5113/03 rb 1 DG C II



Vergelijkbare documenten
EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT PE-CONS 3659/1/01 REV 1

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

6986/01 CS/vj DG H I NL

Toelichting aanvraagformulier vervallenverklaring Gemeenschapsmerk

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 augustus 2005 (02.09) (OR. fr) 11843/05 FISC 96

Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van , blz. 534), gewijzigd bij:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 februari 2002 (28.02) (OR. fr) 6693/02 Interinstitutioneel dossier: 2000/0077 (COD) ECO 62 CODEC 257

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2001) 600 def.

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

Convergentie Veelgestelde vragen over de gemeenschappelijke praktijk CP 3. Onderscheidend vermogen beeldmerken met beschrijvende/niet-onderscheidende

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 september 2001 (06.09) (OR. fr) 11580/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0186 (COD)

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2017 (OR. en)

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2002 Nr Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2004 (05.11) (OR. en) 14028/04 EUROPOL 50 JAI 409

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 16 november 2007 (16.11) (OR. en) 15314/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0244 (CNS) LIMITE AGRILEG 171

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2009) 283 definitief.

11558/02 jv 1 DG G I

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 september 2007 (17.09) (OR. en) 12907/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0181 (CNS)

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 9 januari 2019 (OR. en) XT 21105/1/18 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2018/0427 (NLE) BXT 124

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 mei 2003 (11.06) (OR. fr) 9701/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0308 (CNS) PI 50

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 april 2005 (07.04) (OR. fr) 7843/05 FISC 38

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

11562/08 CS/lg DG H 1 A

Europese feestdagen 2017

Europese feestdagen 2019

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 september 2004 (22.09) (OR. en) 12294/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0252 (COD) LIMITE

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Europese feestdagen 2018

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 maart 2002 (13.03) (OR. fr) 7122/02 Interinstitutioneel dossier: 2002/0056 (ACC) PECOS 68 PECHE 61

13585/17 WST/sht/bb DGD 2

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Openbare raadpleging over de mogelijke herziening van Verordening (EG) nr. 764/2008 (de verordening wederzijdse erkenning)

Voor de delegaties gaat hierbij de ontwerp-verordening zoals deze er na de vergadering van de Groep visa van 20 februari 2003 uitziet.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité

Raad van de Europese Unie Brussel, 4 augustus 2017 (OR. en)

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 20 januari 2009 (21.01) (OR. en) 5524/09 SOC 25 COMPET 25

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en)

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

6325/03 md 1 DG C II

Toelichting omzettingsformulier

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 juli 2006 (27.07) (OR. en) 12036/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0121 (AVC)

Toelichting oppositieformulier

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018.

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 16 december 1999 (22.12) (OR. f) 14156/99 LIMITE FISC 265

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 augustus 2016 (OR. en)

UITVOERINGSMAATREGELEN VOOR DE GEDRAGSCODE VOOR DE LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT INZAKE FINANCIËLE BELANGEN EN BELANGENCONFLICTEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 8 november 2000 (OR. fr) 12741/00 LIMITE SCH-EVAL 65 COMIX 754

Publicatieblad van de Europese Unie L 170/7

14899/09 HD/mm DG H 2 A

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 april 2012 (OR. en) 8179/12 Inte rinstitutioneel dossier: 2012/0014 (NLE) AVIATION 55 RELEX 282 MACAO 4 OC 175

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

13581/17 WST/sht/bb DGD 2

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Toelichting beroepsformulier

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND,

RICHTLIJNEN VOOR ONDERZOEK IN HET BUREAU VOOR HARMONISATIE BINNEN DE INTERNE MARKT (MERKEN, TEKENINGEN EN MODELLEN) BETREFFENDE GEMEENSCHAPSMERKEN

7566/17 eer/gys/sl 1 DGG 3B

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 januari 2011 (26.01) (OR. en) 5622/11 ENV 44

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 maart 2002 (18.03) (OR. fr) 7244/02. Interinstitutioneel dossier: 2002/0068 (ACC) LIMITE UD 17

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

BIJLAGE. bij. Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) XT 21106/18. Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (NLE) BXT 125

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 juni 2017 (OR. en)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 juli 2003 (08.07) (OR. fr) 11193/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0142 (CNB) ECOFIN 206 UEM 120

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Besluit van 21 maart 1997 betreffende toegang van het publiek tot documenten van het Europees Milieuagentschap (97/C 282/04)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

Voorstel voor een. VERORDENING (EG) nr. /.. VAN DE COMMISSIE van [ ]

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

BIJLAGEN. bij het. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad. betreffende het Europees burgerinitiatief

15201/17 gar/oms/dp 1 DG D 2A

Transcriptie:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 8 januari 2003 (09.01) (OR. fr) 5113/03 PI 3 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Sylvain BISARRE, directeur, namens de secretaris-generaal van de Europese Commissie ingekomen: 30 december 2002 aan: de heer vier SOLANA, secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger Betreft: Mededeling van de Commissie aan de Raad: Onderzoek naar de werking van de wijze van vertegenwoordiging zoals vastgesteld in artikel 89 van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2002) 766 def. Bijlage: COM(2002) 766 def. 5113/03 rb 1 DG C II NL

