Standen binnen CD&V: een analyse op niveau van de partijleden

Vergelijkbare documenten
De evolutie van het ledenaantal van de politieke partijen in Vlaanderen,

De evolutie van het ledenaantal van de politieke partijen in Vlaanderen,

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Inhoud. Figuren, tabellen, grafieken & kaarten 13 Woord vooraf 15. Hoofdstuk I Vrijheid van het parlementslid versus partijdiscipline 19

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek

Slachten in Vlaanderen, rapportenboek

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Vacature: volkspartij

Enquête Baas over eigen lijf : conclusies

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Stem van de jeugd: bulletrapport

OPINIEONDERZOEK VLAANDEREN: ACTUELE MAATSCHAPPELIJKE THEMA S OKTOBER 2013 TECHNISCH-STATISTISCH RAPPORT

Enquête bij partijleden van N-VA en OpenVLD: eerste resultaten

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere

Inleiding. Bespreking pagina 1

Simulatie van de zetelverdeling voor het Vlaams Parlement volgens een aantal scenario's inzake de hervorming van het kiesstelsel

De regionale impact van de economische crisis

Rapport voor deelnemers M²P panel

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Evaluatie actie Winterwandelboek Scheldeland. Kenniscel Toerisme Oost-Vlaanderen, April

Technische nota. Brussel, december 2011

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Uitkomst van de Enquête

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Roken Gezondheidsenquête, België, 1997

De invloed van burgerbronnen in het nieuws

Marktpenetratie DVB-t

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

Dierenwelzijn in de politiek. Dierenwelzijn in de politiek. Resultaten enquête

VERENIGING VOOR DE VERENIGDE NATIES BRUSSEL Identificatienummer 7401/77

Openbare bibliotheken en de gereglementeerde boekenprijs

... Graydon studie. Faillissementen. November 2017

Arbeidsmarkt Onderwijs

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Kinderopvang cijfert 1. Het bezettingspercentage 2015

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

SUBSIDIEMAATREGEL ZORGBOERDERIJEN JAAROVERZICHT 2016

4. Onderzoeksresultaten

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

In dit document worden de resultaten voor Nederland bij elke vraag afzonderlijk weergegeven en vergeleken met het Europees gemiddelde.

Rapport solidariteitsbarometer

STEMGEDRAG ANTWERPENAREN VAN TURKSE EN MAROKKAANSE AFKOMST

Arbeidsmarkt Onderwijs

Bestuurlijke toekomst gemeente Nuenen c.a.: de opvattingen van de inwoners

NOORDZEE EN ZEELEVEN. 2-meting Noordzee-campagne. Februari GfK 2015 Noordzee en zeeleven Stichting Greenpeace Februari 2015

Registratie arbeidszorg

De geografische spreiding van de kandidaten voor de Kamerverkiezingen van 1987 tot en met Gert-Jan Put, Jef Smulders en Bart Maddens

VERDELING VAN PERSONEN VOLGENS RIJBEWIJSBEZIT (VANAF 6 JAAR)

Eerste resultaten van de Monitor-enquête over de mobiliteit van de Belgen

Arbeidsmarkt Onderwijs

SUBSIDIEMAATREGEL ZORGBOERDERIJEN. Vlaanderen is landbouw & visserij DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ JAAROVERZICHT 2015

Nieuwe tijden, nieuwe collectieve pensioenen

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Nationaal Leenonderzoek Analyse van tienduizenden leningaanvragen uit 2016

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Het geheugenverlies van de kiezer en het effect daarvan op de peilingen

Wat motiveert u in uw werk?

Resultaten 3e peiling Provinciale Statenverkiezingen februari 2011

Sectorfoto Elektriciens: Installatie & distributie PSC

(licht aangepaste versie, september 2003)

De Eurobarometer van het Europees Parlement (EB/EP 79.5)

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Voorkomen van handicaps en arbeidsdeelname op basis van EAK

Arbeidsmarkt Onderwijs

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk?

