LEVENSLANG LEREN RAPPORTERING FASE 2: PARTICIPATIE VAN DE WEST-VLAAMSE BEVOLKING IN LEVENS- LANG LEREN

Vergelijkbare documenten
Afgestudeerd? Nooit helemaal!

Levenslang leren in België - een stand van zaken in 2008

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Hoeveel werkzoekenden telt uw gemeente?

LEVENSLANG LEREN RAPPORTERING FASE 1: ANALYSE VAN HET AANBOD

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

Voorkomen van handicaps en arbeidsdeelname op basis van EAK

Levenslang leren. Een eerste ontsluiting van de ad hoc module over levenslang leren bij de enquête naar de arbeidskrachten.

LEVENSLANG LEREN BELEIDSAANBEVELINGEN

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

Mag het iets meer zijn?

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

Foto van de lokale arbeidsmarkt

Hoeveel starters telt úw gemeente?

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

PERMANENTE VORMING Hoofdstuk 13

Trends op de Belgische arbeidsmarkt ( )

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

LEREN NA HET ONDERWIJS? DE OPLEIDINGSPARTICIPATIE VAN VOLWASSENEN IN VLAANDEREN, DE BUURLANDEN EN EUROPA Hoofdstuk 16

67,3% van de jarigen aan het werk

PERSBERICHT Brussel, 23 oktober 2013

Onderwijs en vorming leerlingen. Streekpact Cijferanalyse

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 5;

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

Statistisch Product. Werkgelegenheid, werkloosheid, arbeidsmarkt

Leeftijd en geslacht jaar jaar jaar. Studieniveau en geslacht Laag Midden Hoog

Grafische sector vooral actief op as Brugge-Roeselare-Kortrijk

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

De Belgische arbeidsmarkt in 2012

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

Statistisch Product. Volwasseneneducatie

ACTIVEREN, COMPETENTIES MOBILISEREN Epiloog

LEVENSLANG LEREN: WIE ZIJN ZE? WAT DOEN ZE? WAT DRIJFT ZE? Hoofdstuk 14

STEEKKAART Toelichting Indicator Datum Bron Toelichting

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers )

Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009

Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. In samenwerking met

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

Groeiend potentieel voor laaggeschoolde jobs

Schoolverlaters bevraagd

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

West-Vlaanderen Ontcijferd

Belg wil stoppen met werken op 62 jaar

Hoofdstuk 7 DE NIET-BEROEPSACTIEVE BEVOLKING. Natascha Van Mechelen IN VLAANDEREN. 1 Omvang en samenstelling

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2015

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

Algemene indicator domein overschrijdende kinderarmoede Nulmeting 2008 (cijfers 2006)

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers )

Nationaal geluksonderzoek. Deel 5: werk

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

1. Op welke manier wordt deze samenwerking tussen steden/gemeenten, de VDAB en de bouwsector concreet ingevuld?

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Lancering Vlaamse Migratie- en Integratiemonitor 2018 en survey Samenleven in Diversiteit 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2014

Bijlage 1 :Tabellen Armoedebarometers

3. Hoeveel bedroeg de provinciale spreiding in absolute cijfers en het aantal unieke klanten ten aanzien van de beroepsactieve bevolking in 2015?

Uitzendarbeid: een oplossing voor vele transities

Deeltijdarbeid. WAV-Rapport. Seppe Van Gils. Maart 2004

Obstakels en ongelijkheden in opleidingsdeelname in Europees perspectief

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

DE GEHARMONISEERDE WERKLOOSHEID IN RUIME ZIN

nr. 761 van EMMILY TALPE datum: 4 september 2015 aan PHILIPPE MUYTERS Loopbaancheques - Stand van zaken

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Recruteringsvragenlijst / Verplaatsingsonderzoek

WORKLESS HOUSEHOLDS IN VLAANDEREN Hoofdstuk 21

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

TABELLEN. Blz. Blz. Deel 1. LEERLINGEN

Werkgroep Arbeidsmarkt Onderwijs

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014

Thema-analyse. Een leven lang leren: Stand van zaken

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN

Omschrijving: De werkzaamheidsgraad is het aandeel werkenden ( volgens IAB-statuut) in de bevolking.

ARBEIDSDUUR EN ARBEIDSWENS Hoofdstuk 6

Deel 3 ONDERWIJSINSTELLINGEN

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Vragenlijst Socio-Demo

Doelgroepen aan het werk? Een blik op de arbeidsmarktpositie van de doelgroepen uit het Vlaams Doelgroepenbeleid

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere

Aantal werkzoekenden daalt in augustus met 8.400

Transcriptie:

LEVENSLANG LEREN RAPPORTERING FASE 2: PARTICIPATIE VAN DE WEST-VLAAMSE BEVOLKING IN LEVENS- LANG LEREN STUDIE UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN HET PROVINCIEBESTUUR WEST-VLAANDEREN EN DE CONSORTIA VOLWASSENENONDERWIJS MENES EN WEBROS JUNI 2010

INHOUDSTAFEL DEEL 1: BESTAAND ONDERZOEK 7 HOOFDSTUK 1: DE ENQUETE NAAR DE ARBEIDSKRACHTEN 9 HOOFDSTUK 2: ENQUETE VOLWASSENENEDUCATIE 11 1. Definities 12 2. Resultaten enquête volwasseneneducatie 13 2.1. Participatiegraden in levenslang leren 13 2.2. Opleidingsdomeinen 16 2.3. Waarom levenslang leren? 16 2.4. Belangrijkste hinderpalen 18 DEEL 2: ENQUETE NAAR DE PARTICIPATIE VAN DE WEST- VLAAMSE BEVOLKING IN LEVENSLANG LEREN 21 HOOFDSTUK 1: METHODOLOGIE 23 HOOFDSTUK 2: RESULTATEN 25 1. Profiel van de respondenten 25 1.1. Geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en woonplaats 25 1.2. Andere kenmerken van de respondenten 28 1.3. Kenmerken van de werksituatie 28 2. Deelname aan levenslang leren 33 2.1. Deelname aan levenslang leren in de voorbije 12 maanden 33 2.2. Deelname aan levenslang leren in de voorbije 4 weken 42 2.3. Mate waarin men opleidingen die men had willen volgen, toch niet heeft gevolgd 44 2.4. Deelname aan levenslang leren in de toekomst 44 2.5. Huidige en toekomstige deelnemers 54 2.6. Leren via zelfstudie 55 3. Opleidingsdomeinen 57 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 1