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 27.12.2002 COM(2002) 766 definitief. MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD ONDERZOEK NAAR DE WERKING VAN DE WIJZE VAN VERTEGENWOORDIGING ZOALS VASTGESTELD IN ARTIKEL 89 VAN VERORDENING (EG) NR. 40/94 VAN DE RAAD VAN 20 DECEMBER 1993 INZAKE HET GEMEENSCHAPSMERK

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD ONDERZOEK NAAR DE WERKING VAN DE WIJZE VAN VERTEGENWOORDIGING ZOALS VASTGESTELD IN ARTIKEL 89 VAN VERORDENING (EG) NR. 40/94 VAN DE RAAD VAN 20 DECEMBER 1993 INZAKE HET GEMEENSCHAPSMERK INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding... 4 2. Algemeen overzicht van het systeem van beroepsmatige vertegenwoordiging voor het BHIM... 5 2.1 Categorieën erkende gemachtigden... 5 2.2 Ontheffing verleend door de voorzitter van het Bureau... 6 2.3 Doorhaling van inschrijvingen op de lijst... 7 2.4 Opschorting... 7 3. Problemen in verband met de plaats van vestiging van erkende gemachtigden... 7 3.1 Conclusie... 9 4. Beroepsexamen... 9 4.1 Conclusie... 11 5. Gedragscode... 11 5.1 Conclusie... 13 6. Slotconclusie... 13 BIJLAGE 1: Reacties op de vragenlijst... 14 BIJLAGE 2: Lijst van erkende gemachtigden naar nationaliteit... 15 BIJLAGE 3: Overzicht van de diverse nationale regelingen... 16 3

1. INLEIDING Op 20 december 1993 heeft de Raad van de Europese Unie de verordening inzake het Gemeenschapsmerk 1 (hierna: de verordening) goedgekeurd. In een verklaring van de Europese Commissie bij de goedkeuring van de verordening 2 heeft de Commissie zich verplicht na een periode van drie jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het Bureau begonnen is de indiening van aanvragen te aanvaarden (nl. april 1999), een onderzoek naar de in artikel 89 van de verordening vastgestelde wijze van beroepsmatige vertegenwoordiging voor het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (hierna: het BHIM of het Bureau) in te stellen en, in voorkomend geval, enige wijzigingen van deze regeling voor te stellen. Deze mededeling is bedoeld om de Raad inzicht te geven in de huidige situatie ten aanzien van het systeem van beroepsmatige vertegenwoordiging en oplossingen voor te stellen om de problemen op te lossen die aan het licht zijn gekomen sinds het Bureau in 1996 is begonnen te functioneren. Om de werking van de huidige regeling en de noodzaak van mogelijke wijzigingen te beoordelen heeft de Commissie in juni 1999 de lidstaten en internationale niet-gouvernementele instanties waarmee het BHIM samenwerkt, uitgenodigd commentaar te geven op de werking van het systeem. Om de belanghebbenden bij deze taak te helpen heeft de Commissie een vragenlijst voorgelegd (bijlage 1). De Commissie heeft antwoorden ontvangen van de lidstaten België, Denemarken, Ierland, Griekenland, Italië, Oostenrijk, Finland en Zweden en van de volgende niet-gouvernementele instanties waarmee het BHIM samenwerkt: AIM, AIPPI, CNIPA, ECTA, EFPIA, FICPI, INTA, MARQUES en UNION. In totaal heeft de Commissie een antwoord ontvangen op 17 van de 30 verzonden raadplegingsbrieven. Na deze raadpleging heeft de Commissie een ontmoeting met de belanghebbenden, de lidstaten en de niet-gouvernementele instanties georganiseerd, waaraan ook de dienst voor beroepsmatige vertegenwoordiging van het BHIM heeft deelgenomen. Na deze raadplegingen heeft de Commissie in overleg met het BHIM drie onderwerpen vastgesteld die nader onder de loep moesten worden genomen: problemen in verband met de wijziging van de plaats van vestiging van erkende gemachtigden; een beroepsexamen voor de inschrijving op de lijst van erkende gemachtigden; 1 2 Verordening (EG) nr. 40/94 van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PB L 11 van 14.1.1994, blz.1. De Commissie verklaart voornemens te zijn om na een periode van drie jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het Bureau begonnen is de indiening van aanvragen te aanvaarden, een onderzoek in te stellen naar de werking van de in artikel 89 vastgestelde wijze van vertegenwoordiging en, in voorkomend geval, aan de Raad een passend voorstel voor te leggen dat ertoe kan strekken dat bij het Bureau een beroepsexamen wordt ingesteld met het oog op de opneming op de lijst van erkende gemachtigden. 4

