De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Vergelijkbare documenten
Registratie arbeidszorg

De Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld

De West-Vlaamse Arbeidszorgmedewerker in beeld. Rapport Steunpunt Arbeidszorg betreffende het werkingsjaar 2012

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Registratie Arbeidszorg 2011 Handleiding.

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Arbeidsmarkt Onderwijs

De Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Verdeling volgens geslacht binnen de KBC Groep

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

SOCIALE ECONOMIE Cijfergegevens Zuid-West-Vlaanderen. Ilse Van Houtteghem 20/11/2014

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

De Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld. Ronde Tafel Arbeidszorg, rapport betreffende het werkingsjaar 201 2

Ontwikkeling leerlingaantallen

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2015

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Bios2 Thema in de kijker Personeel in de bibliotheek

Arbeidsmarkt Onderwijs

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Arbeidsmarkt Onderwijs

Provinciale opdracht GTB vzw in het kader van Arbeidszorg budgetjaar 2012

Hoeveel werkzoekenden telt uw gemeente?

Sociale economie. 1 Tewerkstellingsgroei varieert van sociale economie initiatief. Streekpact Cijferanalyse

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Welzijn inkomen en armoede

Arbeidsmarkt Onderwijs

plage-lestijden onderwijzer

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer

Verdeling contracten volgens verblijfsstatuut

Toepassing reglement Arbeidszorg van 29 september 2009 aangepast op 5 december 2012 Evaluatie resultaten

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN (in de eerste lijn)

Onderwijs SAMENVATTING

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN

Arbeidsmarkt Onderwijs

Mensen met arbeidsbeperking of gezondheidsproblemen - Trajectbepaling en - begeleiding

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2016

Jaarverslag Herplaatsingsfonds. 1.1 Aanvragen voor outplacementbegeleiding

Beschutte werkplaatsen

Kinderopvang cijfert. Voorrangsgroepen

VERSO- Cahier 2/ 2014 Profiel van de medewerkers in de social profit

Invoegbedrijven. Maatregel. De begunstigden en bestedingen

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Grootste stijging aantal nieuwe WIA-uitkering in het hoger beroepsonderwijs

Activiteitencentrum Sava. Ontmoetingscentrum t Evenwicht

Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013

Monitor 2016Q4 15 Pag. MONITOR FLEXI-JOBS

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

NOVEMBER 2014 BAROMETER

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Arbeidszorg in Limburg Kwantitatieve analyse van de doelgroep arbeidszorg. Provinciaal Steunpunt Arbeidszorg vzw

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN

Activiteitencentrum Sava. Ontmoetingscentrum t Evenwicht

Leenonderzoek Verbouwingen De cijfers 2016 vs 2015

Allochtonen op de arbeidsmarkt

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

April 2012 Minder niet-werkende werkzoekenden (NWW) Aantal WW-uitkeringen opnieuw licht gedaald

WSE Arbeidsmarktcongres 7 februari Laura Jacobs, Vicky Heylen en Caroline Gijselinckx HIVA- KULeuven

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

I B O. Een werknemer op maat gemaakt. 1. IBO = training-on-the-job. IBO = 'werkplekleren' IBO = 'een werknemer op maat'

PERSBERICHT Brussel, 2 december 2016

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen

Het maatwerkbedrijf van de toekomst Terugblikken op begeleiding van sociale en beschutte werkplaatsen

Resultaten voor Brussels Gewest Roken Gezondheidsenquête, België, 1997

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Veranderingen op de Arbeidsmarkt van oefentherapeuten

Omgerekend staan de volgende verplichtingen ten aanzien van de volgende subsidiebedragen:

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

Continuïteit. Bemiddeling

Transcriptie:

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld 2010-2017 September 2018 Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

2

INHOUDSTAFEL INLEIDING... 5 1. ARBEIDSZORG IN OOST-VLAANDEREN: ALGEMEEN OVERZICHT... 6 1.1. Evolutie van het aantal initiatieven... 8 1.1.1. Oost-Vlaanderen in vergelijking met de andere provincies... 8 1.1.2. Aantal initiatieven per sector... 9 1.2. Evolutie van het aantal actieve... 10 1.2.1. Oost-Vlaanderen in vergelijking met de andere Vlaamse provincies... 11 1.2.2. Aantal medewerkers per sector... 13 2. STOPZETTINGEN ARBEIDSZORG... 15 2.1. Aantal stopzettingen... 15 2.1.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen... 15 2.1.2. Verschillen naar sector... 16 2.2. Reden van stopzetting... 17 2.2.1. Verschillen naar sector... 17 2.3. Perspectief na stopzetting... 18 2.3.1. Verschillen naar sector... 21 3. VERGELIJKING PROFIEL VAN DE ACTIEVE ARBEIDSZORGMEDEWERKERS MET DAT VAN DE MEDEWERKERS MET PERSPECTIEF OP DOORSTROOM... 24 3.1. Geslacht... 24 3.1.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen... 24 3.1.2. Verschillen naar sector... 25 3.2. Leeftijd... 26 3.2.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen... 26 3.2.2. Verschillen naar sector... 26 3.3. Inkomen... 27 3.3.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen... 28 3.3.2. Verschillen naar sector... 29 3.4. Problematiek... 31 3.4.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen... 31 3.4.2. Verschillen naar sector... 32 3.5. Hoogst behaalde opleidingsniveau... 33 3.5.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen... 34 3.5.2. Verschillen naar sector... 35 3

3.6. Werkverleden... 36 3.6.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen... 37 3.6.2. Verschillen naar sector... 38 3.7. Gepresteerde uren... 39 3.7.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen... 39 3.7.2. Verschillen naar sector... 39 3.8. Vergoeding... 40 3.8.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen... 41 3.8.2. Verschillen naar sector... 41 3.9. Subsidies... 43 3.9.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen... 43 3.9.2. Verschillen naar sector... 44 4. BELANGRIJKE CONCLUSIES... 46 4

INLEIDING Sinds 2010 wordt er door de Vlaamse provincies in het kader van de Ronde Tafel Arbeidszorg een meetinstrument ontwikkeld dat op een eenvormige manier cijfermateriaal verzamelt over arbeidszorg in Vlaanderen. Dit Registratiesysteem Arbeidszorg omvat alle arbeidszorginitiatieven die aangesloten zijn bij een provinciaal steunpunt/platform/overleg en registreert alle actief in deze initiatieven. De registratie heeft betrekking op het socio-economisch profiel van de en, bij stopzetting van arbeidszorg, op de reden van stopzetting en het perspectief. In dit rapport presenteren we de cijfers van de Oost-Vlaamse arbeidszorginitiatieven en van hun actieve medewerkers in de jaren 2010 tot en met 2017. We vertrokken hierbij van de toestand op 28 mei 2018 in het Registratiesysteem. Een algemene opmerking die we vooraf willen maken is dat niet alle resultaten die we hieronder presenteren even betrouwbaar zijn. Een aantal in het registratiesysteem in te vullen items kampen met onbekenden en/of foutieve gegevens. Waar mogelijk werden deze laatste uit de analysebestanden gehaald. Toch benadrukken we dat de resultaten met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. De analyse toont echter wel een aantal duidelijke trends die ook door het werkveld worden bevestigd. In dit rapport geven we eerst een algemeen overzicht van het aantal Oost-Vlaamse arbeidszorginitiatieven en van het aantal actieve medewerkers tewerkgesteld in deze initiatieven. Vervolgens belichten we het aantal stopzettingen, de reden van stopzetting van arbeidszorg en de perspectieven van de personen die arbeidszorg hebben beëindigd. Een derde hoofdstuk analyseert het profiel van de en maakt een vergelijking met het profiel van de medewerkers met perspectief op doorstroom. In het vierde en laatste hoofdstuk geven we nog enkele belangrijke conclusies uit de analyse weer. 5

1. ARBEIDSZORG IN OOST-VLAANDEREN: ALGEMEEN OVERZICHT In 2017 werden de van 50 Oost-Vlaamse arbeidszorginitiatieven geregistreerd in het Registratiesysteem Arbeidszorg. Deze initiatieven telden samen 2.372. Dit komt neer op 25,9 per 10.000 inwoners op beroepsactieve leeftijd (= 18-64 jaar). Onderstaande kaarten tonen de spreiding van de initiatieven en van de woonplaats van de medewerkers. 6