3.1. Domeinen waarin men opleidingen heeft gevolgd 57 3.2. Domeinen waarin men opleidingen had willen volgen 57 4. Redenen voor al dan niet volgen van opleidingen 60 4.1. Redenen voor het volgen van opleidingen in de voorbije 12 maanden 60 4.2. Redenen voor het niet volgen van opleidingen die men wel had willen volgen 64 4.3. Redenen voor het niet volgen van opleidingen 68 4.4. Redenen om in de toekomst geen opleidingen te volgen 71 5. Het zoeken naar informatie 74 6. De onderwijs- en opleidingsverstrekkers 78 6.1. Bij wie volgt men opleidingen? 78 6.2. Imago van de opleidingsverstrekkers 82 7. De opleidingen zelf 125 7.1. Welke opleidingen genieten de voorkeur? 125 7.2. De meest ideale periode voor het volgen van opleidingen 130 7.3. Meest ideale startuur en einduur voor een avondopleiding 133 7.4. De afstand die men bereid is af te leggen voor het volgen van een opleiding 133 7.5. Opleidingen dicht bij het werk of dicht bij de woonplaats 133 8. Verbetersuggesties 149 HOOFDSTUK 3: MULTIVARIATE ANALYSE NAAR DE BEPALENDE FACTOREN VOOR DE DEELNAME AAN LEVENSLANG LEREN 153 1. Variabelen in het model 154 2. Resultaten van de logistische regressie 156 2.1. Model met werkenden en niet-werkenden 156 2.2. Model met enkel werkenden 158 HOOFDSTUK 4: SAMENVATTING EN BESLUITEN 165 1. Profiel van de respondenten 166 2. Deelname aan levenslang leren 166 3. Opleidingsdomeinen 170 4. Redenen voor het al dan niet volgen van opleidingen 170 5. Het zoeken naar informatie 171 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 2

6. De onderwijs- en opleidingsverstrekkers 171 7. De opleidingen zelf 172 8. Verbetersuggesties 172 9. Multivariate analyse 172 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 3

Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 4

In deze onderzoeksfase analyseren we de participatie van de bevolking in levenslang leren. We doen dit eerst aan de hand van bestaand onderzoek. Daarna verfijnen we deze bestaande studies aan de hand van een eigen uitgevoerde face-to-facebevraging van de West-Vlaamse bevolking. Voor het afnemen van de enquêtes hebben we een beroep gedaan op hogeschool- en universiteitsstudenten en op enkele cursisten uit het volwassenenonderwijs. De volgende scholen en personeelsleden hebben ons hun medewerking verleend: CVO VSPW Kortrijk: Hugo Verstraeten; Howest, campus Brugge: Greetje Desnerck; KATHO, departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde - HANTAL: Christelle Devetter, Martine Standaert en Pol Toye; KATHO, departement Sociaal-agogisch werk - IPSOC: Kris Dekeyzer; KULeuven, campus Kortrijk: Wim Van Den Noortgate. Wij danken alle enquêteurs (studenten/cursisten) alsook hun docenten voor hun gewaardeerde medewerking! Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 5

Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 6

DEEL 1: BESTAAND ONDERZOEK In dit eerste deel lichten we een aantal indicatoren rond levenslang leren toe uit twee enquêtes, met name: de enquête naar de arbeidskrachten (EAK); de enquête volwasseneneducatie (adult education survey) (AES). Beide enquêtes worden uitgevoerd door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 7

Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 8

HOOFDSTUK 1: DE ENQUETE NAAR DE ARBEIDSKRACHTEN Op Europees niveau stelt de Lissabon-doelstelling dat de participatie aan levenslang leren 12,5% moet bedragen tegen 2010. Deze doelstelling werd ook opgenomen in het Pact van Vilvoorde. Deze Lissabon-indicator wordt berekend aan de hand van de resultaten van de enquête naar de arbeidskrachten die voor België georganiseerd wordt door de FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. De participatiegraden worden in deze enquête als volgt berekend: het aandeel van volwassenen tussen 25 en 64 jaar, ongeacht hun statuut (werknemers, werkzoekenden, inactieven) dat tijdens de voorbije vier weken student of leerling was in het regulier onderwijs (inclusief leercontract en sociale promotie) of heeft deelgenomen aan cursussen, seminaries, conferenties, enz. buiten het regulier onderwijssysteem 1. De informatie die via deze indicator bekomen wordt, heeft betrekking op alle onderwijsen opleidingsvormen of ze nu al dan niet relevant zijn voor de huidige en toekomstige job van de betrokkene. Tabel 1 bevat de gegevens over de deelname aan levenslang leren in 2009 voor België, het Vlaamse Gewest en West-Vlaanderen. De Europees algemeen aanvaarde indicator voor levenslang leren bedraagt 6,3% voor West-Vlaanderen en 7,4% voor Vlaanderen. Het streefdoel van 12,5% tegen 2010 is hiermee verre van bereikt. We stellen verder vast dat vrouwen, jongeren, hooggeschoolden en werklozen relatief meer deelnemen aan levenslang leren dan de andere groepen. De gegevens van de EAK laten echter niet toe om gegevens op provinciaal niveau verder uit te splitsen. Naast de Europese indicator voor levenslang leren, die gebaseerd is op de deelname gedurende de voorbije vier weken, kunnen we op basis van de enquête naar de arbeidskrachten ook nagaan in welke mate de respondenten tijdens de laatste 12 maanden deelgenomen hebben aan regulier onderwijs of cursussen, seminaries, conferenties, enz. buiten het regulier onderwijssysteem. De resultaten op deze vraag liggen logischerwijze een stuk hoger dan wanneer de vraag gesteld wordt voor de afgelopen vier weken. In tabel 2 zien we dat volgens de Enquête naar de Arbeidskrachten in 2009 16,5% van de West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar deelnam aan levenslang leren. Het cijfer voor West-Vlaanderen ligt lager dan dat voor Vlaanderen (20,7%) en voor België (19,3%). 1 Het betreft hier opleidingsactiviteiten die georganiseerd worden en waarvoor de persoon zich laat inschrijven om beroeps- of persoonlijke redenen en waar een opleider bij betrokken is. De opleiding kan al dan niet aanleiding geven tot het afleveren van een getuigschrift (zie schema 1 in hoofdstuk 2, categorieën formeel en niet-formeel onderwijs). Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 9

