Het resocialisatiebeginsel in internationaal perspectief

Vergelijkbare documenten
Het Comité in het kort

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Hof van Cassatie van België

FUNDAMENTELE MENSENRECHTEN VAN BUITENLANDSE GEDETINEERDEN (FNPs)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA DEN HAAG

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Jaarverslag Jaarbeeld van het Nederlandse Nationaal Preventie Mechanisme

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980)

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

Adviesorgaan van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden)

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE

gezien de richtsnoeren van de Verenigde Naties voor de bescherming van van hun vrijheid

Aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Postbus EH Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

Geachte medeparticipanten in het NPM-netwerk,

Toezicht op menswaardige behandeling van gedetineerden in Europa

Commissies van toezicht bij de justitiële inrichtingen. Kader voor het maatschappelijk toezicht op de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen

Respect voor de fundamentele rechten van transgender personen

VRIJHEDEN EN VRIJHEIDSBENEMING. Mensenrechten van gedetineerden

Bijlage bij het rapport Fase I Studie Kwetsbare personen met specifieke opvangnoden. Synthese van de voornaamste vaststellingen.

Resolutie van het Europees Parlement van 15 december 2011 over de detentieomstandigheden in de EU (2011/2897(RSP))

EERBIEDIGING VAN DE GRONDRECHTEN IN DE UNIE

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1990 Nr. 96

Hof van Cassatie van België

Bijlagen. Commissie Vooronderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg

Analyse EHRM 9 juli 2013, Vinter e.a. v. het Verenigd Koninkrijk. Feiten

Art. 1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens

ECLI:NL:RBDHA:2016:15083

Het VN Verdrag inzake de Rechten van Personen met een handicap FOD Sociale Zekerheid Vereniging voor de Verenigde Naties 4 december 2013

TRACTATENBLAD VAN HET

Het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind

DE LEVENSLANGE GEVANGENISSTRAF IN HET LICHT VAN ARTIKEL 3 EVRM SONJA MEIJER, UNIVERSITAIR DOCENT STRAF(PROCES)RECHT

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Internering: POSITIENOTA

Datum Gemeentelijke opvang illegalen 1 juli 2014 Ons kenmerk 2014/0162/LK/LvdH/IS

Gezondheidszorgvisie DJI DJI

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Isolatie in penitentiaire inrichtingen

Detentie genormeerd a a

Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Vragen en Antwoorden

INHOUD. Inleiding Totstandkoming van het Verdrag Doorwerking van de rechten van het IVRPH... 5

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ADVIES Voorstel Besluiten zorg en dwang, verplichte ggz en forensische zorg

Als iemand lijdt, een isoleercel? Isolatie in vreemdelingendetentie Schadelijk en onnodig

Y.A.J.M. van Kuijck, waarnemend algemeen voorzitter

Toezegging AO migratie en Sociale zekerheid d.d.12 oktober 2006

EUROPEES PARLEMENT. Recht en Criminaliteit in cyberspace

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 15. Europees Sociaal Handvest, met Bijlage; Turijn, 18 oktober 1961

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 augustus 2016 (OR. en)

ingevolge artikel 12 Politiewet 2012 het OM is belast met het gezag over politie

Datum van inontvangstneming : 18/10/2016

Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken

Dual Use Recast Herziening Verordening 428/2009 MILAN GODIN

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar

32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Richtsnoeren voor het beleid van de EU ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. Begeleidend document bij het

Force-Feeding of Prisoners and Detainees on Hunger Strike

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

9337/16 rts/pau/as 1 DG D 2A

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

Juridische toelichting voor vrijstelling wegens buitenlands afstandsonderwijs

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 273

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

EUROPEES VERDRAG VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS

Kwetsbare minderheidsgroep

Inleiding. 1 Strafrecht

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

13585/17 WST/sht/bb DGD 2

Inhoud Aflevering 10-2 oktober Jaargang 16

Van gunsten naar rechten voor leerlingen met beperkingen. Het VN-Verdrag over de rechten van personen met een handicap en onderwijs

betreft: [klager] datum: 31 augustus 2016

RICHTSNOEREN VOOR EEN EU-BELEID TEN AANZIEN VAN DERDE LANDEN INZAKE FOLTERING EN ANDERE WREDE, ONMENSELIJKE OF ONTERENDE BEHANDELING OF BESTRAFFING