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Rookenquête 2018 Een rapport voor Stichting tegen Kanker, uitgevoerd door GfK Belgium

BIJLAGE: OPDELING NAAR UITSTROOMPOSITIE, GESLACHT EN WOONPLAATS

Het profiel van de kandidaten voor de Europese verkiezingen ( )

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

Resultaten voor België Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997

Deeltijdarbeid. WAV-Rapport. Seppe Van Gils. Maart 2004

Hoofdstuk 6: Politieke partijen en partijsystemen

Resultaten voor Brussels Gewest Beperkingen Gezondheidsenquête, België, 1997

In dit document worden de resultaten voor België bij elke vraag afzonderlijk weergegeven en vergeleken met het Europees gemiddelde.

De Vlaamse overheid b(r)ouwt een diverse werkvloer

Het Geheugen van Vlaanderen

Resultaten voor Brussels Gewest Vaccinatie bij Volwassenen Gezondheidsenquête, België, 1997

Tevredenheidsenquête bij operatoren 2017

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997

Ondernemerschap en tewerkstelling in België: gaan ze hand in hand?

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Streptococcus pneumoniae

DE MENING VAN DE VLAMINGEN OVER GEMEENTELIJK STEMRECHT VOOR MIGRANTEN EEN KORTE NOTA

Studie. 2 september In augustus beduidend minder faillissementen

Transcriptie:

Onderzoeksnota Standen binnen CD&V: een analyse op niveau van de partijleden Bram Wauters Bram.wauters@ugent.be Tom Schamp Tom.schamp@ugent.be www.gaspar.ugent.be

Belangrijkste conclusies: - Medio 2013 werd een bevraging onder CD&V-leden gehouden, waarin gevraagd werd of ze zichzelf tot een stand (werknemers, middenstand, landbouwers) rekenen - Standen blijken nog springlevend te zijn aan de basis van de partij: - de helft van de CD&V-leden rekent zichzelf tot een stand - 27 % van de CD&V-leden beschouwt zichzelf als ACW er (nu: Beweging.net) - ongeveer 11 % van de CD&V-leden behoort tot de middenstandsvleugel - nog eens ongeveer 11 % behoort tot de landbouwersvleugel - Er zijn verschillen tussen partijleden in het behoren tot een stand: - vaker op het platteland, maar zeker nog niet uitgestorven in steden - ACW vooral in Limburg ; middenstand en landbouw vooral in West-Vlaanderen - meer bij oudere partijleden - meer bij mannen - Met betrekking tot het behouden van bevoorrechte band tussen ACW en CD&V: - een meerderheid van CD&V-leden (57 %) is voorstander - ACW ers (89% voorstanders) meer dan middenstanders (32%) en landbouwers (35%) - standenlozen (49% voorstanders) meer dan middenstanders en landbouwers - tegenstanders vooral bij middenstanders (29,6 %) en landbouwers (30,7 %) 1

