Indicatorenset Baarmoederhalsafwijkingen. Uitvraag 2012 over verslagjaar 2011



Vergelijkbare documenten
Indicatorenset Baarmoederhalsafwijkingen. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Indicatorenset Baarmoederhalsafwijkingen

Indicatorenset Baarmoederhalsafwijkingen

Indicatorenset Galblaasverwijdering

Indicatorenset Chronische belemmering bloedstroom been. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Toetstabel indicatorenset Baarmoederhalsafwijkingen vj 2019 Operationalisatie Aard van de wijziging Criteria Toetsingskader

Indicatorenset IBD. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Indicatorenset Maculadegeneratie. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Indicatorenset Coeliakie. Uitvraag 2013 over verslagjaar 2012

Indicatorenset Nierstenen. Uitvraag ziekenhuizen/zbc s over verslagjaar 2018

Indicatorenset Coeliakie. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Indicatorenset SOA. Uitvraag 2011

Indicatorenset Parkinson. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Kwaliteitsindicatoren kinderen met diabetes type 1 (fase 1)

Oplegger indicatorenset Gynaecologische Oncologie (DGOA) verslagjaar 2017

Uitstrijkjesspreekuur Bernhoven: afwijkend uitstrijkje, colposcopie en lisexcisie

Indicatorenset Migraine. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Indicatorenset IBD. Uitvraag 2012 over verslagjaar 2011

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2018

HANDLEIDING INDICATORENONTWIKKELING

Factsheets indicatoren Verwisseling van en bij patiënten

HPV nu en in de toekomst. Nynke de Boer Magda van Oven Britt van Etten Debruijn Jorien Helder-Woolderink

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2018

Indicatorenset In opzet curatieve behandeling prostaatcarcinoom. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Indicatorenset Coeliakie

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2017

Toetstabel Hoofdpijn vj 2019 Operationalisatie Aard van de wijziging Criteria

Indicatorenset In opzet curatieve behandeling prostaatcarcinoom. Uitvraag ziekenhuizen/zbc s over verslagjaar 2015

Indicatorenset In opzet curatieve behandeling prostaatcarcinoom

Onderzoek en behandeling afwijkend uitstrijkje

Indicatorenset Nierstenen. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Oplegger indicatorenset Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) verslagjaar 2017

Dutch Upper GI Cancer Audit (DUCA)

Factsheet NABON Breast Cancer Audit (NBCA)

Indicatorenset Ruggenmergstimulatie bij Failed Back Surgery Syndrome (FBSS) Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Indicatorenset Melanoom van de huid. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Factsheet Indicatoren Gynaecologische Oncologie (DGOA) Start registratie: 2014

Uitstrijkjesspreekuur Bernhoven: afwijkend uitstrijkje, colposcopie en lusexcisie

Indicatorenset Liesbreukoperaties. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Verplichte indicatoren die moeten worden aangeleverd aan Zorginstituut Nederland

Indicatorenset Hoofdpijn

1. Wat is de naam van het meetinstrument? (incl. versienummer of jaartal van ontwerp) Indicatorenset Prostaatcarcinoom

Factsheet Indicatoren Heupprothese

Factsheet Indicatoren DSSR 2017 Geïnstrumenteerd (A) en ongeïnstrumenteerd (B)

Inleiding Procedure Wat is een colposcopie? Verloop van het onderzoek Voorbereiding Het onderzoek Biopten...

Uitstrijkje, colposcopie, lis-excisie en conisatie

Indicator 4a en 4b. Overweging ZiN

Factsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA)

Kwaliteitsnormen. Blaascarcinoom

Toetstabel (on)geïnstrumenteerde lumbale spinaalchirurgie vj 2019

Verplichte indicatoren die moeten worden aangeleverd aan Zorginstituut Nederland

Toetstabel Osteoporose vj 2019

Factsheet Indicatoren Knieprothese

Factsheet Indicatoren Geïnstrumenteerde Lage Rug Chirurgie (DSSR) 2016

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016

Een afwijkend uitstrijkje

Gynaecologie. Het uitstrijkje, colposcopie, lisexcisie en conisatie

Indicatorenset Bariatrische chirurgie. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Een afwijkend uitstrijkje en dan.

Verplichte indicatoren die moeten worden aangeleverd aan Zorginstituut Nederland

3. Wat is het moment waarop een herziene versie van het meetinstrument wordt aangeboden aan het Register?

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2016

De baarmoedermond Uitstrijkje, colposcopie, lis-excisie en conisatie

Diathermische Lis Excisie (DLE)

Indicatorenset In opzet curatieve behandeling prostaatcarcinoom

Indicatorenset Reumatoïde Artritis. Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Het afwijkende uitstrijkje. Polikliniek Gynaecologie (TZA)

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2017

1. Wat is de naam van het meetinstrument? (incl. versienummer of jaartal van ontwerp) Kraamzorg

Factsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) Inclusie & exclusie criteria DUCA. DUCA 2017 Registratie gestart: 2011

1. Wat is de naam van het meetinstrument? (incl. versienummer of jaartal van ontwerp) Indicatorset Blaascarcinoom

Indicatorenset Coeliakie. Uitvraag 2011

8 e Symposium Stichting Baarmoederhalskanker. preventie Oost

Uitstrijkje, colposcopie, lisexcisie en conisatie Gynaecologie

Indicatorenset Hartfalen

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016

Transcriptie:

Indicatorenset Baarmoederhalsafwijkingen Uitvraag 2012 over verslagjaar 2011 Definitieve versie okt. 2011

Colofon Internet: www.zichtbarezorg.nl/ziekenhuizen E-mail: info@zichtbarezorg.nl Samengesteld door: Zorginhoudelijke indicatoren Integraal Kankercentrum Nederland (ten behoeve van de ontwikkeling) Scientific Institute for Quality of Healthcare (IQ healthcare), UMC St Radboud Significant Klantpreferentievragen Consumentenbond Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) Tot stand gekomen in opdracht en onder eindverantwoordelijkheid van de stuurgroep Zichtbare Zorg Ziekenhuizen Den Haag, oktober 2011 2

Inhoudsopgave Deel 1: Zorginhoudelijke indicatoren 4 1. Algemene informatie over zorginhoudelijke indicatoren 5 2. Factsheets zorginhoudelijke indicatoren Baarmoederhalsafwijkingen 7 3. Lijst te verzamelen variabelen 15 Bijlage 1: Aanpassingen in zorginhoudelijke indicatoren n.a.v. 19 gegevensuitvraag in 2011 over verslagjaar 2010 Bijlage 2: Autorisatie zorginhoudelijke indicatoren door wetenschappelijke 21 verenigingen Bijlage 3: Verwerking commentaar consultatieronde indicatorenset 22 Baarmoederhalsafwijkingen Deel 2: Klantpreferentievragen 25 1. Klantpreferentievragen Baarmoederhalsafwijkingen 26 Bijlage 1: Wijzigingstabel klantpreferentievragen 31 Afkortingenlijst 33 3