een geharmoniseerde gedragscode voor erkende gemachtigden. De conclusies van de Commissie over deze onderwerpen zijn opgenomen in de onderstaande punten 3 tot en met 6; punt 2 bevat een algemene inleiding op het systeem van vertegenwoordiging. 2. ALGEMEEN OVERZICHT VAN HET SYSTEEM VAN BEROEPSMATIGE VERTEGENWOORDIGING VOOR HET BHIM De verordening inzake het Gemeenschapsmerk verplicht natuurlijke en rechtspersonen die in de Gemeenschap geen woonplaats, zetel noch werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben, zich in alle procedures voor het Bureau, met uitzondering van de indiening van een aanvraag om een Gemeenschapsmerk, te doen vertegenwoordigen door een erkende gemachtigde, namelijk een advocaat of een persoon die op de door het Bureau bijgehouden lijst van erkende gemachtigden ingeschreven staat. Natuurlijke en rechtspersonen die in de Gemeenschap een woonplaats, zetel of werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben hoeven geen erkende gemachtigde aan te wijzen. Indien zij daar echter zelf voor kiezen, moeten zij voldoen aan de eisen die voor de benoeming van gemachtigden en machtigingen gelden. 3 2.1 Categorieën erkende gemachtigden Volgens artikel 89, lid 1, van de verordening zijn er twee categorieën erkende gemachtigden: advocaten die bevoegd zijn voor de nationale centrale dienst cliënten te vertegenwoordigen en binnen de Europese Unie kantoor houden 4 ; erkende gemachtigden die op de door het Bureau bijgehouden lijst ingeschreven staan. Momenteel bevat de lijst van het Bureau 5881 erkende gemachtigden 5 (bijlage 2). Een persoon die op de door het BHIM bijgehouden lijst van erkende gemachtigden wil worden ingeschreven moet aan diverse eisen voldoen: hij moet de nationaliteit van een van de lidstaten bezitten; 3 4 5 Guidelines Concerning Proceedings before the Office for Harmonization in the Internal Market (Trade Marks and Designs). Part A, Section 5, Paragraph 1 "Introduction - The principle of representation". Volgens de tweede paragraaf van mededeling nr. 2/99 van de voorzitter van het Bureau van 7 mei 1999 over beroepsmatige vertegenwoordiging wordt in alle lidstaten van de EU aan deze eis voldaan. Zie voor meer informatie de "CTM Agent"-databank van het Bureau, waarin de adresgegevens van de erkende gemachtigden voor het BHIM die op de lijst zijn ingeschreven kunnen worden gevonden. Deze databank is gratis toegankelijk via: http://www.oami.eu.int/search/agent/la/en_agents_search.cfm 5

zijn kantoor of de plaats waar hij werkt moet zich binnen de Gemeenschap bevinden; hij moet bevoegd zijn op het gebied van merken derden te vertegenwoordigen voor de centrale dienst voor de industriële eigendom 6 van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij zijn beroep uitoefent of werkt. De situatie ten aanzien van de laatste eis verschilt per lidstaat. Er zijn vier soorten regelingen: a) lidstaten waarin geen erkende gemachtigden bevoegd zijn cliënten voor de centrale dienst voor de industriële eigendom te vertegenwoordigen (Griekenland). Voor de Griekse nationale centrale dienst, en dus ook voor het BHIM, mogen cliënten uitsluitend door advocaten worden vertegenwoordigd; b) lidstaten waarin de bevoegdheid om cliënten voor de centrale dienst voor de industriële eigendom op het gebied van merken te vertegenwoordigen afhankelijk gesteld is van bijzondere beroepsbekwaamheid (Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Portugal en Spanje). Gemachtigden die voor deze centrale diensten bevoegd zijn hoeven niet aan nadere voorwaarden te voldoen om op de lijst van gemachtigden van het BHIM te worden ingeschreven; c) lidstaten waarin geen eisen gelden om cliënten te mogen vertegenwoordigen (België, Denemarken, Finland en Zweden). Uitsluitend personen die ten minste gedurende vijf jaar regelmatig als gemachtigde op het gebied van merken bij de centrale dienst voor de industriële eigendom van deze lidstaten zijn opgetreden komen in aanmerking om op de lijst van het BHIM te worden ingeschreven; d) lidstaten waarin geen eisen gelden om cliënten te mogen vertegenwoordigen maar die wel bijzondere beroepsbekwaamheid erkennen (Luxemburg, Nederland en het Verenigd Koninkrijk). De wijze waarop de personen die als gemachtigde op het gebied van merken zijn opgetreden bij de centrale dienst voor de industriële eigendom van die lidstaten op de lijst van het BHIM kunnen worden ingeschreven hangt ervan af of zij over erkende bijzondere beroepsbekwaamheid beschikken. Indien zij hierover beschikken hoeven zij, als onder b), niet aan nadere voorwaarden voldoen. Beschikken zij hier niet over, dan geldt, als onder c), de regel dat zij gedurende vijf jaar als gemachtigde moeten zijn opgetreden. In bijlage 3 is een overzicht van de diverse nationale regelingen opgenomen. 2.2 Ontheffing verleend door de voorzitter van het Bureau De voorzitter van het Bureau kan krachtens artikel 89, lid 4, van de verordening ontheffing verlenen van de algemene regels voor de vertegenwoordiging ten aanzien van de volgende eisen: 6 Iedere verwijzing naar een nationale centrale dienst in het kader van deze mededeling omvat tevens het Benelux-Merkenbureau (Benelux Trademarks Office (BTO)). 6