Inleiding 1 In deze onderzoeksnota gaan we na in welke mate de CD&V nog als standenpartij getypeerd kan worden. Er wordt meer bepaald nagegaan hoe CD&V-leden denken over het concept standenpartij. In eerste instantie wordt bekeken in welke mate CD&V-leden zich nog herkennen in de traditionele en historische verbanden tussen CD&V enerzijds en resp. ACW (nu: Beweging.net) 2, middenstandsorganisatie en Boerenbond anderzijds. Bij deze analyse wordt nagegaan of de woonplaats (stad of platteland, provincie), leeftijd (jong versus oud) of geslacht een rol speelt in het al dan niet tot een stand behoren. Daarna gaan we dieper in op hun mening over het voortbestaan van de specifieke band tussen CD&V en ACW. Het unieke aan dit onderzoek is dat het verder kijkt dan het elite-niveau. Eerder dan te kijken naar de aanwezigheid van standen onder CD&V-parlementsleden of binnen het CD&Vpartijbureau (zie bv. Dejaeghere & Vansintjan, 2005), wordt de focus gelegd op de basis van de partij, nl. de partijleden. Onze analyse legt dus bloot hoe diepgaand de standen nog verankerd zijn in de partijorganisatie. Een tweede uniek element van onze benadering is dat we gevraagd hebben aan CD&V ers hoe ze zichzelf zien en of ze zichzelf nog rekenen tot een bepaalde stand. Eerdere onderzoeken waren gebaseerd op het oordeel van onderzoekers en/of bevoorrechte getuigen voor de classificatie in standen, maar niet op het oordeel van de betrokken personen zelf. 1. Situering standen binnen CD&V De Katholieke Unie, die werd opgericht in 1921, werd opgevat als een alliantie van de oude Federatie van katholieke Kringen ( 1869) en drie standengroepen: de middenstand, de arbeiders en de landbouwers (Van Molle, 1990). De partijleiding bestond uit een evenredige 1 Dit onderzoek werd mogelijk gemaakt door FWO-krediet 1504113N Survey bij partijleden van CD&V en Groen. De auteurs wensen het FWO hiervoor uitdrukkelijk te danken. 2 Omwille van de leesbaarheid en omdat op het moment van de bevraging (medio 2013) de naamswijziging nog niet doorgevoerd was, gebruiken we in de tekst de benaming ACW nog. Het ACW veranderde in 2014 van naam en werd Beweging.net. 2

vertegenwoordiging van de drie standen en van de Federatie van katholieke Kringen. Pas na de verkiezingsnederlaag van 1936 gingen zowel bij de Boerenbond als bij het ACW stemmen op om over te stappen van een zuivere standenpartij naar een unitaire partij met een autonome partijleiding. Dat proces mondde na de Tweede Wereldoorlog uit in wat de (standenloze) CVP werd, een moderne volkspartij. (Kwanten, 2001:12). De CVP stelt vanaf 1945 het partijlidmaatschap open voor standenlozen. Daarvoor gold dat men enkel lid van de partij kon worden als men tot één van de standen behoorde. Dit standenloze karakter wordt bevestigd door huidig CD&V-partijvoorzitter Wouter Beke in zijn studie over de periode 1945-1968. Hij stelt dat als wordt afgegaan op de formele regels over de vertegenwoordiging van de standen inzake beleid, positietoewijzing en inhoudelijke eisen in het partijprogramma, ( ) de partij geen standenpartij is en dat sociale organisaties dat ook respecteren ( ) (Beke, 2005:291). De vervanging van dat indirecte lidmaatschap (via de standen) door een direct partijlidmaatschap vertaalt zich in een formele toename van de standenlozen in de bestuursorganen van de partij, met name het partijbureau. Zo waren er gemiddeld 30% standenloze CVP-partijbureauleden in de periode 1945-1982. Dat is meer dan het dubbele van de Boerenbond (gem. 13%) en ongeveer de helft meer dan van het NCMV (19% gem.). Het ACW was in die periode goed voor gem. 35% van de bureauleden (Dejaeghere en Vansintjan, 2005) De CVP blijft nagenoeg onafgebroken aan de macht tot in 1999 en kan daarbij een beroep doen op een machtige zuil met arbeidersbeweging, middenstandsorganisatie, boerenbond, ziekenfonds, enz. die ervoor zorgen dat ze hun machtsbasis kunnen consolideren en uitbouwen. Ondanks het formeel benadrukken van het standenloze karakter, bestaat de indruk dat de standen achter de schermen (maar ook ervoor) een belangrijke rol zijn blijven spelen en nog spelen. Zo kan gesteld worden dat in de praktijk de standen decennialang de bakermat vormden voor de rekrutering van politiek personeel binnen de Vlaamse christendemocratie, het ideologische kompas van de partij waren en de facto in ruime mate beslag legden op de invulling van zowel organisatie als werking van het partijapparaat. Maar de verkiezingsnederlagen van 1999 en 2003 maakten dat de Vlaamse christendemocraten in de oppositie verzeild geraakten en brachten organisatorische, electoraal-strategische en partijpolitieke veranderingen teweeg binnen de partij. Deze hervormingen probeerden o.a. verder 3