TOELICHTING EN ACHTERGRONDEN BIJ DE TOETSINGSCRITERIA VOOR CVT S GEVANGENISWEZEN

De rechten van de mens

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

SUPPORTED BY THE RIGHTS, EQUALITY AND CITIZENSHIP (REC) PROGRAMME OF THE EUROPEAN UNION

European Prison Rules Stand van zaken in de Belgische gevangenissen

Verslag van het seminar Uitdagingen bij de uitvoering van het Facultatief Protocol bij het VN-Verdrag tegen Foltering in Nederland

EVRM, minderjarigheid en ouderlijk gezag

9 Europese regelgevende agentschappen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

HOOFDSTUK 1 Het resocialisatiebeginsel in internationaal perspectief 1.1 Inleiding Resocialisatie is een veelgebruikt en zeker ook een veelzijdig begrip. Internationaalrechtelijk zijn er zowel bindende als niet-bindende instrumenten die uitdrukking geven aan het resocialisatiebeginsel in al zijn facetten. De instrumenten en regelgeving zullen allereerst in paragraaf 1.2 kort worden uiteengezet. Vervolgens zal in paragraaf 1.3 relevante jurisprudentie worden besproken waarmee invulling wordt gegeven aan de regelgeving. In paragraaf 1.4 zullen de heersende visies uit de internationale literatuur aan bod komen. 1.2 Regelgeving 1.2.1 De Verenigde Naties De Standard Minimum rules (Mandela rules) De Verenigde Naties hebben in 1955 de Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners (hierna: de SMR) opgesteld. 12 Tot die tijd bestond er geen regelgeving die specifiek betrekking had op gedetineerden. Met de SMR is beoogd de behandeling van gedetineerden en de organisatie van gevangenissen te stroomlijnen door het vastleggen van algemeen geaccepteerde beginselen en ervaringsregels. 13 Op 15 december 2015 is de herziene versie van de SMR unaniem aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN onder de naam de Nelson Mandela Rules 14 (hierna: de Mandela Rules). Regel 4 In regel 4 van de Mandela Rules wordt in algemene zin aandacht besteed aan het doel van straffen en aan de resocialisatie. De vrijheidsbenemende 12 Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners at Geneva in 1955. 13 SMR, preliminary observation 1. 14 htps://www.unodc.org/unodc/en/press/releases/2015/may/mandela-rules-passed-- standards-on-the-treatment-of-prisoners-enhanced-for-the-21st-century.html. 5

Resocialisatie van gedetineerden straf moet in het teken staan van de re-integratie van de gedetineerde in de samenleving zodat hij de wet kan gehoorzamen en zichzelf kan onderhouden. 15 In lid 2 van regel 4 wordt een opsomming gegeven van programma s, activiteiten en services die detentiecentra en betrokken instanties zouden moeten ( should ) aanbieden aan gedetineerden om re-integratie te bevorderen. Het kan daarbij gaan om het aanbieden van onderwijs, loopbaan oriëntatie, arbeidsmogelijkheden en andere vormen van (beschikbare en passende) hulp zoals educatieve, morele, spirituele, sociale, gezondheids- en sport-gerelateerde programma s, zolang deze de individuele behandeling van gedetineerden ten goede komen. 16 Regel 4 wordt verder ingevuld door de daaropvolgende regels 58, 63 en 64. Deze regels gelden voor alle personen die van hun vrijheid zijn beroofd, dus ook voor diegenen in voorarrest. 17 In regel 58 is een onderdeel van de resocialisatie vervat, namelijk het recht op communicatie met de familie en vrienden op regelmatige basis. Voorts moet ernaar worden gestreefd gedetineerden in een detentiecentrum te plaatsen dat het dichtst bij hun huis of de verblijfplaats van hun familie is gelegen. Ook het bijhouden van (belangrijk) nieuws en kranten is vastgelegd in de Mandela Rules: gedetineerden moeten op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in de wereld. 18 Aannemelijk is dat deze regel met het oog op de resocialisatie is opgesteld. Ook moet elke gedetineerde worden aangemoedigd gebruik te maken van de bibliotheek met daarin zowel recreatieve als non-recreatieve boeken. 19 Naast regel 4 zijn er in het tweede deel van de Mandela Rules, die enkel gelden voor gevangenen die al zijn veroordeeld, nadere regels opgesteld ten aanzien van de resocialisatie. 20 In guiding principle 88 21 wordt de resocialisatie expliciet genoemd: de behandeling van gedetineerden moet gericht zijn op hun terugkeer in de maatschappij. De wil om de wet te gehoorzamen en zichzelf te kunnen onderhouden zijn speerpunten van de behandeling: de behandeling zou het zelfrespect van de gedetineerden moeten aanwakkeren en hun verantwoordelijkheidsgevoel moeten ontwikkelen. 22 Om dit te bereiken wordt in regel 92 opgesomd welke programma s, activiteiten en services daarbij een rol kunnen spelen. Deze 15 Regel 4 van de MR, onder 1. 16 Regel 4 van de MR, onder 2. 17 Preliminairy observation 3 onder 1 van de MR. 18 Regel 63 van de MR. 19 Regel 64 van de MR. 20 Regel 87 e.v. van de MR. 21 Regel 88 van de MR. 22 Regel 91 van de MR. 6

