De minister van Onderwijs, besluit, gelet op artikel 3.1 en 3.2 van de Erfgoedwet, het onderstaande monument aan te wijzen als. Het betreft: Muur van Mussert, nummer, Hessenweg by 85, Lunteren Pagina 1 van 7
Rijksmonumentnummer Locatie Hessenweg by 85, Lunteren Gemeente Ede Kadastrale aanduiding Provincie Gelderland Kadastrale gemeente Sectie Kad. object App. Grondperc. LUNTEREN B 2058 LUNTEREN B 2317 Naam van het Muur van Mussert Omschrijving Openluchtcomplex van het Nationaal Tehuis van de NSB, bestaande uit centrale toegangsweg met komvormig hoofdterrein als open ruimte gelegen tussen aangelegde, deels opgemetselde taludswanden met geïntegreerde toiletgroepen en met hoofdpodium op de zuidwand bestaande uit concaaf gebogen muren met geïntegreerde verblijfruimtes, bordes en drie convex geboogde vaandelterrassen met terrasmuurtjes en trapopgangen. Pagina 2 van 7
Situatie op de kaart kadastrale grens voorlopig kadastrale grens 00000 perceelnummer B 2058 Pagina 3 van 7
Motivering Aanleiding Door de (hierna: RCE) zijn in 2017 de verkenningen naar militair erfgoed en naar herdenkingscultuur en herinneringserfgoed (hierna: de verkenningen) gestart, die naar verwachting eind 2018 zullen worden afgerond. De Muur van Mussert was één van de aanleidingen om deze verkenningen te starten. De Muur van Mussert herinnert ons aan een donkere tijd die deel uitmaakt van onze geschiedenis. De eerste bevindingen vanuit de verkenningen ten aanzien van het thema collaboratie, de wenselijkheid van duidelijkheid voor de eigenaar en de nadrukkelijke oproep vanuit de maatschappij om een besluit te nemen, geven mij aanleiding om de Muur van Mussert aan te wijzen als. Daarmee behouden we dit monument voor de toekomst en kunnen er scenario s worden ontwikkeld om het verhaal over deze zwarte bladzijde in onze geschiedenis te vertellen. Grondslag Vanaf 1 juli 2016 geldt de Beleidsregel aanwijzing en en wijziging enregister Erfgoedwet, beleidsregel van de Minister van OCW van 25 juni 2016, Staatscourant 30 juni 2016, nr. 33906 (hierna: de Beleidsregel). In deze Beleidsregel heb ik vastgelegd in welke gevallen ik een monument of een archeologisch monument kan aanwijzen als. In de toelichting bij de Beleidsregel heb ik aangekondigd dat ik verkenningen zal uitvoeren die zich richten op het cultureel erfgoed in de periode na 1965, het militaire erfgoed en herdenkingscultuur en de archeologie, waarna besluitvorming zal plaatsvinden over een mogelijk aanwijzingsprogramma. Op grond van de Beleidsregel (artikel 4) geschiedt de aanwijzing van een gebouwd monument dat is vervaardigd voor 1966 bij voorkeur op basis van een aanwijzingsprogramma of een verbeterprogramma. Het onderhavige monument is vervaardigd in de periode 1936-1941. Bij het aanwijzen van een neem ik de waarderingscriteria voor de beoordeling van de monumentale waarde van monumenten als uitgangspunt. Deze waarderingscriteria zijn gepubliceerd op de website van de RCE en vormen een actuele uitwerking van de wettelijke criteria schoonheid, betekenis voor de wetenschap en cultuurhistorische waarde in artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet. Overwegingen Met de verkenning herdenkingscultuur en herinneringserfgoed wil ik een antwoord geven op de vraag wat het fysieke (onroerende) herinneringserfgoed bepaalt in relatie tot de belangrijkste kenmerken van de herdenkingscultuur. Binnen de verkenning wordt aandacht besteed aan verschillende thema s, waaronder het thema collaboratie. Dit thema komt ook terug in de verkenning militair erfgoed. In deze verkenning kijk ik naar de belangrijkste historische ontwikkelingen in Nederland sinds 1815 die een relatie hebben met militair erfgoed. Ik ben van mening dat het verhaal van de Tweede Wereldoorlog in een veiligheids- en krijgsmachtcontext niet herdacht en verteld kan worden zonder de collaboratie aan te snijden. Het onderwerp collaboratie speelt in de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog een kleine rol. Dit weerspiegelt zich in het huidige enbestand. Slechts weinig overblijfselen van deze beladen Pagina 4 van 7
