Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalsectorrekeningen 2014-III

Vergelijkbare documenten
Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalsectorrekeningen 2014-I

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalsectorrekeningen 2018-IV

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalsectorrekeningen 2015-IV

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalsectorrekeningen 2017-IV

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalsectorrekeningen 2016-IV

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalsectorrekeningen 2016-III

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalsectorrekeningen 2012-IV

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalsectorrekeningen 2019-I

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalsectorrekeningen 2017-II

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2017 neemt het bbp met 1,7 % toe

De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2018 nam het bbp met 1,4 % toe

De economische groei bedraagt 0,5 % in het eerste kwartaal van 2017

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

NATIONALE REKENINGEN

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

De economische groei bedraagt 0,3 % in het eerste kwartaal van De economische activiteit stijgt met 1,1 % over het hele jaar 2014

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2014

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Rekeningen van de overheid 2004

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalrekeningen 2017-III

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalrekeningen 2014-I

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalrekeningen 2016-I

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalrekeningen 2017-IV

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalrekeningen 2017-II

NATIONALE REKENINGEN Tweede kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

NATIONALE REKENINGEN

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

De nationale rekeningen en het ESR 2010

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Kwartaalaggregaten 2004-III

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Overzicht bijstellingen Sectorrekeningen 2012 Definitief, 2013 Nader voorlopig en 2014 Voorlopig

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

NATIONALE REKENINGEN. Historische reeksen Instituut voor de Nationale Rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Overzicht bijstellingen Sectorrekeningen 2011 Definitief, 2012 Nader voorlopig en 2013 Voorlopig

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Regionale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Het ESR 2010 en de overheidsrekeningen

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014

Hoeveel verdienen de Belgen? Hoeveel geven ze uit?

Persbericht. Herzien BBP 2001 ruim 18 miljard euro hoger. Centraal Bureau voor de Statistiek. Consumptie huishoudens ruim 11 miljard hoger

NAM-multiplicatoren: handleiding

Instituut voor de nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Consumptieve bestedingen van de particulieren Consumptieve bestedingen van de overheid Bruto vaste kapitaalvorming

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

NATIONALE REKENINGEN. Rekeningen van de overheid Instituut voor de Nationale Rekeningen

BIJLAGE A bij het. voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Nationale rekeningen voldoen aan nieuwe internationale richtlijnen

Nationale rekeningen 2004 Revisie 2001

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inkomen huishoudens gecorrigeerd voor inflatie licht gedaald. Meer inkomen uit vermogen en pensioen

Overzicht bijstellingen Sectorrekeningen 2012

Persbericht. Huishoudens verliezen koopkracht in Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Economie groeit 0,9 procent in eerste kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek. Kwartaal-op-kwartaalgroei aangetrokken

Persbericht. Herzien BBP bijna 32 miljard gulden hoger

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen

NATIONALE REKENINGEN. Rekeningen van de overheid. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 1,1 procent gekrompen

Methodologische aspecten

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei valt terug

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 0,7 procent gekrompen

documentatienota CRB van de particulieren

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen. Rekeningen van de overheid 2003

Nationale Bank van België, Brussel in samenwerking met de drie gewesten

LICHT HERSTEL VAN DE CONJUNCTUURBAROMETER IN APRIL

EUROPESE CENTRALE BANK

PERSBERICHT Brussel, 26 september 2016

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2017

CBS: economie krimpt door lager gasverbruik

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent

ECONOMISCHE INDICATOREN VOOR BELGIE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN

Lichte achteruitgang van invoer en uitvoer in eerste jaarhelft van 2012

Publicatieblad van de Europese Unie RICHTSNOEREN

Werkloosheid Beschikbaar inkomen. toegenomen. Sociaal Economische Trends 2013 De Nederlandse economie

Hoeveel dragen onze bedrijven bij aan de schatkist en de sociale zekerheid?

Persbericht. Economische groei in de eerste negen maanden 4,1% Centraal Bureau voor de Statistiek

Overheidsontvangsten en -uitgaven: analyse en aanbevelingen

Instituut voor de nationale rekeningen

EUROPESE CENTRALE BANK

Transcriptie:

Instituut voor de nationale rekeningen Nationale rekeningen Kwartaalsectorrekeningen 2014-III

Inhoud van de publicatie De niet-financiële kwartaalrekeningen van de institutionele sectoren worden opgesteld volgens de definities van het Europees Systeem van Rekeningen (ESR 2010). Ze zijn in overeenstemming met hun jaarlijkse equivalent dat elk jaar eind september wordt gepubliceerd. De elektronische versie van de kwartaalrekeningen van de sectoren is beschikbaar in de database van Belgostat Online. In deze database zijn de reeksen beschikbaar vanaf het eerste kwartaal van 1999. De statistieken met betrekking tot de niet-financiële kwartaalrekeningen van de institutionele sectoren beklemtonen vier sleutelindicatoren (spaarquote en investeringsquote van de gezinnen, aandeel van de winst in de toegevoegde waarde van de niet-financiële vennootschappen en investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen), alsook van hun determinanten. Ze omvatten tevens de overzichtstabel van de transacties van de overheid, evenals de niet-financiële saldo s van de sectoren (gezinnen, vennootschappen, overheid) en van de Belgische economie in haar geheel. Deze publicatie bestaat uit twee delen: het eerste deel geeft een beknopte commentaar bij de resultaten, toegespitst op de sleutelindicatoren; het tweede deel bevat de gedetailleerde tabellen. De eerste sectie van de gedetailleerde tabellen is gewijd aan de rekeningen van de gezinnen, de tweede aan de rekeningen van de niet-financiële vennootschappen, de derde aan de rekeningen van de overheid, en de laatste aan de saldo s van de sectoren. Een toelichting is toegevoegd aan het einde van de publicatie. Deze editie van de rekeningen, die loopt tot het derde kwartaal van 2014, werd afgesloten eind december 2014. Zij is in overeenstemming met de jaarrekeningen die werden verspreid in september 2014 Instituut voor de nationale rekeningen Nationale Bank van België, Brussel Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan mits bronvermelding. ISSN 2033-530X(online)

Inhoudstafel Commentaar 5 Tabellen 1. Niet-financiële rekeningen van de huishoudens, ramingen tegen lopende prijzen 15 1.1 Brutogegevens - Absolute cijfers 15 1.2 Voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens - Absolute cijfers 15 1.3 Voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens - Veranderingspercentages 16 2. Niet-financiële rekeningen van de niet-financiële vennootschappen, ramingen tegen lopende prijzen 17 2.1 Brutogegevens - Absolute cijfers 17 2.2 Voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens - Absolute cijfers 17 2.3 Voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens - Veranderingspercentages 17 3. Niet-financiële rekeningen van de gezamenlijke overheid, ramingen tegen lopende prijzen 18 3.1 Overzichtstabel van de ontvangsten, uitgaven en vorderingenoverschot of -tekort van de gezamenlijke overheid - Absolute cijfers 18 3.2 Ontvangsten en uitgaven: bijdrage van de componenten tot de totale evolutie t.o.v. het voorgaande jaar 19 3.3 Ontvangsten en uitgaven van de gezamenlijke overheid - Absolute cijfers 20 3.4 Ontvangsten en uitgaven van de gezamenlijke overheid - Veranderingspercentages 20 4. Niet-financieel financieringssaldo van de huishoudens, van de vennootschappen en van de overheid, ramingen tegen lopende prijzen 21 4.1 Voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens - Absolute cijfers 21 4.2 Voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens - Procenten bbp 21 3

Toelichting 23 Publicaties van het INR - Contactpersonen 27 Algemene opmerkingen 31 Conventionele tekens 33 Lijst van afkortingen 35 4