de rol van de standen te reduceren. Het feit dat de CD&V behalve kiezers ook leden verloor, verscherpte het debat over de representativiteit van de brede Vlaams (christendemocratische) volkspartij. Uit het gewijzigde kiezersgedrag van de ACW-leden bijvoorbeeld kan worden afgeleid dat de standen veel minder dan vroeger kunnen mobiliseren om voor de partij te stemmen (Swyngedouw, Abts & Billiet, 2012). Vandaar dat de standen binnen de partij meer en meer in vraag gesteld worden. Het Arco-dossier, dat het ACW in een slecht daglicht plaatste, versterkte dit nog verder. Maar niet alleen bij de partij bewoog van alles. Omgekeerd werden bijvoorbeeld door het ACW, de grootste van de drie standen binnen de christendemocratie, een aantal deuren naar andere politieke partijen op een kier gezet. Dat de Vlaamse christendemocraten op federaal vlak tot 2007 in de oppositie waren beland, maakte het voor het ACW mogelijk om via andere partijen een poort tot de politieke macht te verkrijgen. Het meest uitgesproken vinden we dit terug bij de middenstandsorganisatie, die zich van Nationaal Christelijk Middenstandverbond (NCMV) omvormde tot het bredere, en meer neutrale Unizo. De Vlaamse christendemocratische partij is geëvolueerd van een formele standenpartij naar een sterke zuilpartij en later naar een relatief standenloze partij met andere klemtonen (Vlaamsgezindheid, brede volkspartij, ook niet-gelovigen etc.). Samengevat is de CD&V een neo-pluralistische partij, waarbinnen (historisch) meerdere belangengroepen zichtbaar zijn vertegenwoordigd, maar waarbij het niet langer zo is dat het deze belangengroepen alleen zijn die de partijpolitieke besluitvormingsprocessen en de strategische krijtlijnen uitzetten. De ruggengraat die de standen ooit vormden binnen CD&V is al enige tijd blootgesteld aan botontkalking. De exclusieve banden zijn afgezwakt. Velen zijn rouwig om dat proces van ontstanding binnen CD&V. Zo ook de voorzitter van de christelijke mutualiteiten, Marc Justaert, die in 2007 stelde dat CD&V beter af was als standenpartij. Toen was tenminste duidelijk in wiens naam de mandatarissen en leden van het partijbestuur spraken. En nu? Wie vertegenwoordigen zij vandaag nog? Zichzelf? (De Standaard, 11/12/2007) De vraag is of al de hierboven beschreven veranderingsprocessen een vermindering in de aanwezigheid van de standen hebben veroorzaakt aan de basis van de partij, d.w.z. onder partijleden. In de volgende paragrafen gaan we dit na aan de hand van een enquête onder 4