7

1.1. Evolutie van het aantal initiatieven Het aantal arbeidszorginitiatieven in Oost-Vlaanderen is toegenomen van 43 in 2010 tot 50 in 2017 (zie figuur 1). Figuur 1 Evolutie van het aantal Oost-Vlaamse arbeidszorginitiatieven in het Registratiesysteem Arbeidszorg 52 50 48 48 50 50 50 46 44 42 40 43 43 43 44 38 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 1.1.1. Oost-Vlaanderen in vergelijking met de andere provincies Tabel 1 en figuur 2 situeren Oost-Vlaanderen ten opzichte van de andere Vlaamse provincies. We stellen vast dat Oost-Vlaanderen veruit het meeste aantal arbeidszorginitiatieven telt (50). Antwerpen telt er 32, Limburg 31, West-Vlaanderen 30 en Vlaams-Brabant 28. Van de 171 arbeidszorginitiatieven in Vlaanderen is 29,2% terug te vinden in de provincie Oost-Vlaanderen. Tabel 1 Evolutie tussen 2010 en 2017 van het aantal arbeidszorginitiatieven in Vlaanderen, per provincie Provincie 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 West-Vlaanderen 28 27 29 29 29 30 30 30 Oost-Vlaanderen 43 43 43 44 48 50 50 50 Antwerpen 28 29 29 29 29 32 32 32 Vlaams-Brabant 21 22 22 22 22 24 27 28 Limburg 26 27 27 28 29 29 30 31 Totaal Vlaanderen 146 148 150 152 157 165 169 171 Aandeel Oost-Vlaanderen (%) 29,5 29,1 28,7 28,9 30,6 30,3 29,6 29,2 Bron (bij alle tabellen en figuren): Registratiebestand Arbeidszorg, toestand op 28 mei 2018 1 1 We herhalen de bronvermelding niet systematisch bij het vervolg van de tabellen en figuren. Dit gebeurt enkel wanneer een bijkomende en/of andere bron wordt gebruikt. 8

Figuur 2 Evolutie van het aantal arbeidszorginitiatieven per provincie 60 50 43 50 40 30 20 28 30 28 32 21 28 26 31 10 0 West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg 2010 2017 1.1.2. Aantal initiatieven per sector Tabel 2 toont het aantal initiatieven in Oost-Vlaanderen per sector. De sector van de sociale en de sector zorg voor personen met een handicap tellen elk 18 initiatieven. De sector geestelijke telt 9 initiatieven en de sector algemeen 4. Daarnaast vinden we één initiatief terug in de restcategorie andere. Tussen 2010 en 2017 kennen alle sectoren een lichte toename of status quo van het aantal arbeidszorginitiatieven (figuur 3). Tabel 2 Evolutie tussen 2010 en 2017 van het aantal arbeidszorginitiatieven in Oost-Vlaanderen, per sector 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 geestelijke 9 9 9 9 9 9 9 9 zorg voor personen met een handicap 16 16 16 17 18 18 18 18 3 3 3 3 4 4 4 4 van de sociale 15 15 15 15 17 18 18 18 Andere 0 0 0 0 0 1 1 1 Totaal 43 43 43 44 48 50 50 50 20 15 10 5 0 9 9 geestelijke Figuur 3 Evolutie van het aantal arbeidszorginitiatieven per sector 16 18 zorg voor personen met een handicap 3 4 2010 2017 15 18 van de sociale 0 1 Andere 9

In vergelijking met Vlaanderen telt Oost-Vlaanderen een groter aandeel arbeidszorginitiatieven in de sectoren zorg voor personen met een handicap en algemeen, en een kleiner aandeel in de sector van de sociale en de sector geestelijke (figuur 4). Figuur 4 Aandeel van de sectoren in het totaal aantal arbeidszorginitiatieven, vergelijking Oost-Vlaanderen met Vlaanderen, 2017 (in %) 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 18,0 geestelijke 36,0 21,6 22,2 zorg voor personen met een handicap 8,0 3,5 36,0 48,0 van de sociale 2,0 4,7 Andere Oost-Vlaanderen Vlaanderen 1.2. Evolutie van het aantal actieve Het aantal actieve medewerkers in een bepaald jaar is de som van alle medewerkers die in dat jaar minstens één dag actief waren. Het gaat dus om alle aanwezige, alle gestarte en alle gestopte medewerkers die binnen een kalenderjaar zijn bereikt. In 2017 telt het Registratiesysteem 2.372 actieve tewerkgesteld in een Oost-Vlaams arbeidszorginitiatief (zie figuur 5). Tussen 2010 en 2017 zijn er 563 actieve medewerkers bijgekomen. Dit is een toename met 31%. Figuur 5 Evolutie tussen 2010 en 2017 van het aantal in Oost-Vlaanderen 2600 2400 2200 2000 1800 1600 1400 1200 1000 2372 2242 2251 2195 2025 2047 2040 1809 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 10

1.2.1. Oost-Vlaanderen in vergelijking met de andere Vlaamse provincies Tabellen 3 en 4 en figuur 6 geven een beeld van de andere Vlaamse provincies. Oost-Vlaanderen is de provincie met het grootste aantal. In 2017 telde de provincie 2.372 medewerkers of 31,4% van het totaal aantal medewerkers in Vlaanderen. Limburg heeft 1.431 medewerkers, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen elk iets meer dan 1.300 en Antwerpen 1.110. Tabel 3 Evolutie tussen 2010 en 2017 van het aantal in Vlaanderen, per provincie Provincie 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Evolutie 2010-2017 In absolute cijfers In % West-Vlaanderen 1049 1126 1149 1113 1150 1194 1253 1309 260 24,8 Oost-Vlaanderen 1809 2025 2047 2040 2242 2251 2195 2372 563 31,1 Antwerpen 676 874 1018 1069 1099 1170 1141 1110 434 64,2 Vlaams-Brabant 712 896 980 1063 1129 1179 1286 1340 628 88,2 Limburg 992 1152 1148 1166 1287 1309 1399 1431 439 44,3 Totaal 5238 6073 6342 6451 6907 7103 7274 7562 2324 44,4 Tabel 4 Provincie van tewerkstelling van het aantal actieve, 2010-2017 (in %) Provincie 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 West-Vlaanderen 20,0 18,5 18,1 17,3 16,7 16,8 17,2 17,3 Oost-Vlaanderen 34,5 33,3 32,3 31,6 32,5 31,7 30,2 31,4 Antwerpen 12,9 14,4 16,1 16,6 15,9 16,5 15,7 14,7 Vlaams-Brabant 13,6 14,8 15,5 16,5 16,4 16,6 17,7 17,7 Limburg 18,9 19,0 18,1 18,1 18,6 18,4 19,2 18,9 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 5238 6073 6342 6451 6907 7103 7274 7562 Alle provincies kennen tussen 2010 en 2017 globaal een toename van het aantal, met de grootste toename in Vlaams-Brabant (+628 of +88,2%). Sommige provincies kennen een lichte daling in één of meerdere jaren, die dan gecompenseerd wordt in het daaropvolgende jaar. In het laatste jaar zien we enkel in de provincie Antwerpen een daling. 11

2500 2000 1500 1000 500 0 Figuur 6 Evolutie van het aantal per provincie, 2010 en 2017 2372 1309 1049 1809 1110 676 712 1340 1431 992 West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg 2010 2017 Bekijken we het aantal per 10.000 inwoners op beroepsactieve leeftijd, dan staat Limburg in 2017 op de eerste plaats met 26,5 per 10.000 inwoners op beroepsactieve leeftijd. Oost-Vlaanderen telt 25,9 medewerkers per 10.000 inwoners op beroepsactieve leeftijd, Vlaams-Brabant 19,5 en West-Vlaanderen 18,5. Antwerpen is de provincie met het kleinste aantal per 10.000 inwoners op beroepsactieve leeftijd, namelijk 9,9 (zie tabel 5 en figuur 7). Tabel 5 Aantal actieve per 10.000 inwoners op beroepsactieve leeftijd, per provincie van tewerkstelling Provincie 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 West-Vlaanderen 14,8 15,9 16,2 15,7 16,3 16,9 17,7 18,5 Oost-Vlaanderen 20,2 22,4 22,6 22,5 24,7 24,8 24,0 25,9 Antwerpen 6,2 7,9 9,2 9,6 9,9 10,5 10,2 9,9 Vlaams-Brabant 10,6 13,3 14,5 15,7 16,6 17,3 18,8 19,5 Limburg 18,3 21,2 21,1 21,4 23,7 24,2 25,8 26,5 Totaal 13,4 15,4 16,1 16,3 17,5 18,0 18,3 19,0 Bron: Registratiebestand Arbeidszorg, toestand op 28 mei 2018, Rijksregister Provincies in Cijfers Figuur 7 Evolutie van het aantal per 10.000 inwoners op beroepsactieve leeftijd, 2010 en 2017 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0 25,9 26,5 18,5 20,2 19,5 18,3 19,0 14,8 9,9 10,6 13,4 6,2 West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg Vlaanderen 2010 2017 Bron: Registratiebestand Arbeidszorg, toestand op 28 mei 2018, Rijksregister Provincies in Cijfers 12