Deel 1: Zorginhoudelijke indicatoren 4

1. Algemene informatie over Zorginhoudelijke indicatoren Baarmoederhalsafwijkingen Indicatorwerkgroep De werkgroep voor de ontwikkeling van de indicatorenset Baarmoederhalsafwijkingen bestond in 2010 uit de volgende personen: NVOG: Dhr. Dr. J.P. Lips, gynaecoloog, Kennemer Gasthuis Dhr. Dr. R.L.M. Bekkers, gynaecologisch oncoloog, UMC St Radboud Dhr. Dr. D. van Hamont, gynaecoloog i.o., UMC St Radboud Dhr. Dr. W.A. ter Harmsel, gynaecoloog, Reinier de Graaf Groep Mevr. Drs. A. Zaal, arts onderzoeker, UMCU NVVP: Dhr. Dr. F.J. van Kemenade, patholoog, VUMC ZN: Mevr. I. Harms, adviserend geneeskundige De revisiewerkgroep voor de indicatorenset Baarmoederhalsafwijkingen bestond in 2011 uit de volgende personen: NVOG: Dhr. Dr. J.P. Lips, gynaecoloog, Kennemer Gasthuis Dhr. Dr. R.L.M. Bekkers, gynaecologisch oncoloog, UMC St Radboud Dhr. Dr. D. van Hamont, gynaecoloog i.o., UMC St Radboud Dhr. Dr. W.A. ter Harmsel, gynaecoloog, Reinier de Graaf Groep Mevr. Drs. A. Zaal, arts onderzoeker, UMCU NVVP: Dhr. Dr. F.J. van Kemenade, patholoog, VUMC Afstemming met bestaande richtlijnen Voor het opstellen van de indicatorset voor baarmoederhalsafwijkingen is gebruik gemaakt van de aanbevelingen uit de richtlijn Cervicale epitheliale neoplasie, 2004. Populatiebepaling Baarmoederhalsafwijkingen De eerste stap in het bepalen van de indicatoren is het vaststellen van de populatie. Voor alle Zichtbare Zorg indicatorensets is als uitgangspunt gekozen om de populatie te bepalen aan de hand van de Diagnose Behandel Combinaties (DBC s). De populatie voor de indicatorenset baarmoederhalsafwijkingen bestaat uit het aantal patiënten dat op enig moment in het verslagjaar een DBC heeft die voldoet aan: - DBC G19 (Cervixafwijkingen inclusief afwijkende cervixcytologie). - Inclusie/exclusiecriteria zoals benoemd in de factsheets in hoofdstuk 2. - Behandelcodes: 501 operatief groep 1 behandeling op de polikliniek 502 operatief groep 1 behandeling op de dagopname 503 operatief groep 1 behandeling met klinische opname 504 operatief groep 1 behandeling op de polikliniek, eenmalig bezoek 602 operatief groep 2 behandeling met klinische opname 603 operatief groep 2 diagnostische ingreep/behandeling met klinische opname 702 operatief groep 3 diagnostische ingreep/behandeling met dagopname 703 operatief groep 3 diagnostische ingreep/behandeling met klinische opname. De indicatoren worden meegenomen in het verslagjaar waarin de DBC s worden gesloten (zie figuur). De lichtblauwe balk geeft de DBC weer en het zwarte puntje in de donkerblauwe balk de activiteit c.q. verrichting. Voor inclusie moet een DBC gesloten zijn voor het einde van het verslagjaar. De registratieperiode kan echter al wel voor het begin van het verslagjaar zijn begonnen 5

Om dubbelregistratie te voorkomen, dient indien de indicator gebaseerd is op tellingen op patiëntniveau geselecteerd te worden op het unieke patiëntnummer. In alle andere gevallen wordt geteld op verrichtingenniveau en telt iedere verrichting apart mee. Voor codes en instructies, zie de variabelenlijst en rekenregels (tabellen 1 en 2). Peildatum De structuurindicatoren worden, in verband met de actualiteit, eenmaal per jaar op peildatum 1 maart geregistreerd. In- en exclusiecriteria Om een eerlijke vergelijking tussen zorgaanbieders te kunnen maken, heeft de werkgroep in- en exclusiecriteria vastgesteld. Zo kunnen patiënten bijvoorbeeld op leeftijd of comorbiditeit worden uitgesloten. Ook kunnen extra eisen worden gesteld aan de DBC. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van een specifieke verrichting. In- en exclusiecriteria hoeven niet per definitie voor alle indicatoren in de set gelijk te worden toegepast. Soms dienen er bijvoorbeeld extra gegevens te worden verzameld om later te kunnen corrigeren voor comorbiditeit, die de waarde van de indicator beïnvloedt. Op basis van de populatie en de in- en exclusiecriteria wordt de noemer van de indicator vastgesteld. 6

2. Zorginhoudelijke indicatoren Baarmoederhalsafwijkingen 1. Toegangstijd Relatie tot kwaliteit Operationalisatie Teller Noemer Definitie(s) In-/exclusiecriteria Voor patiënten met een voorstadium van een cervixcarcinoom (ofwel Cervicale Intra-epitheliale Neoplasie; CIN) is het belangrijk dat aanvullende diagnostiek snel wordt verricht. Lange wachttijden zijn vanuit het patiëntenperspectief onaanvaardbaar. Ook artsen wensen korte wachttijden vanuit het streven naar optimale zorg voor patiënten met een baarmoederhalsafwijking. Percentage patiënten bij wie de eerste colposcopie binnen 15 werkdagen na het maken van de afspraak heeft plaatsgevonden Aantal patiënten bij wie de eerste colposcopie heeft plaatsgevonden binnen vijftien werkdagen na het maken van de afspraak Aantal patiënten bij wie een eerste colposcopie heeft plaatsgevonden n.v.t. Inclusie: Patiënten bij wie een colposcopie heeft plaatsgevonden eerder dan twee jaar voor de colposcopie in het verslagjaar. Exclusie: Patiënten bij wie een colposcopie heeft plaatsgevonden maximaal 2 jaar voorafgaand aan de colposcopie in het verslagjaar. DBC registratie, verrichtingenregistratie, ZIS, afsprakenregistratie 1x per verslagjaar Bron Meetfrequentie Verslagjaar 01-01-2011 tot en met 31-12-2011* Rapportagefrequentie 1x per verslagjaar Type indicator Proces Meetniveau Patiëntniveau Kwaliteitsdomein Patiëntgerichtheid, tijdigheid * Van de patiënten in de noemer moet de DBC in 2011 zijn gesloten. Van deze groep patiënten moet binnen 15 dagen na het maken van de afspraak een eerste colposcopie hebben plaatsgevonden. Deze colposcopie kan dus in januari 2012 hebben plaatsgevonden (van invloed op de teller). Rekenregels Indicator 1 Toegangstijd Formule Teller Noemer Voor de teller wordt uitgegaan van de populatie patiënten verzameld onder de noemer. Selecteer vervolgens alle patiënten bij wie de colposcopie binnen vijftien werkdagen na het maken van de afspraak heeft plaatsgevonden. Selecteer alle patiënten bij wie de diagnose cervixafwijking inclusief afwijkende cervixcytologie is gesteld en een eerste colposcopie heeft plaatsgevonden. # patiënten noemer waarvoor geldt BA14<15 werkdagen # patiënten waarvoor BA1 en BA2 gelden en waarvoor geldt BA15>2 jaar Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg Colposcopie is een onderzoekstechniek waarbij de baarmoedermond (portio van de cervix uteri) wordt geïnspecteerd met een 10-20x vergrotende binoculaire stereomicroscoop. Hierdoor worden ook kleine afwijkingen makkelijk gezien en kunnen deze zo nodig gericht worden gebiopteerd. De colposcopie wordt in de meeste gevallen verricht na een afwijkend uitstrijkje om de afwijking nader te karakteriseren. Dit onderzoek wordt verricht tijdens het eerste bezoek van de patiënt aan de gynaecoloog. Om onnodig stress bij patiënten te voorkomen en zo snel mogelijk uitsluitsel te kunnen geven over de aard van de afwijking is het belangrijk dat dit onderzoek zo spoedig mogelijk plaatsvindt. Er worden in Nederland verschillende streefnormen gesteld voor wachttijden. In het zogenoemde Treek Overleg (afstemmingsorgaan waarin Orde van Medische Specialisten, Vereniging van Nederlandse Ziekenhuizen, Ziekenfonds Nederland, ministerie van VWS, enzovoort, samenwerken) zijn wachttijden voor niet-acute zorg voorgesteld (Treekoverleg, 2000). 7