HET RESOCIALISATIEBEGINSEL IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF opsomming lijkt op de voornoemde opsomming van regel 4 lid 2. Er is nog aan toegevoegd dat er moet worden gekeken naar de individuele behoeften van de gedetineerde en dat daarbij sociale, criminologe en psychologische factoren in aanmerking moeten worden genomen. Van deze informatie moet een persoonlijk dossier worden aangemaakt dat beschikbaar is voor het detentiepersoneel. 23 Regel 90 schrijft voor om ook ná de detentie begeleiding aan te bieden in het kader van de social rehabilitation. Hierbij zou bijvoorbeeld kunnen worden gedacht aan begeleiding door de reclassering. Soft law Ondanks dat de Mandela Rules vaak worden aangehaald in internationale en nationale uitspraken 24 betreffen de regels soft law. Zij zijn derhalve als zodanig niet bindend. 25 De Mandela Rules zijn echter van groot belang bij de interpretatie van internationale mensenrechteninstrumenten zoals de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (UVRM), het IVBPR en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing. 26 Het Internationale Verdrag voor Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) Het Internationale Verdrag voor Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR, ook wel BUPO-verdrag genoemd) is op initiatief van de VN ontstaan. Het is aangenomen door de Algemene Vergadering op 16 december 1966 en op 11 maart 1979 in werking getreden in Nederland 27. Het IVBPR is bindend voor de lidstaten. 28 In dit onderzoek zijn met name de artikelen 7 en 10 van het IVBPR interessant. Artikel 7 IVBPR In artikel 7 IVBPR is het folterverbod neergelegd. Het artikel is opgesteld met het doel de waardigheid en de fysieke en mentale integriteit van het individu te beschermen. 29 De staat moet zich daarbij onthouden van foltering en ervoor zorgen middels wetgeving en andere middelen dat 23 Regel 92 van de MR. 24 Abels, p. 78. 25 Abels, p. 66. 26 Van Zyl Smith and Snacken, Principles of European Prison Law and Policy, p. 7-8. 27 Trb. 1978, 177. 28 Artikel 2 IVBPR. 29 VN Mensenrechtencomité, General Comment No. 20(7), article 7, 10 maart 1992, par. 2 7