1.2.2. Aantal medewerkers per sector De sector geestelijke is met 881, of 37,1% van het totaal, de grootste sector binnen arbeidszorg. De sector van de sociale is de tweede grootste sector met 749 medewerkers in 2017 (of 31,6% van het totaal). De sector zorg voor personen met een handicap telt 540 (22,8%) en de sector van het algemeen 185 (7,8%). De restsector andere telt 17 medewerkers (0,7%) (zie tabellen 6 en 7). Tabel 6 van tewerkstelling van de in Oost-Vlaanderen, 2010-2017 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Evolutie 2010-2017 In In % absolute cijfers geestelijke 748 829 813 805 866 837 793 881 133 17,8 zorg voor personen met een handicap 414 429 437 454 525 542 530 540 126 30,4 108 130 130 170 225 227 155 185 77 71,3 van de sociale 539 637 667 611 626 644 707 749 210 39,0 Andere 0 0 0 0 0 1 10 17 17 Totaal 1809 2025 2047 2040 2242 2251 2195 2372 563 31,1 Tabel 7 van tewerkstelling van de in Oost-Vlaanderen, 2010-2017 (in %) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 geestelijke 41,4 40,9 39,7 39,5 38,6 37,2 36,1 37,1 zorg voor personen met een handicap 22,9 21,2 21,4 22,3 23,4 24,1 24,2 22,8 6,0 6,4 6,4 8,3 10,0 10,1 7,1 7,8 van de sociale 29,8 31,5 32,6 30,0 27,9 28,6 32,2 31,6 Andere 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,7 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 1809 2025 2047 2040 2242 2251 2195 2372 Tussen 2010 en 2017 neemt het aantal in alle sectoren toe (zie figuur 8). De grootste absolute toename doet zich voor in de sector van de sociale (+210). 1000 800 600 400 200 0 Figuur 8 Evolutie van het aantal in Oost-Vlaanderen, per sector, 2010 en 2017 748 881 geestelijke 414 540 zorg voor personen met een handicap 108 185 539 749 van de sociale 0 17 Andere 2010 2017 13

Het aandeel van de sector geestelijke in de totale tewerkstelling van is tussen 2010 en 2017 gedaald van 41,4% naar 37,1%. Het aandeel van de sector van de sociale is toegenomen (van 29,8% in 2010 naar 31,6% in 2017), net als dat van de sector algemeen (van 6% naar 7,8%). Het aandeel van de sector zorg voor personen met een handicap is nagenoeg constant gebleven (zie figuur 9). Figuur 9 Evolutie van het aandeel van elke sector in het totaal aantal, 2010 en 2017 (in %) 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 41,4 37,1 geestelijke 22,9 22,8 zorg voor personen met een handicap 6,0 7,8 29,8 31,6 van de sociale 0,0 0,7 Andere 2010 2017 In vergelijking met Vlaanderen telt Oost-Vlaanderen een groter aandeel medewerkers in de sectoren zorg voor personen met een handicap en algemeen, en een kleiner aandeel in de sector van de sociale en de sector geestelijke (figuur 10). Figuur 10 Aandeel van de sectoren in het totaal aantal, vergelijking Oost-Vlaanderen met Vlaanderen, 2017 (in %) 45,0 40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0 37,1 38,4 geestelijke 22,8 18,3 zorg voor personen met een handicap 7,8 4,7 31,6 34,3 van de sociale 0,7 4,3 Andere Oost-Vlaanderen Vlaanderen 14

2. STOPZETTINGEN ARBEIDSZORG In alle onderzochte jaren zijn er die hun tewerkstelling in arbeidszorg hebben stopgezet. Dit kan verschillende redenen hebben. Zo kan de arbeidszorgmedewerker een perspectief hebben op doorstroom. Andere, minder positieve redenen waarom de arbeidszorg kan stopgezet worden, zijn herval ziekte of problematiek, onvoldoende motivatie, In dit deel bekijken we eerst de evolutie van het aantal stopzettingen, om daarna stil te staan bij de persoon of organisatie door wie de arbeidszorg is stopgezet, de redenen van stopzetting en het perspectief. 2.1. Aantal stopzettingen Van de 2.372 die in 2017 actief waren, hebben er 414 hun tewerkstelling stopgezet in de loop van het jaar. Dit is een aandeel van 17,5%. In de voorafgaande jaren lag het percentage stopzettingen systematisch hoger. Het hoogste cijfer, namelijk 25,9%, noteren we in 2014 (tabel 8). Tabel 8 Aantal, naar mate waarin ze al dan niet nog actief zijn op het einde van het jaar Jaar Aantal actieve in het jaar Aantal stopgezet in de loop van het jaar Aantal nog actief op het einde van het jaar Aandeel stopgezet (in %) 2010 1809 354 1455 19,6 2011 2025 510 1515 25,2 2012 2047 512 1535 25,0 2013 2040 449 1591 22,0 2014 2242 581 1661 25,9 2015 2251 562 1689 25,0 2016 2195 427 1768 19,5 2017 2372 414 1958 17,5 2.1.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen Vergelijken we het percentage stopzettingen in Oost-Vlaanderen met dat in Vlaanderen dan zien we in de periode 2010-2017 weinig grote verschillen. In 2016 en 2017 ligt het percentage stopzettingen wel iets hoger in Vlaanderen dan in Oost-Vlaanderen (figuur 11). 15

Figuur 11 Aandeel waarvan tewerkstelling is stopgezet, Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen (in %) 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0 25,3 25,2 25,0 26,3 25,925,0 25,0 22,0 22,7 24,3 21,4 19,6 19,5 19,4 17,8 17,5 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Oost-Vlaanderen Vlaanderen 2.1.2. Verschillen naar sector Het percentage stopzettingen is het hoogst in de sector algemeen en bedraagt er 43,8% in 2017. In de sector van de sociale bedraagt het percentage stopzettingen 24,8%. In de sector geestelijke zijn er 14,3% stopzettingen in 2017. Veruit het laagste percentage stopzettingen (3,1%) stellen we vast in de sector zorg voor personen met een handicap (tabel 9 en figuur 12). Tabel 9 Evolutie tussen 2010 en 2017 van het percentage stopzettingen per sector 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 geestelijke 23,8 29,8 26,8 24,6 27,5 28,6 15,0 14,3 zorg voor personen met 4,6 8,4 8,2 3,1 7,6 8,9 6,4 3,1 een handicap 25,9 43,8 33,8 48,2 41,8 41,4 41,3 43,8 van de sociale 23,9 26,7 32,1 25,4 33,4 28,1 29,7 24,8 Andere 0,0 0,0 23,5 Totaal 19,6 25,2 25,0 22,0 25,9 25,0 19,5 17,5 Figuur 12 Evolutie van het percentage stopzettingen per sector 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 geestelijke zorg voor personen met een handicap van de sociale Totaal 16

2.2. Reden van stopzetting De meest voorkomende reden voor de stopzetting van een arbeidszorgactiviteit is de mogelijkheid tot doorstroming. Deze reden geldt voor 28,7% van de die hun activiteit in 2017 hebben beëindigd. Herval ziekte of problematiek is de tweede meest voorkomende reden (18,6%). Op de derde plaats staat arbeidszorg niet haalbaar (12,1%). Bij 9,2% van de stopzetters liggen attitudeproblemen aan de oorzaak van de stopzetting van arbeidszorg (zie figuur 13). Tussen 2010 en 2017 is het aandeel dat mogelijkheid tot doorstroming als reden voor de stopzetting van arbeidszorg opgeeft, gestegen van 22,3% naar 28,7%. De reden herval ziekte of problematiek komt daarentegen iets minder voor. Figuur 13 Reden van stopzetting arbeidszorgactiviteit, 2010 en 2017 (in %) 0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 Mogelijkheid tot doorstroming 22,3 28,7 Herval ziekte of problematiek Arbeidszorg niet haalbaar Attitudeproblemen 5,7 9,6 9,2 12,1 18,6 23,5 Onvoldoende gemotiveerd 8,2 14,1 Omgevingsfactoren / sociale context Onvoldoende stabiel 4,5 5,1 5,4 3,9 Overleden 0,6 1,7 Juridische maatregelen Mobiliteit 3,1 1,5 2,3 1,2 Financieel Andere 0,9 0,5 8,2 9,4 2010 2017 2.2.1. Verschillen naar sector Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de sectoren vast te stellen. De mogelijkheid tot doorstroming is voor 43,2% van de stopzetters in het algemeen, voor 28% van de stopzetters in de sociale en voor 23% van de stopzetters in de sector geestelijke de belangrijkste reden. In de sector zorg voor personen met een handicap speelt deze reden veel minder. In deze sector is herval ziekte of problematiek de meest voorkomende reden voor stopzetting arbeidszorg (zie tabel 10). 17

