Verslag portefeuillehoudersoverieg wonen 19 september 2011

Vergelijkbare documenten
)324 GSO Wij hebben in onze vergadering van 10 juli 2012 de Bestuurlijke samenvatting Monitor Woonvisie 2012 vastgesteld.

Bestuuriijke samenvatting Monitor Woonvisie Inleiding

Verstedelijking Zuidelijke Randstad. Bouw en vastgoedthemabijeenkomst 2016

GS brief aan Provinciale Staten

toelichting aanvaarding actualisering regionale woonvisie 2017

NR. GEMEENTEBESTUUR UITGEEST. Nota / advies van: Mw. mr. J. (Jelly) Beentjes Behandelende afdeling: Ruimte Datum:


SPOORBOEKJE Bestuurlijke Besluitvorming. MIRT Verkenning Haaglanden Infrastructuur en ruimte

Lid Gedeputeerde Staten

Hierbij het verzoek bijgaand mailbericht aan GS te doen toekomen aan de Statenleden en op te nemen onder ingekomen stukken.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 april 2018 Rapportage plancapaciteit

de nieuwe regio Provincie Zuid - Holland College van Gedeputeerde Staten Postbus JULI 2C: LP Den Haag Datum Onivpvi^sf

BESLUITENLIJST Dagelijks Bestuur d.d. 5 september 2013

Reactienota concept geactualiseerd Woningbouwprogramma gemeente Harlingen

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019)

Provincie Zuld - Holland 0 8 JULI Datum Ofitvinfiat. bfjtage(n) 1

RIGO Research en Advies Woon- werk- en leefomgeving Aansluiting plan Lingerzijde op de actuele regionale woningbehoefte

REACTIENOTA ZIENSWIJZEN BESTEMMINGSPLAN HARLINGEN - LUDINGA

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. S.A. Kurvers (VVD) (d.d. 9 november 2016) Nummer Onderwerp Koop- en huurwoningen Zuid-Holland

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 10 augustus 2015) Nummer 3067

INGEKOMEN 2 5 JAN Verzenddatum. Paraaf Provinciesecretaris lluou^y

Thema wonen 2a. Regionale agenda wonen 2017 Bijlage 2a1 en 2a2

verijssel PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL Reg.nr. V3/zo\UQ^ Dat.ontv.: 2 9 JAN 2016 provincie Provinciale Staten van Overijssel KvK

Raadsstuk. Onderwerp: vaststellen woonvisie 'Haarlem: duurzame, ongedeelde woonstad' Reg.nummer: 2012/220951

Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking. Samenvatting

BESLUITENLIJST Dagelijks Bestuur d.d. 16 april Vastgesteld

Plan van aanpak Uitvoeringsprogramma OV Holland Rijnland

Ladder voor Duurzame Verstedelijking: zonder Ladder geen nieuwbouw

Provincie als regisseur kantorenmarkt

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A. van Hunnik (GroenLinks) (d.d. 15 maart 2016) Nummer 3156

Kwalitatieve onderbouwing bestemmingsplan Groendijck-Oost

Checklist. Informatievoorziening. Grote Projecten

Toepassing van de ladder in Provincie Zuid-Holland

Onderwerp Brief van Provincie Zuid-Holland over windenergie A44-zone - Ter kennisname

Woonvisie Regio Eindhoven. Samen werken aan drie uitdagingen voor de regionale woningmarkt

2. Regio Midden-Holland, vertegenwoordigd door haar portefeuillehouders, de heer D. De Haas en de heer C. De Jong;

Bevolkings- en woningbehoeftenprognoses provincie Noord-Brabant en regio West-Brabant

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland Postbus LP DEN HAAG

BESLUITENLIJST Dagelijks Bestuur d.d. 2 oktober Er zijn geen mededelingen

POL-uitwerking werklocaties - Regionale visie detailhandel Noord Limburg

Gedeputeerde Staten. Gemeente Goeree-Overflakkee t.a.v. College van B&W, dhr. Markwat Postbus AA Middelharnis. Actualisering woonvisie

Advies Werkplaats Wonen Hoe gaan we verder?

BESLUITENLIJST Dagelijks Bestuur d.d. 20 juni 2013

K a d e r s t e l l e n d e n o t i t i e

VERZONDEN 20SEP.2Ö13. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg Postbus LH TILBURG

1. Onderwerp Planlijst woningbouwprojecten 2015

Statenvoorstel. Perspectief Groene Hart Bestuurlijke samenvatting van het voorstel

Gedeputeerde Staten. Regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Postbus AC Gorinchem. Actualisering regionale woonvisie 2017.

BESLUITENLIJST Dagelijks Bestuur d.d. 11 oktober 2012

Rol provincie bij nieuwbouw. Klik op de kavels voor meer informatie. De provincie is aanjager, kennismakelaar, verbinder, beleidsmaker en regelgever.