de eis betreffende de nationaliteit; de eis ten minste vijf jaar regelmatig te zijn opgetreden (zie hierboven), mits de verzoeker het bewijs levert dat hij de vereiste bekwaamheid op een andere wijze heeft verworven. Totnogtoe zijn 14 verzoeken om ontheffing van de verplichting ten aanzien van de nationaliteit gehonoreerd. Van personen die niet ten minste gedurende vijf jaar regelmatig op het gebied van merken zijn opgetreden zijn totnogtoe 12 verzoeken om ontheffing gehonoreerd en 19 verzoeken afgewezen. 2.3 Doorhaling van inschrijvingen op de lijst Regel 78 van de verordening van de Commissie tot uitvoering van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk stelt de voorwaarden vast waaronder de inschrijving van een persoon op de lijst van erkende gemachtigden kan worden doorgehaald. Totnogtoe zijn 179 beslissingen op grond van deze regel genomen. Op verzoek van de erkende gemachtigde Regel 78, lid 1 50 Overlijden van de erkende gemachtigde Regel 78, lid 2, onder a) 63 Verlies van de bevoegdheid om voor de nationale centrale dienst als gemachtigde op te treden 2.4 Opschorting Regel 78, lid 2, onder b) en d) 66 Volgens regel 78 van de verordening van de Commissie tot uitvoering van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk wordt de inschrijving van een erkende gemachtigde door het Bureau op eigen initiatief opgeschort indien diens bevoegdheid om natuurlijke of rechtspersonen voor de centrale dienst voor de industriële eigendom van de lidstaat te vertegenwoordigen, als bedoeld in artikel 89, lid 2, onder c), eerste zin, van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk, is opgeschort. Totnogtoe heeft het Bureau nog niet besloten een inschrijving krachtens regel 78 op te schorten. 3. PROBLEMEN IN VERBAND MET DE PLAATS VAN VESTIGING VAN ERKENDE GEMACHTIGDEN Volgens artikel 89, lid 2, onder c), van de verordening (zie punt 2.1) is een van de voorwaarden om op de lijst van erkende gemachtigden te worden ingeschreven dat de aanvrager bevoegd moet zijn op het gebied van merken derden te vertegenwoordigen voor de centrale dienst voor de industriële eigendom van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij zijn beroep uitoefent of werkt. De eis dat hij zijn beroep in de Gemeenschap moet uitoefenen, houdt niet in dat de erkende gemachtigde zijn beroep uitsluitend daar moet uitoefenen. Zo kan een erkende gemachtigde die zijn beroep buiten de Gemeenschap uitoefent en in de Gemeenschap een tweede plaats heeft waar hij zijn beroep uitoefent, gemachtigd zijn cliënten voor het Bureau te vertegenwoordigen. Een erkende gemachtigde mag ook op meer dan een plaats in de Gemeenschap zijn beroep uitoefenen. Deze situatie zal zich waarschijnlijk gaan 7

voordoen wanneer erkende gemachtigden ook in Alicante, waar het Bureau gevestigd is, hun beroep gaan uitoefenen. Zolang zij gemachtigd zijn op het gebied van merken cliënten te vertegenwoordigen in de lidstaat waarin zij gevestigd zijn, blijven zij gemachtigd voor het Bureau op te treden. 7 Er zijn echter problemen gemeld in verband met bepaalde erkende gemachtigden die in een andere lidstaat hun beroep zijn gaan uitoefenen of zijn gaan werken en niet meer gemachtigd waren cliënten voor de centrale dienst voor de industriële eigendom van hun vorige lidstaat te vertegenwoordigen. Hun inschrijving op de lijst van erkende gemachtigden voor het BHIM moet om die reden worden geschrapt 8, tenzij de voorzitter van het Bureau uit hoofde van artikel 89, lid 4, een bijzondere ontheffing verleent. De Commissie is van mening dat de eis dat de gemachtigde bevoegd moet zijn op het gebied van merken cliënten te vertegenwoordigen voor de centrale dienst voor de industriële eigendom van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij zijn beroep uitoefent of werkt om op de lijst van erkende gemachtigden van het BHIM te kunnen worden ingeschreven, een beperking van de vrijheid van vestiging (artikelen 43 en volgende van het EG-Verdrag) en de vrijheid van dienstverlening (artikelen 49 en volgende van het EG-Verdrag) kan vormen. Een erkende gemachtigde kan echter alleen zijn activiteit uitoefenen indien hij in een beroepsregister is ingeschreven, zoals ook geldt voor een aantal andere beroepsactiviteiten. Het register houdt een waarborg in dat de ingeschreven gemachtigden over een zekere kennis beschikken en/of zich aan de regels van het desbetreffende beroep houden. De Commissie wil in dit verband echter benadrukken dat het uitoefenen van activiteiten in verband met de industriële eigendom in de eerste plaats in het licht van de beginselen van de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening moet worden beoordeeld, zelfs als voor het uitoefenen van die activiteit in een andere lidstaat inschrijving in het beroepsregister van die lidstaat vereist is. In dit kader moet worden opgemerkt dat artikel 89 niet zodanig moet worden gewijzigd dat het verband tussen erkende gemachtigden en nationale centrale diensten verdwijnt. Nationale centrale diensten moeten een belangrijke rol spelen binnen het systeem van vertegenwoordiging voor het BHIM. Zij zijn in het bijzonder belast met: het op verzoek afgeven van een bewijs waaruit blijkt dat de voorwaarden voor inschrijving op de lijst van erkende gemachtigden van het BHIM zijn vervuld (artikel 89, lid 3); het onverwijld inlichten van het Bureau over de gebeurtenissen die uit het oogpunt van de voorwaarden waaronder de inschrijving een persoon op de lijst van erkende gemachtigden kan worden geschrapt van belang zijn en waarvan zij kennis dragen (regel 78, lid 5); 7 8 Mededeling nr. 1/95 van de voorzitter van het Bureau van 18 september 1995 over beroepsmatige vertegenwoordiging. Regel 78, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie van 13 december 1995 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk, PB L 303 van 15.12.1995. 8