Tabel 10 Reden van stopzetting arbeidszorgactiviteit in 2017, naar sector (in %) Reden geestelijke zorg voor personen met een handicap van de sociale Andere Totaal Mogelijkheid tot doorstroming 23,0 5,9 43,2 28,0 50,0 28,7 Herval ziekte of problematiek 18,3 23,5 12,4 21,5 0,0 18,6 Arbeidszorg niet haalbaar 11,9 5,9 16,1 10,8 25,0 12,1 Attitudeproblemen 8,7 5,9 8,6 10,2 0,0 9,2 Onvoldoende gemotiveerd 9,5 11,8 6,2 8,1 0,0 8,2 Omgevingsfactoren / sociale context 3,2 11,8 4,9 5,9 0,0 5,1 Onvoldoende stabiel 4,8 0,0 2,5 4,3 0,0 3,9 Overleden 3,2 0,0 0,0 1,6 0,0 1,7 Juridische maatregelen 2,4 0,0 0,0 1,6 0,0 1,5 Mobiliteit 1,6 0,0 0,0 1,6 0,0 1,2 Financieel 0,0 5,9 0,0 0,5 0,0 0,5 Andere 13,5 29,4 6,2 5,9 25,0 9,4 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 126 17 81 186 4 414 2.3. Perspectief na stopzetting Bij het beëindigen van de tewerkstelling in arbeidszorg wordt geregistreerd wat het perspectief is voor de medewerker. Dit perspectief kan zich op twee niveaus situeren: uitstroom enerzijds, en doorstroom, anderzijds. Naar uitstroom toe, vertaalt dit perspectief zich enerzijds naar de zorgsector: geestelijke, residentiële opvang, een andere vorm van dagactiviteit of. Anderzijds kan het ook gaan om vorming, opleiding, vrijwilligerswerk of arbeidszorg binnen een andere organisatie. Doorstroom richt zich eerder naar een perspectief op een hogere vorm van arbeid, namelijk naar betaalde arbeid in het regulier arbeidscircuit, naar betaalde arbeid in het beschermde arbeidscircuit (sociale werkplaats, beschutte werkplaats, ) of een andere vorm van arbeid (artikel 60). Het perspectief betekent niet automatisch dat er een effectieve stap wordt gezet en zegt dus ook niets over de slaagkansen van deze uitstroom of doorstroom. Van alle die in 2017 hun tewerkstelling in een Oost-Vlaams arbeidszorginitiatief hebben stopgezet, werd voor 18,3% een perspectief op doorstroom en voor 20,8% een perspectief op uitstroom geregistreerd. Voor 58,7% van de medewerkers die hun tewerkstelling hebben beëindigd, is het perspectief onbekend of niet geregistreerd (zie figuur 14 en tabellen 11, 12 en 13). Er is ook een beperkt percentage andere. De manier van registratie liet niet toe om op te maken of het hier gaat om door- of uitstroom. Het percentage stopzetters met perspectief op doorstroom is in de periode 2010-2016 nooit zo hoog geweest als in 2017. In 2010 had slechts 12,2% van alle beëindigers van arbeidszorg een perspectief op doorstroom. 18

70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 Figuur 14 Perspectief van de die tewerkstelling stopgezet hebben, 2010 en 2017 (in % van alle beëindigers) 12,2 24,9 18,3 20,8 Doorstroom Uitstroom Andere Perspectief niet geregistreerd/onbekend 2,8 1,9 60,2 58,7 2010 2017 Bekijken we alle tewerkgesteld in een Oost-Vlaams arbeidszorginitiatief in 2017 dus niet alleen de medewerkers die arbeidszorg stopzetten dan heeft hiervan 3,2% perspectief op doorstroom en 3,7% perspectief op uitstroom (figuur 15). 80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 Figuur 15 Perspectief van de die tewerkstelling stopgezet hebben, 2010 en 2017 (in % van alle ) 2,4 3,2 4,9 3,7 Doorstroom Uitstroom Andere Perspectief niet geregistreerd/onbekend 0,6 0,3 11,8 10,2 2010 2017 Van de 76 die hun tewerkstelling in 2017 hebben stopgezet en perspectief hebben op doorstroom, hebben er 29 een perspectief op doorstroom naar betaalde arbeid binnen het regulier arbeidscircuit. Dit komt neer op 7% van alle stopzettingen en op 1,2% van alle. 19 medewerkers hebben een perspectief op doorstroom naar artikel 60. 18 medewerkers hebben perspectief op doorstroom naar een sociale werkplaats en 7 naar een beschutte werkplaats. Er zijn 30 medewerkers met perspectief op uitstroom naar arbeidszorg binnen een andere organisatie, 18 met perspectief op uitstroom naar vrijwilligerswerk, 18 met perspectief op uitstroom naar een vorming of opleiding en 8 met perspectief op uitstroom naar een andere vorm van dagactiviteit. 19

Tabel 11 Perspectief van die tewerkstelling stopgezet hebben, 2010-2017 Perspectief 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 DOORSTROOM 43 100 71 73 95 81 63 76 Artikel 60 8 16 19 28 34 29 25 19 Sociale werkplaats 4 18 14 12 18 18 13 18 Beschutte werkplaats 8 26 11 7 19 6 5 7 Naar betaalde arbeid beschermde arbeidscircuit, 6 12 5 8 4 2 4 3 niet gespecificeerd Naar betaalde arbeid regulier arbeidscircuit 17 28 22 18 20 26 16 29 UITSTROOM 88 125 151 116 168 93 72 87 Vorming of opleiding 17 16 13 15 12 23 12 18 Vrijwilligerswerk 6 20 27 23 28 19 23 18 Arbeidszorg binnen andere organisatie 23 17 14 16 46 16 13 30 Geestelijke 19 26 20 14 13 8 5 7 Residentiële opvang 13 21 18 10 15 7 4 3 Andere vorm van dagactiviteit 10 25 58 24 38 17 15 8 Welzijnswerk 1 14 16 3 3 ANDERE 10 26 11 15 21 25 20 8 PERSPECTIEF NIET GEREGISTREERD/ONBEKEND 213 272 279 245 297 363 272 243 Aantal dat 354 510 512 449 581 562 427 414 tewerkstelling stopgezet heeft Totaal aantal actieve 1809 2025 2047 2040 2242 2251 2195 2372 Tabel 12 Perspectief van die tewerkstelling stopgezet hebben, 2010-2017 (in % van het aantal stopzettingen) Perspectief 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 DOORSTROOM 12,2 17,0 13,8 16,3 16,4 14,5 14,7 18,3 Artikel 60 2,3 2,5 3,7 6,2 5,9 5,2 5,9 4,6 Sociale werkplaats 1,1 3,1 2,7 2,7 3,1 3,2 3,0 4,3 Beschutte werkplaats 2,3 3,5 2,1 1,6 3,3 1,1 1,2 1,7 Naar betaalde arbeid beschermde arbeidscircuit, niet gespecificeerd 1,7 2,4 1,0 1,8 0,7 0,4 0,9 0,7 Naar betaalde arbeid regulier arbeidscircuit 4,8 5,5 4,3 4,0 3,4 4,6 3,7 7,0 UITSTROOM 24,9 24,4 29,4 25,7 28,9 16,4 16,8 20,8 Vorming of opleiding 4,8 3,1 2,5 3,3 2,1 4,1 2,8 4,3 Vrijwilligerswerk 1,7 3,9 5,3 5,1 4,8 3,4 5,4 4,3 Arbeidszorg binnen andere organisatie 6,5 3,3 2,7 3,6 7,9 2,8 3,0 7,2 Geestelijke 5,4 5,1 3,9 3,1 2,2 1,4 1,2 1,7 Residentiële opvang 3,7 4,1 3,5 2,2 2,6 1,2 0,9 0,7 Andere vorm van dagactiviteit 2,8 4,9 11,3 5,3 6,5 3,0 3,5 1,9 Welzijnswerk 0,2 3,1 2,8 0,5 0,7 ANDERE 2,8 5,1 2,1 3,3 3,6 4,4 4,7 1,9 PERSPECTIEF NIET 60,2 53,3 54,5 54,6 51,1 64,6 63,7 58,7 GEREGISTREERD/ONBEKEND Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal dat tewerkstelling stopgezet heeft 354 510 512 449 581 562 427 414 20