Commentaar Deze editie van de kwartaalrekeningen van de sectoren heeft betrekking op het derde kwartaal van 2014. De sectorrekeningen worden opgesteld tegen lopende prijzen en in overeenstemming met de methodologie van het ESR 2010. Brutospaarquote van de huishoudens in derde kwartaal van 2014 gedaald De brutospaarquote van de huishoudens, zoals gedefinieerd in het kader van de nationale rekeningen, vertoont sterke schommelingen van het ene kwartaal tot het andere 1. Om daar een fundamenteler verloop te kunnen uit afleiden, is het beter de cijfers te beschouwen na correctie voor seizoeninvloeden en kalendereffecten. Uit deze ramingen blijkt dat de brutospaarquote in het derde kwartaal van 2014 13,1 % bedroeg, wat neerkomt op een daling met 1,1 procentpunt ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Het verloop van de brutospaarquote vloeit voort uit dat van het bruto beschikbaar inkomen 2 en van de consumptieve bestedingen van de huishoudens. In het derde kwartaal van 2014 nam het voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde bruto beschikbaar inkomen af met 0,7 % ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Deze vermindering laat zich hoofdzakelijk verklaren, in termen van bijdrage aan de groei, door een daling van de netto lopende overdrachten en netto inkomens uit beleggingen (-0,3 procentpunt), van het inkomen van de zelfstandigen en huurinkomsten (-0,2 procentpunt) en van de sociale uitkeringen min de bijdragen (-0,2 procentpunt). De belastingen op inkomen en vermogen, van hun kant, namen toe en hadden aldus een negatieve weerslag op het inkomen(-0,6 procentpunt). Alleen de beloning van werknemers (+0,6 procentpunt) leverde een positieve bijdrage aan het verloop van het beschikbaar inkomen. In combinatie met een stijging met 0,6 % van de consumptieve bestedingen, leidde deze vermindering van het beschikbaar inkomen in het beschouwde kwartaal tot een daling van de spaarquote. Investeringsquote van de huishoudens in het derde kwartaal van 2014 gestegen De investeringsuitgaven van de huishoudens hebben voornamelijk betrekking op de bouw en de renovatie van woningen. De investeringsquote meet het gedeelte van het bruto beschikbaar inkomen van de huishoudens dat zij aan dit type van uitgaven besteden. De voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde investeringsquote van de huishoudens beliep in het beschouwde kwartaal 10,3 %, wat een stijging met 0,2 procentpunt betekent ten opzichte van het voorgaande kwartaal. In het derde kwartaal van 2014 lieten de investeringsuitgaven een stijging met 2,1 % optekenen, terwijl het beschikbaar inkomen met 0,7 % afnam. 1 De brutospaarquote wordt beïnvloed door typisch seizoengebonden elementen zoals de inning van het vakantiegeld en van dividenden (tweede kwartaal) of van de eindejaarspremie (vierde kwartaal), alsook door seizoenbewegingen in de consumptieve bestedingen van de huishoudens. 2 Het bruto beschikbaar inkomen wordt, volgens de methodologie van de nationale rekeningen, berekend na aftrek van de belastingen op inkomen en vermogen. De term bruto verwijst naar het feit dat de afschrijvingen op de door huishoudens aangehouden kapitaalvoorraad (voornamelijk de woongebouwen) niet van het beschikbaar inkomen worden afgetrokken. Bovendien wordt het bruto beschikbaar inkomen aangepast om rekening te houden met de wijziging in de rechten van de huishoudens op de pensioenfondsen. 5

Spaarquot e van de huishoudens1 Investeringsquote Spaarquot e van de huishoudens1 Grafiek 1 INDICATOREN VOOR DE HUISHOUDENS (procenten) 6 Spaarquote van de huishoudens 1 17 6 van de huishoudens 1 13 5 5 4 16 4 12 3 3 2 15 2 11 1 1 0 14 0 10-1 -1-2 13-2 9-3 -3-4 2010 2011 2012 2013 2014 12-4 2010 2011 2012 2013 2014 8 Bruto beschikbaar inkomen, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Consumptieve bestedingen, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Spaarquote, in % (rechterschaal) Bruto beschikbaar inkomen, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Bruto-investeringen in vaste activa, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Investeringsquote, in % (rechterschaal) Bron: INR. 1 Met inbegrip van IZW s ten behoeve van huishoudens. Gevolgen van de herziening van de nationale rekeningen voor de sleutelindicatoren met betrekking tot de huishoudens In september 2014 werden de nationale rekeningen van alle landen van de Europese Unie herzien naar aanleiding van de invoering van een nieuw theoretisch referentiekader, het Europees Systeem van Rekeningen 2010 (ESR 2010). Bovendien hebben de statistische bureaus van heel wat landen, waaronder België, gelijktijdig met die vernieuwing, verbeteringen doorgevoerd in de berekeningsmethodes (occasionele herzieningen). Een gedetailleerde beschrijving van de in de nationale rekeningen ingevoerde herzieningen werd in september 2014 gepubliceerd op de website van de Nationale Bank 1. De essentiële kwartaalindicatoren met betrekking tot de huishoudens (spaarquote en investeringsquote) werden slechts in lichte mate beïnvloed door de herzieningen van de nationale rekeningen. In de periode 1999-2014 komt het verloop van elk van de twee indicatoren sterk overeen met het verloop dat is waargenomen voor diezelfde reeksen, maar dan berekend op basis van het ESR 1995, dat wil zeggen vóór de herziening van de rekeningen. Het kleine verschil dat in de loop van de laatste twee jaren 2012 en 2013 is opgetekend, houdt verband met de gebruikelijke herzieningen die een weerslag hebben op de meest recente jaren. Gemiddeld beschouwd is de investeringsquote in de beschouwde periode (1999-2014) op hetzelfde niveau 1 Zie http://www.nbb.be/doc/dq/n_method/m_sec2010_nl.pdf 6

gebleven (9,9 %) volgens zowel de oude (ESR 1995) als de herziene rekeningen (ESR 2010). De herziening met betrekking tot de kapitalisatie van de O&O-uitgaven had maar een zeer kleine weerslag op de sector van de huishoudens. De spaarquote, van haar kant, verminderde met gemiddeld 0,1 %, van 16,1 % tot 16,0 %. Grafiek 2 INDICATOREN VOOR DE huishoudens (procenten bbp, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens)) Spaarquote van de huishoudens¹ 24 22 20 18 16 14 12 10 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Investeringsquote ven de huishoudens¹ 16 14 12 10 8 6 4 2 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Vóór revisie Na revisie Source : ICN. 1 Met inbegrip van de IZW s ten behoeve van de huishoudens.. Margevoet van de niet financiële vennootschappen in het derde kwartaal van 2014 gestegen Berekend op basis van de nationale rekeningen, wordt de margevoet van de niet financiële vennootschappen gedefinieerd als het bruto-exploitatieoverschot in procenten van de bruto toegevoegde waarde. Die indicator meet het percentage van de toegevoegde waarde dat de niet-financiële vennootschappen bewaren na het betalen van de beloning van werknemers en van de belastingen minus de subsidies op de productie. Met andere woorden, deze indicator meet het gedeelte van de tijdens het productieproces gecreëerde toegevoegde waarde, dat bestemd is voor de vergoeding van het kapitaal. Het concept van de margevoet mag dus niet worden gelijkgesteld met een of andere notie van nettorentabiliteit van het vermogen, omdat het bruto-exploitatieoverschot meer bepaald wordt berekend alvorens het netto-inkomen uit vermogen in aanmerking wordt genomen en alvorens de directe belastingen ten laste van de vennootschappen worden betaald. De margevoet, alsook de determinanten ervan, worden in deze toelichting beschouwd na zuivering voor seizoeninvloeden en kalendereffecten. Met 40,5 % van de bruto toegevoegde waarde tijdens het derde kwartaal van 2014 nam de margevoet van de niet financiële vennootschappen met 0,3 procentpunt toe ten opzichte van het voorgaande kwartaal. In de loop van het beschouwde kwartaal nam de bruto toegevoegde waarde van de niet-financiële vennootschappen met 0,6 % toe. De beloning van werknemers en de belastingen minus de subsidies op de productie, van hun kant, stegen slechts heel licht (0,1 %), en dat had een positieve invloed op het brutoexploitatieoverschot, dat met 1,4 % toenam. 7