Provincie Noord-Holland

Gedeputeerde Staten. Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard Waleplein CZ Strijen. Actualisering regionale woonvisie 2017.

Presentatie evaluatie RAP

Gedeputeerde Staten. Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland T.a.v. het Dagelijks Bestuur Postbus AN LEIDEN

Accordering regionale woonvisie

Regionaal Ruimtelijk Overleg Midden-Brabant

Statenvoorstel. Startnotitie Partiële wijziging 2018 Visie ruimte en mobiliteit, Programma ruimte en Verordening ruimte

Onderwerp Procesvoorstel voor nieuwe woningmarktafspraken van het Samenwerkingsverband Wonen Regio Rotterdam

Gedeputeerde Staten. Leden Provinciale Staten

QQ&A Regioakkoord Nieuwe Woningmarktafspraken

ZUID HOLLAND =OMEN 1 3 OKT provincie. Memo. Leden Statencommissie Ruimte & Wonen. Rapportage "Sociale woningvoorraad en doelgroep in beeld"

Datum: Informerend. Datum: Adviserend 01/11/ /09/ /1/2019

Bijlage 1 Overzicht besluitvorming Zuiderzeelijn

Gedeputeerde Staten. Regio Midden-Holland Bestuurlijk Overleg Ruimte Wonen Midden-Holland T.a.v. mevrouw D. Blok, voorzitter Postbus AH GOUDA

STATEN ^'VX?TÏ HOLLAND ZUID 2 6 MEI 201* Lid Gedeputeerde Staten. Drs. G. Veldhuijzen. Contact Provinciale Staten

Programma ruimte. Partiële wijziging inzake stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare. Ontwerp. Gedeputeerde Staten 15 maart 2016

Wethouder Financiën, ruimtelijke ordening en gemeentelijke organisatie

Gedeputeerde Staten. Regio Midden-Holland Postbus AH Gouda. Aanvaarding regionale kantorenvisie. Geachte heer Vente,

Stijn Smeulders / september 2017

Netwerkdemocratie Drechtsteden

Toelichting herijking stedelijke programmering woningbouw Tima van der Linden

Structuurvisie Noord-Holland. Achtergrondinformatie

Startnotitie Actualisatie Woonvisie

2 9 JUNI Hoeksche Waard. Provincie Zuid - Holland. Postbus LP Den Haag SOHW/2017/ juni Roel Esseboom

Datum collegevergadering : 22 januari 2019 Datum raadsvergadering : 20 maart 2019

Gedeputeerde Staten. Bestuur regio Drechtsteden t.a.v. de heer P.A.C.M. van der Velden Postbus AP DORDRECHT

GS brief aan Provinciale Staten

Gedeputeerde Staten. Toelichting provinciale ruimtelijke prodecures n.a.v. beëindiging Procesconvenant Ruimtelijke Ordening Zuid- Holland

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

BIJLAGE 3 (GS nota /192929)

Toename bevolking v.a. 2008

11RAAD0056 VOORBLAD RAADSVOORSTEL

Jaarverslag Datum: 3 februari Versie: concept. Opgesteld door: Hans Geerse

Nr.: ZK / Voorstel om het Gebiedsbod uit te werken op basis van de scenario's van Riek Bakker en Intern

Statenvoorstel. Warmtebedrijf Holding B.V. - Verlenging looptijd twee incidentele subsidies (in de vorm van een lening)

Conceptverslag klankbordgroep herziening VRM 21 november 2016, Spaceswork, Hofplein 20, 3032 AC Rotterdam

1. Onderwerp Geactualiseerde projectbladen Uitvoeringprogramma Regionaal Verkeer en VervoerPlan (UP RVVP) met bijlagen 2.

Gedeputeerde Staten. Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard Postbus EA Strijen. regionale woonvisie. Geacht bestuur,

Aan cijfers geen gebrek, maar waar is de balans? Algemene ledenvergadering Vereniging Onderdak Westvoorne 16 april 2014

Procesconvenant ruimtelijke ordening Zuid-Holland

Notitie. Statenleden. Statencommissie EZB. 7 mei V.M.J. Munnecom. Ruimtelijke Ontwikkeling & Handhaving (073) Aan.

Vaststellen plan van aanpak herijking Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

Over denken en doen. Doorvertaling van EV in RO. 7 december december 2010 ARCADIS Imagine the result

Gedeputeerde Staten. Stuurgroep REO Zuid-Holland-Zuid t.a.v. de voorzitter dhr. D.R. van der Borg Postbus AP Dordrecht

B en W-voorstel. R. König 2. Wonen en woonomgeving. 28 september ter kennisneming in oriënterende raad

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op

Gedeputeerde Staten. Regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Postbus AC Gorinchem. Actualisering regionale woonvisie.