Tabel 13 Perspectief van die tewerkstelling stopgezet hebben, 2010-2017 (in % van het totaal aantal ) Perspectief 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 DOORSTROOM 2,4 4,9 3,5 3,6 4,2 3,6 2,9 3,2 Artikel 60 0,4 0,8 0,9 1,4 1,5 1,3 1,1 0,8 Sociale werkplaats 0,2 0,9 0,7 0,6 0,8 0,8 0,6 0,8 Beschutte werkplaats 0,4 1,3 0,5 0,3 0,8 0,3 0,2 0,3 Naar betaalde arbeid beschermde arbeidscircuit, niet 0,3 0,6 0,2 0,4 0,2 0,1 0,2 0,1 gespecificeerd Naar betaalde arbeid regulier arbeidscircuit 0,9 1,4 1,1 0,9 0,9 1,2 0,7 1,2 UITSTROOM 4,9 6,2 7,4 5,7 7,5 4,1 3,3 3,7 Vorming of opleiding 0,9 0,8 0,6 0,7 0,5 1,0 0,5 0,8 Vrijwilligerswerk 0,3 1,0 1,3 1,1 1,2 0,8 1,0 0,8 Arbeidszorg binnen andere organisatie 1,3 0,8 0,7 0,8 2,1 0,7 0,6 1,3 Geestelijke 1,1 1,3 1,0 0,7 0,6 0,4 0,2 0,3 Residentiële opvang 0,7 1,0 0,9 0,5 0,7 0,3 0,2 0,1 Andere vorm van dagactiviteit 0,6 1,2 2,8 1,2 1,7 0,8 0,7 0,3 Welzijnswerk 0,0 0,0 0,0 0,7 0,7 0,1 0,0 0,1 ANDERE 0,6 1,3 0,5 0,7 0,9 1,1 0,9 0,3 PERSPECTIEF NIET GEREGISTREERD/ONBEKEND 11,8 13,4 13,6 12,0 13,2 16,1 12,4 10,2 NOG ACTIEF 80,4 74,8 75,0 78,0 74,1 75,0 80,5 82,5 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Totaal aantal actieve 1809 2025 2047 2040 2242 2251 2195 2372 2.3.1. Verschillen naar sector Tabellen 14, 15 en 16 tonen cijfers over het perspectief naar sector in 2017. Als we de cijfers bekijken ten opzichte van het totaal aantal (tabel 16), dan zien we dat het perspectief op doorstroom het grootst is in de sector van het algemeen (12,4% van het totaal aantal medewerkers in 2017) en het laagst in de sector zorg voor personen met een handicap (0,2% van het totaal aantal medewerkers in de sector in 2017). Ook het perspectief op uitstroom is het grootst in de sector algemeen (8,6% van het totaal). Binnen de sector van de sociale gebeurt de doorstroom vooral naar sociale werkplaatsen, in de sector van het algemeen naar artikel 60 en in de sector van de geestelijke naar betaalde arbeid in het regulier arbeidscircuit en naar beschutte werkplaatsen. Tussen 2010 en 2017 is het perspectief op doorstroom toegenomen in de sector algemeen van 4,6% van het totaal aantal naar 12,4%. Ook in de sector van de sociale is er een toename van het perspectief op doorstroom, namelijk van 2,6% van het totaal aantal in deze sector naar 4,9%. In de geestelijke is er een daling van het perspectief op doorstroom van 2,9% in 2010 naar 1,5% in 2017 waar te nemen. Ook in de sector zorg voor personen met een handicap is er een daling, namelijk van 0,5% in 2010 naar 0,2% in 2017 (zie figuur 16). 21

Tabel 14 Perspectief na stopzetting tewerkstelling in 2017, naar sector Perspectief geestelijke zorg voor personen met een handicap van de sociale Andere Totaal DOORSTROOM 13 1 23 37 2 76 Artikel 60 1 0 14 4 0 19 Sociale werkplaats 1 0 1 16 0 18 Beschutte werkplaats 3 0 0 4 0 7 Naar betaalde arbeid beschermde 1 0 0 2 0 3 arbeidscircuit, niet gespecificeerd Naar betaalde arbeid regulier arbeidscircuit 7 1 8 11 2 29 UITSTROOM 33 9 16 29 0 87 Vorming of opleiding 3 2 5 8 0 18 Vrijwilligerswerk 14 0 1 3 0 18 Arbeidszorg binnen andere organisatie 8 2 10 10 0 30 Geestelijke 3 0 0 4 0 7 Residentiële opvang 2 1 0 0 0 3 Andere vorm van dagactiviteit 3 4 0 1 0 8 Welzijnswerk 0 0 0 3 0 3 ANDERE 3 1 1 2 1 8 PERSPECTIEF NIET GEREGISTREERD/ONBEKEND 77 6 41 118 1 243 Aantal dat tewerkstelling stopgezet heeft 126 17 81 186 4 414 Totaal aantal 881 540 185 749 17 2372 Tabel 15 Perspectief na stopzetting tewerkstelling in 2017, naar sector (in % van het aantal stopzettingen) Perspectief geestelijke zorg voor personen met een handicap van de sociale Andere Totaal DOORSTROOM 10,3 5,9 28,4 19,9 50,0 18,4 Artikel 60 0,8 0,0 17,3 2,2 0,0 4,6 Sociale werkplaats 0,8 0,0 1,2 8,6 0,0 4,3 Beschutte werkplaats 2,4 0,0 0,0 2,2 0,0 1,7 Naar betaalde arbeid beschermde 0,8 0,0 0,0 1,1 0,0 0,7 arbeidscircuit, niet gespecificeerd Naar betaalde arbeid regulier arbeidscircuit 5,6 5,9 9,9 5,9 50,0 7,0 UITSTROOM 26,2 52,9 19,8 15,6 0,0 21,0 Vorming of opleiding 2,4 11,8 6,2 4,3 0,0 4,3 Vrijwilligerswerk 11,1 0,0 1,2 1,6 0,0 4,3 Arbeidszorg binnen andere organisatie 6,3 11,8 12,3 5,4 0,0 7,2 Geestelijke 2,4 0,0 0,0 2,2 0,0 1,7 Residentiële opvang 1,6 5,9 0,0 0,0 0,0 0,7 Andere vorm van dagactiviteit 2,4 23,5 0,0 0,5 0,0 1,9 Welzijnswerk 0,0 0,0 0,0 1,6 0,0 0,7 ANDERE 2,4 5,9 1,2 1,1 25,0 1,9 PERSPECTIEF NIET 61,1 35,3 50,6 63,4 25,0 58,7 GEREGISTREERD/ONBEKEND Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal dat tewerkstelling stopgezet heeft 126 17 81 186 4 414 22