Deze indicator is gebaseerd op de Treeknorm, waarin is vastgelegd dat de wachttijd tot poliklinische behandeling in 80% van de gevallen minder dan 15 werkdagen moet zijn. Mogelijkheden tot verbetering Het is onbekend in hoeverre er in de praktijk verschillen bestaan tussen de ziekenhuizen. De werkgroep gaat er van uit dat de verschillen niet meer zo groot zouden moeten zijn aangezien de Treeknorm vanaf 1-1-2003 is ingevoerd. De werkgroep acht het echter belangrijk om deze gegevens inzichtelijk te maken en verwacht dat er ruimte is voor verbetering. Beperkingen bij gebruik en interpretatie De treeknorm, waarop deze indicator is gebaseerd, is niet geheel in overeenstemming met bijlage 3 van de landelijke VIKC richtlijn Cervicale Intra-epitheliale Neoplasie (VIKC, 2004). Deze bijlage stelt: Als geen evident carcinoom wordt waargenomen is het verstandig om in verband met het herstel van het epitheel na een cytologische uitstrijk, de colposcopie niet binnen 6 weken na het uitstrijkje te verrichten. Dit is van invloed op de data (100% score is praktisch niet mogelijk). De werkgroep twijfelt in dit licht aan de haalbaarheid van deze indicator. Medische gronden gaan voor terwijl duidelijk is dat er soms situaties zijn waar de aanbeveling van 6 weken terecht genegeerd wordt (bijvoorbeeld bij verdenking carcinoom). Dit bemoeilijkt de hanteerbaarheid. Inhoudsvaliditeit De mate van bewijskracht hiervoor is D, dat wil zeggen dat de werkgroep hierover consensus heeft bereikt. Statistisch betrouwbaar onderscheiden Met de indicator kan een goed onderscheid gemaakt worden tussen de ziekenhuizen die al dan niet aan de Treeknorm voldoen. Vergelijkbaarheid De ernst van de vermoedelijke afwijking kan mogelijk invloed hebben op de wachttijd, waarbij verwacht wordt dat de wachttijd korter zal zijn naarmate de vermoedelijke afwijking ernstiger lijkt. Een patiënte met Pap 3B, 4 of 5 krijgt in de praktijk voorrang boven een patiënte met Pap 2 of 3A (onderscheiden 3A geringe dysplasie en 3A matige dysplasie; Matige dysplasie betekent directe verwijzing). Daarnaast kan er sprake zijn van patient delay waardoor normen niet gehaald worden terwijl dat dan niet aan de zorgverleners ligt. De werkgroep verwacht echter dat de ziekenhuizen in gelijke mate met deze verschillen te maken hebben. Registratiebetrouwbaarheid De werkgroep verwacht dat de betrouwbaarheid van de indicator beperkt is, omdat het vermoeden bestaat dat niet in elk ziekenhuis goed wordt vastgelegd wanneer de afspraak wordt gemaakt. Dit kan van invloed zijn op de scores op deze indicator. Afhankelijk van de inrichting van het ZIS/EPD van het ziekenhuis, wordt de informatie gestructureerd opgeslagen en kan deze geëxtraheerd worden met behulp van query s. Indien het ziekenhuis deze gegevens niet gestructureerd opslaat, dient de periode tussen het maken van de afspraak en de eerste colposcopie handmatig te worden berekend en geregistreerd. Referenties - NHS Cancer Screening Programme. Modelling the impact of referral guideline changes for mild dyskaryosis. Sheffield, 2006: NHSCSP. - Signaleringscommissie Kanker van KWF Kankerbestrijding. Advies inzake wachttijdnormen in de kankerzorg. Signalement. Oisterwijk, 2006: Drukkerij van den Boogaard. - Treekoverleg: Notitie Streefnorminstelling wachttijden curatieve sector. Zeist, 2000: Zorgverzekeraars Nederland. 8

2. Cervix exconisaties Relatie tot kwaliteit Lisexcisie van de transformatiezone is de voorkeursbehandeling van CIN. Indien er geen duidelijke indicatie voor een exconisatie bestaat, wordt geadviseerd om een lisexcisie te verrichten, daar deze poliklinisch onder plaatselijke verdoving kan worden uitgevoerd en minder bijwerkingen op korte en lange termijn geeft. Operationalisatie Percentage patiënten behandeld voor CIN door middel van een cervix exconisatie Teller Aantal patiënten behandeld voor CIN door middel van een cervix exconisatie Noemer Aantal patiënten behandeld voor CIN Definitie(s) n.v.t. Exclusiecriteria Exclusie: Patiënten met verdenking op een invasief carcinoom of carcinoom in situ (CIS). Bron DBC registratie, verrichtingenregistratie, ziekenhuisregistratie Meetfrequentie 1x per verslagjaar Verslagjaar 01-01-2011 tot en met 31-12-2011 Rapportagefrequentie 1x per verslagjaar Type indicator Proces Meetniveau Patiëntniveau Kwaliteitsdomein Veiligheid, effectiviteit, patiëntgerichtheid, doelmatigheid Rekenregels Indicator 2 Cervix exconisaties Formule Teller Noemer Voor de teller wordt uitgegaan van de populatie patiënten verzameld onder de noemer. Selecteer vervolgens alle patiënten bij wie een cervix exconisatie is uitgevoerd. Selecteer patiënten bij wie de diagnose cervixafwijking inclusief afwijkende cervixcytologie is gesteld en bij wie een behandeling van CIN is uitgevoerd. # patiënten noemer waarvoor BA8 geldt # patiënten waarvoor BA1 en BA6 gelden en BA 9=nee Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg Het is bekend dat behandeling van de cervix in het algemeen een risico van vroeggeboorte in de daarop volgende zwangerschappen geeft. Studies hebben aangetoond dat met name het volume en de diepte van het verwijderde weefsel invloed hebben op het risico op vroeggeboorte, en dat het volume dat met exconisatie wordt weggehaald groter is dan dat met lisexcisie. Naast deze complicatie, is ook beschreven dat er bij exconisatie vaker stenose van het cervicale kanaal ontstaat. Dit alles, in combinatie met het gegeven dat exconisatie en lisexcisie gelijke effectiviteit hebben voor behandeling van CIN, heeft geleid tot de aanbeveling in de landelijke richtlijn van de werkgroep oncologische gynaecologie (versie 1.1) om alleen een exconisatie te verrichten bij verdenking op een microinvasief carcinoom of een adenocarcinoom-in-situ. Daarnaast is de verdenking op een diepe endocervicale laesie een goede indicatie voor het verrichten van een exconisatie, teneinde de gehele laesie te verwijderen. Mogelijkheden tot verbetering Deze indicator moet leiden tot een beter inzicht in de behandeling van CIN via cervix exconisaties. Uitschieters kunnen met behulp van deze indicator in kaart gebracht worden. De werkgroep verwacht dat op dit moment nog veel variatie bestaat tussen de verschillende ziekenhuizen. Beperkingen bij gebruik en interpretatie Zoals hierboven beschreven hebben met name het volume en de diepte van het verwijderde cervicale weefsel invloed op de complicatie risico s. Als er centra zijn waar vaker exconisaties worden gedaan, maar waarbij het volume van het verwijderde weefsel vergelijkbaar is met dat van een lisexcisie, dan is deze indicator niet goed interpretabel. 9