Toepassing van het provinciaal detailhandelsbeleid

Ontwerpbesluit. Toelichting

BESLUITENLIJST VAN DE VERGADERING VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS D.D. 28 MEI 2019

Transcriptie:

Verslag portefeuillehoudersoverieg wonen 19 september 2011 Aanwezig: L. Spies (PZH), J. Wienen {Holland Rijnland), B. Emmens (Stadsgewest Haaglanden), T. Stoop (Drechtsteden), M. Kastelein (Midden Holland), W. van der Leij (Alblasserwaard-Vijfheerenlanden), I. Korbijn (Hoeksche Waard), P. Koningswoud (Goeree-Overflakkee). Afgemeld: K. Karssen {Stadsregio Rotterdam), M. Norder {Den Haag), H. Karakus (Rotterdam) Ambtelijk: J. Schuring (vervanger M. Norder), J. Fix (Zuidvleugel), A. Hatzman {PZH secretaris), A. Veldhof (PZH - ruimte, wonen, bodem), P. vd Kooij (PZH - wonen) 1. Opening Dhr. Kastelein verzoekt aan te geven welke status besluitvorming in dit overleg heeft. Veel voorstellen vragen aan de portefeuillehouders om in te stemmen met die voortellen. Hij geeft aan dat sommige voorstellen verstrekkend zijn voor regionaal beleid. De stukken zijn wel ambtelijk met de regio's voorbereid, maar niet in regionale portefeuillehoudersoverieg gen besproken. Daarvoor is de tijd tussen toezending van de stukken en de vergadering van heden te kort geweest. Veel portefeuillehouders zullen hier vandaag zonder mandaat van hun regiocommissie moeten handelen. Mw. Spies geeft aan dat dit overleg al jaren bestaat, maar uitsluitend bijeenkomt als er inhoudelijke kwesties zijn en / of besluiten in andere bestuurlijke overlegverbanden niet (kunnen) worden afgerond. Nu het BPZ {Bestuurlijk Platform Zuidvleugel) en BBG {Bestuurlijke Begeleidingsgroep Gebiedsagenda) niet bijeenkomen zijn een aantal belangrijke stukken in deze agenda bijeengebracht. Zo is er in november MIRT overleg met de minister. De voorbereiding van die agenda duurt enkele maanden. De strategieën wonen, effecten van de crisis op de verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel, en effect korting BDU op binnenstedelijk bouwen zljn potentiële onderwerpen voor die agenda. De PZH vertegenwoordigt in het MIRT de Zuidvleugelregio en het hele grondgebied van de provincie. Een goed beeld van het bestuurlijke draagvlak en nuances daarin maakt die vertegenwoordiging reëel. Dat wil niet zeggen dat de hier besproken punten allemaal bespreekpunten op de MIRT agenda vormen. Bij overeenstemming vooraf worden het hamerpunten. Zij begrijpt dat instemmen met deze voorstellen zonder mandaat niet meer kan betekenen dan het aangeven van het persoonlijke oordeel van de regionale portefeuillehouder dat een voorstel in zijn regio-overleg een kans van slagen maakt of niet. Zij stelt het op prijs om na behandeling in het regionale portefeuillehoudersoverieg gekend te worden in de uitkomst van het regionale overleg over deze punten. 2. Provinciale woonvisie Mw. Spies geeft aan dat haar diverse signalen hebben bereikt van regionale en lokale bestuurders dat zij onaangenaam verrast zijn door het persbericht en de provinciale woonvisie in de uiteindelijke vorm waarin GS deze hebben vastgesteld. Voor haar was het beleidsmatige verschil tussen het concept en de vastgestelde versie niet groot. De beleidsthema's zijn niet gewijzigd. Uit de reacties op de concept visie bleek dat men de thema's onderschrijft, maar de provinciale inzet vaag vond. De wijze van aanpak van de resterende thema's is scherper geformuleerd in een aantai acties. Die concreetheid en toonzetting heeft velen verrast. Het was wellicht eleganter geweest als regionale bestuurders vooraf geïnformeerd waren over deze aanscherping. Door de wisseling van college is dat er niet van gekomen. Als dat bestuurlijke ruis heeft veroorzaakt spijt dat haar. Inmiddels heeft zij met velen contact hierover gehad en ook over het verschil over inzet van de provincie en de wijze van uitvoering door middel van samenwerking met de regio's en niet via het opleggen van maatregelen. Zij gaat naar de inhoud van de visie en hoe verder. De geldende woonvisie is gebaseerd op de provinciale woningbehoefteraming (WBR) 2004. De nieuwe visie is gebaseerd op WBR 2010. De WBR gaat uit van migratiesaldo nul (vertrek en vestiging in balans). Er is echter een aanmerkelijk verschil tussen WBR2004 en WBR 2010 in de kwantitatieve uitkomsten van de bevolkingsraming die vooral een structurele en substantiële verschuiving aangeeft voor de regio's buiten de Zuidvleugel. De