Tabel 16 Perspectief na stopzetting tewerkstelling in 2017, naar sector (in % van het totaal aantal ) Perspectief geestelijke zorg voor personen met een handicap van de sociale Andere Totaal DOORSTROOM 1,5 0,2 12,4 4,9 11,8 3,2 Artikel 60 0,1 0,0 7,6 0,5 0,0 0,8 Sociale werkplaats 0,1 0,0 0,5 2,1 0,0 0,8 Beschutte werkplaats 0,3 0,0 0,0 0,5 0,0 0,3 Naar betaalde arbeid beschermde arbeidscircuit, niet 0,1 0,0 0,0 0,3 0,0 0,1 gespecificeerd Naar betaalde arbeid regulier arbeidscircuit 0,8 0,2 4,3 1,5 11,8 1,2 UITSTROOM 3,7 1,7 8,6 3,9 0,0 3,7 Vorming of opleiding 0,3 0,4 2,7 1,1 0,0 0,8 Vrijwilligerswerk 1,6 0,0 0,5 0,4 0,0 0,8 Arbeidszorg binnen andere organisatie 0,9 0,4 5,4 1,3 0,0 1,3 Geestelijke 0,3 0,0 0,0 0,5 0,0 0,3 Residentiële opvang 0,2 0,2 0,0 0,0 0,0 0,1 Andere vorm van dagactiviteit 0,3 0,7 0,0 0,1 0,0 0,3 Welzijnswerk 0,0 0,0 0,0 0,4 0,0 0,1 ANDERE 0,3 0,2 0,5 0,3 5,9 0,3 PERSPECTIEF NIET GEREGISTREERD/ONBEKEND 8,7 1,1 22,2 15,8 5,9 10,2 Nog actief 85,7 96,9 56,2 75,2 76,5 82,5 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Totaal aantal 881 540 185 749 17 2372 Figuur 16 Perspectief op doorstroom van de per sector, 2010 en 2017 (in % van het totaal aantal ) 14,0 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 2,9 1,5 geestelijke 0,5 0,2 zorg voor personen met een handicap 4,6 12,4 4,9 11,8 2,6 2,4 van de sociale Andere 3,2 Totaal 2010 2017 23

3. VERGELIJKING PROFIEL VAN DE ACTIEVE ARBEIDSZORGMEDEWERKERS MET DAT VAN DE MEDEWERKERS MET PERSPECTIEF OP DOORSTROOM Hieronder maken we een vergelijking tussen het profiel van de volledige populatie met dat van de personen die arbeidszorg hebben beëindigd en perspectief hebben op doorstroom. We vergelijken telkens de situatie in Oost-Vlaanderen met de situatie in Vlaanderen. Daarnaast wordt ook gekeken of er verschillen zijn tussen de sectoren. We beperken ons tot de weergave van de cijfers voor het meest recente jaar, namelijk 2017. Merk op dat het aantal medewerkers met perspectief op doorstroom beperkt is en dat we zeker in een aantal sectoren met kleine aantallen te maken hebben. De resultaten dienen dan ook met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Omdat er in 2017 slechts 1 medewerker is met perspectief op doorstroom in de sector zorg voor personen met een handicap, en slechts 2 in de sector andere, worden geen afzonderlijke resultaten voor wat betreft de doorstroom in die 2 sectoren gerapporteerd. 3.1. Geslacht De meerderheid van de zijn mannen, zowel bij de actieve medewerkers (62,9%) als bij de beëindigers met perspectief op doorstroom (64,5% mannen) (zie figuur 17). Figuur 17 Vergelijking geslacht van alle en van medewerkers die activiteit hebben beëindigd en perspectief hebben op doorstroom, 2017 (in %) 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 70,0 Man 62,9 64,5 Vrouw 35,5 37,1 Alle Medewerkers met perspectief op doorstroom 3.1.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen Ook in Vlaanderen is er een oververtegenwoordiging van de mannen, zowel bij de actieve als bij de medewerkers die arbeidszorg hebben stopgezet en perspectief hebben op doorstroom (zie tabel 17). 24

Tabel 17 Vergelijking geslacht van alle en van medewerkers die activiteit hebben beëindigd en perspectief hebben op doorstroom, Oost-Vlaanderen en Vlaanderen, 2017 (in %) Geslacht Oost-Vlaanderen Vlaanderen Alle Medewerkers met perspectief op doorstroom Alle Medewerkers met perspectief op doorstroom Man 62,9 64,5 61,9 67,8 Vrouw 37,1 35,5 38,1 32,2 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 2372 76 7562 239 3.1.2. Verschillen naar sector In alle sectoren is er een oververtegenwoordiging van de mannen, zowel bij de actieve als bij de medewerkers die arbeidszorg hebben stopgezet en perspectief hebben op doorstroom. Het grootste percentage mannen treffen we aan in de sector geestelijke 2 (tabellen 18 en 19). Tabel 18 Geslacht van de medewerkers in 2017, naar sector (in %) Geslacht geestelijke zorg voor personen met een handicap van de sociale Andere Totaal Man 68,4 56,5 55,7 62,2 94,1 62,9 Vrouw 31,6 43,5 44,3 37,8 5,9 37,1 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 881 540 185 749 17 2372 Tabel 19 Geslacht van de beëindigers met perspectief op doorstroom in 2017, naar sector (in %) Geslacht geestelijke van de sociale Totaal Man 76,9 60,9 59,5 64,5 Vrouw 23,1 39,1 40,5 35,5 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 13 23 37 76 2 We laten de sector andere buiten beschouwing. 25

3.2. Leeftijd De gemiddelde leeftijd van de totale populatie bedraagt 42,6 jaar. De gemiddelde leeftijd van de medewerkers met perspectief op doorstroom ligt duidelijk lager en bedraagt 38,1 jaar. Figuur 18 Vergelijking gemiddelde leeftijd van alle en van medewerkers die activiteit hebben beëindigd en perspectief hebben op doorstroom, 2017 (in jaren) 35 36 37 38 39 40 41 42 43 Gemiddelde leeftijd 38,1 42,6 Alle Medewerkers met perspectief op doorstroom 3.2.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen De gemiddelde leeftijd van de in Vlaanderen is vergelijkbaar met die in Oost-Vlaanderen. Tabel 20 Vergelijking gemiddelde leeftijd van alle en van medewerkers die activiteit hebben beëindigd en perspectief hebben op doorstroom, Oost-Vlaanderen en Vlaanderen, 2017 Oost-Vlaanderen Vlaanderen Alle Medewerkers Alle Medewerkers met perspectief op doorstroom met perspectief op doorstroom Gemiddelde leeftijd (in jaar) 42,6 38,1 42,8 38,4 3.2.2. Verschillen naar sector Zowel bij de actieve als bij de doorstromers ligt de leeftijd gemiddeld het hoogst in de sector geestelijke (tabellen 21 en 22). 26

Tabel 21 Gemiddelde leeftijd van alle in 2017, naar sector Leeftijd geestelijke zorg voor personen met een handicap van de sociale Andere Totaal Gemiddelde leeftijd (in jaar) 44,8 41,4 40,1 41,9 23,8 42,6 Tabel 22 Gemiddelde leeftijd van de beëindigers met perspectief op doorstroom in 2017, naar sector Leeftijd geestelijke van de sociale Totaal Gemiddelde leeftijd (in jaar) 41,5 36,7 38,1 38,1 3.3. Inkomen Van de totale in Oost-Vlaanderen krijgt 30% een ziekte-uitkering en 27,6% een werkloosheidsuitkering. Bij de doorstromers ligt het percentage medewerkers dat een werkloosheidsuitkering ontvangt veel hoger, namelijk op 40,8%. Het percentage medewerkers met een ziekte-uitkering ligt bij de doorstromers (19,7%) dan weer veel lager dan bij de totale populatie. Nog een groot verschil op vlak van inkomens betreft het leefloon en de tegemoetkoming voor mindervaliden: van de totale populatie ontvangt 11,7% een leefloon terwijl dit bij de doorstromers oploopt tot maar liefst 38,2%; van de totale populatie ontvangt 15,8% een tegemoetkoming voor mindervaliden terwijl geen enkele medewerker met perspectief op doorstroom deze tegemoetkoming ontvangt (zie figuur 19). 27

Figuur 19 Vergelijking inkomen van alle en van medewerkers die activiteit hebben beëindigd en perspectief hebben op doorstroom, 2017 (in %) 0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 40,0 45,0 Ziekte-uitkering Werkloosheidsuitkering (RVA) Tegemoetkoming voor mindervaliden Leefloon OCMW Inkomensvervangende tegemoetkoming Integratietegemoetkoming Geen Pensioen Andere Kinderbijslag Loon tewerkstelling Steun OCMW Financiële bijdrage van familie Onderhoudsgeld 0,0 1,3 4,1 0,0 2,0 0,0 1,7 0,0 2,2 0,0 1,2 0,0 0,5 0,0 0,5 0,0 0,2 0,0 0,1 0,0 7,3 11,7 15,8 19,7 27,6 30,0 38,2 40,8 Alle Medewerkers met perspectief op doorstroom 3.3.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen Het inkomen dat het meest voorkomt in Vlaanderen is de werkloosheidsuitkering: 33,2% van de actieve krijgt een werkloosheidsuitkering. 31,6% van de medewerkers ontvangt een ziekte-uitkering. In vergelijking met Oost-Vlaanderen telt Vlaanderen relatief iets meer medewerkers met een werkloosheidsuitkering of ziekte-uitkering en iets minder medewerkers met een tegemoetkoming voor mindervaliden of een leefloon. In vergelijking met de medewerkers met perspectief op doorstroom in Oost-Vlaanderen, hebben er relatief meer doorstromers in Vlaanderen een werkloosheidsuitkering (51,5% in Vlaanderen tegenover 40,8% in Oost-Vlaanderen) en relatief minder doorstromers een leefloon (19,7% in Vlaanderen tegenover 38,2% in Oost-Vlaanderen). 28