Resocialisatie van gedetineerden het individu ook daadwerkelijk wordt beschermd. Het bevat derhalve een negatieve verplichting voor de lidstaten. Het verbod kent geen uitzonderingen of beperkingen. Het is derhalve een absoluut recht. 30 Nadere invullingen worden noch door het Verdrag, noch door de Commissie gegeven. Bij het beoordelen of er sprake is van een verbodssituatie volgens art. 7 IVBPR moet worden gekeken naar de aard, het doel en de ernst van de behandeling. 31 Het hoeft hierbij niet te gaan om fysieke pijn, het kan ook gaan om mentaal lijden. 32 In de general comment wordt in verschillende paragrafen de nadruk gelegd op het belang van bescherming van individu tijdens de detentiesituatie. 33 Het is dan ook van belang dat de Staat zich voldoende inspant om het individu te blijven beschermen tijdens de detentie. Artikel 10 IVBPR Artikel 10 IVBPR is van belang omdat dit artikel specifiek ziet op de detentiesituatie. In lid 1 van artikel 10 IVBPR is vervat dat diegenen die beroofd zijn van hun vrijheid moeten worden behandeld op een menswaardige manier. De lidstaten hebben de positieve verplichting om te zorgen voor deze menswaardige en humane behandeling. Het artikel is hiermee een aanvulling op artikel 7 IVBPR. Daarnaast genieten gedetineerden alle in het Verdrag vervatte rechten, behalve rechten waarbij een beperking onvermijdelijk is gezien het karakter van de vrijheidsbeneming. 34 In lid 3 van artikel 10 IVBPR wordt aandacht besteed aan de resocialisatie van gedetineerden, immers wordt voorgeschreven dat de inrichting van de detentie gericht dient te zijn op their reformation and social rehabilitation. Het penitentiair systeem van de lidstaten dient niet (enkel) gericht te zijn op vergelding, maar zal ook voor een belangrijk deel de reformation and social rehabilitation van de gedetineerde moeten nastreven. De invulling van de weinig gespecificeerde begrippen reformation and social rehabilitation is aan de lidstaten zelf, zij worden daarin vrijgelaten. Van belang is wel dat de in artikel 10 lid 1 IVBPR omschreven humane behandeling en respect voor de menselijke waardigheid essentiële 30 VN Mensenrechtencomité, General Comment No. 20(7), article 7, 10 maart 1992, par. 3. 31 VN Mensenrechtencomité, General Comment No. 20(7), article 7, 10 maart 1992, par. 4. 32 VN Mensenrechtencomité, General Comment No. 20(7), article 7, 10 maart 1992, par. 5. 33 Inter alia, paragraaf 6, 7, 10, 11. 34 VN Mensenrechtencomité, General Comment No. 21(44), article 10, 13 maart 1992, par. 3. 8

HET RESOCIALISATIEBEGINSEL IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF onderdelen zijn van een succesvolle social rehabilitation. 35 Hieruit blijkt ook de samenhang tussen een humane en menswaardige behandeling en de resocialisatie. Het VN Mensenrechtencomité (HRC) Toezicht op het IVBPR geschiedt middels het VN Mensenrechtencomité (Human Rights Committee) waarin afgevaardigden van de lidstaten plaatsnemen. 36 De lidstaten hebben de verplichting verslag uit te brengen aan het comité over de nationale uitvoering van het verdrag. 37, 38 Het comité bekijkt de ingekomen rapporten en stelt vervolgens een concluding opinion op, waarin eventuele verbeterpunten en aanbevelingen worden benoemd. Deze concluding opinion wordt aan de lidstaat aangeboden. 39 Naast de toezichthoudende taak van het comité stelt het comité eveneens de zogeheten General comments op, waarin zij de verdragsbepalingen interpreteert en uitlegt. Daarnaast heeft het comité de bevoegdheid om haar oordeel uit te brengen over eventuele schendingen van het verdrag. 40 Individuen kunnen met hun klacht naar het comité stappen. 41 Het comité bestudeert de zaak en brengt haar overwegingen uit aan de lidstaat en aan de klager. 42 Het Subcomité ter Preventie van Foltering (SPT) In navolging van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (CAT), 43 dat in 1987 in werking trad, is op 22 juni 2006 het Facultatieve Protocol bij het Folteringsverdrag in werking getreden. 44 Het doel van het Facultatieve Procotol is het voorkomen van foltering en onmenselijke behandelingen van gedetineerden door 35 M. Nowak, U.N. Convenant on Civil and Political Rights CCPR Commentary, Kehl am Rein: Engel Publisher 2005, p. 253 en 254. 36 Artikel 28 IVBPR. 37 Artikel 40 lid 1 IVBPR. 38 Zie ook de General Comment No. 21(44), article 10 van het comité van 13 maart 1992, par. 10/11, waarin het comité de lidstaten verzoek om informatie te geven omtrent de nationale resocialisatiemaatregelen die er genomen worden en de structuur van het nationale penitentiaire systeem. Hier wordt later dieper op ingegaan. 39 Artikel 40 lid 2-5 IVBPR. 40 Facultatieve protocol bij het IVBPR, preambule. 41 Facultatieve protocol bij het IVBPR, artikel 1. 42 Facultatieve protocol bij het IVBPR, artikel 5 lid 4. 43 Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, New York, 10 december 1984, GA Res 39/46 van 10 december 1984, 39 UN GAOR Supp (No 51) 197, UN Doc A/39/51 (1984). 44 Optional Protocol to the Convention against Torture and other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment, Adopted on 18 December 2002 at the fifty-seventh session of the General Assembly of the United Nations by resolution A/ RES/57/199, entered into force on 22 June 2006 (OPCAT). 9