De meeste indicatoren zijn zodanig geformuleerd dat geldt hoe hoger de score des te beter de zorg. Dat geldt niet voor deze indicator. Er kan worden gesteld 100-x, waarbij x de score is op deze indicator. Dan geldt wel weer hoe hoger, hoe beter de zorg. Inhoudsvaliditeit De mate van bewijskracht hiervoor is B, wat wil zeggen dat er enkele gerandomiseerde klinische onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang zijn, of ander vergelijkend onderzoek (niet gerandomiseerd, vergelijkend cohort-onderzoek of patiënt-controleonderzoek). Statistisch betrouwbaar onderscheiden De signaalvlag voor statistisch betrouwbaar onderscheid is rood. De werkgroep heeft echter besloten de indicator te behouden, omdat volgend jaar het aantal aanleverende instelling hoger zal zijn doordat de aanlevering van de indicatoren dan verplicht is. Vergelijkbaarheid Centra waar veel patiënten worden gezien met een sterker vermoeden op een carcinoom zullen hogere percentages exconisaties hebben. Deze bias zou kunnen worden ondervangen door in centra waar het percentage exconisaties relatief hoog is naar de ingangscytologie te kijken. Indien een centrum relatief veel vrouwen behandelt waarbij de laesie diep endocervicaal zit zou dit een bias kunnen geven. Deze bias kan ondervangen worden door de leeftijd van de patiënten mee te wegen, omdat de cervicale transformatiezone vaker niet te overzien is bij postmenopauzale vrouwen. Registratiebetrouwbaarheid De verwachting is dat deze gegevens in de ziekenhuizen betrouwbaar geregistreerd kunnen worden. De informatie voor de noemer en de teller worden in de ziekenhuissystemen gestructureerd opgeslagen en kunnen geëxtraheerd worden. Referenties - Baldauf JJ, Dreyfus M, Ritter J, Meyer P, Philippe E. Risk of cervical stenosis after large loop excision or laser conization. Obstet Gynecol 1996;88:933-8. - Girardi F, Heydarfadai M, Koroschetz F, Pickel H, Winter R. Cold-knife conization versus loop excision: histopathologic and clinical results of a randomized trial. Gynecol Oncol 1994;55:368-70. - Martin-Hirsch PP, Paraskevaidis E, Bryant A, Dickinson HO, Keep SL. Surgery for cervical intraepithelial neoplasia. Cochrane Database Syst Rev 2010;6:CD001318. - Noehr B, Jensen A, Frederiksen K, Tabor A, Kjaer SK. Depth of cervical cone removed by loop electrosurgical excision procedure and subsequent risk of spontaneous preterm delivery. Obstet Gynecol 2009;114:1232-8. - Phadnis SV, Atilade A, Young MP, Evans H, Walker PG. The volume perspective: a comparison of two excisional treatments for cervical intraepithelial neoplasia (laser versus LLETZ). BJOG 2010;117:615-9. - Sjoborg KD, Vistad I, Myhr SS, Svenningsen R, Herzog C, Kloster-Jensen A, et al. Pregnancy outcome after cervical cone excision: a case-control study. Acta Obstet Gynecol Scand 2007;86:423-8. 10

3. Lokale anesthesie Relatie tot kwaliteit Alle ingrepen die worden uitgevoerd bij patiënten met hooggradige CIN worden in de regel onder lokale anesthesie verricht. Hoe minder anesthesie gebruikt wordt, des te kleiner is het risico op complicaties. Operationalisatie Percentage patiënten dat behandeld is voor CIN dat een ingreep heeft gehad die onder lokale anesthesie is uitgevoerd Teller Aantal patiënten dat behandeld is voor CIN dat een ingreep heeft gehad die onder lokale anesthesie is uitgevoerd Noemer Aantal patiënten dat behandeld is voor CIN dat een ingreep heeft gehad Definitie Bij lokale anesthesie wordt alleen de baarmoederhals verdoofd. In-/exclusiecriteria n.v.t. Bron DBC-registratie en verrichtingenregistratie, ziekenhuisregistratie, anesthesieverslag Meetfrequentie Continu Verslagjaar 01-01-2011 tot en met 31-12-2011 Rapportagefrequentie 1x per verslagjaar Type indicator Proces Meetniveau Patiëntniveau Kwaliteitsdomein Veiligheid Rekenregels Indicator 3 Lokale anesthesie Formule Teller Voor de teller wordt uitgegaan van de populatie van de noemer. Selecteer patiënten die bij de ingreep op de operatiekamer lokale anesthesie heeft gekregen Noemer Selecteer alle patiënten bij wie de diagnose cervixafwijking inclusief afwijkende cervixcytologie is gesteld en met een CIN een ingreep heeft gekregen. # patiënten noemer waarvoor BA10=ja # patiënten waarvoor BA1 en BA6 gelden Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg De meest gangbare vorm van anesthesie bij ingrepen bij patiënten met een hooggradige CIN is lokale anesthesie. Af en toe wordt een patiënt onder algehele anesthesie geopereerd, maar dit gebeurt alleen in die gevallen waarbij de patiënt te angstig is voor een lokale ingreep of wanneer een zeer gecompliceerde ingreep te verwachten is (ernstig verstoorde anatomie). Een retrospectief onderzoek vergeleek algemene, regionale (Bier s Block) en lokale anesthesie met elkaar (Gebhard, 2002). Daling van de bloeddruk tijdens de operatie trad significant vaker op bij algemene anesthesie, terwijl tensiestijging significant vaker voorkwam bij regionale anesthesie. Lokale anesthesie gaf significant minder tensieveranderingen (29% versus 50% (regionaal) en 67 % (algemeen)). Bij regionale anesthesie waren de operatieduur en operatiekamertijd het kortst. Postoperatieve pijn kon minder goed worden gecontroleerd na algemene anesthesie. De richtlijncommissie had een voorkeur voor lokale anesthesie (ter plaatse van de incisie) omdat zij van mening was dat deze techniek veiliger is dan andere vormen van anesthesie. De werkgroep is van mening dat er weinig bewijs is dat lokale anesthesie beter is dan regionale anesthesie, maar het gebruik van lokale anesthesie is wel goedkoper, sneller en minder complicatiegevoelig dan regionale anesthesie. De werkgroep veronderstelt dat het kwaliteitsverhogend is wanneer een behandeling van CIN wordt uitgevoerd door middel van een lisexcisie onder lokale verdoving. Het is patiëntvriendelijker en veiliger wanneer algehele of spinale anesthesie niet nodig is. Mogelijkheden tot verbetering Deze indicator moet leiden tot een beter inzicht in de mate van het gebruik van lokale anesthesie bij de behandeling van CIN. Uitschieters kunnen met behulp van deze indicator in kaart gebracht worden. De werkgroep verwacht dat op dit moment nog veel variatie bestaat tussen de verschillende ziekenhuizen. 11

Beperkingen bij gebruik en interpretatie Er zijn geen beperkingen bij gebruik. Inhoudsvaliditeit De mate van bewijskracht voor deze indicator is D, dat wil zeggen dat de werkgroep hierover consensus heeft bereikt. Statistisch betrouwbaar onderscheiden Met de indicator kan een goed onderscheid gemaakt worden tussen de ziekenhuizen in de mate waarin meer dan lokale anesthesie wordt toegepast. Vergelijkbaarheid Verschillen in patiëntengroepen spelen bij deze indicator geen rol. Registratiebetrouwbaarheid De werkgroep verwacht dat deze indicator goed en betrouwbaar te meten is. Maar de verantwoordelijkheid voor de registratiebetrouwbaarheid ligt bij de aanleverende ziekenhuizen zelf. Voor de noemer kan gebruik gemaakt worden van bestaande en geautomatiseerde gegevensbronnen. Of een patiënt lokale anesthesie heeft gekregen moet uit het anesthesieverslag worden gehaald. Referenties - Gebhard RE, Al-Samsam T, Greger J, Khan A, Chelly J E. Distal nerve blocks at the wrist for outpatient carpal tunnel surgery offer intraoperative cardiovascular stability and reduce discharge time. Anest.Analg 2002;95:351-353. 12

