ADVIES VAN HET INSTITUUT VOOR NATUUR- EN BOSONDERZOEK INBO.A.2009.30. Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse Gemeenschap Kliniekstraat 25, 1070 Brussel www.inbo.be Betreft: herziening PRS beleidsplan windturbines. Update van globale afweging potentiële zoekzones voor windturbines: mogelijke effecten op de fauna (vogels / vleermuizen). Nummer : INBO.A.2009.30. Datum : 19 februari 2009 Auteur / vragen naar : Joris Everaert tel: 02-558.18.27. e-mail: joris.everaert@inbo.be Bijlagen : digitale ArcGIS (shape-file) kaarten (CD) Kenmerk aanvraag: 033/planning/provincieOVL/prs Datum aanvraag : 21 november 2008 Geadresseerde : Provinciale Commissie voor Ruimtelijke Ordening, Woodrow Wilsonplein 2, 9000 Gent. Afschrift: -Dienst 33 - Ruimtelijke ordening en Stedenbouw, Woodrow Wilsonplein 2, 9000 Gent. t.a.v. dhr. Reinout Debergh. -Agentschap voor Natuur en Bos, Oost-Vlaanderen, Gebroeders Van Eyckstraat 4-6, 9000 Gent. t.a.v. mevr. Viviane Vanden Bil & dhr. Steven Laureys. 1
Dit advies omvat een globale richtinggevende ornithologische afweging van de geselecteerde zoekzones voor windturbines in het ontwerp van beleidsplan windturbines van de provincie Oost- Vlaanderen. Het doel van de afweging is om op basis van de huidig beschikbare gegevens, globaal aan te geven waar er zich eventuele en/of zekere problemen kunnen voordoen, en waar de effecten waarschijnlijk relatief beperkt zullen blijven. Een lokale analyse inzake de mogelijke effecten op vogels en vleermuizen, zal bij elke vergunningsaanvraag uiteraard nog moeten opgemaakt worden. We verwijzen hiervoor naar de richtlijnen beschreven in de Omzendbrief EME/2006/01-RO/2006/02 (Vlaamse regering 2006). De voorliggende nota betreft een update van het eerder advies (INBO.A.2008.110 : Everaert 2008a) dat in de periode van de totstandkoming van het beleidsplan werd opgemaakt voor de dienst Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van de provincie (t.a.v. Reinout Debergh). In dit advies werd aan alle zoekzones een codering gegeven van 1 tot 4 (weinig effecten te verwachten tot belangrijke effecten te verwachten, zie verder). Zoals correct vermeld in het ontwerp van beleidsplan (Provincie Oost-Vlaanderen 2008), zijn na het INBO advies van 2008 door de provincie nog enkele potentiële zoekzones (randzones) toegevoegd. Een bijkomend (update) advies van het INBO hiervoor kon omwille van tijdsgebrek niet opgevraagd worden, waardoor de provincie zelf een bijkomende vijfde code heeft toegevoegd ( gemengde zone of ontbrekende gegevens ). In dit proces zijn (blijkbaar omwille van technische redenen) echter ook verschillende zones waarvoor het INBO reeds een code had gegeven (1-4), toch opgenomen onder die onbepaalde vijfde code. Dit is uiteraard een spijtige zaak, aangezien daarmee niet alle reeds beschikbare gegevens van dat moment, officieel zijn opgenomen in het uiteindelijke ontwerp van beleidsplan waarvoor het openbaar onderzoek werd opgestart. Het voorliggend advies geeft nu een bespreking van alle zoekzones in het uiteindelijke ontwerp van beleidsplan. De digitale afbakening van de zoekzones werd ons doorgegeven via de dienst Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw. De methode en voorstelling van deze globale ornithologische afweging is dezelfde als in het voorgaand advies. Elke zoekzone verkreeg een code van 1 tot 4 voor het aspect avifauna (Figuur A en Figuren 1-10, zie ook digitale ArcGIS kaarten voor de details en opname in de digitale kaarten van het beleidskader). De codes voor de zoekzones die in 2008 reeds in het INBO advies werden opgenomen, zijn in de meeste gevallen gelijk gebleven, met uitzondering van enkele gebieden waarvoor nieuwe gegevens zijn binnengekomen. De afweging werd gemaakt op basis van de ons beschikbare ornithologische gegevens. Het was voorlopig niet mogelijk om de fragmentarische informatie over vleermuizen mee op te nemen in de analyse. Het aspect vleermuizen dient uiteraard, net zoals vogels, steeds te worden opgenomen in elke vergunningsaanvraag. Voor de ornithologische afweging werd hiervoor gebruik gemaakt van de bestaande beleidsondersteunde vogelatlas (Everaert et al. 2003; meest recente versie beschikbaar in het INBO), bijkomende informatie zoals reeds uitgevoerde studies en/of adviezen, en de meest recente wetenschappelijke onderzoeksresultaten uit het binnen- en buitenland (zie Everaert 2008b; Hötker et al. 2006; Hötker 2006; Langston & Pullan 2003; Winkelman et al. 2008). Gebruikte codering (globale richtinggevende ornithologische afweging). 