het vaststellen van andere regels voor erkende gemachtigden voor vraagstukken in verband met beroepsmatige vertegenwoordiging die buiten het toepassingsgebied van de verordening vallen. Voor de inschrijving op de lijst van erkende gemachtigden van het BHIM is het niet belangrijk of het bewijs waaruit blijkt dat de voorwaarden voor inschrijving op die lijst zijn vervuld wordt afgegeven door de centrale dienst van de lidstaat waarin de erkende gemachtigde zijn beroep uitoefent of werkt of door een andere nationale centrale dienst. Er moet een verband tussen een erkende gemachtigde en ten minste één nationale centrale dienst bestaan, maar de lidstaat waarin die nationale centrale dienst zich bevindt is niet van belang. 3.1 Conclusie Om de hierboven uiteengezette redenen is de Commissie van plan voor te stellen artikel 89, lid 2, onder c), zodanig te wijzigen dat dit in overeenstemming is met de beginselen van de vrijheid van vestiging (artikelen 43 en volgende van het EG-Verdrag) en de vrijheid van dienstverlening (artikel 49 en volgende van het EG-Verdrag). 4. BEROEPSEXAMEN Erkende gemachtigden vormen een kernelement van het beschermingssysteem van het Gemeenschapsmerk aangezien het BHIM en zijn klanten meestal via hen met elkaar communiceren. Daarom vormt hun kennis van de uiteenlopende en ingewikkelde wetgeving inzake de industriële eigendom en van de procedures van het Bureau een groot goed waarvan zowel de aanvragers van een Gemeenschapsmerk als het BHIM zelf optimaal gebruik moeten maken. Hoewel de nationale bepalingen inzake het materiële merkenrecht grotendeels geharmoniseerd zijn bij de Eerste Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten 9, verschillen de werkwijzen van de centrale diensten voor de industriële eigendom van de afzonderlijke lidstaten nog altijd aanzienlijk. Daarom kan het soort kennis dat een erkende gemachtigde nodig heeft om zijn rol goed uit te voeren per lidstaat variëren. Het Gemeenschapsmerk vormt echter een unitaire titel voor de bescherming van de industriële eigendom. Daarom moet een erkende gemachtigde die voor het BHIM optreedt diepgaande kennis hebben van een zeer specifieke reeks regels die voor de hele Gemeenschap geldt. De Commissie is dan ook van mening dat het zeer belangrijk is dat een goed gekwalificeerd beroep wordt gewaarborgd dat aan de hoogste praktische normen voldoet. Om dit doel te bereiken heeft de Commissie, overeenkomstig de verklaring die zij heeft laten opnemen in de notulen van de vergadering van de Raad waarop de verordening is 9 PB L 40 van 11.2.1989, blz.1. 9

