 90 2,0 63,3 5,6 5,6 4,4 5,3 23,1 10,1 36,8 24,1 Waals-Brabant 6 5,3 33,3 0,0 0,0 0,0 5,2 24,8 16,7 16,7 100,0 Totaal Brussel 287 2,1 49,1 12,5 3,5 8,0 4,4 23,4 10,4 41,2 50,0 Buurlanden vergelijking Nederland (2015) 1262 - - - - - 6,7 24,0 6,1 - - Duitsland (2016) 27196 - - - - - 5,8 21,0 31,5 - - Luxemburg (2016) 129 - - - - - 5,3 21,0 51,8 - - Frankrijk (2016) 12111 - - - - - 6,1 23,0 17,7 - - Verenigd Koninkrijk (2016) 57673 - - - - - 5,9 23,0 31,1 - - Per type eenheid Totaal Ambulant 1031 2,0 48,6 11,2 8,0 4,7 4,5 22,4 13,0 42,4 38,1 Ambulante raadpleging 721 2,0 51,0 12,1 7,1 4,6 4,8 22,6 12,8 40,4 38,6 Dagcentrum 296 2,2 43,2 8,5 10,5 4,7 3,9 21,7 13,5 48,3 36,5 Centrum geestelijke gezondheid 14 1,8 35,7 21,4 0,0 7,1 4,1 23,3 0,0 25,0 0,0 Totaal Residentieel 705 2,6 30,8 13,2 6,4 5,1 5,5 22,5 14,8 46,5 33,3 Crisiscentrum 192 2,6 25,0 15,1 7,8 5,2 5,7 21,1 19,5 56,5 25,0 Therapeutische gemeenschap 56 2,6 25,0 19,6 7,1 1,8 1,9 21,5 12,7 46,3 31,8 Eenheid in AZ 187 2,3 43,3 9,6 5,4 5,9 6,2 25,1 14,4 32,9 36,4 Eenheid in PZ 270 2,9 27,4 13,0 5,9 5,2 5,5 22,0 11,9 49,4 36,1 72

4.5. BEHANDELINGEN VOOR OPIATEN Verschillende patiënten identificeerbaar Aantal gemelde problematische substanties Voornaamste types van substanties combinaties (OP=Opiates, CO=Cocaïne, CA=Cannabis, AL=alcohol) OP OP+CO OP+CA OP+AL Aantal gebruiksdagen van de voornaamste substantie per week Leeftijd bij eerste gebruik van de voornaamste substantie Patiënten dat hun substantie injecteert Patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd Patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld N Gemiddelde % % % % Gemiddelde Gemiddelde % % % Per geslacht Man 1381 2,3 39,9 11,7 7,9 4,8 4,8 22,1 14,4 46,2 34,3 Vrouw 350 2,1 46,6 13,1 5,1 5,1 5,4 23,8 11,2 36,3 43,0 Per leeftijdscategorie <20 12 2,4 33,3 0,0 25,0 0,0 6,6 - - 20,0 0,0 20-29 310 2,5 36,5 11,9 11,3 1,6 5,3 - - 40,6 29,0 30-39 737 2,3 41,1 11,9 6,2 3,5 4,8 - - 48,8 33,5 40+ 675 2,1 44,0 12,2 6,4 7,9 4,9 - - 41,4 41,4 Per scholingsniveau Geen of lager 628 2,4 33,8 14,2 9,4 5,3 4,9 21,4 15,4 46,7 37,0 Secundair 728 2,3 43,3 11,0 6,3 4,7 4,9 22,5 11,1 41,7 35,5 Hoger 109 1,9 56,0 11,0 7,3 6,4 4,8 27,1 10,0 35,0 31,8 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 1487 2,3 39,8 12,0 7,2 5,0 5,1 23,4 14,7 47,8 36,0 Eerste behandeling 200 2,1 52,0 11,0 9,5 4,0 5,5 25,7 8,5 19,7 29,6 Per specifieke substantie Heroïne 1462 2,3 38,2 13,7 7,7 4,3 4,8 21,6 15,2 47,0 35,8 Methadon (misbruik) 91 2,0 56,0 6,6 6,6 6,6 6,3 24,4 1,2 46,7 51,7 Buprenorfine (misbruik) 15 1,7 60,0 0,0 0,0 6,7 6,0 31,8 0,0 15,4 0,0 Fentanyl (illegaal/misbruik) 11 1,8 72,7 0,0 9,1 0,0 6,8 31,1 0,0 37,5 0,0 Andere opiaten 79 1,5 68,4 0,0 5,1 7,6 5,5 27,8 6,1 15,4 12,5 Opiaten niet gespecificeerd 78 2,1 48,7 2,6 5,1 10,3 5,0 27,6 0,0 23,2 18,2 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 73