Hogere investeringsquote van de niet financiële vennootschappen in het derde kwartaal van 2014 De investeringsquote van de niet financiële vennootschappen wordt gedefinieerd als het aandeel van de brutoinvesteringen in vaste activa in de bruto toegevoegde waarde. In het derde kwartaal van 2014 bedroeg die investeringsquote 25,5 %, tegen 25,0 % in het voorgaande kwartaal. Terwijl de bruto toegevoegde waarde van de niet-financiële vennootschappen tijdens het beschouwde kwartaal met 0,6 % toenam, stegen hun investeringen met 2,8 %. De investeringsquote van de niet financiële vennootschappen lijkt vanaf het vierde kwartaal van 2013 opnieuw te zijn gaan stijgen, na op het einde van 2011 ingezette neerwaartse tendens. Grafiek 3 INDICATOREN VOOR DE NIET-FINANCIËLE VENNOOTSCHAPPEN (procenten) 10 Margevoet¹ van de niet-financiële vennootschappen 44 10 Investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen 28 8 8 6 43 6 27 4 42 4 26 2 2 0 41 0 25-2 -2-4 40-4 24-6 39-6 23-8 -8-10 38-10 22 2010 2011 2012 2013 2014 2010 2011 2012 2013 2014 Bruto toegevoegde waarde, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Bruto toegevoegde waarde, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Bruto-exploitatieoverschot, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Margevoet, in % (rechterschaal) Bruto-investeringen in vaste activa, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Investeringsquote, in % (rechterschaal) Bron : INR. 1 Het aandeel van de winst van de niet-financiële vennootschappen wordt gedefinieerd als het bruto-exploitatieoverschot in procenten van de bruto toegevoegde waarde. Deze indicator geeft aan welk gedeelte van de gecreëerde toegevoegde waarde bestemd is voor de vergoeding van het kapitaal. Het is het complement van het aandeel van de loonkosten (verhoogd met de belastingen minus de subsidies op de productie) in de toegevoegde waarde van de niet-financiële vennootschappen. Het gaat dus niet om een winstconcept in de zin van de vennootschapsboekhouding (cf. toelichting aan het einde van de publicatie). Gevolgen van de herziening van de nationale rekeningen voor de sleutelindicatoren met betrekking tot de niet financiële ondernemingen In tegenstelling tot wat voor de huishoudens is waargenomen, ondervonden de essentiële kwartaalindicatoren met betrekking tot de niet-financiële ondernemingen een grote invloed van de herzieningen van de nationale rekeningen. Zowel de margevoet als de investeringsquote werden opwaarts herzien. Voor het overige vertoont het verloop van elk van de twee indicatoren in de periode 1999-2014 een sterk gelijklopend profiel ten opzichte van 8

het verloop dat is waargenomen voor diezelfde reeksen, maar dan berekend op basis van het ESR 1995, dat wil zeggen vóór de herziening van de rekeningen. Voor de investeringsquote wordt die stijging voornamelijk verklaard door de toename van de bruto-investeringen in vaste activa, die sterk opwaarts werden herzien onder invloed van de kapitalisatie van de O&O-uitgaven. Gemiddeld beschouwd steeg de investeringsquote in de beschouwde periode aldus met 2,4 %, van 21,7 % op basis van het oude ESR 1995 tot 24,1 % op basis van het nieuwe ESR 2010. De margevoet, van zijn kant, nam in de periode 1999-2014 met gemiddeld 2,5 % toe, van 36,6 % tot 39,1 %. Het niveau van de toegevoegde waarde van de sector steeg voornamelijk als gevolg van de kapitalisatie van de O&O-uitgaven, maar ook, in mindere mate, door de herwaardering van zwartwerk en de inaanmerkingneming van de illegale economie. Overigens heeft de verhoging van het niveau van de toegevoegde waarde zich nagenoeg volledig vertaald in een toename van het bruto-exploitatieoverschot, aangezien de beloning van werknemers naar verhouding veel minder werd beïnvloed door de herzieningen. Tot slot steeg de teller verhoudingsgewijs meer dan de noemer, wat de ratio deed toenemen. Grafiek 4 INDICATOREN VOOR DE NIET-FINANCIËLE VENNOOTSCHAPPEN (procenten bbp, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens) Margevoet van de niet-financiële vennootschappen 46 44 42 40 38 36 34 32 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen 30 28 26 24 22 20 18 16 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Vóór revisie Na revisie Bron : INR. Aanzienlijke verbetering van het overheidstekort in het derde kwartaal van 2014 In de loop van het derde kwartaal van 2014 liet het financieringssaldo van de overheid, na zuivering voor seizoen en kalenderinvloeden, berekend volgens de normen van het ESR 2010, een verbetering optekenen tot -2,4 % bbp, tegen -3,6 % bbp in het voorgaande kwartaal. De overheidsontvangsten bedroegen 51,3 % bbp, terwijl de uitgaven 53,8 % bbp beliepen. Ten opzichte van het voorgaande kwartaal, lagen de voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde ontvangsten 1,7 % hoger, hoofdzakelijk als gevolg van de stijging van de indirecte belastingen. De overheidsuitgaven, van hun kant, namen af met 0,5 %, wat voornamelijk toe te schrijven was aan het verloop van de lopende overdrachten en de kapitaaluitgaven. Bijgevolg gaf het financieringssaldo in het beschouwde kwartaal een verbetering te zien. 9

Grafiek 5 ONTVANGSTEN, UITGAVEN en saldo VAN DE GEZAMENLIJKE OVERHEID (procenten bbp, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens) 62 1 59 0 56-1 53-2 50-3 47-4 44-5 41-6 38 2010 2011 2012 2013 2014-7 Ontvangsten (linkerschaal) Uitgaven Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-), (rechterschaal) Bron: INR.. Financieringssaldo van de Belgische economie negatief in het derde kwartaal van 2014 Net zoals het hierboven vermelde saldo van de overheid, meten de sectorale saldi het financieringsvermogen of de financieringsbehoefte van elke belangrijke sector van de economie. Een positief saldo betekent dat de beschouwde sector, na het in aanmerking nemen van alle middelen en uitgaven, in staat is zijn financiële activa te verhogen en/of zijn financiële verplichtingen te verminderen. Omgekeerd wijst een negatief saldo erop dat de sector bepaalde activa moet verkopen en/of zijn schuldenlast moet verhogen om zijn niet financiële transacties te kunnen financieren. In het derde kwartaal van 2014 is het financieringssaldo van de overheid, gemeten in procenten bbp, verbeterd tot -2,4 % bbp, tegen -3,6 % in het voorgaande kwartaal. Het financieringssaldo van de huishoudens, dat traditioneel een overschot vertoont, liep terug tot 1,2 % bbp, tegen 2,2 % in het voorgaande kwartaal. Het financieringssaldo van de vennootschappen (0,0 % bbp) verslechterde tijdens het beschouwde kwartaal ten opzichte van het voorgaande kwartaal, toen dat 4,7 % bbp bedroeg. Al met al vertoonde de Belgische economie alle sectoren samen in het derde kwartaal van 2014 een negatief saldo van -1,3 % bbp, terwijl dat saldo in het voorgaande kwartaal positief was (3,3 % bbp). 10

Grafiek 6 Sectorale saldi (procenten bbp, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens) 8 8 6 6 4 4 2 2 0 0-2 -2-4 -4 p.m. Totale economie -6-6 Huishoudens¹ Vennootschappen² -8 2010 2011 2012 2013 2014-8 Overheid Bron: INR. 1 Met inbegrip van de IZW s ten behoeve van de huishoudens. 2 Niet-financiële vennootschappen en financiële instellingen. 11