voorliggende visie geeft een aantal richtingen aan waarover de PZH indringend het gesprek met deze regio's wil voeren. Sommige regio's zijn daar zelf al ver mee gevorderd, andere moeten nog beginnen. Zij heeft daarover in sommige regionale overleggen al op gewezen. Om de provinciale en regionale inzichten te verbinden vragen we om actuele regionale woonvisies. Vaak zijn deze er al of in ontwikkeling. De regionale woonvisie die op deze wijze gezamenlijk wordt ontwikkeld is leidraad voor het handelen van de gemeenten en de provincie. De provincie bewaakt de provinciale ruimtelijke belangen, waaronder de juiste woningen op de juiste plek op het juiste moment via het indienen van zienswijzen en bedenkingen op bestemmingsplannen. De Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte (AMvB) en het besluit op de Ruimtelijke Ordening (BRO) van het rijk geven als vormvereiste aan dat bij elk bestemmingsplan een volledige verantwoording van nut en noodzaak van het plan moet worden gegeven. In de Provinciale Verordening Ruimte is dit zo vertaald dat een bestemmingsplan moet verwijzen naar een actuele regionale woonvisie. Op deze wijze worden provinciale en regionale belangen afgewogen in de regionale woonvisie en vereenvoudigt de verantwoordingsplicht voor de gemeente. De PZH kan op deze wijze gemeenten houden aan de regionale visie, die wel zelfbindend is, maar niet vrijblijvend. De inzet van het provinciale belang bij de regionale woonvisies is in de provinciale woonvisie helder beschreven. De regionale woonvisie moet passen binnen de kaders van de provinciale woonvisie. De visie komt op 21 september in de Statencommissie. Dat is het vertrekpunt voor het gesprek met de regio. Dhr, van der LeÜ merkt op dat de toon van de publiciteit anders deed vermoeden dan nu is aangegeven. Dat zette regionale bestuurders op het verkeerde been. De Alblasserwaard- Vijfheerenlanden is anticipeerregio en zich welbewust van de verminderde behoefte. De regio onderzoekt twee alternatieven; een minimumscenario en een scenario in de buurt van migratiesaldo nul. Het daarbij behorende proces van prioriteren en doseren is moeilijk en strategisch van aard. De regio wil de afstemming tussen de gemeenten graag intern houden zolang er voortgang geboekt wordt en het proces niet stilvalt. Een moeilijke fase is welke criteria gebruikt worden om tot planreductie en fasering over te gaan. Dat regionaal afwegingskader is op dit moment binnen de regio in ontwikkeling. Nog niet alle gemeenten kijken daar op dezelfde manier naar. Het persbericht gaf aanleiding te vermoeden dat de provincie op korte termijn confronterend en met een eigen opgelegd afwegingskader dit proces zou verstoren. De regio ziet de rol van de provincie als spiegelend tijdens het regionale afwegingsproces en doet een beroep op de provincie als dat vastloopt. Dhr. Kastelein geeft aan het beeld dat Mw. Spies schetst beter te kunnen aanvaarden dan de indruk die de publiciteit wekte. Het is prima dat de uitkomst van de Statencommissie uitgangspunt is van gesprek met de regio. Midden Holland zit op het moment in een lastig, gevoelig proces om een Agenda Wonen op te stellen. De acties kwamen over als het eenzijdig opleggen van richtlijnen door de provincie. De term vormvereisten voor een regionale visie komen over als een juridische verplichting. De toelichting van Mw. Spies geeft een genuanceerd beeld. Actie 4 de planreductie is in de regio opgevat als een aankondiging van een zeer drastische ingreep door de provincie. Hij verwacht tevens een verschil per regio, bijvoorbeeld bij actie 4 en 1. Het punt over stedelijke vernieuwing en een eventuele gemeenschappelijke lobby is goed. Mw. Korbijn meldt dat de Hoeksche Waard beschikt over een actuele woonvisie uit maart 2010. De regio is bezig met de uitvoeringsparagraaf van deze visie en is zich er van bewust dat de ambitie uit de visie, namelijk bouwen voor eigen behoefte volgens migratiesaldo nul, door de crisis en voorboden van uitval van consumentenvraag van buiten geen reëel uitgangspunt is voor volledige uitvoering van de ambitie voor 2020. De regio gaat wel uit van migratiesaldo nul, maar minder van het getal en meer van kwaliteit die iets voor de regio betekent. De regio heeft een eigen woning behoefteonderzoek uitgevoerd en maakt nu een quick scan van programma's. Ook in deze regio wordt nagedacht over de vraag welke plannen komen tot uitvoering en welke moeilijk uitvoerbaar zijn. De regio wil de bestuurlijke ruimte en enige tijd om het interne afwegingsproces zelfstandig te doorlopen. Dhr. Stoop meldt dat de Drechtsteden beschikken over een actuele regionale woonvisie. De regionale discussies over faseren en doseren zijn afgerond en recent gepubliceerd. Daarbij houdt de regio de