Resocialisatie van gedetineerden een nieuw beschermingsmechanisme te introduceren: 45 het Subcomité ter preventie van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing 46 (hierna: het Subcomité). Het Subcomité brengt bezoeken aan detentiecentra in de lidstaten en brengt naar aanleiding van het bezoek aanbevelingen uit aan de desbetreffende lidstaat. Daarnaast is in het Facultatieve Protocol opgenomen dat de lidstaten één of meer onafhankelijke nationale preventiemechanismen moeten oprichten ter voorkoming van foltering op nationaal niveau. 47 Het Subcomité kan de lidstaten adviseren en assisteren bij de oprichting van het nationale preventiemechanisme en contact daarmee onderhouden. 48 In Nederland is in 2011 aan de verplichting voldaan door het aanwijzen van enkele instanties die het Nationaal Preventie Mechanisme (NPM) vormen. 49 1.2.2 De Raad van Europa Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) De lidstaten van de na de Tweede Wereldoorlog opgerichte Raad van Europa, die het beschermen van mensenrechten hoog in het vaandel had staan, stelden in 1950 het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) op, in navolging van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties. 5051 Het resocialisatiebeginsel kent geen expliciete codificatie in het EVRM. Desondanks zijn de artikelen 3, 5 en 8 EVRM van belang bij de bespreking van het resocialisatiebeginsel. Echter, het verdrag ziet niet specifiek op de detentiesituatie en pas na het bekende Golder-arrest 52 53, 54 werd de inherent limitations -leer verworpen. 45 Facultatieve protocol bij het Folteringsverdrag (OPCAT), preambule. 46 Facultatieve protocol bij het Folteringsverdrag (OPCAT), artikel 2. 47 Facultatieve protocol, artikel 17. 48 Facultatieve protocol, artikel 11 sub b onder i-iii. 49 Inspectie voor Veiligheid en Justitie, https://www.ivenj.nl/onderwerpen/sanctietoepassing_en_jeugd/national_preventive_mechanism_(npm)/. 50 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms) 4 november 1950 CETS 005. 51 Van Zyl Smith and Snacken, p. 9. 52 EHRM Golder tegen het Verenigd Koninkrijk, par. 52. 53 Tot vóór de Golder-zaak goldt de inherent-limitations doctrine. De inherentlimitations doctrine gaat ervanuit dat de vrijheidsbeneming automatisch tot gevolg heeft dat bepaalde rechten worden beperkt. Gedetineerden genoten daardoor geen bescherming onder het EVRM. Het Golder-arrest heeft ervoor gezorgd dat alle in het EVRM vervatte rechten net zo goed van toepassing zijn op gedetineerden. Er mogen derhalve alleen restricties op komen als er voldaan wordt aan de beperkingsclausules die eveneens gelden bij personen die niet van hun vrijheid zijn beroofd. 54 Van Zyl Smith and Snacken, p. 11 10