Tabel 23 Vergelijking inkomen van alle en van medewerkers die activiteit hebben beëindigd en perspectief hebben op doorstroom, Oost-Vlaanderen en Vlaanderen, 2017 (in %) Inkomen Oost-Vlaanderen Vlaanderen Alle Medewerkers met perspectief op doorstroom Alle Medewerkers met perspectief op doorstroom Ziekte-uitkering 30,0 19,7 31,6 20,9 Werkloosheidsuitkering (RVA) 27,6 40,8 33,2 51,5 Tegemoetkoming voor 15,8 0,0 13,1 0,8 mindervaliden Leefloon OCMW 11,7 38,2 8,7 19,7 Inkomensvervangende 7,3 1,3 6,7 3,4 tegemoetkoming Integratietegemoetkoming 4,1 0,0 4,3 1,7 Geen 2,0 0,0 2,2 2,5 Pensioen 1,7 0,0 1,9 0,4 Andere 2,2 0,0 1,8 1,7 Kinderbijslag 1,2 0,0 1,5 0,8 Loon tewerkstelling 0,5 0,0 0,6 0,0 Steun OCMW 0,5 0,0 0,5 0,4 Financiële bijdrage van familie 0,2 0,0 0,2 0,0 Onderhoudsgeld 0,1 0,0 0,1 0,0 Totaal * 104,8 100,0 106,5 103,8 Aantal 2372 76 7562 239 *Arbeidszorgmedewerkers kunnen meer dan 1 inkomen hebben, vandaar dat de totaalpercentages groter zijn dan 100. 3.3.2. Verschillen naar sector Er zijn duidelijke verschillen tussen de sectoren vast te stellen (tabellen 24 en 25). In de sector van de geestelijke ontvangt 56,1% van de medewerkers in 2017 een ziekte-uitkering tegenover slechts 5,4% van de medewerkers in het algemeen, 10% van de medewerkers in de sector zorg voor personen met een handicap en 20,6% van de medewerkers in de sociale. In de sector van de sociale genoot 58,6% van de medewerkers in 2017 een werkloosheidsuitkering tegenover slechts 10,7% van de medewerkers in de sector zorg voor personen met een handicap, 13% van de medewerkers in het algemeen en 14,4% van de medewerkers in de sector van de geestelijke. Binnen het algemeen ontving 74,1% van de in 2017 een leefloon van het OCMW. In de sector zorg voor personen met een handicap is de tegemoetkoming voor mindervaliden de meest voorkomende vorm van inkomen, namelijk voor 53,5% van de medewerkers De vaststelling die we hierboven deden dat bij de doorstromers het percentage medewerkers dat een werkloosheidsuitkering ontvangt veel hoger ligt dan bij de totale groep van geldt voor de sector van de geestelijke en de sector van de sociale maar niet voor het algemeen. De vaststelling dat het percentage medewerkers met een ziekte-uitkering bij de doorstromers veel lager ligt dan bij de totale populatie klopt niet voor de sector van de sociale. 29

Tabel 24 Het inkomen van alle per sector in 2017 (in % van het aantal actieve medewerkers) Inkomen geestelijke zorg voor personen met een handicap van de sociale Andere Totaal Ziekte-uitkering 56,1 10,0 5,4 20,6 0,0 30,0 Werkloosheidsuitkering 14,4 10,7 13,0 58,6 35,3 27,6 (RVA) Tegemoetkoming voor 7,5 53,5 1,1 2,4 0,0 15,8 mindervaliden Leefloon OCMW 5,3 1,1 74,1 10,4 52,9 11,7 Inkomensvervangende 7,0 18,5 0,5 1,2 0,0 7,3 tegemoetkoming Integratietegemoetkoming 3,4 9,1 0,5 2,4 0,0 4,1 Andere 3,6 2,4 0,5 0,8 0,0 2,2 Geen 2,5 1,1 0,5 2,1 11,8 2,0 Pensioen 2,8 1,7 0,0 0,8 0,0 1,7 Kinderbijslag 0,8 2,6 0,5 0,8 0,0 1,2 Loon tewerkstelling 0,2 0,7 0,5 0,7 0,0 0,5 steun OCMW 0,2 0,2 3,2 0,3 0,0 0,5 Financiële bijdrage van 0,0 0,4 0,0 0,4 0,0 0,2 familie Onderhoudsgeld 0,1 0,0 0,0 0,1 0,0 0,1 Totaal * 104,1 112,0 100,0 101,6 100,0 104,8 Aantal 881 540 185 749 17 2372 *Arbeidszorgmedewerkers kunnen meer dan 1 inkomen hebben, vandaar dat de totaalpercentages groter zijn dan 100. Tabel 25 Het inkomen van de beëindigers met perspectief op doorstroom in 2017 (in % van het aantal beëindigers) Inkomen geestelijke van de sociale Totaal Ziekte-uitkering 38,5 0,0 24,3 19,7 Werkloosheidsuitkering 30,8 4,4 64,9 40,8 (RVA) Leefloon OCMW 23,1 95,7 10,8 38,2 Inkomensvervangende 7,7 0,0 0,0 1,3 tegemoetkoming Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 13 23 37 76 30

3.4. Problematiek 45,4% van de in Oost-Vlaanderen werkt in de arbeidszorg omwille van een problematiek van psychische/psychiatrische aard. 18,3% heeft een mentale problematiek. 8,3% van de medewerkers is langdurig inactief. Andere problematieken zijn van fysiek/sensorische (7,1% van de medewerkers), sociale (7%) of medische (5,2%) aard. In vergelijking met de totale groep hebben relatief minder medewerkers met perspectief op doorstroom een psychisch/psychiatrische (35,5%) of mentale (2,6%) problematiek. We zien dat doorstromers relatief meer een sociale problematiek (27,6%) hebben of vaker langdurig inactief zijn (21,1%) dan de totale populatie (zie figuur 20). Figuur 20 Vergelijking problematiek van alle en van medewerkers die activiteit hebben beëindigd en perspectief hebben op doorstroom, 2017 (in %) 0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 40,0 45,0 50,0 Mentaal 2,6 18,3 Psychisch/psychiatrisch 35,5 45,4 Fysiek/sensorisch Medisch 2,6 7,1 5,2 6,6 Sociaal 7,0 27,6 Langdurige inactiviteit 8,3 21,1 Andere Problematiek niet geregistreerd 0,0 4,1 4,0 4,5 Alle Medewerkers met perspectief op doorstroom 3.4.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen Er is weinig verschil tussen de problematieken van de actieve in Vlaanderen en in Oost-Vlaanderen. Bij de doorstromers komen sociale problematieken en langdurige inactiviteit relatief vaker, en mentale en fysiek/sensorische problematieken relatief minder vaak voor in Oost- Vlaanderen dan in Vlaanderen (tabel 26). 31