Tabel 1 Deelname aan levenslang leren in 2009 (a) (in %), referentieperiode: 4 weken Omschrijving België Vlaamse Gewest West-Vlaanderen GESLACHT Man 6,4 6,9 6,1 Vrouw 7,2 7,8 6,5 LEEFTIJD 25-34 jaar 10,5 10,5 10,9 35-49 jaar 7,0 7,8 7,2 50-64 jaar 4,1 5,0 4,0 OPLEIDINGSNIVEAU Laag 3,0 3,1 2,4 Midden 5,4 5,8 5,2 Hoog 11,7 12,6 11,9 STATUUT IAB-werkloze 9,6 9,7 7,6 Werkende IAB-actieve 7,2 8,0 6,9 IAB-inactieve 5,1 5,1 4,4 Totaal 6,8 7,4 6,3 BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, enquête naar de arbeidskrachten, 2009. (a) Aantal personen van 25-64 jaar die tijdens de referentiemaand deelgenomen hebben aan regulier onderwijs of cursussen, seminaries, conferenties, enz. buiten het regulier onderwijssysteem. Tabel 2 Deelname aan levenslang leren in 2009 (a) (in %), referentieperiode 12 maanden Omschrijving België Vlaamse Gewest West-Vlaanderen GESLACHT Man 19,3 20,7 16,7 Vrouw 19,2 20,7 16,3 LEEFTIJD 0,0 0,0 0,0 25-34 jaar 26,3 27,6 22,6 35-49 jaar 21,0 22,9 18,6 50-64 jaar 12,5 13,9 10,8 OPLEIDINGSNIVEAU 0,0 0,0 0,0 Laag 7,4 7,9 6,0 Midden 15,4 16,6 13,7 Hoog 33,9 35,9 31,3 STATUUT 0,0 0,0 0,0 IAB-werkloze 19,8 20,9 20,8 Werkende IAB-actieve 23,3 24,5 19,3 IAB-inactieve 8,1 8,6 7,2 Totaal 19,3 20,7 16,5 BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, enquête naar de arbeidskrachten, 2009. (a) Aantal personen van 25-64 jaar die tijdens de laatste 12 maanden deelgenomen hebben aan regulier onderwijs of cursussen, seminaries, conferenties, enz. buiten het regulier onderwijssysteem. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 10

HOOFDSTUK 2: ENQUETE VOLWASSENEN- EDUCATIE Naast de enquête naar de arbeidskrachten, die een gedetailleerde vragenlijst betreft rond de meest relevante arbeidsmarktvariabelen en zich bijgevolg niet specifiek richt tot het levenslang leren, heeft de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie in opdracht van Eurostat in de eerste helft van 2008 haar eerste Enquête Volwasseneneducatie (Adult Education Survey) uitgevoerd. Deze enquête is volledig gewijd aan het levenslang leren en zal om de vijf jaar worden uitgevoerd. De enquête richt zich tot respondenten tussen 25 en 64 jaar en wordt afgenomen via een combinatie van webenquête en postenquête. Eerst worden respondenten aangemoedigd om uitsluitend via het web te antwoorden. Later krijgen respondenten, die nog niet geantwoord hebben via het web, een papieren vragenlijst toegestuurd. Voor 2008 bestaat de steekproef uit 15.000 individuen. De responsgraad bedraagt ±33%. De resultaten zijn beschikbaar op het niveau van België en de gewesten. Omwille van een te kleine steekproef zijn er echter geen resultaten op provinciaal niveau beschikbaar. Vooraleer we een aantal resultaten van deze enquête tonen, geven we eerst nog een aantal definities weer die gebruikt worden in de enquête. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 11

1. Definities Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen vier types van leren (zie schema 1). Schema 1 Types leeractiviteiten Leeractiviteiten Formeel onderwijs Niet-formeel onderwijs Informeel leren Toevallig leren In reguliere onderwijsinstellingen. Diploma erkend door ministerie. Gepland, georganiseerd en doelbewust Buiten het regulier onderwijssysteem. Diploma niet erkend door ministerie. Gepland, georganiseerd en doelbewust Zelfstudie. Gepland en doelbewust Niet doelbewust. Niet gepland BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, enquête volwasseneneducatie. Formeel leren (of formeel onderwijs) wordt georganiseerd en aangeboden door reguliere onderwijsinstellingen zoals bijvoorbeeld het onderwijs voor sociale promotie (zowel secundair als hoger) in de centra voor volwassenenonderwijs (CVO s), hogescholen en universiteiten, open universiteit, basiseducatie, het tweedekansonderwijs, Syntra/VIZO,. De kennisoverdracht (het leerproces) bij het formele onderwijs wordt altijd via een lesgever tot stand gebracht, met andere woorden er is altijd een relatie leerling - lesgever aanwezig (zelfs bij afstandsonderwijs hoewel de relatie niet face to face is). De diploma s van het formele onderwijs zijn altijd erkend door een ministerie (het ministerie van Onderwijs, het ministerie van Landbouw en Visserij en het ministerie van Landsverdediging). De opleidingen in het formele onderwijs worden bovendien gekenmerkt door een goed gestructureerde hiërarchie van onderwijsactiviteiten (ladderstructuur van onderwijsactiviteiten waarbij de overgang naar het ene niveau het behalen van een diploma/getuigschrift van het voorafgaande niveau vereist). Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 12