geschiedenis, die de kwetsbaarheid van de democratische rechtsstaat aantonen, zijn van rijkswege beschermd. Om die reden is onderzocht welk erfgoed de collaboratie het meest treffend representeert. Het openluchtcomplex van het Nationaal Tehuis van de NSB, bekend als de Muur van Mussert (hierna: het openluchtcomplex) is een toonbeeld van collaboratie. Het openluchtcomplex is exemplarisch en het vertelt meer dan andere aan de NSB gelieerde plaatsen en gebouwen het verhaal van de opkomst van deze politieke beweging en de collaboratie met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog en is uniek in Nederland. Het is daarom voor mij evident dat het openluchtcomplex binnen het thema collaboratie onderdeel zou zijn van een mogelijk aanwijzingsprogramma naar aanleiding van de genoemde verkenningen. Het openluchtcomplex als belangrijkste en goed bewaard gebleven onderdeel van het voormalige Nationale Tehuis is van algemeen belang wegens de cultuurhistorische en architectonische waarde die het vertegenwoordigt. Het betreft het enige door en voor de NSB, op een Duitse typologie geïnspireerde, aangelegde complex. Het is daarmee een zeldzaam voorbeeld van onroerend erfgoed dat ons herinnert aan de politieke geschiedenis van het interbellum, van de oorlogsjaren in het algemeen en het bestaan en functioneren van de NSB en collaboratie in het bijzonder. Daarmee vertegenwoordigt het openluchtcomplex een zwarte bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis waarmee gebeurtenissen voortkomend uit collaboratie en verraad verteld en herinnerd kunnen worden zodat we de kwetsbaarheid van onze rechtsstaat en democratie niet zullen vergeten. Ik vind het openluchtcomplex belangrijk in het verhaal van de Nederlandse geschiedenis en het vertegenwoordigt als beladen erfgoed een ondervertegenwoordigde categorie in het enbestand. Ik ben mij bewust van de beladenheid van bescherming en behoud van het openluchtcomplex. De argumenten die tegenstanders van bescherming of behoud kenbaar hebben gemaakt zijn meegewogen in het besluitvormingsproces. Ik ben er echter van overtuigd dat het openluchtcomplex voor de huidige en toekomstige generaties een bijdrage kan leveren in het overbrengen van het verhaal over wat er in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd en daarmee bijdraagt aan het onderwijs en de wetenschap. Daarnaast hebben verschillende cultuurhistorische organisaties het algemeen en cultuurhistorisch belang van het openluchtcomplex als plaats van herinnering aan de zwarte bladzijdes van onze geschiedenis benadrukt. Het feit dat de eventuele bescherming van het openluchtcomplex tot een breed gevoerde discussie heeft geleid onder voor- en tegenstanders laat de grote relevantie van dit erfgoed voor de samenleving zien. Ik ben dan ook van mening dat de aanwijzing als een passend instrument is voor de bescherming. Hierbij hecht ik waarde aan het feit dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede (hierna: het college) bij mij heeft aangedrongen op aanwijzing van het openluchtcomplex als, met de motivering dat het college de bescherming een nationale aangelegenheid acht. Het advies van het college bevestigt dit. Het besluit tot aanwijzing geeft duidelijkheid over de beschermingssituatie van het openluchtcomplex aan de eigenaar. De eigenaar heeft in een gesprek met de gemeente Ede en de RCE aangegeven niet onwelwillend tegenover rijksbescherming te staan en na een lange periode van onzekerheid over de Pagina 5 van 7
status van het openluchtcomplex vooral behoefte te hebben aan duidelijkheid in het licht van zijn bedrijfsvoering. Ik kom tot de slotsom dat er voldoende aanleiding is om het openluchtcomplex vooruitlopend op het afronden van de verkenningen aan te wijzen als. Het openluchtcomplex acht ik nodig om ook voor komende generaties de voor velen pijnlijke herinneringen aan de NSB, collaboratie en de oorlogsjaren in Nederland, te kunnen vertellen. Het openluchtcomplex heeft voldoende monumentale waarde om bescherming als te rechtvaardigen. Door de aanwijzing wordt de waarde van het openluchtcomplex voor de wetenschap en de Nederlandse cultuurhistorie benadrukt. Het is van belang dat er een invulling gevonden wordt die recht doet aan de plek en zijn betekenis. De gemeente Ede, lokale en landelijke organisaties hebben aangegeven te willen meedenken en