4. Normale cervixcytologie Relatie tot kwaliteit Deze indicator geeft een indicatie over de effectiviteit van de behandeling Operationalisatie Percentage patiënten dat behandeld is voor CIN 2-3 (op basis van biopt of de excisie zelf), met een normale cervixcytologie binnen 3 tot 9 maanden na behandeling. Teller Aantal patiënten dat behandeld is voor CIN 2-3 (op basis van biopt of de excisie zelf), met een normale cervixcytologie binnen 3 tot 9 maanden na behandeling Noemer Aantal patiënten dat behandeld is voor CIN 2-3 (op basis van biopt of de excisie zelf) Definities Onder behandeling voor CIN worden de volgende behandelingen verstaan: lisexcisie, cryocoagulatie, exconisatie en laserevaporisatie Normale cervixcytologie: patiënten met uitslag Pap1 of Pap 2, of daarmee overeenkomstig KOPAC-B score. Onder afwijkende cervixcytologie wordt verstaan: >Pap2 Exclusiecriteria Exclusie: - Alle patiënten die om andere redenen dan CIN een behandeling van de cervix hebben ondergaan. - Patiënten waarbij geen cervixcytologie is uitgevoerd. Bron DBC-registratie, verrichtingenregistratie, pathologie- en cytologieregistratie Meetfrequentie 1x per verslagjaar Verslagjaar 01-01-2011 tot en met 31-12-2011* Rapportagefrequentie 1x per verslagjaar Type indicator Uitkomst Meetniveau Patiëntniveau Kwaliteitsdomein Veiligheid, effectiviteit, doelmatigheid *Let op: Omdat voor indicator 4 drie tot negen maanden na de behandeling moet worden gekeken, heeft de behandeling plaatsgevonden in 2010 (van invloed op de noemer) en kan de eerste normale cervixcytologie in 2010 of 2011 (uiterlijk september) zijn (van invloed op de teller) Rekenregels Indicator 4 Normale cervixcytologie Formule Teller Voor de teller wordt uitgegaan van de populatie patiënten verzameld onder de noemer. Selecteer vervolgens alle patiënten met een normale cervixcytologie binnen 3 tot 9 maanden. # patiënten noemer waarvoor geldt 3 maanden<ba16 9maanden en Noemer Selecteer alle bij wie de diagnose cervixafwijking inclusief afwijkende cervixcytologie is gesteld en die, op basis van biopt of excisie, behandeld zijn voor CIN 2-3 BA13=ja # patiënten waarvoor BA1 en BA6 gelden en waarvoor geldt BA11=ja Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg Afwijkende cervixcytologie twaalf maanden na behandeling voor CIN kan samenhangen met incomplete behandeling of recidief. De kans op recidief CIN na twaalf maanden wordt geschat op kleiner dan tien procent. De VIKC richtlijn Cervicale intra-epethiale Neoplasie stelt dat follow-up dient te worden uitgevoerd na 6, 12 en 24 maanden na de behandeldatum (VIKC, 2004). Mogelijkheden tot verbetering Deze indicator moet leiden tot een beter inzicht in de effectiviteit van de behandeling van CIN Uitschieters kunnen met behulp van deze indicator in kaart gebracht worden. De werkgroep verwacht dat op dit moment nog veel variatie bestaat tussen de verschillende ziekenhuizen. 13

Beperkingen bij gebruik en interpretatie Er worden geen beperkingen bij gebruik en interpretatie verwacht. Inhoudsvaliditeit De mate van bewijskracht hiervoor is C, dat wil zeggen dat er enkele niet-vergelijkende onderzoeken bekend zijn. Statistisch betrouwbaar onderscheiden Het is onbekend in hoeverre er in de praktijk verschillen bestaan tussen de ziekenhuizen. De werkgroep verwacht dat er met de indicator een goed onderscheid kan worden gemaakt tussen de ziekenhuizen in de effectiviteit van de behandeling. Vergelijkbaarheid Verschillen in patiëntengroepen spelen bij deze indicator geen rol. Registratiebetrouwbaarheid De werkgroep verwacht dat de betrouwbaarheid van de indicator beperkt is, omdat het vermoeden bestaat dat de data niet in alle ziekenhuizen op eenduidige wijze worden geregistreerd (zie registreerbaarheid). De beperkte reproduceerbaarheid van de cytologie geldt voor alle ziekenhuizen in gelijke mate. Dit staat het gebruik van de indicator niet in de weg. Binnen het ZIS kan niet (geautomatiseerd) worden geselecteerd op de gevraagde inclusiecriteria. Ook kan geen (geautomatiseerd) overzicht worden gegenereerd van de teller en noemer. Ondanks de beperkte registreerbaarheid acht de werkgroep de indicatoren van dusdanig belang voor de kwaliteit van de zorg dat het inzicht in deze indicator opweegt tegen de registratielast. Omdat deze indicator een uitkomst van de behandeling geeft heeft de werkgroep ervoor gekozen deze indicator wel te selecteren. Referenties - Bais AG, Eijkemans MJ, Rebolj M, Snijders PJ, Verheijen RH, van Ballegooijen M, Meijer CJ, Helmerhorst TJ. Post-treatment CIN: randomised clinical trial using hrhpv testing for prediction of residual/recurrent disease. Int J Cancer 2009;124:889-95. - Davey E, d Assuncao J, Irwig L, Macaskill P, Chan SF, Richards A, Farnsworth A. Accuracy of reading liquid based cytology slides using the ThinPrep Imager compared with conventional cytology: prospective study. BMJ 2007;335:31. - NHS Cancer Screening Programme. Colposcopy and programme management. Sheffield, 2004: NHSCSP. - www.oncoline.nl. Richtlijn cervicale intraepitheliale neoplasie. 14

3. Lijst te verzamelen variabelen In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de gegevens voor het bepalen van de indicatoren verzameld worden. Dit gebeurt aan de hand van een variabelenlijst. Een variabele is een te verzamelen dataelement. Variabelenlijst Structuurindicatoren worden op ziekenhuisniveau verzameld. Het is voor deze indicatoren voldoende om één keer per jaar een vraag met ja of nee te beantwoorden. Om de proces- en uitkomstindicatoren te kunnen bepalen, worden gegevens op patiëntniveau verzameld en worden verschillende bronnen geraadpleegd. Op de volgende pagina s worden alle variabelen beschreven die nodig zijn om de indicatoren te kunnen bepalen van de set Baarmoederhalsafwijkingen. Van de variabelen worden de volgende gegevens vastgelegd: Variabele nummer: Het nummer van de variabele wordt later gebruikt om uit te kunnen leggen welke variabelen gebruikt moeten worden voor de berekening van een indicator. Naam: Naam/beschrijving van de variabele. Vast te leggen waarde: De vast te leggen waarde is een omschrijving om aan te geven wat een ziekenhuis moet vastleggen. Dit kan bijvoorbeeld een behandelas van een DBC zijn, ja/nee of een datum. Bron: De bron is bedoeld om het zoeken naar de variabele (het dataelement) te vereenvoudigen Dit is gebaseerd op de bevindingen van de ziekenhuizen uit de praktijktest. Het kan zijn dat dit in andere ziekenhuizen onder een andere naam of op een andere plaats/systeem wordt vastgelegd. Instructie: Deze beschrijft met welke zoekwaarden gezocht moet worden. Ook worden praktijktips gegeven. Nodig voor indicator: Als laatste staat aangegeven voor welke indicatoren de variabele gebruikt wordt. Voor sommige variabelen is het niet mogelijk om direct uit de data de waarde van de variabele te bepalen. Leeftijd is hierbij het meest duidelijke voorbeeld. Om de leeftijd te kunnen bepalen is een peildatum en een geboortedatum nodig. Deze eerste twee gegevens zijn opgenomen bij de variabelen. Bij de indicatoren zijn rekenregels gedefinieerd die de uiteindelijke variabele berekenen. Een voorbeeld is: peildatum geboortedatum = leeftijd. 15