Niet-formeel leren (of niet-formeel onderwijs) wordt veelal buiten het regulier onderwijssysteem georganiseerd en aangeboden, bijvoorbeeld door de VDAB, werkgever (of zijn opleidingseenheid), vakbonden, sectorfondsen, culturele en sociale verenigingen, commerciële organisaties, deeltijds kunstonderwijs, enz. De kennisoverdracht geschiedt eveneens via een lesgever ( leerling-lesgever relatie). De getuigschriften en certificaten van het niet-formele onderwijs worden meestal niet erkend door een ministerie. De uitgereikte getuigschriften en certificaten hebben bijvoorbeeld wel een (meer)waarde op de arbeidsmarkt of zijn vereist door de werkgever. Hoewel bij niet-formele opleidingen een duidelijk gestructureerd programma kan bestaan, ontbreekt hier de ladderstructuur. Informeel leren (of zelfstudie) wordt - in tegenstelling tot het formele en niet-formele leren - niet door een instelling/organisatie aangeboden. Deze leermethode is ook niet zo georganiseerd zoals het formele en het niet-formele leren: men kan gewoonweg begeleid worden door collega s of experten (op het werk), leren in het gezin of zelfstandig leren. Wel moet het leerproces van de zelfstudie doelbewust zijn. Toevallig leren is het niet-gepland en incidenteel aanleren van iets. 2. Resultaten enquête volwasseneneducatie In deze paragraaf lichten we een aantal resultaten uit de enquête toe. Meer uitgebreide informatie is te vinden op www.statbel.fgov.be/aes. 2.1. Participatiegraden in levenslang leren Uit de enquête volwasseneneducatie blijkt dat 40,5% van de Belgische bevolking tussen 25 en 64 jaar een formele of niet-formele opleiding heeft gevolgd in de 12 maanden die voorafgingen aan de ondervraging. Daarnaast blijkt ook dat 34,9% van de bevolking (ook) heeft bijgeleerd via zelfstudie (of informeel leren) (zie figuur 1). De deelname aan levenslang leren wordt hier veel hoger ingeschat dan in de Enquête naar de Arbeidskrachten. Uit deze enquête blijkt dat (slechts) 19,3% van de Belgische bevolking tussen 25 en 64 jaar een opleiding heeft gevolgd tijdens de voorbije 12 maanden. De verklaring voor deze verschillen kan onder meer gezocht worden in de verschillende doelstellingen en dataverzamelingsmethode van beide enquêtes. Als we de participatiegraden uit de Enquête Volwasseneneducatie toepassen op de totale Belgische bevolking betekent dit dat circa 2,3 miljoen Belgen tussen 25 en 64 jaar één of meerdere formele opleidingen volgen (tabel 3). Iets meer mannen dan vrouwen nemen deel aan opleidingen. In Vlaanderen ligt de deelname aan levenslang leren hoger dan in Wallonië: de participatiegraad bedraagt 43,2% in Vlaanderen tegenover 35,5% in Wallonië. Vooral oudere bevolkingsgroepen (50-64 jaar), laaggeschoolden, inactieven en arbeiders zijn de meest uitgesloten groepen voor wat betreft levenslang leren (zie tabel 4). Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 13

Figuur 1 Participatiegraden in opleiding en vorming in België, naar type vorming (in %) Doelgroep: 25-64-jarigen, over een referentieperiode van 12 maanden (februari 2007-juni 2008) 45,0 40,0 35,0 33,5 34,9 40,5 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0 12,5 Formele opleiding Niet-formele opleiding Informeel leren Formele of niet-formele opleiding BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, AES, verwerking WES. Tabel 3 Participatiegraden in opleiding en vorming, naar geslacht (absolute aantallen en in %) Doelgroep: 25-64-jarigen, over een referentieperiode van 12 maanden (februari 2007-juni 2008) Geslacht Formele opleiding Niet-formele opleiding Informeel leren Formele of nietformele opleiding Absoluut In % Absoluut In % Absoluut In % Absoluut In % Mannen 339.403 12,0 981.123 34,6 1.045.050 36,9 1.168.202 41,2 Vrouwen 365.587 13,0 911.283 32,3 930.044 33,0 1.122.728 39,9 Totaal 704.990 12,5 1.892.406 33,5 1.975.095 34,9 2.290.930 40,5 BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, AES. Tabel 4 Participatiegraden in formele of niet-formele opleiding, naar enkele kenmerken van de respondenten (in %) Doelgroep: 25-64-jarigen, over een referentieperiode van 12 maanden (februari 2007-juni 2008) Omschrijving Participatiegraad GESLACHT Mannen 41,2 Vrouwen 39,9 LEEFTIJD 25-34 jaar 56,3 35-49 jaar 44,5 50-64 jaar 27,2 OPLEIDINGSNIVEAU (a) Laag 19,8 Midden 38,4 Hoog 63,3 SOCIALE STATUS Werkend 48,9 Werkloos 34,4 Inactief 17,6 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 14

Tabel 4 Participatiegraden in formele of niet-formele opleiding, naar enkele kenmerken van de respondenten (in %) (vervolg) Doelgroep: 25-64-jarigen, over een referentieperiode van 12 maanden (februari 2007-juni 2008) Omschrijving Participatiegraad BEROEPSKLASSE (b) HSWC 61,7 LSWC 50,7 HSBC 26,0 LSBC 27,4 Totaal werkenden 48,7 BEVOLKINGSDICHTHEID (c) Dichtbevolkt gebied 41,9 Middelmatig bevolkt gebied 39,3 Dunbevolkt gebied 36,1 REGIO België 40,5 Vlaanderen 43,2 Wallonië 35,5 Totaal 40,5 BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, AES. (a) OPLEIDINGSNIVEAU Laag: geen diploma, lager onderwijs, lager secundair onderwijs. Midden: hoger secundair onderwijs, 4de graad BSO, 7de jaar ASO/TSO/KSO/BSO. Hoog: hoger onderwijs (hogeschool, universiteit), doctoraat. (b) BEROEPSKLASSE HSWC: High Skilled White Collar: leden van de uitvoerende en wetgevende macht, hoge ambtenaren en leidinggevenden, wetenschappers en vrije beroepen, ondergeschikt personeel. LSWC: Low Skilled White Collar: bedienden, dienstverlenend en verkoopspersoneel. HSBC: High Skilled Blue Collar: landbouwers en geschoolde arbeiders in de landbouw en visserij, ambachtslui en vakarbeiders. LSBC: Low Skilled Blue Collar: fabrieksarbeiders, machine- en montagearbeiders, ongeschoold personeel. (c) BEVOLKINGSDICHTHEID Dichtbevolkt gebied >500 inwoners/km² Middelmatig bevolkt gebied >100-500 inwoners/km 2 Dunbevolkt gebied 100 inwoners/km 2 Figuren 2 en 3 tonen de participatiegraden naar leeftijd en naar opleidingsniveau voor formele en niet-formele opleidingen. Hoe jonger en hoe hoger de opleiding, hoe groter de deelname aan levenslang leren. De grootste verschillen zijn telkens vast te stellen bij de niet-formele opleidingen. Figuur 2 Participatiegraden in levenslang leren, naar leeftijdsklasse (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 56,3 44,5 44,4 38,1 27,2 21,8 22,3 11,8 7,9 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar Formele of niet-formele opleidingen Formele opleidingen Niet-formele opleidingen BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, AES, verwerking WES. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 15