HET RESOCIALISATIEBEGINSEL IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF Golder Klager Golder werd tijdens zijn detentie verboden te corresponderen met zijn raadsman. Het Hof concludeerde dat er sprake was van een schending van artikel 8 EVRM. Er werd immers niet voldaan aan de strikte beperkingsclausule van artikel 8 lid 2 EVRM en ruimte voor inherente beperkingen op het beginsel werd door het Hof niet erkend. Hierdoor heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) vooral pas in de laatste vijftien tot twintig jaar interessante uitspraken omtrent de detentiesituatie gewezen. Doordat er bij de toetsing van de detentieomstandigheden aansluiting kan worden gezocht bij de reeds bestaande artikelen van het EVRM heeft zich een verbetering van de rechten van gedetineerden voorgedaan. 55 Artikel 3 EVRM Artikel 3 van het EVRM behelst het verbod op foltering en onmenselijke behandeling en is vergelijkbaar met artikel 7 IVBPR. Artikel 3 EVRM bepaalt: No one shall be subjected to torture or to inhuman or degrading treatment or punishment. Het EHRM heeft al in 1978 bepaald dat de detentiesituatie onder bepaalde omstandigheden een schending van artikel 3 EVRM kan opleveren. 56 Uit meer recente jurisprudentie is af te leiden dat artikel 3 EVRM ook geschonden kan zijn wanneer er geen mogelijkheid tot rehabilitation is geweest voor gedetineerden, in het bijzonder voor levenslang gestraften. 57 Artikel 5 EVRM Ook artikel 5 van het EVRM is van belang bij de bespreking van het resocialisatiebegrip. In het bijzonder gaat het om lid 1 sub a, waarin is vervat: Everyone has the right to liberty and security of person. No one shall be deprived of his liberty save in the following cases and in accordance with a procedure prescribed by law: (a) the lawful detention of a person after conviction by a competent court. 55 Abels, p. 82 56 EHRM Campbell en Fell tegen Verenigd Koninkrijk. 57 EHRM Murray tegen Nederland, par. 101-110, EHRM Vinter e.a. tegen het Verenigd Koninkrijk, par. 112, 119-122. Zie ook paragraaf 2.2. 11

Resocialisatie van gedetineerden In het licht van het resocialisatiebeginsel kan van een schending van artikel 5 EVRM worden gesproken wanneer er sprake is van een` willekeurige detentie. 58 Er is niet alleen sprake van willekeur wanneer de nationale wettelijke regels bij de vrijheidsbeneming niet zijn nageleefd, maar ook wanneer elk verband ontbreekt tussen de reden voor de detentie en de omstandigheden waaronder de detentie feitelijk plaatsvindt. 59 Hierbij kan worden gedacht aan de situatie waarin een persoon wordt vastgehouden ter bescherming van de maatschappij omdat hij gevaarlijk wordt geacht, maar er vervolgens geen (resocialisatie)programma s worden ingezet om het gedrag van de gedetineerde te verbeteren en zijn veiligheidsrisico voor de samenleving in te perken. 60 Artikel 8 EVRM Artikel 8 van het EVRM behelst het recht op respect voor privéleven en familie, het huisrecht en het correspondentierecht. Beperking van voornoemde rechten door de overheid kan rechtmatig zijn, indien deze beperking bij wet is voorzien, noodzakelijk is in een democratische samenleving en in het belang van één van de in artikel 8 lid 2 EVRM genoemde doelstellingen. 61 Het recht op familieleven bevat volgens het EHRM het recht voor ouders en kinderen om elkaar te zien en om contact met elkaar te onderhouden. 62 Dit contact tijdens de detentie is essentieel voor de resocialisatie van gedetineerden. 63, 64 Daarbij zijn bezoeken het meest doeltreffend voor het rehabilitatie-proces. 65 De staat heeft de positieve verplichting om dit contact mogelijk te maken. 66 58 S. Meijer, De opmars en evolutie van het resocialisatiebegrip, DD 2015/65, p. 694. 59 S. Meijer, p. 695. 60 Een voorbeeld is de zaak bij het Europees Hof van James Wells en Lee tegen het Verenigd Koninkrijk. Zij zouden een risico vormen maar tegelijkertijd werd dat risico tijdens de detentie niet getracht te verminderen door bijvoorbeeld het aanbieden van resocialisatieprogramma s. Zie hierover ook par. 3.2. 61 Artikel 8 lid 2 EVRM. 62 EHRM McMichael tegen Verenigd Koninkrijk, par. 86. 63 Het concept van de drie W s (wonen, werk, wijf) is hierbij van belang. Dit concept, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de aanwezigheid bij een ex-gedetineerde van de drie W s hem of haar zal weerhouden van criminele activiteiten is al een lange tijd geaccepteerd bij de reclassering en in de criminologie. E. Kolthoff, Basisboek criminologie, Den Haag: Boom Lemma uitgevers 2011, p. 134 64 M. Boone, Selective rehabilitation, in: M. Boone en Martin Morings (eds.), Dutch Prisons, Boom Juridische uitgevers, Den Haag 2007, p. 236 65 Van Zyl Smit en Snacken, p. 235. 66 EHRM Hokkanen tegen Finland, par. 55. 12