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.5.4. INDICATOREN GERELATEERD AAN HET GEBRUIKSPROFIEL Figuur 4.5.4. Kenmerken van het gebruiksprofiel, opiaten, 2017 Voornaamste combinatie van substanties 2.3 problematische substanties gemeld Opiaten alleen 41% Aantal gebruiksdagen van de voornaamste substantie per week Andere 35% 4.9 Opiaten+Alcohol 5% Opiaten+Cannabis 7% Opiaten+Cocaine 12% Gemiddeld meldden de patiënten die in behandeling zijn voor opiaten 2,3 problematische middelen, wat meer is dan het gemiddelde van alle middelen samen (1,6). Dit duidt dus op meer risico tot polydruggebruik onder opiaatgebruikers. Sinds 2015 merken we ook een daling van het aandeel van patiënten die alleen opiaten als problematisch middel melden. Daarentegen neemt het aandeel dat de combinatie meldt met cocaïne toe. De combinaties met cannabis en met alcohol dalen. We stellen ook een daling vast van het gemiddelde aantal dagen per week dat het voornaamste middel wordt gebruikt (4,9). In vergelijking met de buurlanden is België het land met de laagste frequentie. 44% van de opiaatgebruikers heeft ooit een illegaal substantie geïnjecteerd, wat een lichte daling inhoudt ten opzichte van 2016. 14% van de patiënten die in behandeling zijn voor opiaten meldde injecteren als de voornaamste manier om het middel toe te dienen. Dat aandeel is bijna dubbel zo hoog in Vlaanderen (20%) in vergelijking met Wallonië (8%) en Brussel (10%). Op Europees niveau ligt het aandeel van het injectiegedrag in België dichter bij dat van Frankrijk (18%) dan bij dat van Nederland (6%). 74

4.6. BEHANDELINGEN VOOR STIMULANTIA 4.6. BEHANDELINGEN VOOR STIMULANTIA Key-elementen: Sinds 2012 is er een stijging van het aantal patiënten dat behandeld wordt voor stimulerende middelen. Sinds 2015 is er een veroudering van patiënten opgemerkt met 1 jaar alsook een daling van het aandeel vrouwen. Stijging van het aantal gemelde problematische middelen per patiënt. Daling van het aandeel van patiënten die injectiegedrag vertonen. Figuur 4.6. Evolutie van het aantal behandelingsepisodes voor stimulantia binnen een controle -groep van centra 3500 Alle episodes, stimulantia Eerste behandelingen, stimulantia 3000 2500 N episodes 2000 1500 1000 500 0 2012 2013 2014 2015 2016 2017 75

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.6.1. DEMOGRAFISCHE INDICATOREN Figuur 4.6.1. Demografische kenmerken, stimulantia, 2017 Mannen Aandeel 78.4% Gemiddelde leeftijd 32.74 Vrouwen 21.6% 31.69 >=65 60-64 55-59 50-54 Leeftijdscategorie 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 <15 20 15 10 5 0 5 10 Aandeel patiënten Stimulantia, vrouwen Stimulantia, mannen Alle substanties, vrouwen Alle substanties, mannen Het aandeel van patiënten die worden behandeld voor alle stimulerende middelen (37%) vertoont een constante stijging sinds 2015. Deze stijging is ook op te merken voor de drie gewesten; het aandeel in 2017 is echter hoger in Vlaanderen (39%) en lager in Wallonië (29,5%) en Brussel (32,3%). Er is sinds 2015 een daling van het aantal vrouwen die in behandeling zijn voor stimulerende middelen. In vergelijking met twee jaar geleden is de gemiddelde leeftijd van de patiënten die voor stimulerende middelen worden behandeld met een jaar gestegen, van 32 naar 33 jaar. We merken een duidelijke daling van het aandeel in de jongste leeftijdsgroep en een stijging in de groep die ouder is dan 40 jaar. In tegenstelling tot het gemiddelde voor alle middelen samen zijn de anonieme patiënten die stimulerende middelen melden als voornaamste product gemiddeld 5 jaar ouder wanneer ze in behandeling gaan en is het aandeel van vrouwen lager. 76