goedgekeurd, de mogelijke voor- en nadelen van het invoeren van een beroepsexamen voor de inschrijving op de lijst van erkende gemachtigden tegen elkaar afgewogen. De Commissie heeft drie mogelijkheden onderzocht: 1) een centraal examen op Gemeenschapsniveau; 2) harmonisering van de nationale examens; 3) richtsnoeren van het Bureau. Optie 1) lijkt op het eerste gezicht een interessante oplossing om de beroepsmatige vertegenwoordiging voor het BHIM op een zo hoog en uniform mogelijk niveau te brengen. Het BHIM zou bijvoorbeeld de taak kunnen krijgen regelmatig examens over het Gemeenschapsmerk te organiseren die open zouden staan voor alle burgers van de Europese Unie. Deze optie zou echter een aanzienlijke administratieve en financiële belasting met zich meebrengen en de voordelen van een dergelijk centraal examen zouden in het niet vallen bij de administratieve complicaties van de uitvoering ervan. De lidstaten en de internationale niet-gouvernementele instanties waarmee het BHIM samenwerkt delen deze mening. 10 Optie 2) zou een pragmatische oplossing bieden voor sommige problemen, met name voor de administratieve rompslomp van optie 1). In deze aanpak zou iedere lidstaat aan zijn eigen nationale examens een aantal vragen over juridische en praktische aspecten van de Gemeenschapsmerkwetgeving kunnen toevoegen. Zo zou een ieder die slaagt voor het examen op de lijst van erkende gemachtigden van het BHIM kunnen worden ingeschreven. Het grootste knelpunt van deze optie zou zijn dat in een minderheid van de lidstaten de bevoegdheid om derden voor de centrale dienst voor de industriële eigendom op het gebied van merken te vertegenwoordigen niet afhankelijk gesteld is van bijzondere beroepsbekwaamheid (zie punt 2.1 en bijlage 3). Deze lidstaten, in het bijzonder Denemarken en de landen van de Benelux, achten een beroepsexamen niet wenselijk. Daarom zou deze optie niet uniform voor de hele Europese Unie kunnen worden toegepast om het vereiste harmonisatieniveau te bereiken. De derde mogelijkheid, optie 3), lijkt een evenwichtig compromis, dat zowel voldoet aan de uiteenlopende eisen voor het optreden als erkend gemachtigde op het gebied van merken op EU-niveau als aan de noodzaak van harmonisering. Dit alternatief is minder ambitieus, maar eenvoudiger in de praktijk te brengen. Bij deze optie bevordert het BHIM de opleiding van Europese beroepskrachten door cursussen en opleidingen te organiseren. 10 Zie het antwoord op vraag 2 van de vragenlijst van de Commissie (bijlage 1). 10

4.1 Conclusie De Commissie adviseert dat het BHIM zijn activiteiten op het gebied van het verspreiden van informatie over het Gemeenschapsmerk, en in de nabije toekomst over het Gemeenschapsmodel, voortzet, zo nodig in samenwerking met de lidstaten. Het BHIM moet in het bijzonder aandacht besteden aan de behoeften van de kandidaat-lidstaten om de concurrentiekracht van hun nationale erkende gemachtigden op het moment van toetreding te waarborgen. 5. GEDRAGSCODE Volgens artikel 89, lid 2, zijn erkende gemachtigden voor het BHIM gebonden aan het recht van de lidstaat waarin zij hun kantoor hebben of werken. Dit betekent dat de regeling die van toepassing is op erkende gemachtigden die bij de uitoefening van hun plichten fouten begaan, per lidstaat kan verschillen. Om te voorkomen dat in de diverse nationale systemen zeer verschillend met deze vraagstukken wordt omgegaan, zou het opportuun kunnen zijn voor de hele Gemeenschap een gedragscode voor de beroepsgroep op te stellen. In de reacties op de vragenlijst die de Commissie heeft ontvangen 11 en tijdens de ontmoetingen tussen de Commissie en de belanghebbenden, lidstaten en NGO s is herhaaldelijk benadrukt dat behoefte is aan een minimale reeks regels op dit gebied. De Commissie heeft drie opties bestudeerd om een dergelijke gedragscode toe te passen: 1) een door het BHIM toe te passen Europese gedragscode. Deze gedragscode, die deel zou uitmaken van de verordening, zou worden toegepast door een disciplinair comité ad hoc, een disciplinaire raad ad hoc en de bestaande kamer van beroep van het BHIM; 2) een door de lidstaten op verzoek van het BHIM of een belanghebbende toe te passen Europese gedragscode. Het BHIM zou bevoegd zijn de inschrijving van de erkende gemachtigde op de lijst op te schorten in afwachting van een beslissing van de desbetreffende lidstaat. Deze gedragscode zou een op Europees niveau geharmoniseerde reeks regels bevatten die door de lidstaten overeengekomen zou moeten worden, die in geval van beroepsfouten van erkende gemachtigden voor het BHIM zou worden toegepast; 3) een vrijwillige Europese gedragscode. Deze door de erkende gemachtigden zelf op te stellen vrijwillige gedragscode zou geen enkel effect hebben op de bevoegdheid om op de bij artikel 89 van de verordening ingestelde lijst van erkende gemachtigden te worden ingeschreven. De eerste twee opties houden een fundamentele wijziging van het huidige systeem van beroepsmatige vertegenwoordiging in en hiervoor zou de verordening moeten worden gewijzigd. Een dergelijke omslachtige wijziging van het systeem lijkt niet 11 Zie het antwoord op vraag 3 van de vragenlijst van de Commissie (bijlage 1). 11