Tabellen

1. NIET-FINANCIËLE REKENINGEN VAN DE HUISHOUDENS, RAMINGEN TEGEN LOPENDE PRIJZEN 1.1 BRUTOGEGEVENS - ABSOLUTE CIJFERS (miljoenen euro s, tenzij anders vermeld) 2012 2013 2012 2013 2014 I II III IV I II III IV I II III Bruto beschikbaar inkomen 233.381,7 235.714,0 55.218,0 62.746,3 56.572,8 58.844,6 56.634,7 63.092,4 57.309,3 58.677,6 57.657,4 65.870,7 57.876,3 Beloning van werknemers (ontvangen) 203.325,5 207.511,7 48.389,7 52.365,2 46.599,2 55.971,4 49.446,4 53.394,2 47.699,3 56.971,8 50.283,1 53.551,6 48.001,1 Bruto exploitatieoverschot en bruto gemengd inkomen 48.179,5 49.499,4 11.856,2 12.031,7 11.946,0 12.345,6 12.057,9 12.409,1 12.330,8 12.701,6 12.443,7 12.764,1 12.476,2 Netto inkomen uit vermogen en overige inkomensoverdrachten 32.925,1 31.679,4 6.124,9 13.430,4 6.864,5 6.505,3 5.861,0 13.147,1 6.475,0 6.196,3 5.845,6 15.330,3 7.146,1 Netto sociale overdrachten 1-399,5 725,2 1,1 852,4 1.178,4-2.431,4 397,2 1.149,4 1.416,1-2.237,5 372,5 1.420,4 1.565,1 Belastingen op inkomen en vermogen (-) 50.648,9 53.701,7 11.153,9 15.933,4 10.015,3 13.546,3 11.127,8 17.007,4 10.611,9 14.954,6 11.287,5 17.195,7 11.312,2 Consumptieve bestedingen 200.935,7 203.970,1 48.037,5 50.091,2 49.488,0 53.319,0 48.749,0 51.019,0 50.339,0 53.863,1 49.586,9 51.690,1 51.140,5 Brutobesparingen 32.446,0 31.743,9 7.180,5 12.655,1 7.084,8 5.525,6 7.885,7 12.073,4 6.970,3 4.814,5 8.070,5 14.180,6 6.735,8 Investeringen in vaste activa (bruto) 24.082,6 23.547,7 5.714,0 6.156,2 6.014,3 6.198,1 5.624,9 6.004,9 5.843,2 6.074,7 5.770,5 6.191,0 6.129,1 Sleutelindicatoren: Spaarquote (pct.) 13,9 13,5 13,0 20,2 12,5 9,4 13,9 19,1 12,2 8,2 14,0 21,5 11,6 Investeringsquote (pct.) 10,3 10,0 10,3 9,8 10,6 10,5 9,9 9,5 10,2 10,4 10,0 9,4 10,6 N.B.: Met inbegrip van de IZW s t.b.v. huishoudens. 1 De sociale uitkeringen en de sociale premies worden in aanmerking genomen, evenals de correctie voor mutaties in voorzieningen pensioenverzekeringen. 1.2 VOOR SEIZOENINVLOEDEN EN KALENDEREFFECTEN GEZUIVERDE GEGEVENS - ABSOLUTE CIJFERS (miljoenen euro s, tenzij anders vermeld) 15 2012 2013 2012 2013 2014 I II III IV I II III IV I II III Bruto beschikbaar inkomen 233.407,5 235.689,1 57.467,4 58.479,7 58.673,9 58.786,5 58.566,0 58.887,5 59.187,9 59.047,7 59.752,3 60.185,3 59.785,6 Beloning van werknemers (ontvangen) 203.357,5 207.482,3 50.272,6 50.777,7 50.983,7 51.323,5 51.447,7 51.697,3 52.054,6 52.282,7 52.264,2 51.991,0 52.348,9 Bruto exploitatieoverschot en bruto gemengd inkomen 48.179,4 49.499,5 12.020,1 11.968,9 12.053,1 12.137,3 12.222,6 12.341,6 12.445,8 12.489,5 12.615,7 12.691,2 12.592,7 Netto inkomen uit vermogen en overige inkomensoverdrachten 32.920,6 31.682,5 8.301,7 8.317,2 8.227,8 8.073,9 7.833,3 7.985,0 7.936,0 7.928,2 8.134,2 8.817,5 8.638,7 Netto sociale overdrachten 1-401,0 726,5-192,3-45,6-89,5-73,6 127,5 275,1 130,7 193,2 204,1 360,3 265,9 Belastingen op inkomen en vermogen (-) 50.649,0 53.701,7 12.934,7 12.538,5 12.501,2 12.674,6 13.065,1 13.411,5 13.379,2 13.845,9 13.465,9 13.674,7 14.060,6 Consumptieve bestedingen 200.935,6 203.970,1 50.015,5 49.997,4 50.287,8 50.634,9 50.749,2 50.925,6 51.158,2 51.137,1 51.622,0 51.643,4 51.974,7 Brutobesparingen 32.471,9 31.719,0 7.451,9 8.482,3 8.386,1 8.151,6 7.816,8 7.961,9 8.029,7 7.910,6 8.130,3 8.541,9 7.810,9 Investeringen in vaste activa (bruto) 24.082,7 23.547,9 5.945,3 6.018,6 6.059,5 6.059,3 5.861,5 5.866,9 5.885,1 5.934,4 6.012,6 6.051,6 6.176,0 Sleutelindicatoren: Spaarquote (pct.) 13,9 13,5 13,0 14,5 14,3 13,9 13,3 13,5 13,6 13,4 13,6 14,2 13,1 Investeringsquote (pct.) 10,3 10,0 10,3 10,3 10,3 10,3 10,0 10,0 9,9 10,1 10,1 10,1 10,3 N.B.: Met inbegrip van de IZW s t.b.v. huishoudens. 1 De sociale uitkeringen en de sociale premies worden in aanmerking genomen, evenals de correctie voor mutaties in voorzieningen pensioenverzekeringen.

1.3 VOOR SEIZOENINVLOEDEN EN KALENDEREFFECTEN GEZUIVERDE GEGEVENS - VERANDERINGSPERCENTAGES (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal, tenzij anders vermeld) 2012 2013 2014 I II III IV I II III IV I II III Bruto beschikbaar inkomen -0,9 1,8 0,3 0,2-0,4 0,5 0,5-0,2 1,2 0,7-0,7 Bijdrage tot de groei van het bruto beschikbaar inkomen: 1 Beloning van werknemers (ontvangen) 0,8 0,9 0,4 0,6 0,2 0,4 0,6 0,4 0,0-0,5 0,6 Bruto exploitatieoverschot en bruto gemengd inkomen 0,2-0,1 0,1 0,1 0,1 0,2 0,2 0,1 0,2 0,1-0,2 Netto inkomen uit vermogen en overige inkomensoverdrachten -0,4 0,0-0,2-0,3-0,4 0,3-0,1 0,0 0,3 1,1-0,3 Netto sociale overdrachten 2 0,0 0,3-0,1 0,0 0,3 0,3-0,2 0,1 0,0 0,3-0,2 Belastingen op inkomen en vermogen (-) -1,5 0,7 0,1-0,3-0,7-0,6 0,1-0,8 0,6-0,3-0,6 Consumptieve bestedingen 1,3 0,0 0,6 0,7 0,2 0,3 0,5 0,0 0,9 0,0 0,6 Brutobesparingen -13,5 13,8-1,1-2,8-4,1 1,9 0,9-1,5 2,8 5,1-8,6 Investeringen in vaste activa (bruto) -0,8 1,2 0,7 0,0-3,3 0,1 0,3 0,8 1,3 0,6 2,1 N.B.: Met inbegrip van de IZW s t.b.v. huishoudens. 1 De bijdrage van een component tot de groei van het aggregaat waarvan hij deel uitmaakt, is gelijk aan het product van het groeipercentage van die component met zijn gewicht in het aggregaat in de vorige periode. 2 De sociale uitkeringen en de sociale premies worden in aanmerking genomen, evenals de correctie voor mutaties in voorzieningen pensioenverzekeringen. 16