meewerken aan behoud en/of herontwikkeling van de locatie, in overleg met de eigenaar. Procedure Op de voorbereiding van een besluit over het aanwijzen van een monument als is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van toepassing. Dit is bepaald in artikel 3.2, eerste lid, van de Erfgoedwet. Advies Over het ontwerpbesluit heb ik tegelijk met de aanbieding van het ontwerpbesluit aan de eigenaar en beperkt gerechtigden van het monument op grond van artikel 3.1, tweede lid, van de Erfgoedwet advies gevraagd aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede. Het college heeft schriftelijk kenbaar gemaakt het voorgenomen besluit te steunen en ziet de aanwijzing van het openluchtcomplex bij uitstek als een aangelegenheid van het Rijk. Het college heeft zich laten adviseren door haar cultuurhistorische adviescommissie en landelijke instanties waaronder het Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies (NIOD). Ook zij hebben herhaaldelijk aangegeven dat een aanwijzing als op grond van de Erfgoedwet recht doet aan de bijzondere waarden van het openluchtcomplex gezien het nationale karakter ervan. Dit sterkt mij in mijn besluit het openluchtcomplex aan te wijzen als. Het college heeft in zijn advies tevens kenbaar gemaakt zich bewust te zijn van de gevoelens die een monumentenstatus voor beladen erfgoed bij een deel van de samenleving oproept. Daarbij constateert het college dat in de discussie over beladen erfgoed een monumentenstatus soms nog wordt geassocieerd met eerbetoon of maatschappelijke erkenning. Het college beklemtoont dat in de landelijke monumentenzorg het woord monument in een andere, juridische status wordt gebruikt, waarbij géén waardeoordeel wordt gegeven over de gebeurtenissen die eventueel met dat erfgoed samenhangen. In het discours blijkt dat beide betekenissen onvoldoende uit elkaar worden gehouden. Dit indachtig heeft het college mij geadviseerd het onderscheid tussen de betekenissen van het woord monument nadrukkelijk te blijven maken. Ik neem dit advies ter harte en onderschrijf het belang om duidelijk onderscheid te maken Pagina 6 van 7
tussen monument als eerbetoon en als juridische status voor bescherming van ons cultureel erfgoed. Het advies van het college is aanleiding geweest om de relevante kennisgegevens en waardestelling gedeeltelijk aan te scherpen, met name op de punten die betrekking hebben op de cultuur- en architectuurhistorische waarden. Ik heb, tegelijk met bovengenoemde adviesaanvraag, op grond van artikel 3.1, derde lid, van de Erfgoedwet, ook advies gevraagd aan gedeputeerde staten van de provincie Gelderland. Vanuit de provincie heb ik geen advies mogen ontvangen. Zienswijzen Gedurende de terinzagelegging kon een zienswijze worden ingediend door belanghebbenden. Een belanghebbende is op grond van artikel 1:2 van de Awb een persoon of een instantie met een belang dat rechtstreeks bij het besluit betrokken is. Uit de reacties die tijdens de terinzagelegging zijn binnengekomen blijkt dat de betreffende personen en instanties zich betrokken voelen bij de aanwijzing van het openluchtcomplex tot. Op basis van de aan mij beschikbare gestelde informatie kan niet worden vastgesteld dat het belang van deze personen en instanties voldoende onderscheidend is om deze personen en instanties als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb aan te merken. De reacties heb ik derhalve niet kunnen betrekken bij mijn besluitvorming. De minister van Onderwijs,, namens deze, de, Susan Lammers algemeen directeur Beroep Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit beroep instellen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank binnen het rechtsgebied waar de belanghebbende zijn woon- of vestigingsplaats heeft. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop dit besluit ter inzage is gelegd. Geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen over het ontwerp van dit besluit naar voren heeft gebracht. Belanghebbenden kunnen ook digitaal beroep instellen bij de rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet de belanghebbende wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Op de genoemde site staan de precieze voorwaarden. Pagina 7 van 7