Zuidvleugelambities en -programma overeind, maar geeft aan dat de uitvoering daarvan kan uitlopen na 2020. De kwaliteitsdiscussie is hierbij gekoppeld aan woonmilieus. Dit document is nu onderwerp van overleg met projectontwikkelaars en corporaties. Dat kan leiden tot verfijning in de uitvoerbaarheid, omdat de vraag van de consument beter gepeild wordt en richtinggevend is voor de daadwerkelijke uitvoering. Deze uitkomst zal weer gekoppeld worden aan de financiële consequenties voor de gemeenten. Dit ingewikkelde proces met nogal wat afwegingskaders van betrokken partijen doet de vraag opkomen welk afwegingskader de provincie hanteert als de regio met de uitvoerende partners tot een planning en programmaring is gekomen. Veel acties uit de provinciale woonvisie passen binnen de eigen acties in de regio. Maar het is de vraag hoe dlt precies uitpakt, zoals net aangegeven blj het afwegingskader. Dhr. Emmens geeft aan geen moeite te hebben met de thema's en algemene kaders die de provinciale woonvisie aangeeft. De regio gaat zijn woonvisie actualiseren. Hij constateert dat inzichten in woningbehoeften elke twee of drie jaar bijgesteld worden, zodat woonvisies van provincie en regio's op enig moment altijd iets zullen verschillen. Dan gaat het om de hoofdlijnen en niet om de details. Naar aanleiding van de regionale monitor heeft de regio overleg net marktpartijen. Indringend beeld is dat niet langer planning en planaanbod bepaalt wanneer en hoe gebouwd wordt, maar de directe vraag van de woonconsument. Van die vraag is het nuttig te kunnen bepalen of hij voorziet in het oplossen van een structurele vraag of leidt tot overschotten in de bestaande voorraad, wat leidt tot leegstand waar dat ongewenst is. Waar nodig, stelt de regio ook de programmering bij. Hij mist aandacht van de provincie voor de komende wijziging van de Huisvestingswet. Deze wijziging lijkt het mogelijk te maken dat gemeenten niet langer blj de toewijzing van woningen regionaal hoeven af te stemmen. Dat is zorgelijk, omdat het een evenwichtige spreiding van bevolking over de gemeenten zal bemoeilijken. De problemen daardoor zullen per regio verschillen. Dhr. Wienen vindt de inhoud van de woonvisie niet verrassend. De richting correspondeert met de regionale inzichten in Holland Rijnland. De regio is gestart met een actualisering van de huidige woonvisie, omdat de regio vergroot is door fusie met de voormalige regio Rijnstreek. Holland Rijnland bestaat nu uit een deel Zuidvleugel en een deel Groene Hart. Een deel gespannen en een deel ontspannen woningmarkt. Ook in deze regio is het proces gestart van herijking van de planning en de programmering, passend op de nieuwe demografische gegevens. Daar is goed overleg met de PZH voor nodig. De regio staat sceptisch tegenover de sturingsmogelijkheden van woonmilieuprogramma's, zoals deze landelijk worden gehanteerd. Gemeenten zien kansen en ontwikkelaars bieden producten aan waar markt voor is. Als een project past in het gemeentelijk ruimtelijke beeld dan wordt pas achteraf duidelijk hoe de plek als woonmilieu wordt gemeten. Als de regio van de provincie de ruimte krijgt hierover zelf na te denken, dan kunnen indrukken die woonmilieubalansen geven een richting duiden voor vraag en aanbod op regionaal niveau, niet op lokaal niveau en per plan. De werkelijkheid is dat een lokaal plan passend op de plek wordt ontwikkeld. Dhr. Wienen geeft aan hier graag een keer over door te praten. Dhr. Koninqswoud merkt op dat de regio een recente woonvisie heeft als onderdeel van de regionale structuurvisie tot 2030. De provincie heeft ingestemd met contourruimte. De regio gaat een uitvoeringsprogramma tot 2020 opstellen. Hij geeft aan dat de regio niet zozeer wacht op vormvereisten zoals in actie 1, maar geïnteresseerd is hoe actie 4 verbonden wordt met het regionale uitvoeringsprogramma. Dhr. Schuring geeft aan dat Den Haag de thema's en acties uit de woonvisie steunt. Aandachtspunt is het actueel houden van de cijfers. Daarvoor sluit hij zich aan bij dhr. Emmens. Mw. Spies constateert dat alle regio's en de provincie hun visie uitwerken in de geest van de laatst bekende gegevens en definities. Gelet op de rijkswoonvisie moet de provincie de woonvisie op orde hebben en waar nodig doorvoeren. We gaan dat met de regio's samen doen. Zoals aangegeven hebben de regionale woonvisies een relatie met de provinciale structuurvisie en verordening. Daarom moeten de regionale visies een aantal onderdelen beschrijven. Vormvereisten is wellicht een te groot woord. Maar als de regionale visies dat inzicht bieden kunnen gemeenten in de toekomst niet voor verrassingen komen te staan over provinciale zienswijzen met betrekking tot wonen.