2. NIET-FINANCIËLE REKENINGEN VAN DE NIET-FINANCIËLE VENNOOTSCHAPPEN, RAMINGEN TEGEN LOPENDE PRIJZEN 2.1 BRUTOGEGEVENS - ABSOLUTE CIJFERS (miljoenen euro s, tenzij anders vermeld) 2012 2013 2012 2013 2014 I II III IV I II III IV I II III Bruto toegevoegde waarde 214.347,7 216.527,0 52.147,0 54.241,5 51.695,4 56.263,8 52.195,9 55.044,4 52.358,0 56.928,7 53.391,7 55.920,3 53.171,8 Beloning van werknemers (betaald) 134.609,4 136.802,5 31.660,1 34.628,1 30.485,3 37.835,9 32.088,1 35.280,4 31.021,4 38.412,6 32.718,8 35.416,5 31.250,8 Niet-productgebonden belastingen minus subsidies op productie -5.752,0-6.240,7-1.408,1-1.533,2-1.804,1-1.006,6-1.580,8-1.693,3-1.768,0-1.198,6-1.554,6-1.448,3-1.874,6 Bruto exploitatieoverschot 85.490,6 85.965,1 21.895,1 21.146,6 23.014,3 19.434,6 21.688,6 21.457,4 23.104,5 19.714,6 22.227,4 21.952,1 23.795,6 Investeringen in vaste activa (bruto) 52.872,8 52.969,3 11.973,0 13.358,3 12.513,4 15.028,1 11.985,5 13.200,1 12.548,4 15.235,3 12.372,8 13.713,3 13.280,9 Sleutelindicatoren: Margevoet (pct.) 1 39,9 39,7 42,0 39,0 44,5 34,5 41,6 39,0 44,1 34,6 41,6 39,3 44,8 Investeringsquote (pct.) 24,7 24,5 23,0 24,6 24,2 26,7 23,0 24,0 24,0 26,8 23,2 24,5 25,0 1 De margevoet van de niet-financiële vennootschappen is de verhouding tussen het bruto exploitatieoverschot en de bruto toegevoegde waarde. Deze indicator meet het percentage van de toegevoegde waarde die de niet-financiële vennootschappen overhouden na de betaling van de beloning van werknemers en nettobelastingen op productie. Voor een meer gedetailleerde definitie wordt verwezen naar de toelichting aan het einde van deze publicatie. 2.2 VOOR SEIZOENINVLOEDEN EN KALENDEREFFECTEN GEZUIVERDE GEGEVENS - ABSOLUTE CIJFERS (miljoenen euro s, tenzij anders vermeld) 2012 2013 2012 2013 2014 I II III IV I II III IV I II III 17 Bruto toegevoegde waarde 214.360,2 216.516,2 53.586,3 53.262,3 53.711,2 53.800,4 53.695,6 54.009,2 54.378,1 54.433,3 54.896,9 54.886,4 55.233,6 Beloning van werknemers (betaald) 134.641,3 136.773,1 33.372,0 33.512,5 33.765,2 33.991,6 33.901,4 34.063,2 34.304,6 34.503,9 34.521,4 34.300,0 34.575,8 Niet-productgebonden belastingen minus subsidies op productie -5.752,1-6.240,7-1.354,0-1.540,5-1.573,9-1.283,7-1.518,0-1.693,3-1.537,3-1.492,1-1.520,9-1.455,7-1.703,4 Bruto exploitatieoverschot 85.471,0 85.983,7 21.568,4 21.290,3 21.519,8 21.092,5 21.312,2 21.639,3 21.610,7 21.421,5 21.896,5 22.042,1 22.361,1 Investeringen in vaste activa (bruto) 52.873,0 52.969,2 13.169,0 13.307,7 13.345,0 13.051,3 13.178,1 13.188,1 13.325,5 13.277,5 13.561,9 13.720,5 14.102,6 Sleutelindicatoren: Margevoet (pct.) 1 39,9 39,7 40,2 40,0 40,1 39,2 39,7 40,1 39,7 39,4 39,9 40,2 40,5 Investeringsquote (pct.) 24,7 24,5 24,6 25,0 24,8 24,3 24,5 24,4 24,5 24,4 24,7 25,0 25,5 1 De margevoet van de niet-financiële vennootschappen is de verhouding tussen het bruto exploitatieoverschot en de bruto toegevoegde waarde. Deze indicator meet het percentage van de toegevoegde waarde die de niet-financiële vennootschappen overhouden na de betaling van de beloning van werknemers en nettobelastingen op productie. Voor een meer gedetailleerde definitie wordt verwezen naar de toelichting aan het einde van deze publicatie. 2.3 VOOR SEIZOENINVLOEDEN EN KALENDEREFFECTEN GEZUIVERDE GEGEVENS - VERANDERINGSPERCENTAGES (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal) 2012 2013 2014 I II III IV I II III IV I II III Bruto toegevoegde waarde 1,9-0,6 0,8 0,2-0,2 0,6 0,7 0,1 0,9 0,0 0,6 Beloning van werknemers en niet-productgebonden belastingen minus subsidies op productie 2,6-0,1 0,7 1,6-1,0 0,0 1,2 0,7 0,0-0,5 0,1 waarvan beloning van werknemers (betaald) 1,1 0,4 0,8 0,7-0,3 0,5 0,7 0,6 0,1-0,6 0,8 Bruto exploitatieoverschot 0,8-1,3 1,1-2,0 1,0 1,5-0,1-0,9 2,2 0,7 1,4 Investeringen in vaste activa (bruto) -0,9 1,1 0,3-2,2 1,0 0,1 1,0-0,4 2,1 1,2 2,8