1= Waarschijnlijk weinig effect / geen of weinig randvoorwaarden. Deze zones zijn volgens de beschikbare gegevens zeker mogelijk voor windturbines, met geen of slechts beperkte randvoorwaarden. 2= Nader onderzoek / mogelijke randvoorwaarden. Voor deze zones is te weinig informatie beschikbaar om uit te maken of er windturbines kunnen geplaatst worden of niet. In veel gevallen zal het wel mogelijk zijn windturbines te plaatsen, met of zonder (beperkte) randvoorwaarden. 3= Potentieel effect / randvoorwaarden. Voor deze zones zijn duidelijke indicaties van een mogelijk belangrijk effect op vogels, met randvoorwaarden (grote kans dat windturbines worden uitgesloten). 4= Zeker effect / niet aangeraden (of randvoorwaarden). In deze zones verwachten we belangrijke effecten op vogels en raden we aan om geen windturbines te plaatsen. 2
Figuur A: Zoekzones voor windturbines: globale afweging voor het aspect avifauna. Een ruimtelijke detailweergave per regio (nummers 1-10) is weergegeven in de Figuren 1 tot 10. De gedetailleerde digitale afbakening is terug te vinden in de ArcGIS shapefiles (zie CD in bijlage). 3
1. Regio rond Maldegem Eeklo (Figuur 1) In bepaalde zones kunnen vooral buiten de broedperiode soms relatief grote aantallen Kieviten (en Wulpen) pleisteren (incl. lokale vliegbewegingen). Aan de rand van de noordwestelijke en noordoostelijke zoekzones is ook lokale trek mogelijk van Kleine Zwanen, ganzen, eenden, steltlopers en meeuwen vanuit het noordelijk gelegen krekengebied richting Damme en Gentse Kanaalzone, maar vermoedelijk gaat het hier om beperkte aantallen. Figuur 1. Zoekzones voor windturbines: globale afweging voor het aspect avifauna. Legende, zie Figuur A. 4
2. Regio Gentse Kanaalzone (Figuur 2) In deze regio werden reeds diverse INBO adviezen inzake de effecten op fauna opgemaakt. Momenteel is de windwerkgroep Gentse Kanaalzone (in kader van Strategisch Plan Gentse Kanaalzone) bezig met een update van de mogelijke zones voor windturbines in het havengebied. Hierbij is de toekomstige natuurlijke structuur (nieuwe natuurkerngebieden) van belang. Mogelijke nieuwe natuurgebieden komen er thv. de Kalevallei, Mendonk, Moervaart/Zuidlede en Moervaart- Noord. De verdere bespreking voor het plaatsen van windturbines in de haven (met uitzondering van meest zuidwestelijk deel langs ringvaart) zal gebeuren in de betreffende regionale windwerkgroep. Voorlopig uitgesloten gebieden zijn o.m. zones rondom het Rodenhuizedok en (mogelijke) nieuwe natuurkerngebieden in de haven (vooral omwille van pleisterende en rondvliegende watervogels) en rondom de spaarbekkens van Kluizen (grote aantallen meeuwen en eenden). Door de onduidelijkheid inzake de toekomstige situatie van nieuwe natuurkerngebieden, is in een aantal zones nog grondig nader onderzoek noodzakelijk, en kan best gekozen worden voor een gefaseerde aanpak bij de inplanting van windturbines. Enkele zones in en rond het Oud Vliegveld (langs Executieoord) te Oostakker-Lochristi, waar o.m. ook verdere natuurontwikkeling is gepland, zijn ook belangrijk voor vogels. Figuur 2. Zoekzones voor windturbines: globale afweging voor het aspect avifauna. Legende, zie Figuur A. 5
3. Regio tussen Aalter en Gent (Figuur 3) De Kraenepoel in Aalter (langs E40) is een belangrijk pleister- en rustgebied voor watervogels, waardoor in de omgeving ook eventueel rekening moet gehouden worden met vliegbewegingen. Zo zijn er bijvoorbeeld dagelijkse vliegbewegingen van vogels (meeuwen/watervogels) langs het kanaal Gent-Oostende en verder richting Spaarbekkens van Kluizen en Bourgoyen-Ossemeersen (en terug). Ten zuiden van Drongen liggen langs de Leie o.m. de Hassels en Latemse meersen, die ook van regionaal belang zijn voor vogels. Enkele zones liggen naast beschermde natuurgebieden. Van verschillende zoekzones zijn geen detailgegevens beschikbaar. Figuur 3. Zoekzones voor windturbines: globale afweging voor het aspect avifauna. Legende, zie Figuur A. 6