4.6. BEHANDELINGEN VOOR STIMULANTIA 4.6.2. SOCIALE INDICATOREN Figuur 4.6.2. Sociale indicatoren, stimulantia, 2017 Laag scholingsniveau 27% 33% Laag inkomen 19% 21% Huisvestigingsproblemen 9% 12% Stimulantia Alle substanties 12% van de patiënten die worden behandeld voor stimulerende middelen heeft huisvestingsproblemen (stijging), 21% van de patiënten heeft inkomensproblemen (daling) en 1/3 heeft geen diploma van minimaal secundair onderwijs. 77

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.6.1. Demografische indicatoren van patiënten in behandeling voor stimulantia, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Aandeel onder patiënten in behandeling voor illegale substanties Aandeel vrouwen Aandeel per leeftijdsgroepen <20 20-29 30-39 40+ Leeftijdskenmerken N % % % % % % Gemiddelde Mediaan Per registratiejaar 2015 2369 30,9 22,8 5,6 36,2 39,2 19,0 32,0 31 2016 2645 32,8 21,9 3,2 34,4 42,2 20,2 32,8 32 2017 3022 36,6 21,7 2,8 35,0 41,8 20,4 33,0 32 Anonieme episodes, 2017 788 28,1 16,7 0,9 20,0 37,5 41,6 37,7 37 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 2316 39,0 20,8 3,3 37,3 42,2 17,2 32,2 32 Antwerpen 315 44,7 21,0 1,9 35,6 46,0 16,5 32,5 32 Vlaams-Brabant 264 37,9 20,5 1,5 40,9 39,0 18,6 32,4 31 West-Vlaanderen 321 32,8 26,3 5,9 40,5 41,1 12,5 30,7 30 Oost-Vlaanderen 383 38,1 20,1 4,5 37,5 43,3 14,7 31,7 31 Limburg 345 40,6 17,4 1,2 31,9 44,1 22,9 33,9 34 Totaal Wallonië 458 29,5 22,9 1,3 31,7 40,7 26,3 34,4 34 Luik 176 29,1 21,6 1,1 29,1 39,4 30,3 34,9 34 Henegouwen 196 31,1 17,9 1,5 32,7 40,3 25,5 34,3 34 Luxemburg 3 12,0 66,7 0,0 33,3 66,7 0,0 32,0 31 Namen 73 28,5 34,3 1,4 32,9 46,6 19,2 33,3 34 Waals-Brabant 10 27,8 50,0 0,0 50,0 20,0 30,0 35,9 31 Totaal Brussel 248 32,3 27,0 0,8 19,8 40,3 39,1 37,5 37 Buurlanden vergelijking Nederland (2015) 3604 32,8 16,3 4,6 32,8 35,4 27,2 33,8 - Duitsland (2016) 20569 21,8 23,1 7,3 39,1 39,8 13,8 30,8 - Luxemburg (2016) 49 18,5 26,5 4,1 28,6 36,7 30,6 34,5 - Frankrijk (2016) 3582 6,3 21,3 3,5 28,8 37,5 30,3 34,7 - Verenigd Koninkrijk (2016) 22093 18,4 19,5 6,0 36,4 36,7 21,3 32,5 - Per type eenheid Totaal Ambulant 1668 35,4 21,2 3,2 33,6 42,1 21,1 33,1 33 Ambulante raadpleging 578 30,7 20,4 1,9 30,2 42,4 25,5 34,3 34 Dagcentrum 997 39,9 21,7 3,8 36,0 41,9 18,3 32,3 32 Centrum geestelijke gezondheid 93 27,9 21,5 4,3 29,0 43,0 23,7 34,2 33 Totaal Residentieel 1354 38,1 22,2 2,3 36,7 41,5 19,6 32,9 32 Crisiscentrum 395 52,9 17,2 0,3 34,4 44,8 20,5 33,4 33 Therapeutische gemeenschap 89 45,2 14,6 4,5 37,1 39,3 19,1 32,0 31 Eenheid in AZ 478 33,0 29,1 4,2 40,7 35,9 19,3 32,3 31 Eenheid in PZ 392 33,9 20,7 1,5 33,9 45,4 19,1 33,3 33 Per geslacht Man 2358 37,0-2,5 34,1 42,6 20,8 33,2 33 Vrouw 652 35,0-3,5 38,1 39,2 19,2 32,3 31 Per leeftijdscategorie <20 84 12,3 28,1 - - - - - - 20-29 1056 39,3 23,6 - - - - - - 30-39 1263 43,7 20,3 - - - - - - 40+ 616 30,9 20,3 - - - - - - 78