Tabel 1: Variabelen uit verschillende bronnen in het ziekenhuis Variabele Naam Vast te leggen waarde Bron Instructie Benodigd voor indicator BA0 Patiëntnummer ZIS Het patiëntnummer is een uniek element dat de basis vormt om koppelingen te maken tussen registratiesystemen BA1 BA2 BA3 BA4 BA5 BA6 Patiënten met de diagnose cervixafwijking inclusief afwijkende cervixcytologie Colposcopie voor baarmoederhals afwijking Datum colposcopie Datum eerdere colposcopie Datum maken van afspraak colposcopie Behandeling baarmoederhals afwijking DBC-code voor cervixafwjking inclusief afwijkende cervixcytologie is G19 CBV: 339171 337202 verrichtingen: 039170 dd-mm-jjjj dd-mm-jjjj dd-mm-jjjj Verrichtingen: 037200 037210 DBC registratie DBC registratie, verrichtingenregistratie DBC registratie, verrichtingenregistratie DBC registratie, verrichtingenregistratie ZIS, afsprakenregistratie DBC registratie, verrichtingen- Alleen patiënten met een in het verslagjaar afgesloten DBC worden geïncludeerd. De patiënten van wie een DBC met betreffende codering bestaat dienen geselecteerd te worden. NB: het betreft hier de eerst uitgevoerde colposcopie in het verslagjaar. De datum waarop de coloposcopie wordt uitgevoerd. De eerst uitgevoerde colposcopie in het verslagjaar dient geselecteerd te worden. De datum waarop de coloposcopie wordt uitgevoerd. De laatst uitgevoerde colposcopie vóór het verslagjaar dient geselecteerd te worden. De datum waarop de patiënt een afspraak maakt voor een colposcopie dient vastgelegd te worden De patiënten van wie een DBC met betreffende codering bestaat dienen geselecteerd te worden. 1 Toegangstijd 2: Cervix exconisaties 3 : Lokale anesthesie 4: Normale cervixcytologie 1 Toegangstijd 2: Cervix exconisaties 3 : Lokale anesthesie 4: Normale cervixcytologie 1: Toegangstijd 1: Toegangstijd 1: Toeganstijd 1: Toegangstijd 2: Cervix exconisaties 3 : Lokale 16

Variabele BA7 BA8 BA9 BA10 Naam Vast te leggen waarde Bron Instructie Benodigd voor indicator Datum behandeling baarmoederhals afwijking Cervix exconisatie Verdenking invasief carcinoom of carcinoom in situ Lokale anesthesie BA11 CIN codering 2-3 BA12 Datum cytologische uitslag BA13 Normale cytologische uitslag dd-mm-jjjj CBV: 337220 Verrichtingen: 037210 Ja / Nee Ja / Nee registratie DBC registratie, verrichtingenregistratie DBC registratie, verrichtingenregistratie Ziekenhuisregi stratie Ziekenhuisregi stratie, anesthesiever slag De datum waarop de behandeling van de baarmoederhalsafwijking heeft plaatsgevonden De patiënten van wie een DBC met betreffende codering bestaat dienen geselecteerd te worden. Patiënten met een verdenking op een invasief carcinoom of carcinoom in situ dienen geselecteerd te worden Patiënten waarbij lokale anesthesie is uitgevoerd dienen geselecteerd te worden. Ja / Nee PA verslag Patiënten met een definitieve histologie CIN 2 of CIN 3 dienen geselecteerd te worden dd-mm-jjjj DBC De datum waarop de patiënt de patiënt een registratie, cytologische uitslag ontvangt verrichtingenregistratie, pathologie- en cytologieregist ratie Ja / Nee PA verslag De patiënten met een normale cytologische uitslag dienen te worden geselecteerd anesthesie 4: Normale cervixcytologie 4: Normale cervixcytologie 2: Cervix exconistaties 2: Cervix exconisaties 3: Lokale anesthesie 4: Normale cervixcytologie 4: Normale cervixcytologie 4: Normale cervixcytologie 17

Tabel 2: Rekenregels voor te berekenen variabelen Variabele Te berekenen gegevens Berekening Formule Validatieregels BA14 Toegangstijd colposcopie Datum eerste colposcopie in het verslagjaar datum maken van afspraak voor colposcopie BA15 Tijd tussen colposcopieën Datum eerste colposcopie in het verslagjaar datum laatste colposcopie vóór het BA16 Cytologische uitslag na 9 maanden verslagjaar Datum cytologische uitslag datum behandeling voor CIN BA3 BA5 <15 werkdagen Nodig voor indicator 1: Toegangstijd BA3 BA4 > 2 jaar 1: Toegangstijd BA12 BA7 3-9 maanden 4: Normale cervixcytologie 18

Bijlage 1: Aanpassingen in zorginhoudelijke indicatoren n.a.v. gegevensuitvraag in 2011 over verslagjaar 2010 Baarmoederhalsafwijkingen Indicator* Aanpassingen Opmerkingen 1. Toegangstijd Toevoeging beperkingen gebruik en interpretatie. De werkgroep heeft aangegeven dat de indicator ingaat tegen de VIKC richtlijn waarin wordt gesteld dat binnen 6 weken na een uitstrijkje geen colposcopie mag worden uitgevoerd. Exclusie-/ inclusiecriterium toegevoegd. Verrichtingscode verwijderd. De werkgroep geeft aan dat de populatie patiënten waar voor het eerst een colposcopie bij wordt uitgevoerd lastig te bepalen is. Omdat de indicator expliciet naar de eerste colposcopie vraagt verwacht de werkgroep dat veel patiënten niet zijn meegenomen. Om dit probleem te verhelpen is gekozen patiënten te excluderen waarbij maximaal 2 jaar voorafgaand aan de colposcopie in het verslagjaar een colposcopie is uitgevoerd. Patiënten bij wie een colposcopie is uitgevoerd eerder dan 2 jaar voor het verslagjaar worden dus geïncludeerd. De code 037200 (electrocoagulatie/lisexcisie) is niet van toepassing op indicator 1 en is zodoende verwijderd uit de variabelenlijst BA2. Destructieve behandeling Indicator verwijderd. De werkgroep geeft aan dat de indicator niet betrouwbaar te meten is aangezien de voorgeschreven verrichtingencode 2 verrichtingen omvat (code 037200: electrocoagulatie/lisexcisie). Om dit probleem te verhelpen zou handmatig moeten worden bepaald welke verrichting het betreft. Dit zou de registratielast substantieel vergoten. De invoering van de DOT-registratie zal dit waarschijnlijk niet ondervangen. 2. Cervix exconisaties Exclusiecriterium toegevoegd Overbehandeling 3. (Niet)-lokale anesthesie Indicator positief herformuleerd tot: Lokale anesthesie. De werkgroep geeft aan dat behandeling van een CIN laesie zonder verdenking op een microinvasief carcinoom of een carcinoom in situ overbehandeling is. Om deze overbehandeling te meten dienen voor deze indicator die patiënten geëxcludeerd te worden. De stuurgroep heeft deze indicator niet vastgesteld vanwege lage validiteit en hoge registratielast. Een positieve indicator is makkelijker interpreteerbaar. Tevens wordt duidelijker welke anesthesievorm onderwerp van de indicator is. 19

Definitie lokale anesthesie toegevoegd 4. Normale cervixcytologie Operationalisatie aangepast Definitie normale en afwijkende cervixcytologie toegevoegd. Exclusiecriterium toegevoegd Definitie: Bij lokale anesthesie wordt alleen de baarmoederhals verdoofd. Operationalisatie: Het percentage patiënten dat behandeld is voor CIN 2-3 (op basis van biopt of de excisie zelf), met een normale eerste cervixcytologie binnen 3 tot 9 maanden na behandeling. Ten behoeve van duidelijkheid. Ten behoeve van duidelijkheid. * Indien een indicator niet in deze lijst voorkomt, is deze ongewijzigd gebleven 20

Bijlage 2: Autorisatie zorginhoudelijke indicatoren door wetenschappelijke vereniging De zorginhoudelijke indicatoren uit deze set zijn in 2010 geautoriseerd door: - Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie - Nederlandse Vereniging voor Pathologie 21