Figuur 3 Participatiegraden in levenslang leren, naar opleidingsniveau (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 63,3 54,1 38,4 31,3 19,8 15,1 19,0 11,8 6,6 Laag Midden Hoog Formele of niet-formele opleidingen Formele opleidingen Niet-formele opleidingen BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, AES, verwerking WES. 2.2. Opleidingsdomeinen Een op vijf respondenten heeft een formele opleiding binnen het hoofddomein wetenschappen gevolgd (zie tabel 5). Binnen dit hoofddomein is het gebruik van software (tekstverwerking, rekenblad, fotobewerking, enz.) het populairst (15,9%). De sociale wetenschappen staan op de tweede plaats en kunsten en letteren op de derde plaats. Bij de niet-formele opleidingen staat wetenschappen op één en sociale wetenschappen op twee. Het derde belangrijkste hoofddomein bij de niet-formele opleidingen is gezondheid en welzijn (15,5%) (tabel 5). 2.3. Waarom levenslang leren? De reden om een opleiding te volgen blijkt doorgaans werkgerelateerd te zijn. 61% van de participanten aan formele opleidingen geeft aan dat het om een werkgerelateerde opleiding gaat. Bij de niet-formele opleidingen gaf zelfs 85% van de deelnemers het werk als reden op (zie figuur 4). Bij de formele opleidingen lijken werklozen en jongeren het meest geneigd te zijn om zich bij te scholen in het belang van hun huidige of toekomstige betrekking (respectievelijk 89% en 72%). Ouderen daarentegen (50-64-jarigen) geven veel minder het werk als motief op (35%). 92% van de werkenden die een niet-formele opleiding volgt, doet dit voor het werk of in het belang van het toekomstige werk. Bij de werklozen bedraagt dit percentage 71%. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 16

Tabel 5 Verdeling van de opleidingsactiviteiten per opleidingsgebied (in % van de deelnemers) Doelgroep: 25-64-jarigen, over een referentieperiode van 12 maanden (februari 2007-juni 2008) Opleidingsgebied Formele opleidingen Niet-formele opleidingen Basisprogramma's 3,3 4,5 Onderwijs 9,4 3,3 Kunsten en letteren 19,4 10,2 Vreemde talen 14,5 5,0 Sociale wetenschappen, business en rechten 19,8 27,6 Business en administratie 15,1 22,2 Wetenschappen, wiskunde en informatica 20,7 18,8 Informatica 19,7 17,2 Informatica - wetenschap 3,7 3,0 Informatica - gebruik 15,9 14,1 Ingenieurstechnieken, industrie en bouwsector 6,8 6,4 Landbouw en diergeneeskunde 0,4 0,7 Gezondheid en welzijn 10,4 15,5 Diensten 9,3 12,2 Dienstverlening aan personen 4,7 2,8 Sociale bescherming 2,4 6,9 BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, AES. Figuur 4 Percentage respondenten dat 'werkgerelateerd' als reden opgaf voor de deelname aan opleiding of vorming, naar enkele kenmerken van de respondenten (in %) 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Mannen Vrouwen 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar Laaggeschoold Middengeschoold Hooggeschoold Werkend Werkloos Totaal 35 48 66 57 72 68 73 76 62 65 64 71 61 89 81 91 88 86 88 92 89 85 Formele opleidingen Niet-formele opleidingen BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, AES, verwerking WES. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 17

2.4. Belangrijkste hinderpalen Bij de niet-deelnemers aan opleidingen die toch bereid waren om te participeren (17,2% van alle respondenten) werd gepolst naar de belangrijkste hinderpalen tot participatie (zie tabel 6). 26,7% van deze respondenten zegt geen tijd te hebben voor een opleiding omwille van familiale verplichtingen. Deze reden wordt in belangrijke mate aangehaald door vrouwen en personen tussen 25 en 34 jaar. Het niet passen in het werkschema is een reden die 22,6% van de respondenten opgeeft. Deze reden wordt in belangrijke mate opgegeven door de jonge leeftijdsgroep, de mannen en de hooggeschoolden. Gezondheid en leeftijd (15,7%) is een belangrijke hinderpaal die door relatief veel respondenten uit de oudere leeftijdsklasse (38,8%) wordt opgegeven. Gebrek aan steun vanwege de werkgever vormt voor 8,5% van de respondenten de belangrijkste hinderpaal en de kostprijs van opleidingen voor 7,6% van de respondenten. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 18

Tabel 6 Belangrijkste hinderpalen bij participatie, naar enkele kenmerken van de respondenten (a) (in %) Doelgroep: 25-64-jarigen, over een referentieperiode van 12 maanden (februari 2007-juni 2008) Totaal GESLACHT LEEFTIJD OPLEIDINGSNIVEAU Mannen Vrouwen 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar Laag Midden Hoog Omschrijving Ik had geen tijd omwille van mijn familiale verplichtingen 13,4 38,3 33,8 27,8 17,9 22,2 29,2 28,5 26,7 De opleiding paste niet in mijn werkschema 28,8 17,2 31,5 25,6 8,9 15,3 25,4 27,7 22,6 Mijn gezondheid of leeftijd 17,8 13,9 3,6 8,9 38,8 23,1 13,8 9,3 15,7 Gebrek aan steun vanwege de werkgever 11,0 6,3 7,9 11,9 3,4 3,1 7,5 17,0 8,5 De opleiding was te duur/ik kon mij dat niet veroorloven 6,7 8,5 7,4 6,2 10,2 7,5 8,6 6,3 7,6 Ik beantwoordde niet aan de voorwaarden/vereiste voorkennis 6,5 5,6 4,3 5,0 9,4 10,6 4,0 3,2 6,0 Er was geen opleidingsaanbod op een bereikbare afstand 3,0 1,7 1,0 2,3 3,7 2,2 1,9 3,1 2,3 De gedachte weer naar school te gaan schrikt mij af 0,6 2,4 0,7 2,5 0,8 4,7 0,0 0,0 1,6 Andere reden 11,5 6,2 9,8 9,1 6,8 10,3 9,6 5,0 8,7 Non-respons 0,7 0,0 0,0 0,7 0,0 1,0 0,0 0,0 0,3 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, AES. (a) Enkel de niet-deelnemers die bereid waren om te participeren, zijn opgenomen in de tabel. 19

Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 20

DEEL 2: ENQUETE NAAR DE PARTICIPATIE VAN DE WEST-VLAAMSE BEVOLKING IN LEVENSLANG LEREN Om meer kwalitatieve informatie te krijgen over levenslang leren in de West- Vlaamse regio s werd, aanvullend op de enquête volwasseneneducatie, een grootschalige face-to-face-enquête georganiseerd bij 1.707 West-Vlamingen tussen 25 en 64 jaar. Hieronder lichten we eerst de gehanteerde methodologie toe. In hoofdstuk 2 bespreken we uitgebreid de resultaten van de enquête. In het derde hoofdstuk gaan we op zoek naar de bepalende factoren voor het al dan niet deelnemen aan een opleiding. Hoofdstuk 4 vat de belangrijkste conclusies uit het onderzoek samen. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 21

Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 22

HOOFDSTUK 1: METHODOLOGIE Doel van de enquête bij de bevolking is onder meer nagaan in welke mate de West- Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar participeert aan levenslang leren, welke groepen meer of minder participeren en waarom, welke opleidingen men volgt, bij welke instanties, enz. (zie bijlage 1 voor een exemplaar van de vragenlijst). De bevraging werd face to face afgenomen. Voor de afname van de enquêtes wensten de opdrachtgevers een beroep te doen op studenten hoger onderwijs en/of op cursisten volwassenenonderwijs. Uiteindelijk hebben we de zeer gewaardeerde medewerking gekregen van cursisten van VSPW Kortrijk en studenten van Howest, KATHO en de KULeuven, campus Kortrijk. In totaal kregen 195 studenten/cursisten van deze onderwijsinstellingen elk 10 enquêtes die ze moesten afnemen tegen onkostenvergoeding. Opdat de steekproef een weerspiegeling zou zijn van de totale West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar, kreeg elke student/cursist een aantal quota opgelegd waaraan de geënquêteerden moesten voldoen, meer bepaald quota naar geslacht, leeftijd, geografische spreiding (gemeente) en opleidingsniveau 1. De bedoeling was dat alle studenten 10 personen ondervroegen die aan deze quota voldeden. Als tegenprestatie naar de studenten en docenten van de deelnemende scholen toe, werd er door WES in elk van deze organisaties een aantal lesuren verzorgd rond het verwerken en analyseren van deze vragenlijst. De studenten kregen zo op een zeer aanschouwelijke manier inzicht in de relevantie van het onderzoek en in specifieke onderzoeksmethoden voor hun latere beroepspraktijk. De enquêtes werden doorlopend afgenomen in november en december 2009 en in januari, februari en maart 2010. Er werd dus gedurende vijf maanden ondervraagd. De vragen hadden betrekking op het volgen van onderwijs en opleiding in de 12 maanden voorafgaand aan de bevraging. Dit komt neer op de periode november 2008 tot en met maart 2010. Na grondige controle van alle binnengekomen enquêtes hebben we vastgesteld dat 1.707 van de 1.950 enquêtes die werden verspreid onder de studenten correct werden ingevuld en in aanmerking kwamen voor analyse. Er werden 1.019 personen (59,7%) ondervraagd wonende in het werkingsgebied van consortium Webros en 688 personen (40,3%) uit het werkingsgebied van Comenes. De spreiding per arrondissement is als volgt: werkingsgebied Webros: Brugge: 429, Diksmuide: 81, Ieper: 172, Oostende: 244, 1 Meer specifiek kregen de enquêteurs een lijst met het aantal enquêtes dat ze moesten afnemen en de kenmerken waaraan de respondenten moesten voldoen. Bijvoorbeeld een enquêteur die 10 enquêtes moest afnemen, kon bijvoorbeeld de volgende quota opgelegd krijgen: - 10 enquêtes in de gemeente Beernem; - 5 mannen, 5 vrouwen; - 3 personen tussen 25 en 35 jaar, 4 tussen 35 en 45 jaar en 3 tussen 45 en 60 jaar; - minstens 2 laaggeschoolden, minstens 2 middengeschoolden, minstens 2 hooggeschoolden. Van de overige 4 respondenten kon men het opleidingsniveau zelf kiezen. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 23

Veurne: 93; werkingsgebied Comenes: Kortrijk: 365, Roeselare: 213, Tielt: 110. Het aantal respondenten per arrondissement laat toe om betrouwbare uitspraken te doen tot op regioniveau (Resocniveau). Om tot representatieve uitkomsten voor de gehele doelgroep te komen - de West- Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar - werd een weging van de resultaten op niveau van de combinatie leeftijd en scholing, enerzijds, en op niveau van het arrondissement van de woongemeente, anderzijds, doorgevoerd. Tabel 7 geeft het profiel van de respondenten weer en dit zowel vóór als na de weging. De weging zorgt ervoor dat het profiel van de steekproef voor wat betreft opleidingsniveau, leeftijd en woonplaats volledig in overeenstemming gebracht wordt met dat van de totale populatie (zie officiële cijfers FOD Economie). Dankzij de weging wordt onder meer de verhouding tussen het aantal respondenten uit het werkingsgebied van Webros en het aantal uit Comenes hersteld (ongewogen verhouding: 59,7% Webros - 40,3% Comenes wordt hersteld naar 55,4% Webros - 44,6% Comenes). Ook het opleidingsniveau en de leeftijd van de respondenten worden in overeenstemming gebracht met de werkelijke situatie. De steekproef kende bijvoorbeeld een oververtegenwoordiging van hooggeschoolden en een ondervertegenwoordiging van laaggeschoolden. In hetgeen volgt zullen we werken met de gewogen resultaten van de enquête. Tabel 7 Profiel van de respondenten en vergelijking met de werkelijke populatie, WES-enquête 2010 Omschrijving WERKELIJKE POPULATIE (bevolking 25-64 jaar West- Vlaanderen) In % ONGEWOGEN STEEKPROEF STEEKPROEF NA WEGING Aantal In % In % (absoluut) GESLACHT Man 50,8 860 50,6 50,5 Vrouw 49,2 839 49,4 49,5 LEEFTIJD EN OPLEIDINGSNIVEAU 25-34 jaar - laaggeschoold 2,6 50 2,9 2,6 35-49 jaar - laaggeschoold 10,4 123 7,3 10,6 50-64 jaar - laaggeschoold 18,5 227 13,4 18,4 25-34 jaar - middengeschoold 9,9 147 8,7 9,8 35-49 jaar - middengeschoold 17,4 306 18,0 17,3 50-64 jaar - middengeschoold 11,3 212 12,5 11,3 25-34 jaar - hooggeschoold 9,2 183 10,8 9,4 35-49 jaar - hooggeschoold 13,1 262 15,4 13,1 50-64 jaar - hooggeschoold 7,6 186 11,0 7,7 ARRONDISSEMENT WOONPLAATS Brugge 24,3 429 25,1 24,3 Diksmuide 4,2 81 4,7 4,2 Ieper 8,9 172 10,1 8,9 Kortrijk 24,3 365 21,4 24,3 Oostende 12,9 244 14,3 12,9 Roeselare 12,5 213 12,5 12,5 Tielt 7,8 110 6,4 7,8 Veurne 5,1 93 5,4 5,1 Totaal (absolute cijfers) 607.454 1.707 1.707 Totaal (in %) 100,0 100,0 100,0 BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Bevolkingsstatistieken op 1 januari 2008 en Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) 2008. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 24