CD&V-leden die werd uitgevoerd in de loop van 2013 (voor de technische fiche van deze enquête: zie achteraan). Het ledenaantal van de partij is sinds 1991 stelselmatig gedaald tot het laagste niveau in de hedendaagse geschiedenis van de christendemocratie. Met 61.589 leden blijft CD&V wel de grootste ledenpartij van Vlaanderen. We beginnen met algemeen na te gaan in welke mate CD&V-leden zichzelf nog rekenen tot een bepaalde stand. Vervolgens gaan we meer specifiek in op de vraag tot welke stand CD&V ers zich rekenen, en welke verschillen we daarin kunnen waarnemen tussen partijleden onderling. En tot slot behandelen we de houding van CD&V-leden over het al dan niet behouden van de band met het ACW. 2. Rekenen CD&V-leden zichzelf tot een stand? In eerste instantie gaan we dieper in op het aantal CD&V-leden dat zichzelf tot een stand rekent. Zoals hoger aangegeven gaat het over hoe leden zichzelf zien. Uit Tabel 1 blijkt dat ongeveer de helft (49,4 %) van de CD&V-leden zichzelf rekent tot één van de drie standen (werknemers, zelfstandigen, landbouwers). Omdat dit een eerste bevraging is van deze soort, is het moeilijk om te vergelijken doorheen de tijd. Toch kunnen we stellen dat dit percentage een duidelijke indicatie geeft dat de standen binnen CD&V nog sterk aanwezig zijn aan de basis van de partij. Tabel 1: Rekent u zichzelf tot een stand? (N = 655) Percentage Ja 49,4 Neen 50,6 Het behoren tot een bepaalde stand is niet alleen duidelijk aanwezig onder CD&V-leden. Het is vaak ook een belangrijke reden om lid te worden van die partij. We legden partijleden verschillende motieven voor om lid te worden van CD&V. De respondenten moesten telkens aangeven of dit motief helemaal niet, niet echt, enigszins of sterk meespeelde. Eén van de 5

motieven die werd voorgelegd, was omdat dit aansluit bij mijn engagement in een verwante organisatie (ACW, Boerenbond, Unizo, ). Tabel 2 toont dat het engagement in één van de standenorganisaties duidelijk een rol speelde als motief om partijlid te worden. Iets meer dan een kwart van de CD&V-leden (26,3 %) geeft aan dat dit sterk meespeelde om partijlid te worden, terwijl nog eens ongeveer een kwart (24,5 %) aangeeft dat dit enigszins meespeelde. Dit maakt dat in totaal ongeveer de helft van de CD&Vleden aangeeft dat engagement in verwante organisaties een rol speelde in hun beslissing om partijlid te worden. Dit is eens temeer een duidelijke indicatie dat standen relevant blijven, en dat ze zelf aanleiding vormen om actief te worden in de partij. Tabel 2: Mate waarin engagement in verwante organisaties meespeelde om lid te worden van CD&V (N = 613) Percentage Speelde helemaal niet mee 34,2 Speelde niet echt mee 15,0 Speelde enigszins mee 24,5 Speelde sterk mee 26,3 3. Tot welke stand rekenen CD&V ers zichzelf? Tot hier toe hebben we steeds gesproken over het behoren tot een stand binnen CD&V in het algemeen. In deze paragraaf maken we een verder onderscheid tussen het soort stand waartoe iemand zichzelf rekent. Tabel 3 geeft de verdeling over de verschillende standen weer. Het ACW neemt het leeuwendeel van de standaanhorigen voor zijn rekening. Meer dan de helft (55,3 %) van degenen die zichzelf tot een stand rekent, geeft aan dat dit het ACW, of de werknemersvleugel van de partij, is. Als 6

we dit bekijken op de totale populatie van CD&V-leden, dan kunnen we vaststellen dat meer dan een kwart van alle CD&V-leden (27,3 %) zichzelf een ACW-ticket toebedeelt. Partijleden die zich bekennen tot de middenstandsvleugel en de landbouwersvleugel van de partij zijn minder talrijk, maar niettemin toch nog in aanzienlijke mate aanwezig. Telkens iets meer dan 10 % van de CD&V-leden geeft aan tot één van deze twee standen te behoren. Tabel 3: Tot welke stand rekent u zichzelf? (N = 653) Percentage tov alle leden Percentage tov leden die zichzelf met een stand identificeren Arbeidersbeweging (ACW) 27,3 55,3 Middenstand 11,3 22,9 Landbouwers (Boerenbond) 10,7 21,8 Geen stand 50,8 We gaan nu dieper in op enkele verschilpunten tussen partijleden onderling. We starten met de woonplaats. In de Tabel 4 bekijken we per provincie in welke mate standen nog aanwezig zijn onder CD&Vleden. Standen als dusdanig zijn het sterkst aanwezig in West-Vlaanderen. Daar is maar 40 % van de leden die zichzelf als standenloos beschrijft. Dit wil zeggen dat 60 % zich daar wel tot een stand bekent. De standen zijn het minst aanwezig in Antwerpen en Vlaams-Brabant + Brussel, waar bijna 60 % zichzelf niet in een bepaalde stand erkent. Tabel 4: Soort stand per provincie, rijpercentages (N = 650) Tot welke stand? Arbeidersbeweging Middenstand Landbouwers Geen stand (ACW) (Boerenbond) West-Vlaanderen 26,2% 15,2% 18,6% 40,0% Oost-Vlaanderen 29,3% 11,5% 10,8% 48,4% 7