Dhr. Kastelein vraagt hoe het afwegingskader in dat opzicht moet worden begrepen. De vraag is hoe we dat gezamenlijk doen. De provincie moet dat niet gaan opleggen. Dhr. Veldhof geeft aan dat hier een relatie ligt met het BRO dat bijvoorbeeld de toepassing van de SER-ladder voorschrijft bij locaties voor wonen en kantoren en bedrijfsterreinen. Met dat rijksvoorschrift heeft elke overheid te maken. Dhr. Kastelein vindt dit een helder voorbeeld, maar verzoekt om tijdig overleg met de regio's als het provinciale afwegingskader dat nog wordt ontwikkeld meer componenten gaat omvatten dan het rijksvoorschrift. Mw. Spies geeft aan dat ook zij sturing door middel van woonmilieus niet op elk niveau van toepassing vindt, maar dat vergelijking van vraag en aanbod wel degelijk een inzicht biedt op regionaal niveau. En op bovenregionaal niveau, waar dit concentratie van centrumstedelijk woonmilieu rond halten van Stedenbaan betreft en voor woonmilieus die in het Zuidptasproject worden beoogd en de ontwikkeling van omliggende uitleglocaties en de ontwikkeling van Rotterdam Zuid niet mogen verstoren. Het gaat er om te voorkomen dat te veel van dezelfde milieus tegelijk in verkoop worden gebracht. In de Hoeksche Waard speelt dat 150 woningen dun-duur zijn voorzien voor sanering van verspreid glas en dat er voor de hele Hoeksche Waard maximaal 100 gevraagd worden die al in diverse gemeentelijke plannen zijn voorzien. Dan moet je wel weten waar je het over hebt en wat de verschillen zijn. Zij wil daarover per regio het gespek aangaan. De provinciale visie is daarbij het vertrekpunt, niet het eindpunt. 3. Strategie Wonen Groene Hart en Delta Mw. Spies geeft aan dat op 13 en 14 september nog ambtelijke afstemming heeft plaatsgevonden over deze stukken. Hierdoor ontstaan verschillende versies van het document, die op verschillende tijdstippen in regionale portefeuillehoudersoverleggen worden besproken. De status is een samenwerkingsdocument dat periodiek kan worden geactualiseerd als partijen daar behoefte aan hebben. In het algemene deel worden gezamenlijke ambities benoemd en eventuele verschillen van inzicht. Het meest belangrijke onderdeel zijn de afspraken die worden gemaakt om binnen een aangegeven tijd tot oplossingen of inzicht in beschreven vraagstukken te komen. Omdat de aard van het algemene deel gedeelde provinciale en regionale belangen betreft is het kenmerk dat bij deze vraagstukken niet alle regionale belangen, die de regio op bovenregionale schaal belangrijk vindt, worden beschreven. Daarom is er een regionaal deel waarin de regio's aangeven hoe wonengerelateerde (boven)regionale projecten en programma's verbonden kunnen zijn met condities die voor wonen van invloed zijn. Deze regionale inzichten kunnen als provincie en regio dat belangrijk vinden in een actualisering worden opgenomen op een later tijdstip. Dhr. Kastelein meldt dat de tekst die de inleiding vormt voor de regionale onderdelen de indruk wekt dat de provincie op voorhand afstand neemt van de regionale ambities. Mw. Spies merkt op dat het uitsluitend de bedoeling is om aan te geven dat de PZH niet bij voorbaat via dit document de indruk wil wekken gebonden te zijn aan de grote infrastructurele claims. Zij zal zoeken naar een betere formulering. Afgesproken wordt dat van de versie die onder verantwoordelijkheid van de PZH naar het MIRT gaat een communicatieve versie zal worden gemaakt die geen nieuwe bestuurlijke elementen bevat. Ambtelijk blijft daarover intensief contact. Zij vraagt over de uitkomsten van behandeling in regionale overleggen via korte lijnen geïnformeerd te worden. 4. Crisis en verstedelijkingsstrategie Mw. Spies zet uiteen dat deze vraag in eerste instantie is voortgekomen uit een verzoek van de portefeuillehouders van Stadsgewest Haaglanden en de Stadsregio Rotterdam. Wat voor beeld levert de verkenning van de crisis? De kwantitatieve vraag blijft gelden voor de Zuidvleugel. De uitdaging zit vooral in de omvang van de sloop- en vervangingsopgave. Mw. Fix licht toe dat de toename van de voorraad met 115.000 woningen nog een redelijke kans van slagen maakt, de sloop van 60.000 woningen niet. De ambitie moet worden vastgehouden, ook richting rijkspartners. De markt zal op termijn in het stedelijke gebied wel weer herstellen, de vraag Is