3. NIET-FINANCIËLE REKENINGEN VAN DE GEZAMENLIJKE OVERHEID, RAMINGEN TEGEN LOPENDE PRIJZEN 3.1 OVERZICHTSTABEL VAN DE ONTVANGSTEN, UITGAVEN EN VORDERINGENOVERSCHOT OF -TEKORT VAN DE GEZAMENLIJKE OVERHEID - ABSOLUTE CIJFERS (miljoenen euro s, brutogegevens) 2012 2013 2012 2013 2014 I II III IV I II III IV I II III 18 Ontvangsten Fiscale en parafiscale ontvangsten 171.176,3 177.006,3 38.182,8 46.439,3 37.017,0 49.537,2 38.190,2 48.264,4 38.455,2 52.096,6 39.605,4 48.718,7 39.459,9 Directe belastingen 62.413,6 66.033,4 12.062,9 19.590,3 12.279,8 18.480,6 12.104,4 20.786,3 12.889,3 20.253,4 12.750,8 21.119,6 13.193,3 Huishoudens 50.278,3 53.324,0 11.050,9 15.836,9 9.929,6 13.460,9 11.026,7 16.901,3 10.527,2 14.868,9 11.177,4 17.087,9 11.226,6 Vennootschappen 12.007,1 12.601,9 994,6 3.690,7 2.325,4 4.996,4 1.092,5 3.813,2 2.341,5 5.354,7 1.525,6 3.950,2 1.940,5 Andere sectoren 128,2 107,5 17,4 62,8 24,8 23,3-14,7 71,8 20,6 29,8 47,8 81,5 26,2 Indirecte belastingen 50.742,0 51.011,7 12.209,2 12.513,3 11.649,3 14.370,2 11.776,2 12.682,8 11.975,3 14.577,6 12.082,7 12.710,0 12.576,5 Werkelijke sociale premies 54.702,7 55.988,2 13.148,9 13.541,3 12.228,2 15.784,3 13.414,8 13.872,7 12.568,5 16.132,1 13.777,2 13.988,1 12.696,7 Kapitaalbelastingen 3.318,0 3.973,0 761,8 794,4 859,7 902,1 894,8 922,6 1.022,1 1.133,5 994,7 901,0 993,4 Toegerekende sociale premies 9.142,9 9.672,1 2.243,8 2.267,9 2.297,8 2.333,3 2.374,6 2.408,5 2.435,0 2.454,1 2.465,9 2.474,7 2.480,6 Ontvangen rente 909,6 876,8 229,7 229,1 225,8 225,1 213,6 218,8 223,3 221,0 213,5 218,8 223,4 Ander inkomen uit vermogen 3.198,2 3.473,8 736,5 2.109,0 79,6 273,2 1.059,3 2.081,3 75,0 258,3 755,5 1.450,1 75,8 Inkomensoverdrachten afkomstig van andere sectoren 3.220,6 3.122,6 753,3 867,0 776,6 823,7 735,7 767,7 832,9 786,3 739,4 687,6 716,1 Lopende verkopen van geproduceerde goederen en diensten 8.599,5 8.908,3 2.112,9 2.139,8 2.163,3 2.183,6 2.200,6 2.218,0 2.235,8 2.254,0 2.272,6 2.286,5 2.295,9 Kapitaaloverdrachten afkomstig van andere sectoren 533,5 553,8 365,9 57,5 52,1 58,0 65,9 197,0 204,2 86,9 79,9 79,5 79,5 Totaal Ontvangsten 196.780,6 203.613,7 44.625,0 54.109,6 42.612,1 55.434,0 44.839,9 56.155,6 44.461,5 58.157,1 46.132,2 55.916,1 45.331,2 Uitgaven Lopende uitgaven exclusief rentelasten 180.934,2 186.575,1 44.852,7 45.995,0 43.775,0 46.310,9 46.487,9 47.474,7 45.342,2 47.270,6 47.344,6 48.208,1 45.708,5 Beloning van werknemers 47.742,8 49.309,4 11.635,1 12.153,3 11.287,6 12.666,5 12.093,7 12.468,4 11.650,7 13.096,7 12.215,4 12.566,2 11.725,2 Intermediair verbruik en betaalde belastingen 15.499,8 15.659,8 3.725,8 3.800,9 3.775,2 4.197,8 3.741,2 3.853,5 3.858,5 4.206,8 3.750,2 3.810,3 3.862,7 Subsidies aan bedrijven 11.461,0 11.616,7 2.875,9 2.861,9 2.858,3 2.864,9 2.882,0 2.897,7 2.912,0 2.925,1 2.936,8 2.945,6 2.951,5 Sociale uitkeringen 96.054,5 99.420,4 23.712,0 24.722,4 23.607,9 24.012,0 24.698,1 25.570,5 24.380,0 24.771,7 25.274,2 26.206,0 24.941,4 In geld 65.079,5 68.024,8 15.785,8 17.077,7 16.113,3 16.102,7 16.597,8 17.838,2 16.828,0 16.760,8 17.036,0 18.271,5 17.141,8 In natura door marktproducenten 30.975,0 31.395,6 7.926,2 7.644,7 7.494,7 7.909,4 8.100,3 7.732,3 7.552,1 8.010,9 8.238,2 7.934,6 7.799,7 Inkomensoverdrachten aan huishoudens en IZW s 5.238,0 5.200,5 1.448,2 1.362,6 1.201,5 1.225,6 1.487,4 1.329,4 1.176,6 1.207,0 1.487,0 1.378,1 1.184,7 Inkomensoverdrachten aan vennootschappen 227,0 235,6 55,8 56,4 57,1 57,6 58,1 58,7 59,1 59,7 60,2 60,6 60,8 Inkomensoverdrachten aan het buitenland 4.711,1 5.132,7 1.399,9 1.037,5 987,3 1.286,4 1.527,4 1.296,5 1.305,2 1.003,6 1.620,8 1.241,2 982,1 Rentelasten 13.256,6 12.510,5 3.239,8 3.311,5 3.391,1 3.314,2 3.119,9 3.124,4 3.176,7 3.089,5 3.033,3 3.060,1 3.051,3 Kapitaaluitgaven 18.512,0 15.992,6 3.876,9 3.771,7 3.898,9 6.964,8 3.950,2 3.845,4 4.116,1 4.080,9 4.548,3 4.038,8 3.929,7 Bruto-investeringen in vaste activa 9.056,8 8.589,6 2.204,2 2.218,8 2.256,2 2.377,6 2.099,3 2.096,2 2.167,0 2.227,0 2.077,2 2.144,1 2.139,1 Andere netto-aankopen van niet-financiële activa 496,0-30,7 169,4 166,6 79,3 80,8 117,9 100,7 27,2-276,5 48,3 42,5-35,1 Kapitaaloverdrachten aan andere sectoren 8.959,2 7.433,7 1.503,3 1.386,3 1.563,4 4.506,4 1.733,0 1.648,5 1.921,9 2.130,4 2.422,8 1.852,2 1.825,7 Totaal Uitgaven 212.702,8 215.078,2 51.969,5 53.078,2 51.064,8 56.589,8 53.558,0 54.444,4 52.635,0 54.440,9 54.926,2 55.306,9 52.689,3 Brutobesparingen -1.261,7 1,4-4.595,2 3.951,2-5.465,8 4.848,8-5.728,6 4.436,9-5.283,7 6.576,6-5.320,3 3.667,4-4.501,5 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) -15.922,2-11.464,5-7.344,5 1.031,4-8.452,7-1.155,8-8.718,1 1.711,2-8.173,5 3.716,2-8.794,0 609,2-7.358,0 Primair saldo -2.665,6 1.046,0-4.104,7 4.342,9-5.061,6 2.158,4-5.598,2 4.835,6-4.996,8 6.805,7-5.760,7 3.669,3-4.306,7

3.2 ONTVANGSTEN EN UITGAVEN: BIJDRAGE VAN DE COMPONENTEN TOT DE TOTALE EVOLUTIE T.O.V. HET VOORGAANDE JAAR GrafiEK 7 ONTVANGSTEN (procentpunten, brutogegevens) GrafiEK 8 UITGAVEN (procentpunten, brutogegevens) 10 12 8 10 6 8 4 6 1 2 0-2 4 2 0-2 -4-6 -4-6 -8 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014-8 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Directe belastingen indirecte belastingen Werkelijke sociale premies Beloning van werknemers intermediair verbruik en betaalde belastingen Sociale uitkeringen rentelasten Overige uitgaven Totaal uitgaven Overige ontvangsten Totaal ontvangsten Bron: INR. Bron: INR.

3.3 ONTVANGSTEN EN UITGAVEN VAN DE GEZAMENLIJKE OVERHEID - ABSOLUTE CIJFERS (miljoenen euro s, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens) 2012 2013 2012 2013 2014 I II III IV I II III IV I II III Ontvangsten Directe belastingen 62.413,6 66.033,5 15.816,4 15.441,0 15.502,2 15.654,0 15.998,0 16.459,7 16.480,0 17.095,8 16.729,4 16.801,9 17.040,0 Indirecte belastingen 50.742,0 51.011,7 12.974,8 12.536,7 12.329,1 12.901,4 12.536,2 12.730,7 12.684,3 13.060,5 12.841,1 12.768,3 13.209,5 Werkelijke sociale premies 54.704,2 55.986,8 13.507,1 13.674,6 13.712,3 13.810,2 13.869,6 13.931,2 14.080,6 14.105,4 14.138,2 14.143,5 14.240,9 Overige ontvangsten 28.926,7 30.577,7 7.254,5 7.087,4 7.123,7 7.461,1 7.371,6 7.586,1 7.774,5 7.845,5 7.496,7 7.241,5 7.331,2 Totaal Ontvangsten 196.786,5 203.609,7 49.552,8 48.739,7 48.667,3 49.826,7 49.775,4 50.707,7 51.019,4 52.107,2 51.205,4 50.955,2 51.821,6 Uitgaven Beloning van werknemers 47.742,5 49.309,5 11.733,6 11.979,9 11.997,0 12.032,0 12.217,2 12.291,7 12.369,7 12.430,9 12.348,4 12.393,0 12.442,0 Intermediair verbruik en betaalde belastingen 15.499,6 15.659,9 3.855,7 3.830,1 3.872,2 3.941,6 3.880,3 3.916,0 3.937,4 3.926,2 3.907,3 3.874,5 3.931,3 Sociale uitkeringen 96.054,3 99.420,2 23.607,2 24.040,1 24.112,5 24.294,5 24.606,3 24.842,9 24.901,2 25.069,8 25.193,1 25.424,5 25.504,1 Rentelasten 13.256,6 12.510,5 3.233,3 3.318,0 3.391,1 3.314,2 3.126,5 3.117,8 3.176,7 3.089,5 3.026,8 3.066,6 3.051,3 Overige uitgaven 40.149,4 38.178,0 9.324,4 9.308,6 9.200,0 12.316,4 9.547,0 9.643,2 9.756,1 9.231,7 10.289,7 9.806,5 9.361,0 Totaal Uitgaven 212.702,4 215.078,1 51.754,2 52.476,7 52.572,8 55.898,7 53.377,3 53.811,6 54.141,1 53.748,1 54.765,3 54.565,1 54.289,7 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) -15.915,9-11.468,4-2.201,4-3.737,0-3.905,5-6.072,0-3.601,9-3.103,9-3.121,7-1.640,9-3.559,9-3.609,9-2.468,1 3.4 ONTVANGSTEN EN UITGAVEN VAN DE GEZAMENLIJKE OVERHEID - VERANDERINGSPERCENTAGES (veranderingspercentages t.o.v. de voorgaande periode, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens) 2012 2013 2012 2013 2014 20 I II III IV I II III IV I II III Ontvangsten Directe belastingen 4,5 5,8 5,0-2,4 0,4 1,0 2,2 2,9 0,1 3,7-2,1 0,4 1,4 Indirecte belastingen 5,1 0,5 7,0-3,4-1,7 4,6-2,8 1,6-0,4 3,0-1,7-0,6 3,5 Werkelijke sociale premies 3,9 2,3 1,2 1,2 0,3 0,7 0,4 0,4 1,1 0,2 0,2 0,0 0,7 Overige ontvangsten 8,0 5,7 3,1-2,3 0,5 4,7-1,2 2,9 2,5 0,9-4,4-3,4 1,2 Totaal Ontvangsten 5,0 3,5 4,2-1,6-0,1 2,4-0,1 1,9 0,6 2,1-1,7-0,5 1,7 Uitgaven Beloning van werknemers 3,9 3,3 0,7 2,1 0,1 0,3 1,5 0,6 0,6 0,5-0,7 0,4 0,4 Intermediair verbruik en betaalde belastingen 4,3 1,0 1,4-0,7 1,1 1,8-1,6 0,9 0,5-0,3-0,5-0,8 1,5 Sociale uitkeringen 5,0 3,5 1,1 1,8 0,3 0,8 1,3 1,0 0,2 0,7 0,5 0,9 0,3 Rentelasten 3,0-5,6-0,1 2,6 2,2-2,3-5,7-0,3 1,9-2,7-2,0 1,3-0,5 Overige uitgaven 8,2-4,9-5,7-0,2-1,2 33,9-22,5 1,0 1,2-5,4 11,5-4,7-4,5 Totaal Uitgaven 5,2 1,1-0,4 1,4 0,2 6,3-4,5 0,8 0,6-0,7 1,9-0,4-0,5