Bijlage 3: Verwerking commentaar consultatieronde In de onderstaande tabel zijn alleen commentaren opgenomen die deels of niet verwerkt zijn, of ter kennisgeving zijn aangenomen door de indicatorwerkgroep. Overige commentaren zijn doorgevoerd in de indicatorengids en zijn daarom niet nogmaals in de tabel benoemd. Commentaar* Vereniging/ organisatie Verwerkt/Niet verwerkt Toelichting Algemene opmerkingen Gehele set geautoriseerd NVVP Ter kennisneming Gehele set geautoriseerd indien indicator NVOG Ter kennisneming overbehandling wordt aangepast Het is niet duidelijk of de volume-indicator is ontwikkeld of dat het voorstel is deze volgend jaar te ontwikkelen. NPCF/CB Ter kennisneming In de oorspronkelijke opdracht zat geen verzoek voor een volume-indicator. De werkgroep heeft toen zelf nagedacht en is toen gekomen met het voorstel om het aantal colposcopieën te meten. Afgesproken is om dit bij de doorontwikkeling van de set mee te nemen. Akkoord met gehele set ZN Ter kennisneming De NVZ gaat niet akkoord met deze set. De gegevens uit indicator Overbehandeling zijn niet uit de registratie te halen. NVZ Ter kennisneming De stuurgroep heeft indicator 4 niet vastgesteld vanwege lage validiteit en hoge registratielast. Graag al een indicator gezien m.b.t. Humaan Papillomavirus onderzoek.(hpv-onderzoek). De NFU neemt hetzelfde standpunt in als de NVZ, met uitzondering van voor de indicatoren 3 en 4. Zou definitie niet moeten zijn; 15 dagen na aanmelding voor een afspraak? Doorlooptijd zou indicator moeten zijn. Bij de selectie van patiëntenpopulatie moet je altijd 2 jaar terug voor de exclusie. Voor een Ter kennisneming NFU Ter kennisneming Indicator 1 Toegangstijd De aanbeveling met betrekking tot het ontwikkelen van een nieuwe indicator kan ter discussie gesteld worden tijdens de doorontwikkeling van de indicatorenset. NVZ Niet verwerkt Er wordt al gerekend vanaf het moment dat de afspraak wordt gemaakt. NFU Ter kennisneming De werkgroep heeft aangegeven dat de registreerbaarheid van de indicator in zijn 22

Commentaar* academisch centrum is te verwachten dat er patiënten van elders komen. Of er elders binnen die periode van 2 jaar een colposcopie is gedaan, is niet geautomatiseerd na te kijken. Aan de exclusie kan dus niet goed voldaan worden. Cervix exconisaties: De uitkomst word beïnvloed door het afwachtende beleid bij een CIN 1. CIS = CIN 3 moet juist niet geëxcludeerd worden - Niet aan te leveren - Volgens de spiegelrapportage heeft 47% van de ziekenhuizen deze vraag kunnen beantwoorden. Gegevens zijn niet uit het systeem te halen. Vermeende CIN en werkelijke CIN. Vermeende zaken worden niet vastgelegd. Bron: beschikt iedereen over een Database colposcopy unit? PA-verslagen kunnen er natuurlijk niet alle op worden nageslagen. Inderdaad moet m.b.t. indicator Overbehandeling vermeld worden dat dit nog geheel ingepast moet worden in EZIS. Alleen aan te leveren via handmatig raadplegen anesthesieverslagen. Mogelijk invloed van case-mix. Bijvoorbeeld het ziekenhuis heeft een relatief grote populatie Vereniging/ organisatie Verwerkt/Niet verwerkt Indicator 2 Cervix exconisaties Toelichting huidige vorm problematisch kan zijn. Maar vindt dit toch een belangrijke indicator. NVZ Niet verwerkt De indicator is erop gericht een vorm van overbehandeling vast te leggen. Aangezien cervix exconisaties in principe alleen gerechtvaardigd zijn bij patiënten met een verdenking op een invasief carcinoom of CIS dient deze te worden geëxcludeerd Indicator Overbehandeling NVZ Ter kennisneming De stuurgroep heeft deze indicator niet vastgesteld vanwege lage validiteit en hoge registratielast. NFU Ter kennisneming De stuurgroep heeft deze indicator niet vastgesteld vanwege lage validiteit en hoge registratielast. Indicator 3 Lokale anesthesie NVZ Niet verwerkt De werkgroep heeft de registreerbaarheid van deze indicator tijdens de werkgroepvergadering besproken en is tot de conclusie gekomen dat de indicator in zijn huidige registreerbaar lijkt. NFU Ter kennisneming Over deze opmerking is overleg geweest met de werkgroep. De werkgroep heeft 23

Commentaar* vrouwen die ook allerhande afwijkingen aan de vulva hebben en dan op de OK een gecombineerde vulva- en cervixingreep krijgen. Als die allemaal in de teller blijven zitten dan valt het percentage patiënten dat onder lokale verdoving behandeld wordt relatief laag uit. Daarom graag een exclusie criterium toevoegen: alle patiënten die de behandeling voor de CIN in combinatie met een andere ingreep niet onder lokaal ondergaan Hoge registratielast. De cytologie is beperkt reproduceerbaar. Er kan niet geautomatiseerd worden geselecteerd op gevraagde inclusiecriteria. Vereniging/ organisatie Verwerkt/Niet verwerkt Indicator 4 Normale cervixcytologie Toelichting aangegeven dat deze opmerking ter discussie gesteld kan worden in de doorontwikkeling van de set. NVZ Ter kennisneming De werkgroep heeft in de werkgroep aangegeven dat de indicator moeilijk registreerbaar is maar acht deze dusdanig relevant dat is besloten deze wel uit te vragen. * Indien nodig is commentaar samengevat 24

Deel 2: Klantpreferentievragen 25

1. Klantpreferentievragen Baarmoederhalsafwijkingen De volgende vragen gaan in op het aanbod van de zorg rondom baarmoederhalsafwijkingen. Deze informatie kan bijdragen aan de beeldvorming van de patiënt/consument om een keuze te maken voor een zorgaanbieder. De klantpreferentievragen zijn opgesteld door de Consumentenbond en de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie. Om te achterhalen welke informatie de patiënt wil gebruiken om een ziekenhuis op te kiezen, zijn er focusgroepen en/of telefonische interviews gehouden. Door middel van een vragenlijst aan een grotere groep patiënten is onderzocht welke aspecten voor deze groep patiënten het meest van belang zijn. Bij elke vraag worden, waar nodig, definities beschreven en de technische haalbaarheid toegelicht. Daar waar ziekenhuis of ziekenhuislocatie staat, kan ook zelfstandig behandelcentrum gelezen worden. Informatievoorziening Vraag 1 A. Over welke onderwerpen met betrekking tot baarmoederhalsafwijkingen is informatie te vinden op de website 1 van uw ziekenhuislocatie?* (aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Algemene informatie over PAP-uitslagen en de betekenis/gevolgen van een PAP-uitslag Algemene informatie over CIN-categorieën en de betekenis/gevolgen van een CIN-categorie Colposcopie Behandelopties die het ziekenhuis aanbiedt Behandelopties die het ziekenhuis niet aanbiedt Mogelijke bijwerkingen en complicaties van behandeling Mogelijke terugkeer van onrustige cellen Mogelijke gevolgen van bepaalde ingrepen op (toekomstige) zwangerschappen B. Over welke onderwerpen wordt op uw ziekenhuislocatie standaard aan de patiënt met een baarmoederhalsafwijking informatie op papier meegegeven/ voorafgaand aan een afspraak opgestuurd?* (aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Algemene informatie over PAP-uitslagen en de betekenis/gevolgen van een PAP-uitslag Algemene informatie over CIN-categorieën en de betekenis/gevolgen van een CIN-categorie Colposcopie Behandelopties die het ziekenhuis aanbiedt Behandelopties die het ziekenhuis niet aanbiedt Mogelijke bijwerkingen en complicaties van behandeling Mogelijke terugkeer van onrustige cellen Mogelijke gevolgen van bepaalde ingrepen op (toekomstige) zwangerschappen C. Worden er op uw ziekenhuislocatie voorlichtingsbijeenkomsten 2 aangeboden over baarmoederhalsafwijkingen?* (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja Nee Nee, maar er wordt wel informatie gegeven over mogelijke voorlichtingsbijeenkomsten buiten de ziekenhuislocatie 26