HET RESOCIALISATIEBEGINSEL IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF 1.2.3 De Europese Gevangenisregels 2006 Om de toepassing van de SMR te bevorderen op Europees niveau 67 werden door de Raad van Europa in 1973 de European Standard Minimum Rules 68 (ESMR) aangenomen. De ESMR zijn herzien in 1987 69 en dragen sindsdien de naam European Prison Rules (EPR). In 2006 heeft er opnieuw een herziening plaatsgevonden, waarbij de jurisprudentie van het EHRM en de visies van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) in acht zijn genomen. 70 Gezien het feit dat het EHRM regelmatig verwijst naar de EPR in zijn uitspraken genieten de EPR op deze manier enigszins de status van bindende regelgeving de EPR zijn op zichzelf niet bindend. 71 Regelgeving Regel 6 van de European Prison Rules stelt dat de detentie zo veel mogelijk in het teken moet staan van de re-integratie in de maatschappij. Regel 102.1 van de EPR voegt daaraan toe dat het detentieregime zo moet worden ingericht dat het de gedetineerde de mogelijkheid geeft een verantwoordelijk en criminaliteit-vrij leven te leiden. Ook moet het destructieve karakter van de gevangenisstraf zo veel mogelijk worden beperkt. 72 In regel 103.2 EPR is vervolgens vervat dat een persoonlijk detentieplan moet worden opgesteld met het oog op de resocialisatie. De gedetineerden moeten daarbij worden aangemoedigd te helpen bij het opstellen van dit plan, 73 waarbij factoren als werk, onderwijs en de voorbereiding op de terugkeer in de samenleving moeten worden meegenomen, alsmede sociale werkzaamheden en geneeskundige behandelingen. Hierbij verdient het detentieplan van langgestraften en levenslang gestraften extra aandacht. 74 67 Abels, p. 85. 68 Resolutie (73) 5 voor de Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners. 69 Raad van Europa, Recommendation (87)3, on the European Prison Rules, adopted by the Committee of Ministers on 12 february 1987 at the 404th meeting of the Ministes Deputies. 70 Abels, p. 86, Van Zyl Smith en Snacken, p. 36. 71 G. De Jonge, De Europese gevangenisregels zijn vernieuwd. De rechtskracht ervan blijft echter gering, Tijdschrift Sancties, afl. 6, 2006, p. 351. 72 Recommendation (2003)23 van de Committee of Ministers to Member States on the Management by Prison Administrations of Life sentences and other long term Prisoners, adopted by the committee of ministers on 24 september 2003, par. 2, European Prison Rules regel 102.2. 73 Europese Gevangenisregels, regel 103.3. 74 Europese Gevangenisregels, regel 103.4-103.8. 13