4. NIET-FINANCIEEL FINANCIERINGSSALDO VAN DE HUISHOUDENS, VAN DE VENNOOTSCHAPPEN EN VAN DE OVERHEID, RAMINGEN TEGEN LOPENDE PRIJZEN 4.1 VOOR SEIZOENINVLOEDEN EN KALENDEREFFECTEN GEZUIVERDE GEGEVENS - ABSOLUTE CIJFERS (miljoenen euro s) 2012 2013 2012 2013 2014 I II III IV I II III IV I II III Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de huishoudens 1 7.524,0 6.572,2 1.406,8 2.317,4 2.026,7 1.773,1 1.594,6 1.863,6 1.656,9 1.457,1 1.687,0 2.249,0 1.205,5 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de vennootschappen 2 13.187,4-897,3 119,6 4.354,5 1.946,0 6.767,3-1.006,9-1.262,9 538,0 834,5 1.542,9 4.659,9-25,1 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de overheid -15.915,8-11.468,5-2.201,3-3.737,0-3.905,5-6.072,0-3.601,9-3.104,0-3.121,6-1.641,0-3.559,9-3.610,0-2.468,2 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de totale economie 4.795,6-5.793,6-674,9 2.934,9 67,2 2.468,4-3.014,2-2.503,3-926,7 650,6-330,0 3.298,9-1.287,8 1 Met inbegrip van de IZW s t.b.v. huishoudens. 2 Niet-financiële vennootschappen en financiële instellingen. 4.2 VOOR SEIZOENINVLOEDEN EN KALENDEREFFECTEN GEZUIVERDE GEGEVENS - PROCENTEN BBP 2012 2013 2012 2013 2014 I II III IV I II III IV I II III Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de huishoudens 1 1,9 1,7 1,5 2,4 2,1 1,8 1,6 1,9 1,7 1,5 1,7 2,2 1,2 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de vennootschappen 2 3,4-0,2 0,1 4,5 2,0 6,9-1,0-1,3 0,5 0,8 1,5 4,7 0,0 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de overheid -4,1-2,9-2,3-3,9-4,0-6,2-3,7-3,1-3,1-1,6-3,6-3,6-2,4 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de totale economie 1,2-1,5-0,7 3,0 0,1 2,5-3,1-2,5-0,9 0,7-0,3 3,3-1,3 1 Met inbegrip van de IZW s t.b.v. huishoudens. 2 Niet-financiële vennootschappen en financiële instellingen. 21

Toelichting 1. Algemeen kader De niet-financiële rekeningen van de institutionele sectoren, geraamd tegen werkelijke prijzen, vormen een ruime, geïntegreerde en coherente databank, die het volledige rekeningensysteem voor elke sector (huishoudens, vennootschappen en overheid) omvat. Deze laatste beschrijft de productietransacties, de transacties inzake de vorming en herverdeling van inkomens, onder meer via overheidsinterventie, alsook de transacties inzake de besteding van het inkomen in de vorm van consumptie, besparingen of investeringen. Uiteindelijk sluit de rekening van elke institutionele sector met een saldo dat overeenstemt met het financieringsvermogen of de financieringsbehoefte van die sector. De kwartaalrekeningen van de institutionele sectoren worden opgesteld door de reeds beschikbare statistische informatie - onder meer de nationale kwartaalrekeningen en de overheidsrekeningen - aan te vullen met andere ramingen. De kwartaalrekeningen van de sectoren zijn bijzonder gedetailleerd en uitgebreid. Vanuit didactisch oogpunt heeft het INR ervoor geopteerd enkel een selectie van indicatoren te publiceren, alsook de belangrijkste componenten ervan. De selectie van statistieken inzake de niet-financiële kwartaalrekeningen van de institutionele sectoren heeft tot doel de belangrijkste informatie uit deze rekeningen te belichten. De indicatoren en hun componenten worden 105 kalenderdagen na het einde van het kwartaal waarop ze betrekking hebben gepubliceerd. Deze kwartaalindicatoren zijn volledig coherent met hun equivalent op jaarbasis. 2. Sleutelindicatoren De vier belangrijkste indicatoren zijn: de brutospaarquote van de huishoudens, die gedefinieerd wordt als de brutobesparing in procenten van het bruto beschikbaar inkomen (gecorrigeerd voor mutaties in de pensioenrechten). De begrippen sparen en inkomen kunnen in netto- of brutotermen worden uitgedrukt, afhankelijk van het feit of bij hun meting de afschrijving van de kapitaalvoorraad al dan niet in mindering wordt gebracht; deze kapitaalvoorraad bestaat in hoofdzaak uit de door de huishoudens uitgevoerde nieuwbouw. In de Belgische nationale rekeningen wordt de voorkeur gegeven aan de begrippen in bruto termen. Het sparen komt overeen met het verschil tussen het bruto beschikbaar inkomen van de huishoudens (na directe belastingen) en hun consumptieve bestedingen. Het sparen wordt dus gemeten voordat rekening wordt gehouden met de investeringsuitgaven. Het ESR 2010 beschouwt het sparen immers als een financieringsmiddel voor de investeringen, ongeacht of die van financiële of onroerende aard zijn. Pas nadat de investeringsuitgaven van de huishoudens (alsook andere meer marginale kapitaaluitgaven) zijn afgetrokken, wordt het financieringsvermogen gemeten, met andere woorden het vermogen van de huishoudens om financiële activa te vormen en/of de door hen aangegane financiële verplichtingen te verminderen; 23