4.6. BEHANDELINGEN VOOR STIMULANTIA Verschillende patiënten identificeerbaar Aandeel onder patiënten in behandeling voor illegale substanties Aandeel vrouwen Aandeel per leeftijdsgroepen <20 20-29 30-39 40+ Leeftijdskenmerken Per scholingsniveau N % % % % % % Gemiddelde Mediaan Geen of lager 852 32,0 20,1 6,0 35,2 39,2 19,6 32,3 32 Secundair 1474 38,3 21,6 2,0 37,5 41,6 19,0 32,6 32 Hoger 219 37,1 31,2 1,4 25,6 43,8 29,2 35,6 34 Per behandelingsantecedenten Eerder behandeld 1893 37,1 21,9 1,5 31,7 44,6 22,2 33,9 33 Eerste behandeling 1056 35,1 21,1 5,2 41,0 36,7 17,2 31,4 30 Per specifieke substantie Cocaïne in poeder 1140 13,8 19,2 2,2 38,5 39,8 19,5 32,5 32 Crack 177 2,1 25,4 0,6 20,5 46,6 32,4 36,4 36 Andere cocaïne 6 0,1 50,0 0,0 66,7 33,3 0,0 28,8 28 Cocaïne niet gespecificeerd 745 9,0 17,5 2,7 37,2 40,9 19,3 32,6 32 Amfetamine 851 10,3 27,0 2,2 31,0 45,7 21,0 33,7 33 Methamfetamine 12 0,1 8,3 0,0 33,3 33,3 33,3 36,3 38 MDMA of derivaten 35 0,4 26,5 28,6 37,1 25,7 8,6 27,2 24 Mefedrone 10 0,1 11,1 30,0 70,0 0,0 0,0 22,2 21 Andere stimulantia 12 0,1 41,7 25,0 25,0 8,3 41,7 33,9 31 Stimulantia, andere dan cocaïne niet gespecificeerd 34 0,4 32,4 8,8 29,4 52,9 8,8 31,5 32 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 79