gerechtvaardigd gezien het geringe aantal keren dat het BHIM met een dergelijke situatie te maken heeft gehad. Bovendien hebben sommige lidstaten aangegeven sterk te twijfelen aan de noodzaak van een dergelijke gedragscode, waarbij zij vooral aanvoeren dat de nationale regels volstaan om met dergelijke situaties om te gaan. Indien de nationale regels niet toereikend zijn, dan zouden de mededingings- en marktregels ervoor moeten zorgen dat de beroepsfouten naar behoren worden bestraft. Zoals hierboven is aangegeven, spreken de verschillen in behandeling tussen de diverse nationale systemen echter voor harmonisering van de regels op dit gebied. Met een dergelijke harmonisering zouden cliënten kunnen verwachten dat op de erkende gemachtigde bepaalde standaardbeginselen van vertegenwoordiging van toepassing zouden zijn, ongeacht zijn nationaliteit of de nationale centrale dienst waarvoor hij bevoegd is cliënten op het gebied van merken te vertegenwoordigen. Om de bovenstaande redenen lijkt ten minste een minimale reeks regels noodzakelijk, al lijken de onder 1) en 2) beschreven oplossingen op dit moment niet opportuun. De derde optie, een vrijwillige gedragscode, kan een nuttig middel zijn om een minimumnorm voor het gedrag van erkende gemachtigden voor het BHIM te waarborgen. Een dergelijke gedragscode zou slechts voor de gemachtigden die de gedragscode onderschrijven een norm stellen. De code kan fungeren als kwaliteitskeurmerk voor de onderschrijvers ervan. Alle erkende gemachtigden voor het BHIM (zowel de nu op de lijst ingeschrevenen als degenen die in de toekomst worden ingeschreven) zouden in de gelegenheid kunnen worden gesteld de gedragscode te onderschrijven. Met een speciale aanduiding in de CTM Agent -databank van het BHIM zou kunnen worden aangegeven welke erkende gemachtigden de gedragscode hebben onderschreven. Ook advocaten zouden in de gelegenheid kunnen worden gesteld de gedragscode te onderschrijven. Op de BHIM-website zou een speciale lijst van deze advocaten kunnen worden opgenomen. Het onderschrijven van de gedragscode mag geen kosten of administratieve verplichtingen voor de gemachtigde opleveren. Iedere schending zou moeten leiden tot het starten van een flexibele procedure waarbij de erkende gemachtigden, met medewerking van het Bureau, beslissen over het eventueel verwijderen van de naam van de gemachtigde of de advocaat van de lijst van gemachtigden die de gedragscode onderschrijven. Het verwijderen van deze lijst zou geen verdere administratieve of juridische gevolgen hebben. In het bijzonder zou dit er niet toe leiden dat de naam van de gemachtigde op de bij artikel 89 opgerichte en door het Bureau bijgehouden lijst van erkende gemachtigden wordt doorgehaald. De toepassing van een dergelijke gedragscode, zoals hierboven omschreven, zou in handen zijn van de erkende gemachtigden (of advocaten) zelf, hierbij zo nodig gesteund door het BHIM. Het succes en de waarde van dit mechanisme zouden grotendeels afhangen van de acceptatie door de gebruikers van het Gemeenschapsmerk als een waarborg van goed gedrag voor erkende gemachtigden bij het uitoefenen van hun functies voor het BHIM. De reeks regels die in de gedragscode moet worden opgenomen zou waarborgen dat erkende gemachtigden hun beroep zorgvuldig en op juiste wijze uitoefenen. Het aantal 12

regels zou zeer beperkt worden en de regels zouden betrekking hebben op vraagstukken zoals het beroepsgeheim of belangenconflicten bij het optreden als gemachtigde. 5.1 Conclusie De Commissie stelt de internationale niet-gouvernementele instanties die met het Bureau samenwerken voor te bestuderen in hoeverre het nodig is een niet-bindende gedragscode voor erkende gemachtigden voor het BHIM (en voor advocaten indien dit nodig wordt geacht) op te stellen. Indien de betrokken niet-gouvernementele instanties het erover eens zijn dat een gedragscode moet worden ingevoerd, dan kunnen de Commissie en het Bureau bij deze taak de nodige steun bieden. 6. SLOTCONCLUSIE Uit het onderzoek naar de werking van de in artikel 89 van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk vastgestelde wijze van vertegenwoordiging is gebleken dat op dit gebied nadere maatregelen nodig zijn. De Commissie is voornemens voor te stellen artikel 89, lid 2, onder c), te wijzigen teneinde dat artikel in overeenstemming te brengen met de beginselen van de vrijheid van vestiging (artikelen 43 en volgende van het EG-Verdrag) en de vrijheid van dienstverlening (artikelen 49 en volgende van het EG-Verdrag). Bovendien adviseert de Commissie het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt het nodige advies en de nodige begeleiding te bieden aan de lidstaten, en de kandidaat-lidstaten, om te waarborgen dat nationale gemachtigden in de hele Europese Unie gelijke toegang hebben tot de informatie over en de kennis van de beschermingssystemen van het Gemeenschapsmerk en te zijner tijd het Gemeenschapsmodel. Tot slot stelt de Commissie de niet-gouvernementele instanties waarmee het BHIM samenwerkt de goedkeuring van een vrijwillige, niet-bindende gedragscode voor erkende gemachtigden voor het BHIM te bestuderen. De Commissie en het BHIM zouden hen zo nodig moeten steunen bij het ontwikkelen van dergelijke maatregelen. 13