4. Regio tussen Waregem en De Pinte (Figuur 4) De Kallemoeie in Nazareth is een belangrijk pleister- en rustgebied voor watervogels. In de omgeving zijn lokale trekroutes. Ook o.m. ter hoogte van de Noorderwal (verbreding Oude Leie) pleisteren vaak grotere aantallen watervogels en zijn er mogelijk grotere aantallen vliegbewegingen. Ter hoogte van de splitsing Bovenschelde-Ringvaart kunnen er potentiële problemen optreden voor pleisterende en rondvliegende watervogels en seizoenale trekvogels. Figuur 4. Zoekzones voor windturbines: globale afweging voor het aspect avifauna. Legende, zie Figuur A. 7
5. Regio tussen Avelgem en Oudenaarde (Figuur 5) Langs de Schelde zijn in bepaalde gebieden veel lokale en seizoenale vliegbewegingen. Het Donkmeer in Oudenaarde is ook een belangrijk gebied voor watervogels met veel plaatselijke vliegbewegingen. De zoekzones thv. Avelgem en Kluisbergen liggen in of naast VEN gebied (werd blijkbaar nog niet uitgesloten in 2 e fase van beleidsplan) met eveneens enkele waterplassen waar regionaal belangrijke aantallen vogels voorkomen. Figuur 5. Zoekzones voor windturbines: globale afweging voor het aspect avifauna. Legende, zie Figuur A. 8
6. Regio tussen Geraardsbergen en Denderleeuw (Figuur 6) Voor verschillende zoekzones is nader onderzoek noodzakelijk omwille van de beperkte ornithologische gegevens. Enkele zones rond Geraardsbergen liggen langs VEN en Habitatrichtlijngebied. Ter hoogte van Denderleeuw zijn er ook zones waarbinnen enkele smalle natuurgebieden (gewestplanbestemming) langs waardevolle beken liggen. Figuur 6. Zoekzones voor windturbines: globale afweging voor het aspect avifauna. Legende, zie Figuur A. 9
7. Regio tussen Aalst en Gent (Figuur 7) Voor een groot aantal zoekzones langs de E40 is nader onderzoek noodzakelijk omwille van de beperkte ornithologische gegevens, maar hier zijn waarschijnlijk wel veel mogelijkheden voor windturbines. Enkele zones liggen nabij beschermde natuurgebieden. Figuur 7. Zoekzones voor windturbines: globale afweging voor het aspect avifauna. Legende, zie Figuur A. 10
8. Regio rond Lokeren en Dendermonde (Figuur 8) Lokale vliegbewegingen van voornamelijk watervogels en meeuwen tussen het natuurreservaat Molsbroek (incl. Hamputten) en meer zuidelijke natuurreservaten langs de Schelde (o.a. Donkmeer- Berlarebroek) zorgen voor een groot aanvaringsrisico in een deel van de zoekzones langs de E17. Een uitgebreide INBO analyse werd reeds opgemaakt voor het gebied langs de E17 tussen Beervelde en Waasmunster. De zones met code 4 moeten hier vermeden worden voor het plaatsen van windturbines. Enkele andere zones (ten oosten van Zele centrum) liggen naast of net in beschermde natuurgebieden en/of langs de Schelde. Figuur 8. Zoekzones voor windturbines: globale afweging voor het aspect avifauna. Legende, zie Figuur A. 11
9. Regio rond Sint-Niklaas (Figuur 9) Er liggen enkele belangrijke pleister- en broedgebieden thv. Zwijndrecht, met mogelijk grote aantallen overvliegende vogels in de omgeving. In de zone langs de N49 moet ook rekening gehouden worden met toekomstige natuurkerngebieden in het Linkerscheldeoevergebied (zie ook punt 10), en er is vooral relatief veel slaaptrek van meeuwen richting Waaslandkanaal. Rond Sint-Niklaas liggen ook enkele pleister- en rustgebieden van watervogels. Figuur 9. Zoekzones voor windturbines: globale afweging voor het aspect avifauna. Legende, zie Figuur A. 12