alleen wanneer deze zal stabiliseren. Het gaat tenslotte om de kwalitatieve trend die we gezamenlijk hebben benoemd. De ambitie om 175.000 woningen voor 2020 wordt pas in de periode 2020-2025 gehaald. De sloopcijfers blijven inzichtelijk, omdat sommige regio's een bandbreedte nodig vinden om de prestatieafspraken in te richten. Het binnenstedelijk bouwen van de 140.000 woningen voor 2020 is niet langer haalbaar gelet op voorgaande, maar de verhouding hoeft niet teruggeschroefd worden, want de uitlegvraag (van 35.000) loopt voor 2020 ook niet. De woonmilieuvraag onderverdeeld in prijsklassen is sterk gewijzigd t.o.v. 2008. Het type milieu dat gevraagd wordt wijzigt niet. Voor het woonmilieu aanbod geldt: er is teveel van hetzelfde woonmilieu in de planning op ultleggebieden en in de stad te weinig stedelijk. En het aanbod is in veel te dure prijsklassen voorzien; die ombouw duurt een paar jaar. Mw. Spies vat samen dat de crisis de ambitie en de verstedelijkingstrategie niet aantast, maar er ontstaat een bandbreedte per woonmilieu en een sloopprogramma per regio die een verschillende uitloop in de periode 2020-2025 gaan hebben. Dat vraagt om een nadere uitwerking per regio en daarna een totaalbeeld van wat dan weer op Zuidvleugelniveau optreedt. Dhr. Karakus en Karssen hebben van te voren aangegeven het met de voorstellen eens te zijn. In de Stadsregio Rotterdam is nog een discussie gaande over het omzetten van de verstedelijkingsafspraken in gemeentelijke uitvoeringsconvenanten. De gemeenten Rotterdam en Schiedam hebben dat convenant nog niet aanvaard, omdat de overige gemeenten naar hun mening in te weinig sociale woningbouw voorzien. Dhr. Karssen heeft van te voren gemeld dat de regio de indruk heeft dat dit probleem oplosbaar zal zijn. Dhr. Kastelein merkt op dat de regio Midden-Holland al in het proces van het ontwikkelen van de verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel heeft aangegeven dat aan de ambitie om 80% binnenstedelijk te bouwen geen invulling gegeven kan worden in de regio. De locatie Zuidpias is immers vrijwel geheel uitleg. Het procent van 80% geldt dan ook voor de Zuidvleugel als geheel en niet per regio. De voorstellen met betrekking tot topmilieus zijn akkoord, maar het voorstel voor een afwegingskader zoals geformuleerd in de notitie uitleg niet. Als er geprioriteerd moet worden vanwege vraaguitval in de uitleg gebieden zal het zaak zijn het aanbod aan de vraag aan te passen. Er wordt immers voorgesteld de ambitie van 115.000 te handhaven, omdat daar wel vraag naar is. Die toename van 115.000 bestaat voor 35.000 uit uitleg. Eventuele aanpassingen van het pakket Zuidpias voor en na 2020 kunnen worden besproken in de stuurgroep Zuidpias. Mw. Spies sluit zich daarbij aan. Dhr. Wienen heeft vragen bij de notitie over het topmilieu. Het lijkt hem zinvol de topmilieus mee te nemen in de regionale verkenningen, want bij Valkenburg wordt een andere definitie voor de kwaliteit gebruikt dan in deze notitie. Dhr. Emmens is namens Haaglanden akkoord met de notities over uitleg en topmilieus en de aanbevelingen. Hij geeft aan een afwegingskader op basis van gemaakte investeringen te ondersteunen. Mw. Spies concludeert dat op Zuidvleugelniveau kan worden vastgehouden aan de strategie, de ambities en het programma. Met een regionale uitwerking kan een slag dieper op de specifieke regionale situatie en uitloop van programma's voor de verschillende woonmilieus, topmilieus, binnenstedelijk bouwen, sloop en toename worden ingegaan. Pas daarna is het zinvol om te bekijken of een provinciaal afwegingskader nodig is voor afwegingen op Zuidvleugelniveau. Afspraken over programma's voor deze categorieën worden gemaakt in aanwezigheid van alle betrokken portefeuillehouders. Daar leent dit overleg zich voor.