HOOFDSTUK 2: RESULTATEN In dit hoofdstuk bespreken we de resultaten van de enquête naar de participatie van de West-Vlaamse bevolking aan levenslang leren. We bespreken achtereenvolgens: het profiel van de respondenten; de deelname aan levenslang leren en de participatiegraden naar een aantal kenmerken van de respondenten; de opleidingsdomeinen waarbinnen men opleidingen volgt; de redenen voor het al dan niet volgen van opleidingen; de manieren waarop men zoekt naar informatie; de onderwijs- en opleidingsverstrekkers waarbij opleidingen worden gevolgd; de kenmerken van de opleidingen die men verkiest; elementen die zouden moeten veranderen/verbeteren opdat men meer opleidingen zou volgen. 1. Profiel van de respondenten 1.1. Geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en woonplaats 50,5% van de respondenten zijn mannen tegenover 49,5% vrouwen. In de werkelijke populatie ligt deze verhouding ongeveer gelijk, namelijk op 50,8% mannen tegenover 49,2% vrouwen. Vandaar ook dat er geen weging is uitgevoerd naar geslacht. De weging van de resultaten zoals hierboven aangegeven, zorgt ervoor dat het profiel naar leeftijd, opleidingsniveau en regio overeenkomt met dat van de West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar, meer bepaald (tabel 8): 21,6% is tussen 25 en 34 jaar, 41% tussen 35 en 49 jaar, 37,4% tussen 50 en 64 jaar; 31,6% is laaggeschoold, 38,3% middengeschoold, 30,1% hooggeschoold; 24,3% woont in het arrondissement Brugge, 12,9% in het arrondissement Oostende, 18,2% in de Westhoek, 20,3% in Midden-West-Vlaanderen en 24,3% in Zuid-West- Vlaanderen. Verder stellen we vast dat ongeveer 13% van de respondenten in een gemeente woont met minder dan 10.000 inwoners. Vooral in de Westhoek en in Midden-West- Vlaanderen zijn er relatief veel kleinere gemeenten (tabel 9). Ook naar bevolkingsdichtheid zien we dat er vooral in de Westhoek relatief veel dunbevolkte gemeenten zijn. 47,4% van de inwoners in de Westhoek woont in een gemeente met minder dan 200 inwoners per km². Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 25

Tabel 8 Profiel van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Omschrijving % respondenten GESLACHT Man 50,5 Vrouw 49,5 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 21,6 35-49 jaar 41,0 50-64 jaar 37,4 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 31,6 Middengeschoold 38,3 Hooggeschoold 30,1 REGIO Brugge 24,3 Oostende 12,9 Westhoek 18,2 Midden-West-Vlaanderen 20,3 Kortrijk 24,3 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 55,5 Comenes 44,5 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 13,1 Meer dan 10.000 inwoners 86,9 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 51,1 200-500 inwoners per km² 38,0 <200 inwoners per km² 10,9 Totaal 100,0 Aantal respondenten 1.707 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 26

Tabel 9 Profiel van de respondenten, naar regio, WES-enquête 2010 (in %) Kortrijk Totaal Omschrijving Brugge Oostende Westhoek Midden- West-Vlaanderen Man 49,5 50,3 52,3 49,8 51,0 50,5 Vrouw 50,5 49,7 47,7 50,2 49,0 49,5 GESLACHT 22,1 21,8 20,6 21,6 21,9 21,6 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 35-49 jaar 39,7 39,5 41,4 40,3 43,2 41,0 50-64 jaar 38,2 38,7 38,0 38,1 34,9 37,4 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 28,3 32,5 31,6 36,6 30,1 31,6 Middengeschoold 37,2 38,8 42,5 35,2 38,7 38,3 Hooggeschoold 34,5 28,8 25,9 28,2 31,2 30,1 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 0,0 10,9 23,6 26,2 8,6 13,1 Meer dan 10.000 inwoners 100,0 89,1 76,4 73,8 91,4 86,9 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 65,5 56,4 0,0 40,5 81,1 51,1 200-500 inwoners per km² 33,8 43,6 52,6 49,1 18,9 38,0 <200 inwoners per km² 0,7 0,0 47,4 10,5 0,0 10,9 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 415 221 311 346 414 1.707 27

1.2. Andere kenmerken van de respondenten 42,1% van de respondenten woont alleen of in een gezin zonder thuiswonende kinderen. 22,2% heeft jonge kinderen (jonger dan 12 jaar) en 35,6% heeft grotere kinderen (jongste kind is ouder dan 12 jaar) (tabel 10). 78,8% van de respondenten is beroepsactief en 21,2% is niet beroepsactief 1. Midden- West-Vlaanderen kent het grootste aandeel beroepsactieven, Oostende en de Westhoek het kleinste aandeel. 25,6% van de respondenten is bediende, 23,8% is arbeider, 13,7% is zelfstandige en 12% is ambtenaar. Het aandeel ambtenaren ligt wel lager in de regio s van Comenes in vergelijking met die van Webros. Het aandeel arbeiders ligt dan weer lager in de regio Brugge en Oostende in vergelijking met de andere regio s. 7,8% van de respondenten is (brug)gepensioneerd. 5,6% is huisvrouw/man en 4% is werkloos. In Oostende is 8,2% van de respondenten werkloos. 2,9% van de respondenten is niet in België geboren. Drie vierde van hen verblijft echter al meer dan 10 jaar in ons land (tabel 11). 1.3. Kenmerken van de werksituatie Uit tabel 10 kunnen we opmaken dat 15,2% van de werkende respondenten ambtenaar is, 30,2% arbeider en 32,5% bediende. 3,2% is kaderlid, 1,6% oefent een vrij beroep uit en 17,3% is zelfstandige. Dit profiel van de werkenden sluit goed aan met het profiel van de West-Vlaamse werkende bevolking tussen 25 en 64 jaar zoals vastgesteld uit de Enquête naar de Arbeidskrachten. Voor 2009 geldt uit deze enquête dat: 13,4% van de West-Vlaamse werkende bevolking tussen 25 en 64 jaar statutair ambtenaar is in de openbare sector en 5% contractueel tewerkgesteld is in de openbare sector; 30,6% arbeider is in de private sector; 31,8% bediende is in de private sector; 19,1% zelfstandige of helper is. Tabel 12 bevat een aantal bijkomende kenmerken van de werksituatie van de respondenten. 1 Volgens de Enquête naar de Arbeidskrachten is in 2009 73,4% van de bevolking tussen 25 en 64 jaar aan het werk en 26,6% is niet aan het werk waaronder 4,4% werklozen en 22,2% inactieven. Onze steekproef kent dus een lichte oververtegenwoordiging van de werkenden. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 28