Antwerpen 24,2% 7,6% 10,2% 58,0% Limburg 33,7% 12,0% 6,0% 48,2% Vlaams-Brabant + Brus 25,9% 12,0% 2,8% 59,3% Totaal 27,4% 11,5% 10,5% 50,6% Chi² = 33,76 ; p = 0.006 Meer specifiek per soort stand, zien we dat ACW het sterkst aanwezig is in Limburg, waar één op drie CD&V-leden (33.7 %) zichzelf als ACW er omschrijft. In de provincie Antwerpen ligt dit percentage het laagst, maar daar ziet toch nog altijd bijna één of vier CD&V-leden (24.2 %) zichzelf als ACW er. Zowel de middenstandsvleugel als de landbouwersvleugel zijn in West-Vlaanderen het meest talrijk onder CD&V-leden, met resp. 15.2 % en 18.6 %. Vooral voor de landbouwersvleugel zijn de verschillen met de andere provincies sterk uitgesproken. De resultaten van bovenstaande tabel doen vermoeden dat verstedelijkingsgraad wel eens een effect zou kunnen hebben op het feit of men zich al dan niet tot een stand rekent en tot welke stand. In Tabel 5 wordt die opdeling gevraagd. Er werd aan respondenten gevraagd om de gemeente waarin ze wonen in te delen in een bepaalde categorie. 3 Tabel 5: Soort stand volgens type gemeente, rijpercentages (N = 646) Tot welke stand? Arbeidersbeweging (ACW) Middenstand Landbouwers (Boerenbond) Geen stand Stad 27,6% 10,9% 8,0% 53,4% Overgang stad-platteland 30,5% 10,3% 6,3% 52,9% Platteland 25,5% 12,4% 15,1% 47,0% Totaal 27,4% 11,5% 10,8% 50,3% Chi² = 12.67 (p = 0.057) 3 Mogelijke antwoorden waren: Grootstad, grootstedelijke rand, regionale stad, regionale stedelijke rand, overgangsgebied stad-platteland, platteland. De eerste vier categorieën werden naderhand samengebracht in één categorie, nl. stad. 8