Resocialisatie van gedetineerden De detentiecentra moeten voorts werk 75 en educatie 76 aanbieden en de gedetineerden ook aanmoedigen daaraan deel te nemen. Ook moeten er ruim vóór de invrijheidsstelling resocialisatieprogramma s worden aangeboden die de overgang van het gevangenisleven naar het leven in de maatschappij vergemakkelijken. Hierbij kan worden gedacht aan programma s die zien op voorwaardelijke invrijheidsstelling of het verlenen van verlof. 77 1.2.4 Het Europees Comité (CPT) Het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) is het Europese 78 equivalent van het hiervoor besproken Subcomité van de Verenigde Naties. De Raad van Europa heeft het comité opgericht middels het Europese Verdrag voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing. 79, 80 Het comité onderzoekt aan de hand van bezoeken aan plaatsen waar mensen van hun vrijheid zijn beroofd hun detentiesituatie. Het comité heeft daarbij onbeperkt toegang tot dergelijke plaatsen zoals detentiecentra, politiebureaus, psychiatrische ziekenhuizen en jeugdinstellingen. 81 Er wordt vervolgens een rapport opgesteld waarna het comité kan overleggen met de lidstaat om zo aanbevelingen te doen voor verbeteringen van de bescherming van de personen die van hun vrijheid zijn beroofd. 82 Wanneer een lidstaat niet wil meewerken aan het overleg kan het comité een openbare verklaring afleggen over de lidstaat. 83 Ook stelt het comité jaarlijks een General Report op over de onderzoeken die het verricht heeft in het afgelopen jaar. Meestal bevatten de 75 Europese Gevangenisregels, regel 105.1. 76 Europese Gevangenisregels, regel 106.1 en 106.2. 77 Europese Gevangenisregels, regel 107.1-107.3. 78 In de zin van: Raad van Europa. 79 Europese Verdrag voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing, 26 november 1987 CETS 126. In werking op 1 februari 1989. 80 Ten aanzien van de oprichting van het comité: zie artikel 1 van het Europese Verdrag voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing. 81 Europees Verdrag voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing, artikel 2, zie ook: http://www.cpt.coe.int/. 82 Europees Verdrag voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing artikel 10 lid 1. 83 Europees Verdrag voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing artikel 10 lid 2. 14

HET RESOCIALISATIEBEGINSEL IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF rapporten ook opmerkingen over aanbevolen werkwijzen met betrekking tot detentiefaciliteiten, alsmede omschrijvingen van volgens het comité onacceptabele praktijken. Deze praktijken zouden dan blijk geven van of uitgroeien tot foltering of een inhumaan of mensonterende behandeling. 84 Het comité heeft eigen standaarden opgesteld, gebaseerd op de praktijk, die zien op de behandeling van gedetineerden en de inrichting van detentiecentra. 85 Deze standaarden hebben niet de status van juridische uitspraken en zijn constant in ontwikkeling. 86 1.3 Rechtspraak 1.3.1 Het VN Mensenrechtencomité (HRC) In verschillende zaken bij het VN Mensenrechtencomité zijn artikel 7 en artikel 10 van het IVBPR aan bod gekomen. Mogelijkheid van vervroegde invrijheidsstelling In de zaak bij het comité van klagers Blessington en Elliot heeft Australië artikel 10 lid 3 van het verdrag geschonden. 87 Artikel 10 lid 3 IVBPR vereist dat het penitentiaire systeem grotendeels gericht moet zijn op reformatie en sociale rehabilitatie maar klagers hebben een levenslange straf opgelegd gekregen zonder dat een vervroegde invrijheidsstelling een reële mogelijkheid is. 88, 89 Opvallend in deze zaak is dat de twee (minderjarige) klagers volop gebruik konden maken van penitentiaire programma s gericht op persoonlijke ontwikkeling en re-integratie. 90 Ondanks dat er in de zaken van klagers een hoge drempel voor vrijlating bestaat, is de behandeling van de gedetineerden nog steeds grotendeels gericht op hun reformatie en rehabilitatie, zo stelt Australië. 91 84 Van Zyl Smit en Snacken, p. 15. 85 CPT Standards, Substantive sections of the CPT s General Reports, CPT/Inf/E (2002) 1 - Rev. 2015 (Engelstalige versie), te raadplegen via: http://www.cpt.coe.int/ en/documents/eng-standards.pdf. 86 Van Zyl Smit en Snacken, p. 15. 87 VN Mensenrechtencomité, communication nr. 1968/2010 (Blessington and Elliot/ Australia), 22 oktober 2014. 88 VN Mensenrechtencomité, communication nr. 1968/2010 (Blessington and Elliot/ Australia), par. 3.4. 89 Klagers komen pas na een lange periode in detentie in aanmerking voor het aanvragen van voorwaardelijke invrijheidsstelling en er zijn zeer strikte voorwaarden aan verbonden. 90 VN Mensenrechtencomité, communication nr. 1968/2010 (Blessington and Elliot/ Australia), par. 4.16. 91 VN Mensenrechtencomité, communication nr. 1968/2010 (Blessington and Elliot/ 15