de bruto-investeringsquote van de huishoudens, die gedefinieerd wordt als de bruto-investeringen in vaste activa, in procenten van het bruto beschikbaar inkomen (gecorrigeerd voor mutaties in de voorzieningen voor de pensioenverzekering); de margevoet van de niet-financiële vennootschappen, die wordt gedefinieerd als het brutoexploitatieoverschot in procenten van de bruto toegevoegde waarde. Deze indicator meet het percentage van de toegevoegde waarde dat de niet-financiële vennootschappen overhouden na de betaling van de beloning van werknemers en van de belastingen op productie (na aftrek van de subsidies). Er moet op worden gewezen dat het bruto-exploitatieoverschot meer bepaald wordt berekend alvorens het netto-inkomen uit vermogen in aanmerking wordt genomen en alvorens de directe belastingen worden betaald. Met name de gerealiseerde kapitaalwinsten of -verliezen op de financiële activa worden evenmin in het overschot meegerekend; de bruto-investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen, die gedefinieerd wordt als de brutoinvesteringen in vaste activa, in procenten van de bruto toegevoegde waarde. De vier bovenvermelde indicatoren zijn dezelfde als diegene die door Eurostat werden geselecteerd ter illustratie van de statistische informatie die vervat is in de kwartaalrekeningen voor de Europese Unie en voor het eurogebied 1. Er werden geen specifieke indicatoren voor de financiële vennootschappen geselecteerd, aangezien de nietfinanciële rekeningen van deze ondernemingen berusten op beperktere kwartaalinformatie en derhalve als minder pertinent worden beschouwd. De geselecteerde indicatoren vertonen sterke schommelingen van het ene kwartaal op het andere, zodat een correcte economische interpretatie enkel mogelijk is door de ontwikkeling van de bruto kwartaalreeksen te bekijken t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar of door de evolutie t.o.v. het voorgaande kwartaal van de voor seizoeninvloeden en, in voorkomende geval, kalendereffecten gezuiverde reeksen in aanmerking te nemen. Zowel de bruto-indicatoren als hun voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde equivalenten worden gepubliceerd. De commentaren in het begin van de publicatie hebben betrekking op de voor seizoeninvloeden gezuiverde indicatoren. De vier geselecteerde indicatoren worden aangevuld met de financieringsbehoefte of het financieringsvermogen van de sectoren van de Belgische economie (huishoudens, het geheel van vennootschappen - zowel de financiële als de niet-financiële - en de overheid). De sectorale saldi worden voorgesteld in voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens. Ze kunnen tevens worden weergegeven in procenten bbp, eveneens voor seizoeninvloeden gezuiverd. 3. Gedetailleerde samenstelling van de rubrieken van de rekeningen van de huishoudens en van de niet-financiële vennootschappen De volgende tabel beschrijft de precieze samenstelling, volgens de ESR 2010-nomenclatuur, van de rubrieken in de verschillende tabellen inzake de rekeningen van de huishoudens en die van de niet-financiële vennootschappen: in voorkomend geval verwijst «/R» 2 naar een als middelen (dat wil zeggen ontvangsten) opgenomen rubriek van de bedoelde rekening en «/U» 3 naar een als bestedingen (of een uitgave) opgenomen rubriek. In de tabellen verwijst de term «netto» overigens naar het verschil tussen de bedragen van de middelen en van de bestedingen voor eenzelfde rubriek. 1 Deze Europese rekeningen worden samengesteld op basis van de door elke lidstaat opgestelde rekeningen. De Europese rekeningen zijn beschikbaar op de website van Eurostat: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/sector_accounts/introduction. 2 «R» staat voor het Engelse «Resources». 3 «U» staat voor het Engelse «Uses». 24

TABEL 1 NIET-FINANCIËLE REKENINGEN VAN DE HUISHOUDENS (met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens) Codes ESR 2010 1 (sector S14 + sector S15) Bruto beschikbaar inkomen 2 B.6G+D.8/R met B.6G=B.6+P.51C Beloning van werknemers (ontvangen) D.1/R Bruto-exploitatieoverschot en bruto gemengd inkomen B.2+B.3+K.1 Netto-inkomen uit vermogen en netto overige inkomensoverdrachten D.4/R-D.4/U+D.7/R-D.7/U Netto sociale overdrachten 2 D.62/R-D.61/U+D.8/R Belastingen op inkomen en vermogen D.5/U Consumptieve bestedingen P.3 Brutobesparingen B.8G = B.6G+D.8/R-P.3 Bruto-investeringen in vaste activa P.51 Belangrijkste indicatoren Spaarquote Investeringsquote B.8G / (B.6G+D.8/R) P.51 / (B.6G+D.8/R) Bron: INR. 1 De extensies «/R» en «/U» («Resources» en «Uses») verwijzen respectievelijk naar middelen of bestedingen in het rekeningensysteem. 2 Met inbegrip van de correctie voor mutaties in de pensioenrechten. TABEL 2 NIET-FINANCIËLE REKENINGEN VAN DE NIET-FINANCIËLE VENNOOTSCHAPPEN Codes ESR 2010 1 (sector S11) Bruto toegevoegde waarde B.1G met B.1G=B.1n+P.51C Beloning van werknemers (betaald) D.1/U Saldo van niet-productgebonden belastingen en subsidies D.29-D.39 Bruto-exploitatieoverschot B.2G = B.2+K.1; B.2G=B.1G-D.1/U-D.29+D.39 Bruto-investeringen in vaste activa P.51 Belangrijkste indicatoren Margevoet Investeringsquote B.2G / B.1G P.51 / B.1G Bron: INR. 1 De extensies «/R» en «/U» («Resources» en «Uses») verwijzen respectievelijk naar middelen of bestedingen in het rekeningensysteem. 25

4. Methodologische referenties Rekeningen van België De in België gebruikte methodes voor het opstellen van de kwartaalrekeningen van de sectoren worden gedetailleerd beschreven in de volgende documenten, die beschikbaar zijn via de website van de NBB: «Methodologische verduidelijkingen m.b.t. de niet-financiële kwartaalrekeningen van de overheid», (April 2007) 1 ; «Quarterly Non-Financial Accounts by Institutional Sector (QSA) in Belgium: Sources and Methods» (Mei 2010) 2 ; «Quarterly Non-Financial Accounts by Institutional Sector (QSA) in Belgium: Ex-post Quality Assessment and Development of Seasonally Adjusted Data» (Juni 2010) 3. «ESR 2010: het nieuwe referentiekader voor de nationale rekeningen» (september 2014) 4 Europese rekeningen De bronnen en methodes die de verschillende lidstaten gebruiken voor het opstellen van de kwartaalrekeningen van de sectoren zijn samengevat in een document dat te vinden is op de website van Eurostat. Dit document belicht eveneens de aggregatiemethodes om te komen tot Europese rekeningen: «Quarterly Non-financial Sector Accounts - European Inventory of Sources and Methods -» 5. 1 http://www.nbb.be/doc/dq/n_method/m_nna06iv.pdf 2 http://www.nbb.be/doc/dq/e_method/m_qsamethodology2ed.pdf 3 http://www.nbb.be/doc/dq/e_method/m_b083-report.pdf 4 http://www.nbb.be/doc/dq/n_method/m_sec2010_nl.pdf 5 http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/pls/portal/!portal.wwpob_page.show?_docname=2270303.pdf 26

Publicaties van het INR - Contactpersonen Het Instituut voor de nationale rekeningen publiceert naast de belangrijkste aggregaten nog andere cijfers uit de nationale en regionale rekeningen. De overgrote meerderheid van de gegevens zijn beschikbaar in pdf-formaat via de link: http://www.nbb.be/doc/dq/n/planningpappub.htm De cijfergegevens kunnen worden opgevraagd via de interactieve databank Belgostat Online. Hieronder volgt per publicatie een korte beschrijving. 1. Gedetailleerde nationale rekeningen De publicatie van de gedetailleerde nationale rekeningen verschijnt eind september. Zij bestaat uit gedetailleerde tabellen met de samenstelling en verdeling van het binnenlands product, de productie en inkomensvormingsrekening alsook de belangrijkste bestedingscomponenten, de sectorrekeningen, de kapitaalgoederenvoorraad en de werkgelegenheid. 2. Kwartaalrekeningen en eerste raming van de jaarrekeningen De kwartaalrekeningen bevatten de eerste ramingen van de voornaamste nationale aggregaten. Zij verschijnen vier maal per jaar, 120 dagen na het verloop van het kwartaal waarop de rekeningen betrekking hebben. Samen met de resultaten van het vierde kwartaal verschijnt de eerste schatting van de jaarrekeningen, die grotendeels gebaseerd is op de kwartaalrekeningen. In de kwartaalrekeningen, die consistent zijn met de nationale jaarrekeningen, worden de belangrijkste aggregaten uit zowel het bestedings-, inkomens- als productieoogpunt gepresenteerd. Ook de werkgelegenheid, het arbeidsvolume van de loontrekkenden en de beloning van werknemers per bedrijfstak wordt geschat. Teneinde zo snel mogelijk cijfers betreffende het meest recente kwartaal ter beschikking te stellen, verschijnt reeds na 30 dagen een flash-raming van de bbp-groei Deze wordt wel niet opgesplitst naar de verschillende deelcomponenten van het bbp. Een eerste raming van deze opsplitsing en van de andere aggregaten van de economie wordt 60 dagen na het einde van het kwartaal verspreid. 27