4. RESULTATEN EN ANALYSE Tabel 4.6.2. Sociale indicatoren van patiënten in behandeling voor stimulantia, België, 2017 Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten dat alleen woont Patiënten met huisvestigingsproblemen Patiënten met een laag inkomen Patiënten die met kinderen samenleven Patiënten met een laag scholingsniveau N % % % % % Per registratiejaar 2015 2369 35,5 11,4 22,8 22,1 36,6 2016 2645 37,1 11,1 22,3 23,7 33,3 2017 3022 34,3 12,3 21,1 24,7 33,3 Anonieme episodes, 2017 788 41,8 16,6 35,2 21,6 28,7 Per provincie/gewest Totaal Vlaanderen 2316 32,1 10,0 18,6 24,5 34,0 Antwerpen 315 32,4 12,0 28,2 18,8 36,6 Vlaams-Brabant 264 31,8 8,2 20,4 21,4 28,9 West-Vlaanderen 321 34,5 14,3 17,7 23,3 34,6 Oost-Vlaanderen 383 36,5 14,8 18,1 21,6 34,0 Limburg 345 29,4 5,9 11,6 29,5 26,3 Totaal Wallonië 458 38,4 13,3 25,9 28,3 35,7 Luik 176 46,5 16,7 20,6 21,7 39,1 Henegouwen 196 31,9 11,5 28,3 32,1 39,2 Luxemburg 3 33,3 33,3 0,0 33,3 33,3 Namen 73 36,2 5,8 32,9 31,9 19,3 Waals-Brabant 10 22,2 33,3 30,0 40,0 10,0 Totaal Brussel 248 47,6 33,3 36,3 14,9 22,9 Buurlanden vergelijking Nederland (2015) 3604 50,4 3,3-16,5 41,3 Duitsland (2016) 20569 36,3 5,7-17,5 17,0 Luxemburg (2016) 49 50,9 26,9-100,0 61,7 Frankrijk (2016) 3582 37,5 19,6-15,5 4,7 Verenigd Koninkrijk (2016) 22093 31,6 17,4-26,9 - Per type eenheid Totaal Ambulant 1668 31,8 9,0 19,0 28,2 31,8 Ambulante raadpleging 578 32,2 7,9 19,5 30,5 31,1 Dagcentrum 997 31,2 10,5 18,7 27,2 34,6 Centrum geestelijke gezondheid 93 36,7 0,0 19,5 26,4 1,6 Totaal Residentieel 1354 37,5 16,5 23,7 20,4 35,2 Crisiscentrum 395 32,0 20,8 30,0 18,8 34,7 Therapeutische gemeenschap 89 19,2 34,7 36,1 10,1 38,8 Eenheid in AZ 478 39,8 13,0 17,4 24,4 28,5 Eenheid in PZ 392 41,8 14,3 22,0 19,2 41,9 Per geslacht Man 2358 33,2 11,6 19,6 22,2 34,2 Vrouw 652 37,9 14,9 26,8 34,0 30,7 Per leeftijdscategorie <20 84 14,1 15,1 53,7 4,9 61,5 20-29 1056 26,7 11,4 23,5 16,2 32,9 30-39 1263 37,1 12,1 18,4 31,4 31,9 40+ 616 44,3 14,0 17,9 28,8 32,6 Per scholingsniveau Geen of lager 852 32,7 14,2 29,8 21,0 - Secundair 1474 35,3 11,9 17,8 25,7 - Hoger 219 33,8 9,1 10,8 25,9-80

4.6. BEHANDELINGEN VOOR STIMULANTIA Verschillende patiënten identificeerbaar Patiënten dat alleen woont Patiënten met huisvestigingsproblemen Patiënten met een laag inkomen Patiënten die met kinderen samenleven Patiënten met een laag scholingsniveau Per behandelingsantecedenten N % % % % % Eerder behandeld 1893 37,5 14,3 21,8 22,1 35,6 Eerste behandeling 1056 28,2 7,6 19,1 28,9 30,3 Per specifieke substantie Cocaïne in poeder 1140 33,2 10,6 21,0 25,9 30,7 Crack 177 40,1 28,8 29,3 20,7 26,4 Andere cocaïne 6 33,3 0,0 0,0 0,0 25,0 Cocaïne niet gespecificeerd 745 29,6 8,9 16,8 27,9 30,1 Amfetamine 851 38,4 13,1 22,3 22,4 39,9 Methamfetamine 12 41,7 25,0 27,3 20,0 33,3 MDMA of derivaten 35 38,5 15,4 38,2 8,8 40,6 Mefedrone 10 22,2 0,0 10,0 10,0 40,0 Andere stimulantia 12 45,5 18,2 25,0 20,0 30,0 Stimulantia, andere dan cocaïne niet gespecificeerd 34 38,7 35,5 34,4 18,8 58,6 Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2011-2017 81

4. RESULTATEN EN ANALYSE 4.6.3. INDICATOREN GERELATEERD AAN DE BEHANDELING Figuur 4.6.3. Kenmerken van de behandeling, stimulantia, 2017 Voornaamste verwijzingsbron Stimulantia 17% Alle substanties 12% Individueel/omgeving 27% 26% 62% 56% Medisch/sociaal Gerechtelijk Type eenheid 29% 35% voor de eerste keer in behandeling Ambulant Residentieel niet ziekenhuis 55% Ziekenhuis 16% In 2017 was 36% van de patiënten die werden behandeld voor stimulerende middelen voor de eerste keer in hun leven in behandeling voor een middelengerelateerde problematiek. In Brussel is het aandeel van de eerste behandelingen met 28% veel lager dan in de andere twee gewesten. De gemiddelde leeftijd waarop een behandeling wordt gestart is met een jaar gestegen sinds 2015 en bedroeg in 2017 31 jaar. 17% van de behandelingen heeft een juridische oorsprong. Dit aandeel varieert ook sterk naargelang van specifieke gemelde middel (7% bij crack en 29% bij amfetamines). 82