5. RO advies Stedenbaan plus Mw. Fix meldt dat in de Bestuurlijke Commissie StedenbaanPlus dit RO-advies door de portefeuillehouders ruimte of verkeer en vervoer is onderschreven. Vraag is of de portefeuillehouders wonen deze adviezen werkbaar achten. Dhr. Stoop geeft aan dat de intentie wordt onderschreven, maar dat net als bij het vorige agendapunt door hem is aangegeven dat marktpartijen en consumenten doorslaggevend zijn voor de vraag of concentratie bij halten mogelijk is. Daarnaast speelt de vraag hoevee! halten in een regio aanwezig zijn en wat de nog resterende bouwmogelijkheden in de regio rond de stations zijn. Dhr. Kastelein sluit zich hierbij aan. evenals Dhr. Wienen. Niet voor niets is in het ambitie document Stedenbaan voor regionale differentiatie gekozen van die ambitie. Dat zou voor StedenbaanPlus eveneens in acht moeten worden genomen. Mw. Spies geeft aan dat de indruk bestaat dat gelet op de al voorziene plancapaciteit voor de gehele Zuidvleugel de ambitie om 60-80% te concentreren haalbaar moet zijn en dat regionale differentiatie mogelijk moet zijn. Zij stelt voor dit onderdeel te maken van de regionale uitwerking die bij het agendapunt crisis is afgesproken. Dhr. Emmens merkt op dat als op die manier de regionale bijdrage aan StedenbaanPlus is omgezet in een regionale ambitie hier ook een deel van het afwegingskader is opgesteld. Mevr. Spies geeft aan dat zij samen met dhr. Kastelein een terugkoppeling voor dit agendapunt zal melden in het volgend bestuurlijk overleg over StedenbaanPlus. 6 Effect BDU korting Mw. Spies constateert dat in dit stuk wordt aangegeven dat aan het huidige inzicht in BDU kortingen op korte termijn geen causaal verband gekoppeld kan worden met het effect op binnenstedelijk bouwen. Mw. Fix licht toe dat op 15 september hierover in de Directieraad Zuidvleugel is gesproken. De DIRA kwam tot dezelfde conclusie. Er zijn meer factoren dan alleen de BDU kortingen die bepalen of een locatie wel of niet tot ontwikkeling komt. Wei ziet de DIRA gevolgen op langere termijn als tot keuzen moet worden gekomen over prioriteiten in investeringen in nieuwe OV verbindingen zoals nieuwe lijnen in de stad. Maar ook bij frequentieverlaging en service vermindering op bestaande HOV lijnen zullen ontwikkelaars en financiers minder bereid zijn om prioriteit te geven aan bouwen en investeren rond halteplaatsen. Hierover zal ook in Noordvleugel of G4 verband gesproken moeten worden in het kader van een bestuurlijke notitie over investeren in de stad. De afnemende betrokkenheid van de rijksoverheid en de gevolgen van decentralisatie van rijksbeleid kunnen funest zijn voor de ontwikkeling van het stedelijke gebied. Mw. Fix heeft in de DIRA aangegeven dat dit een ander soort opdracht is en dat zij voorliggend stuk de afronding vindt van de effecten van de BDU kortingen op de verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel. De DIRA stemt daarmee in. Het verzamelen van gegevens voor de langere termijn effecten is moeilijk. Er worden pas in het voorjaar 2012 uitkomsten verwacht. Het opgeleverde MKBA Rotterdamse regio kan waardevol materiaal leveren voor de vervolgacties. Bereikbaarheid met auto en OV van o.a. banen binnen een acceptabele reistijd en de leefbaarheid in een woongebied blijken belangrijke vestigingsvoorwaarden. Dhr. Wienen heeft de ervaring dat in het MIRT bezuinigingen op korte termijn van kleinschalige aard geen ondenwerp van overleg zijn. Het gaat dan om package deals zoals in Hoiland Rijnland met OV en Weg in één pakket. Hij geeft aan dat er wel behoefte is aan analyse van effecten die de verstedelijking positief of negatief beïnvloeden en of de overheid als geheel daar op kan sturen en borgen. In die zin kan de gang naar het BO MIRT zinvol zijn. Mw. Spies schets het proces in de aanloop naar het MIRT. Grote onderwerpen staan daar prominent op de agenda. Andere afspraken worden in de trechtering naar de agenda als hamerstuk afgekaart, maar worden wel besloten. Het gaat om het formuleren van gerichte vragen voor een bepaald probleem; welke instrumenten zijn nodig voor het realiseren van de gezamenlijke strategie. Zij constateert dat dit voorstel het POHO geen aanleiding geeft om voorstellen hierover op de MIRT agenda te plaatsen.

7 rondvraag Mw. Spies geeft aan dit overleg met enige regelmaat van 1 keer per halfjaar gekoppeld aan de voorbereiding van het MIRT maar ook voor onderlinge afstemming van strategische onderwerpen te willen houden. Het POHO stemt hiermee in. Het volgende overleg is 5 april voorzien. Dhr. Kastelein verzoekt de concept stukken voor het overleg ruim van te voren in overleg met de regio's te brengen, zodat mandaat gevraagd kan worden. Mw. Korbijn spreekt uit dat zij aanneemt op basis van de discussie over de woonvisie dat de regio Hoeksche Waard voort kan op de ingeslagen weg. Mw. Spies antwoordt dat de opmerkingen die zij daarover in het regionale portefeuillehoudersoverieg heeft gemaakt van kracht blijven en dat dit betekenis heeft voor de regionale woonvisie van de Hoeksche Waard.