BIJLAGE 1: REACTIES OP DE VRAGENLIJST De Commissie heeft antwoorden ontvangen van de lidstaten België, Denemarken, Ierland, Griekenland, Italië, Oostenrijk, Finland en Zweden en van de volgende internationale niet-gouvernementele instanties waarmee het BHIM samenwerkt: AIM, AIPPI, CNIPA, ECTA, EFPIA, FICPI, INTA, MARQUES en UNION. In totaal heeft de Commissie antwoord ontvangen op 17 van de 30 verzonden raadplegingsbrieven. De antwoorden op de vragenlijst kunnen als volgt worden samengevat: 1. Garanderen de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 89, lid 2, van de Verordening inzake het Gemeenschapsmerk een adequate en evenwichtige toegang tot de lijst van erkende gemachtigden? Deze vraag is, op twee uitzonderingen na, eensgezind beantwoord. Het huidige systeem wordt adequaat geacht, maar kan met enkele wijzigingen worden verbeterd. 2. Is het wenselijk hogere normen vast te stellen voor inschrijving op de lijst van erkende gemachtigden voor het BHIM door een beroepsexamen in te voeren? In vijf antwoorden op deze tweede vraag werd aangegeven dat men geheel tegen de invoering van een beroepsexamen was. In de overige reacties werd niet gepleit voor het invoeren van een gecentraliseerd beroepsexamen, maar voor de harmonisering van de nationale beroepsexamens. De algemene opvatting is dat alle lidstaten een nationaal beroepsexamen over nationaal recht gecombineerd met een geharmoniseerd examen over het Gemeenschapsmerkrecht zouden moeten hebben, zodat in ieder land de examinering over het Gemeenschapsmerk op dezelfde norm is gebaseerd. 3. Zou het nuttig zijn een beroepscode op te stellen om te voorkomen dat de diverse nationale regelingen voor ongeoorloofd gedrag door erkende gemachtigden onvoldoende geharmoniseerd zijn? Twee lidstaten en twee niet-gouvernementele instanties achtten een dergelijke gedragscode niet nodig en overbodig. De overige respondenten waren voor de totstandkoming van een minimale reeks regels waaraan de gemachtigden van de diverse landen gebonden zouden zijn. 4. Zou het systeem van vertegenwoordiging voor het EOB model kunnen staan voor de vertegenwoordiging voor het BHIM? Drie respondenten waren voor de toepassing van sommige specifieke elementen van het EOB-systeem op het BHIM, maar er was geen steun voor de algehele toepassing van het EOB-systeem op het BHIM. 5. Hebt u specifiek commentaar op het systeem? Er was enige kritiek op het systeem van beroepsmatige vertegenwoordiging. De algemene opvatting is echter dat het BHIM in een betere positie is om de doelmatigheid van het huidige systeem te beoordelen en met name om te beoordelen of er harmonie is in het gedrag en de kwaliteit van de gemachtigden. 14

BIJLAGE 2: LIJST VAN ERKENDE GEMACHTIGDEN NAAR NATIONALITEIT 12 Lidstaat Aantal erkende gemachtigden AT 59 BB 428 DE 1 983 DK 84 ES 381 FI 46 FR 692 GB 1 117 GR 0 IE 109 IT 710 PT 76 SE 196 Totaal 5 881 12 Per 31/12/1999. 15

BIJLAGE 3: OVERZICHT VAN DE DIVERSE NATIONALE REGELINGEN Bron: administratie van merken en juridische afdeling van het BHIM Lidstaat Systeem van gespecialiseerde vertegenwoordiging Advocaat of andere gekwalificeerde jurist (die voor de rechtbank optreedt) Intellectueleeigendomsadvocaat (of gemachtigde) Andere categorieën van gemachtigden Systeem met een nationale lijst van erkende gemachtigden DUITSLAND (Rechtsanwalt) (Patentanwalt) Octrooibeoordelaar met een vast arbeidscontract in Duitsland Erlaubnisscheininhaber OOSTENRIJK, voor bepaalde handelingen: oppositie, verval (Rechtsanwalt) (Notar) (Patentanwalt) (Patentanwälte) BELGIË (Advocaten/Avocats), beroep en aanstelling niet gereguleerd DENEMARKEN (Advokater) (Varemærkeagenter), niet gereguleerd SPANJE (Abogados) (Agentes de la propriedad industrial) FINLAND (Asianajaja) 16

Lidstaat Systeem van gespecialiseerde vertegenwoordiging Advocaat of andere gekwalificeerde jurist (die voor de rechtbank optreedt) Intellectueleeigendomsadvocaat (of gemachtigde) Andere categorieën van gemachtigden Systeem met een nationale lijst van erkende gemachtigden FRANKRIJK (Avocats) (Conseils en propriété industrielle), overgangsperiode: erkende gemachtigden bijzondere lijst Twee lijsten: - lijst van Conseils - bijzondere lijst GRIEKENLAND, voor bepaalde handelingen (Advocaten) IERLAND (Barristers) (Solicitors) (Trade Mark Agents) Lijst van Trade Mark Agents ITALIË (Avvocato) (Consulenti in Marchi) LUXEMBURG (Avocats) NEDERLAND (Advocaten) (Octrooigemachtigden) PORTUGAL (Advogados) (Agentes da Propriedade Industrial) Lijst van Agentes da Propriedade Industrial VERENIGD KONINKRIJK (Barristers) (Solicitors) [Advocates (Schotland)] (Registered Trade Mark Agents) Lijst van Trade Mark Agents ZWEDEN (Advokater) 17

18