Tabel 5 toont een aantal verschillen volgens het type van gemeente, maar zeer uitgesproken zijn deze niet. Vooral verschillen tussen stad en het overgangsgebied zijn zeer beperkt. Zo geeft in beide types gemeenten ongeveer 53 % van de CD&V-leden aan niet tot een stand te behoren. Op het platteland ligt dit lager, maar ook niet dramatisch veel lager: slechts 47 % rekent zichzelf daar niet tot een stand. Enkel voor de landbouwersvleugel zijn de verschillen uitgesproken tussen stad en platteland (8 % versus 15 %). Standen zijn dus nog iets meer verankerd in de partij op het platteland, maar het is zeker niet zo dat de standen helemaal verdwenen zijn uit de partijorganisatie in steden. Zo is het percentage ACW ers in de stad hoger dan op het platteland (27,6 % versus 25,5 %). We kijken vervolgens naar verschillen volgens leeftijd. Uit Tabel 6 komt duidelijk naar voor dat vooral oudere partijleden zich nog tot een stand rekenen. De gemiddelde leeftijd onder CD&V-leden die tot een stand behoren is bijna 63 jaar, terwijl dit voor partijleden die niet tot een stand behoren een stuk significant lager ligt met iets minder dan 57 jaar. Dit kan erop wijzen dat de aanwezigheid van standen iets is dat doorwerkt vanuit het verleden, en in de toekomst mogelijks verder zal afnemen. De gemiddelde leeftijd per stand ligt het hoogst bij ACW ers met 64 jaar, en het laagst bij de middenstandsvleugel met 60 jaar. Tabel 6: Gemiddelde leeftijd per stand (N = 642) Gemiddelde leeftijd in jaren Std. Deviation Arbeidersbeweging (ACW) 64,01 15,48740 Middenstand 60,06 18,18592 Landbouwers (Boerenbond) 63,20 15,74035 Geen stand 56,96 16,63690 F = 8,044 ; p < 0.001 Tot slot bekijken we nog eens of er zich verschillen voordoen per geslacht. Tabel 7 toont dat vrouwen zich iets minder dan mannen tot een stand rekenen: 54,5 % standenlozen versus 47,9 %. 9

Voor alle standen is het percentage mannen groter dan het percentage vrouwen, behalve voor de middenstand. Tabel 7: Soort stand volgens geslacht, rijpercentages (N = 642) Arbeidersbeweging (ACW) Tot welke stand? Landbouwers Middenstand (Boerenbond) Geen stand Man 29,4% 10,6% 12,2% 47,9% Vrouw 23,9% 12,9% 8,7% 54,5% Chi² = 5.54 (ns) Mogelijks kan het verschil tussen mannen en vrouwen verklaard worden door leeftijd. Vrouwelijke partijleden zijn gemiddeld meer dan 3 jaar jonger dan mannelijke CD&V ers. Gelet op het duidelijke effect van leeftijd in Tabel 6 kan dit een verklaring zijn voor de verschillen per geslacht. 4. Hoe kijken CD&V-leden naar de band ACW-CD&V? Onder meer door het Arco-dossier staat de bevoorrechte relatie tussen CD&V en ACW ter discussie. In deze laatste paragraaf gaan we dieper in op hoe leden de opportuniteit van deze band beoordelen. We hebben aan CD&V-leden gevraagd of deze sterke verbondenheid behouden dient te blijven. Belangrijk om voor ogen te houden is dat we ook dit weer bekijken vanuit het standpunt van CD&V. Ook vanuit ACW wordt soms geopperd om deze band losser te maken of zelfs helemaal in vraag te stellen, maar daar gaat het hier als dusdanig niet over. We bespreken eerst de opinie van alle CD&V-leden, zoals weergegeven in de laatste kolom van Tabel 8. We zien daar dat alles samen 57 % van de CD&V-leden deze bevoorrechte relatie wil behouden (20,6 % is het helemaal eens, 36,4 % is het eens). Omgekeerd zien we dat alles samen genomen ongeveer 17 % van de leden het oneens of helemaal oneens is met de bevoorrechte relatie tussen CD&V en ACW. We kunnen dus concluderen dat hoewel sommige leden deze band in vraag stellen, toch nog een duidelijke meerderheid van CD&V-leden gewonnen is voor het behouden van de sterke band tussen CD&V en ACW. 10