Tabel 26 Vergelijking problematiek van alle en van medewerkers die activiteit hebben beëindigd en perspectief hebben op doorstroom, Oost-Vlaanderen en Vlaanderen, 2017 (in %) Problematiek Oost-Vlaanderen Vlaanderen Alle arbeidszorgmed ewerkers Medewerkers met perspectief op doorstroom Alle arbeidszorgmed ewerkers Medewerkers met perspectief op doorstroom Mentaal 18,3 2,6 17,6 11,3 Psychisch/psychiatrisch 45,4 35,5 48,7 36,4 Fysiek/sensorisch 7,1 2,6 7,6 9,2 Medisch 5,2 6,6 5,6 5,4 Sociaal 7,0 27,6 5,7 13,4 Langdurige inactiviteit 8,3 21,1 6,5 15,9 Andere 4,1 4,0 5,8 8,0 Problematiek niet 4,5 0,0 2,6 0,4 geregistreerd Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 2372 76 7562 239 3.4.2. Verschillen naar sector In de sector geestelijke (87,4%) en de sector van de sociale (31,8%) is een psychische/psychiatrische problematiek de meest voorkomende problematiek als we de totale groep van bekijken. Bij de doorstromers in de sociale is langdurige inactiviteit de meest voorkomende problematiek. In de sector zorg voor personen met een handicap komt een mentale problematiek het vaakst voor, namelijk bij 60,6% van de actieve. In het algemeen kampt ongeveer de helft van de medewerkers met een sociale problematiek. Bij de doorstromers loopt dit op naar 70%. Tabel 27 Problematiek van alle in 2017, naar sector (in %) Problematiek geestelijke zorg voor personen met een handicap van de sociale Andere Totaal Mentaal 1,9 60,6 2,7 11,5 0,0 18,3 Psychisch/psychiatrisch 87,4 7,6 14,6 31,8 0,0 45,4 Fysiek/sensorisch 1,8 10,4 7,0 11,1 0,0 7,1 Medisch 0,3 0,9 12,4 12,4 0,0 5,2 Sociaal 0,5 1,1 49,2 8,7 5,9 7,0 Langdurige inactiviteit 2,2 1,9 8,1 18,4 88,2 8,3 Andere 0,5 10,9 4,3 3,5 5,9 4,1 Problematiek niet geregistreerd 5,5 6,7 1,6 2,7 0,0 4,5 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 881 540 185 749 17 2372 32

Tabel 28 Problematiek van de beëindigers met perspectief op doorstroom in 2017, naar sector (in %) Problematiek geestelijke Totaal van de sociale Mentaal 0,0 0,0 5,4 2,6 Psychisch/psychiatrisch 76,9 21,7 29,7 35,5 Fysiek/sensorisch 7,7 0,0 2,7 2,6 Medisch 0,0 4,4 10,8 6,6 Sociaal 0,0 69,6 13,5 27,6 Langdurige inactiviteit 7,7 4,4 35,1 21,1 Andere 7,7 0,0 2,7 4,0 Problematiek niet geregistreerd 0,0 0,0 0,0 0,0 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 13 23 37 76 3.5. Hoogst behaalde opleidingsniveau Voor 27,2% van de actieve is een diploma basisonderwijs het hoogst behaalde diploma. 39,3% heeft secundair onderwijs beëindigd, 2,5% hoger beroepsonderwijs en 3,3% hoger onderwijs. Het percentage medewerkers met basisonderwijs als hoogst behaalde onderwijsniveau ligt duidelijk lager bij de doorstromers (11,8%) dan bij de totale populatie. Het percentage doorstromers met als hoogst beëindigde onderwijsniveau het secundair onderwijs (38,2%) is ongeveer hetzelfde als bij de totale groep van actieve. Verder stellen we vast dat er relatief veel doorstromers zijn met een diploma hoger beroepsonderwijs (6,6%). We merken wel op dat het onderwijsniveau van veel onbekend of niet geregistreerd is (dit geldt voor ongeveer een kwart van alle medewerkers en voor 36,8% van de doorstromers in 2017) (figuur 21). 33

Figuur 21 Vergelijking hoogst beëindigde onderwijsniveau van alle en van medewerkers die activiteit hebben beëindigd en perspectief hebben op doorstroom, 2017 (in %) 0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 40,0 45,0 Basisonderwijs 11,8 27,2 Secundair onderwijs 39,3 38,2 Hoger beroepsonderwijs Hoger onderwijs 2,5 3,3 4,0 6,6 Volwassenenonderwijs Geen 0,2 1,0 1,3 Onbekend 20,7 36,8 Andere 1,4 1,3 Onderwijsniveau niet geregistreerd 4,5 Alle Medewerkers met perspectief op doorstroom 3.5.1. Oost-Vlaanderen vergeleken met Vlaanderen Er zijn weinig verschillen tussen het hoogst behaalde opleidingsniveau van de Oost-Vlaamse en Vlaamse vast te stellen. Bij de doorstromers merken we in vergelijking met Vlaanderen een veel groter aandeel medewerkers in Oost-Vlaanderen waarvan het opleidingsniveau onbekend is. Ter info geven we hier ook het opleidingsniveau van de volledige Vlaamse bevolking tussen 20 en 64 jaar mee: 6% heeft hoogstens een diploma lager onderwijs, 54% heeft een diploma secundair onderwijs (lager secundair: 13,5%; hoger secundair: 40,5%) en 39,9% heeft een diploma hoger onderwijs 3. Het opleidingsniveau van de gemiddelde arbeidszorgmedewerker ligt dus veel lager dan van de gemiddelde Vlaamse bevolking. 3 Bron: Statbel, Enquête naar de arbeidskrachten 2017. 34

Tabel 29 Vergelijking hoogst beëindigde onderwijsniveau van alle en van medewerkers die activiteit hebben beëindigd en perspectief hebben op doorstroom, Oost- Vlaanderen en Vlaanderen, 2017 (in %) Onderwijsniveau Oost-Vlaanderen Vlaanderen Alle Medewerkers met perspectief op doorstroom Alle Medewerkers met perspectief op doorstroom Basisonderwijs 27,2 11,8 25,0 18,8 Secundair onderwijs 39,3 38,2 41,0 41,4 Hoger beroepsonderwijs 2,5 6,6 5,9 11,7 Hoger onderwijs 3,3 4,0 4,5 3,8 Volwassenenonderwijs 0,2 0,3 Geen 1,0 1,3 1,4 2,5 Onbekend 20,7 36,8 15,4 18,8 Andere 1,4 1,3 3,9 2,5 Onderwijsniveau niet 4,5 2,6 0,4 geregistreerd Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 2372 76 7562 239 3.5.2. Verschillen naar sector Vergelijken we het onderwijsniveau van de tussen de verschillende sectoren, dan stellen we vast dat het opleidingsniveau het laagst ligt in de sector zorg voor personen met een handicap: 52,6% van de heeft enkel basisonderwijs beëindigd. In de sector van de geestelijke ligt het opleidingsniveau globaal beschouwd het hoogst: 56,9% van de medewerkers heeft een diploma secundair onderwijs en 5,3% heeft een diploma hoger onderwijs behaald. In het algemeen is het onderwijsniveau bij 2 op de 3 medewerkers onbekend (zie tabel 30). 35

Tabel 30 Hoogst beëindigde onderwijsniveau van de in 2017, naar sector (in %) Onderwijsniveau geestelijke Andere Totaal zorg voor personen met een handicap van de sociale Basisonderwijs 15,2 52,6 8,7 27,6 17,7 27,2 Secundair onderwijs 56,9 19,8 18,4 36,9 76,5 39,3 Hoger beroepsonderwijs 3,2 1,5 1,6 2,7 0,0 2,5 Hoger onderwijs 5,3 2,2 0,5 2,4 0,0 3,3 Volwassenenonderwijs 0,6 0,0 0,0 0,0 0,0 0,2 Geen 1,0 0,4 1,6 1,3 0,0 1,0 Onbekend 10,3 16,3 66,0 25,1 5,9 20,7 Andere 2,0 0,6 1,6 1,3 0,0 1,4 Onderwijsniveau niet geregistreerd 5,5 6,7 1,6 2,7 0,0 4,5 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 881 540 185 749 17 2372 Tabel 31 Hoogst beëindigde onderwijsniveau van de met perspectief op doorstroom in 2017, naar sector (in %) Onderwijsniveau geestelijke van de sociale Totaal Basisonderwijs 15,4 0,0 18,9 11,8 Secundair onderwijs 69,2 17,4 37,8 38,2 Hoger beroepsonderwijs 0,0 4,4 10,8 6,6 Hoger onderwijs 0,0 0,0 5,4 4,0 Volwassenenonderwijs Geen 0,0 4,4 0,0 1,3 Onbekend 15,4 73,9 24,3 36,8 Andere 0,0 0,0 2,7 1,3 Onderwijsniveau niet geregistreerd Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal 13 23 37 76 3.6. Werkverleden 44,7% van de medewerkers in Oost-Vlaanderen heeft ooit in het regulier economisch circuit gewerkt. 12,5% heeft (ook) al in het beschermd circuit (beschutte, sociale werkplaats, lokale diensten) gewerkt. Voor 45% van de medewerkers is er geen werkverleden geregistreerd. We gaan er van uit dat deze mensen nog niet hebben gewerkt. In vergelijking met de totale groep van hebben iets meer doorstromers een werkverleden in het regulier economisch circuit (47,4%) en in het beschermd circuit (17,1%) (zie figuur 22). 36