Definities Technische haalbaarheid 1 Met website wordt de website van het ziekenhuis bedoeld of een duidelijke verwijzing op de website naar een andere website waar de informatie te vinden is. 2 Hieronder kunnen ook trainingen en cursussen vallen. * Peildatum: 1 maart 2012 Aangeboden behandelmethoden Vraag 2 A. Welke behandelmethoden voor baarmoederhalsafwijkingen biedt uw ziekenhuislocatie aan?* (aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Lisexcisie Cervix exconisatie Cryocoagulatie Laserexcisie Laserevaporisatie Anders, namelijk B. Naar welke ziekenhuislocatie(s) 1 verwijst uw ziekenhuislocatie door voor de behandelmethoden die uw ziekenhuislocatie zelf niet aanbiedt?* (invullen of aanvinken) niet van toepassing Definities Technische haalbaarheid 1 Dit kunnen ziekenhuislocaties van uw eigen instelling zijn maar ook van andere instellingen. * Peildatum: 1 maart 2012 Vaste specialist Vraag 3 Wordt de patiënt met een verdenking op of met een gediagnosticeerde baarmoederhalsafwijking vooraf geïnformeerd indien de patiënt bij een vervolgafspraak door een andere gynaecoloog dan de vaste gynaecoloog 1 wordt gezien (bij onvoorziene verhindering van de vaste gynaecoloog)?* (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja, de patiënt wordt geïnformeerd wanneer hij/zij zich meldt op de polikliniek Ja, indien de verhindering vóór de dag waarop de afspraak plaatsvindt bekend is, wordt de patiënt voor aankomst op de polikliniek geïnformeerd Nee Niet van toepassing, op onze ziekenhuislocatie hebben patiënten met een baarmoederhalsafwijking geen vaste gynaecoloog Anders, namelijk Definities Technische haalbaarheid 1 Met vaste gynaecoloog wordt bedoeld: de gynaecoloog die de patiënt bij elk (poli)klinisch consult, en/of dagopname en controleafspraak ziet en die het behandelplan opstelt (en evt. uitvoert) en controleert (situaties uitgezonderd waarbij de patiënt tijdens afwezigheid van de vaste behandelaar wegens medische noodzaak door een vervangend gynaecoloog wordt gezien). * Peildatum: 1 maart 2012 27

Voorkeur specialist Vraag 4 A. Indien de patiënt telefonisch een afspraak wil maken met de gynaecoloog voor de behandeling van een baarmoederhalsafwijking, wordt dan altijd aan de patiënt gevraagd of hij/zij voorkeur heeft voor een bepaalde gynaecoloog? 1 * (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja, dit is beleid 2 Nee B. Wordt bij een afspraak via de website altijd gevraagd of de patiënt voorkeur heeft voor een bepaalde gynaecoloog? 1 * (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja Nee Nee, bij ons kan geen online afspraak worden gemaakt Definitie Technische haalbaarheid 1 Met uitzondering van een doorverwijzing naar een specifieke arts door een andere (huis)arts. 2 Onder beleid wordt verstaan: iedereen van de afdeling handelt op een gelijke manier. Dit kan bijvoorbeeld door dit tijdens het inwerkproces mee te nemen of doordat collega s elkaar er op wijzen. * Peildatum: 1 maart 2012 Vaste aanspreekpunt Vraag 5 Wordt de naam van het vaste aanspreekpunt 1 voor de patiënt met een baarmoederhalsafwijking op papier 2 meegegeven aan de patiënt?* (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja Nee Er is geen vast aanspreekpunt Definities Technische haalbaarheid 1 Een vast aanspreekpunt is iemand in het ziekenhuis bij wie de patiënt terecht kan met (zorginhoudelijke) vragen. 2 Dit kan bijvoorbeeld middels de afsprakenkaart, een brief of een visitekaartje. * Peildatum: 1 maart 2012 28

HPV Vraag 6 Wordt er bij de behandeling van de patiënt met een baarmoederhalsafwijking nagegaan of de afwijkende cellen worden veroorzaakt door het HPV 1?* (aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Ja, dit gebeurt op indicatie van de arts Ja, dit gebeurt in het kader van wetenschappelijk onderzoek Nee, dit gebeurt niet Anders, namelijk Definitie Technische haalbaarheid 1 Humaan Papilloma Virus. * Peildatum: 1 maart 2012 Telefonisch contact na behandeling Vraag 7 Wordt er na de behandeling 1 van een baarmoederhalsafwijking telefonisch contact met de patiënt opgenomen om te horen hoe het met de patiënt gaat en of zij nog vragen heeft?* (aanvinken en/of invullen, één antwoord mogelijk) Ja, de arts neemt contact op met de patiënt. Zowel bij behandelingen die klinisch als behandelingen die poliklinisch worden uitgevoerd, wordt er binnen dagen telefonisch contact opgenomen met de patiënt Ja, de verpleegkundige neemt contact op met de patiënt. Zowel bij behandelingen die klinisch als behandelingen die poliklinisch worden uitgevoerd, wordt er binnen dagen telefonisch contact opgenomen met de patiënt Ja, de arts neemt contact op met de patiënt, maar alleen bij behandelingen die klinisch worden uitgevoerd, wordt er binnen dagen telefonisch contact opgenomen met de patiënt Ja, de verpleegkundige neemt contact op met de patiënt, maar alleen bij behandelingen die klinisch worden uitgevoerd, wordt er binnen dagen telefonisch contact opgenomen met de patiënt Nee, zowel bij behandelingen die klinisch als behandelingen die poliklinisch worden uitgevoerd wordt er geen telefonisch contact opgenomen met de patiënt Anders, namelijk Definitie Technische haalbaarheid 1 Bv. Lisexcisie, Conisatie, Cryochirurgie, (Cryo)laserbehandelingen, Laserevaporisatie * Peildatum: 1 maart 2012 29

Onderscheid t.o.v. andere ziekenhuizen Vraag 8 Graag horen wij van u waarin uw ziekenhuis(locatie) excelleert. U kunt dit hieronder aangeven en daarna uw antwoord toelichten. De vraag gaat specifiek over de zorg voor patiënten met een baarmoederhalsafwijking. Wij vragen u de voorbeelden te geven waarmee uw ziekenhuis zich onderscheidt 1 in termen van excelleren en aan te geven wat dit voor de patiënt betekent.* (invullen) Onderscheidend op het gebied: Concreet voorbeeld Voordelen voor de patiënt? Niet van toepassing Definities Technische haalbaarheid Toelichting 1 Bijvoorbeeld op de volgende gebieden: innovatieve diagnostiek en/of innovatieve behandelmethoden, (para)medische expertise, handelen vanuit patiëntenperspectief, de (praktische) organisatie van de zorg, ondersteunen patiënten op het gebied van zelfregie en zelfmanagement, etc. * Peildatum: 1 maart 2012. Deze vraag is bedoeld om belangrijke innovaties en projecten gericht op verbetering rond de zorg voor patiënten met een baarmoederhalsafwijking te achterhalen. Het gaat dan om projecten die voor zover bekend uniek zijn voor uw ziekenhuislocatie. Deze vraag is niet bedoeld voor het maken van vergelijkingen. 30