Tabel 8: Opinie over CD&V moet de bevoorrechte relatie met het ACW behouden (N = 637) Tot welke stand rekent u zichzelf? Arbeidersbeweging Middenstand Landbouwers Geen stand (ACW) (Boerenbond) Totaal Helemaal oneens 0,6% 11,3% 9,2% 6,5% 5,7% Oneens 2,3% 18,3% 21,5% 13,0% 11,5% Noch eens, noch oneens 6,8% 29,6% 26,2% 25,0% 20,6% Eens 37,3% 26,8% 30,8% 39,2% 36,4% Helemaal eens 52,0% 5,6% 4,6% 9,9% 20,6% Weet niet 1,1% 8,5% 7,7% 6,5% 5,3% Chi ² = 189,964 ; p < 0.001 Vervolgens bekijken we of deze opinie verschilt naargelang de stand waartoe men zichzelf rekent. Weinig verrassend is het percentage voorstanders van de innige band tussen CD&V en ACW het grootst bij CD&V-leden die zichzelf rekenen tot de ACW-vleugel van de partij: 52 % is het helemaal eens en 37,3 % eens met het behoud van die band. In totaal is zo bijna 90 % van de leden die behoren tot de werknemersvleugel van de partij voorstander van het behoud van de bevoorrechte relatie. Dit ligt helemaal anders bij partijleden die tot een andere stand behoren. Telkens slechts iets meer dan 30 % van de CD&V ers die behoren tot de middenstandsvleugel (32,4 %) of de landbouwersvleugel (35,4 %) zijn het helemaal eens of eens met het behouden van de band CD&V-ACW. We dienen wel op te merken dat deze percentages nog net iets hoger liggen dan de percentages tegenstanders (categorieën oneens en helemaal oneens vormen bij middenstand en landbouw resp. 29,6 % en 30,7 %). Niettemin kan vastgesteld worden dat het enthousiasme voor deze bevoorrechte relatie bij andere standen eerder aan de lage kant is. Opmerkelijk is dat CD&V ers die zichzelf niet tot een stand rekenen positiever staan ten opzichte van de band ACW-CD&V (dan de middenstanders en landbouwers). Het aantal sterke voorstanders ( helemaal eens ) is met 9 % eerder laag, maar het aantal personen dat het eens is, is met 39,2 % hoog, wat maakt dat alles samen bijna de helft van de standenlozen voorstander is van het behoud van de bevoorrechte positie van ACW binnen de partij. Dat lijkt erop te wijzen 11

dat standenlozen het bestaan van standen in de partij niet zondermeer afwijzen. Het lijkt eveneens te suggereren dat tussen standen een zekere competitie aanwezig is, waarbij de perceptie leeft dat een verlies in macht van de ene stand in het voordeel van een andere stand zou kunnen werken. Van veel solidariteit tussen de standen lijkt er dan ook geen sprake te zijn. 12

Technische fiche Teruggestuurde enquêtes kwamen binnen tussen 21 maart 2013 en 12 juni 2013. N = 666 (= responsgraad van 44,3 %) Waarvan 68 online (10,2 %) en 598 per post (89,8 %) Data werden gewogen op basis van geslacht en leeftijdscategorie Literatuurlijst Dejaeghere, Y. & Vansintjan, P. (2005), De standen in het partijbureau van de Christelijke Volkspartij, in: W. Dewacher & S. Depauw (reds), Een halve eeuw partijbureau in België (pp. 83-95). Leuven: Acco. Beke, W. (2005). De ziel van een zuil. De Christelijke Volkspartij 1945-1968. Leuven: Universitaire Pers Leuven. Kwanten, G. (2001). August-Edmond De Schrijver 1898-1991. Politieke bibliografie van een gentleman-staatsman. Leuven: Universitaire Pers Leuven. Swyngedouw, M., Abts, K., Billiet, J. (2012). De verschuivingen in het stemgedrag 2007-2010 voor de Kamer in Vlaanderen: analyse op basis van het postelectorale verkiezingsonderzoek 2010. Onderzoeksverslag Centrum voor Sociologisch onderzoek. ISPO, nr. 2012/1, Leuven: Centrum voor Sociologisch Onderzoek. Van Molle, L. (1990). Ieder voor allen: de Belgische Boerenbond, 1890-1990. Leuven: Kadoc. 13