10. Regio rond Beveren havengebied Linkerscheldeoever (Figuur 10) Het Vogelrichtlijngebied op de Linkerscheldeoever werd in toepassing van de Omzendbrief EME/2006/01 RO/2006/02 voorlopig niet opgenomen in de potentiële zoekzones van de provincie. Mits een uitgebreid planningsproces zou er specifiek voor dit gebied toch een mogelijkheid kunnen bestaan voor inplanting van windturbines (meer informatie: Interdepartementale Windwerkgroep). Het INBO is zich ook bewust van het feit dat bepaalde zones binnen dit Vogelrichtlijngebied geschikt kunnen zijn voor de inplanting van turbines. Er dient wel goed rekening gehouden te worden met de bestaande en toekomstige natuurgebieden en zones waarlangs veel lokale vliegbewegingen plaatsvinden of te verwachten zijn. Nieuwe plannen voor windturbines in het volledige Linkerscheldeoevergebied moeten in eerste instantie kaderen in een globale visie voor heel het gebied d.m.v. een planningsproces in overleg met alle betrokken instanties. Op die manier kunnen mogelijk cumulatieve effecten op fauna (vogels, vleermuizen) ook beter bepaald worden. Enkele jaren geleden werd zo n visienota opgemaakt in kader van het Strategisch Plan van de haven op Linkeroever, maar door de veranderingen in het gebied, is er nood aan actualisatie en een duidelijk juridisch kader. Aan de hand van de meest recente gegevens (vogels, vleermuizen), de uiteindelijke kaart van ecologische infrastructuur (strategisch plan), en in overleg met het Agentschap voor Natuur en Bos, de provincies Oost-Vlaanderen en Antwerpen, en o.a. Natuurpunt, kan het INBO in kader van zo n planningsproces meewerken aan een nieuwe analyse voor het volledige Linkerscheldeoevergebied betreffende de bouw van windturbines. Het resultaat van zo n richtinggevende studie zal een plan zijn met zones die zeker kunnen voor windturbines, zones met bepaalde randvoorwaarden, en (voorlopig) uitgesloten zones. Een gefaseerd plan is hierbij aangeraden. Figuur 10. Zoekzones voor windturbines: globale afweging voor het aspect avifauna. Legende, zie Figuur A. 13
Referenties: Birdlife International, 2005. Position Statement on Wind Farms and Birds. Adopted by the BirdLife Birds and Habitats Directive Task Force on 9 December 2005. ftp://ftp.inbo.be/users/joris_everaert/positionnementbirdlife.pdf Everaert J., Devos K., Kuijken E., 2003. Vogelconcentraties en vliegbewegingen in Vlaanderen. Beleidsondersteunende vogelatlas achtergrondinformatie voor de interpretatie. Rapport Instituut voor Natuurbehoud. R.2003.02., Brussel. (27 pp). http://www.inbo.be/content/page.asp?pid=fau_vo_windturbines Everaert J., 2008a. Globale afweging potentiële zoekzones (tweede fase) voor windturbines in kader van Provinciaal Beleidskader Windturbines. Onderzoek naar de mogelijke effecten op de fauna. Advies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. INBO.A.2008.110, Brussel (13 pp). Everaert J., 2008b. Effecten van windturbines op de fauna in Vlaanderen : onderzoeksresultaten, discussie en aanbevelingen. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, 2008(44). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek: Brussel : Belgium. (174 pp). Download en/of bestellen via http://www.inbo.be/ygen/bibliotheekref.asp?show=html&refid=180403 Hötker H., Thomsen K.M. & Köster H., 2006. Impacts on biodiversity of exploitation of renewable energy sources: the example of birds and bats. Facts, gaps in knowledge, demands for further research, and ornithological guidelines for the development of renewable energy exploitation. Michael-Otto-Institut im NABU, Bergenhusen. (65 pp). http://bergenhusen.nabu.de/bericht/englische%20windkraftstudie.pdf Hötker H., 2006. The impact of repowering of wind farms on birds and bats. Michael-Otto-Institut im NABU, Bergenhusen (38 pp). http://bergenhusen.nabu.de/download/impact_of_repowering.pdf Langston R.H.W., Pullan J.D., 2003. Windfarms and birds: An analysis of the effects of windfarms on birds, and guidance on environmental assessment criteria and site selection issues. (58 pp). Report by Birdlife International on behalf of the Bern Convention. Council of Europe T-PVS/Inf (2003) 12. Zie ook Bern Convention Draft Recommendation T-PVS (2003) 11. Provincie Oost-Vlaanderen, 2008. Addendum aan het PRS: Provinciaal Beleidskader Windturbines. Ontwerp, september 2008. Vlaamse regering, 2006. Omzendbrief: EME/2006/01- RO/2006/02. Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines. 12/5/2006. Winkelman JE, Kistenkas FH, Epe MJ., 2008. Ecologische en natuurbeschermingsrechtelijke aspecten van windturbines op land. Alterra rapport 1780. Wageningen. NL. (189 pp). 14