Tabel 10 Andere kenmerken van de respondenten, naar regio, WES-enquête 2010 (in %) Omschrijving Brugge Oostende Westhoek Midden-West- Kortrijk Totaal Vlaanderen SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 16,1 17,8 16,2 14,7 16,8 16,2 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 27,1 27,3 27,9 28,2 20,7 25,9 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 8,9 7,8 6,1 7,3 8,3 7,8 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 16,8 13,9 13,0 15,4 12,6 14,4 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 14,3 13,0 14,3 14,5 17,4 14,9 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 16,8 20,2 22,6 19,8 24,3 20,7 Beroepsactief 79,9 75,5 77,7 81,1 78,5 78,8 Niet beroepsactief 20,1 24,5 22,3 18,9 21,5 21,2 BEROEPSACTIEF 13,7 15,6 13,2 9,5 9,7 12,0 Arbeider 21,1 21,6 25,8 25,9 24,5 23,8 Bediende 28,6 20,0 24,4 28,3 24,0 25,6 Kaderlid 2,1 2,0 0,9 1,7 5,0 2,5 Vrij beroep 0,9 1,9 1,6 1,5 0,9 1,3 Zelfstandige 13,5 14,5 11,8 14,3 14,3 13,7 (Brug)gepensioneerd 7,6 6,8 8,2 7,4 8,7 7,8 Student hoger of universitair onderwijs 0,7 0,8 0,0 0,7 1,9 0,9 Huisman/huisvrouw 5,6 5,0 6,4 4,5 6,1 5,6 Werkloos 3,5 8,2 4,5 2,9 2,6 4,0 Arbeidsongeschikt 2,2 3,6 3,1 3,4 1,9 2,7 Andere 0,5 0,0 0,0 0,0 0,3 0,2 HUIDIGE SOCIAALECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar IN BELGIE GEBOREN? Ja 97,0 95,9 98,5 98,1 95,8 97,1 Neen 3,0 4,1 1,5 1,9 4,2 2,9 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 410 220 306 342 409 1.688 29

Tabel 11 Aantal jaren dat de respondenten die niet in België zijn geboren, reeds in België verblijven, WES-enquête 2010 (in %) Aantal jaren % respondenten Minder dan 1 jaar 3,2 Tussen 1 en 5 jaren 7,8 Tussen 6 en 10 jaren 14,0 Meer dan 10 jaren 75,0 Totaal 100,0 Aantal respondenten 49 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 30

Tabel 12 Kenmerken van de werksituatie van de beroepsactieven, naar regio, WES-enquête 2010 (in %) Kortrijk Totaal Omschrijving Brugge Oostende Westhoek Midden- West- Vlaanderen PLAATS TEWERKSTELLING Antwerpen 0,5 1,3 0,3 0,4 0,9 0,6 Brussel 1,9 0,5 0,0 0,7 1,3 1,0 Vlaams-Brabant 0,8 0,4 0,5 1,0 0,3 0,7 West-Vlaanderen 91,1 95,8 94,7 92,2 86,8 91,6 Oost-Vlaanderen 4,5 1,5 1,7 4,5 7,2 4,3 Henegouwen 0,0 0,0 1,5 0,6 2,5 1,0 Buitenland 1,1 0,5 1,1 0,7 1,0 0,9 AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 20,2 26,1 24,6 22,8 20,0 22,3 5-9 werknemers 9,4 13,2 14,0 11,3 7,9 10,8 10-49 werknemers 23,7 22,0 23,1 27,6 31,5 26,0 50 werknemers of meer 46,7 38,7 38,3 38,3 40,5 41,0 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 2,0 2,2 4,6 5,3 2,1 3,2 Industrie 13,3 8,5 20,6 28,8 27,0 20,5 Bouw 6,0 9,1 9,1 6,6 13,8 8,9 Groot- en kleinhandel, horeca 20,1 20,8 13,0 12,4 11,7 15,3 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 13,3 17,0 15,5 14,5 18,6 15,6 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 45,1 42,3 36,8 32,0 26,3 36,0 Andere 0,3 0,0 0,6 0,3 0,6 0,4 VOLTIJDSE OF DEELTIJDSE TEWERKSTELLING Voltijds 71,2 75,4 76,3 76,0 79,8 75,7 9/10 (90%) 1,5 0,0 0,9 0,6 1,4 1,0 4/5 (80%) 11,3 9,6 7,8 7,6 6,4 8,5 Minder dan 80% en meer dan 50% 3,8 4,2 4,5 3,6 4,7 4,1 Halftijds (50%) 11,6 9,9 7,6 11,1 5,5 9,1 Minder dan 50% 0,5 1,0 2,9 1,1 2,2 1,5 31

Tabel 12 Kenmerken van de werksituatie van de beroepsactieven, naar regio, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Kortrijk Totaal Omschrijving Brugge Oostende Westhoek Midden- West- Vlaanderen MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN RESPONDENT Minder dan 500 EUR 2,0 1,1 0,5 0,5 1,6 1,2 500-799 EUR 2,9 4,5 1,9 1,7 1,4 2,3 800-899 EUR 6,0 7,7 7,0 10,9 1,9 6,5 1.000-1.249 EUR 12,3 10,1 13,6 13,4 11,1 12,2 1.250-1.499 EUR 21,5 22,7 24,8 18,3 21,7 21,6 1.500-1.799 EUR 24,1 21,3 27,0 21,9 21,2 23,2 1.800-2.199 EUR 15,0 18,2 14,0 17,4 21,6 17,3 2.200-2.799 EUR 10,4 9,5 7,3 7,8 11,9 9,5 2.800-4.000 EUR 3,8 4,0 2,9 4,2 5,3 4,1 Meer dan 4.000 EUR 1,9 1,0 0,9 3,9 2,2 2,1 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 328 164 236 277 306 1.311 32

Van de beroepsactieven werkt bijna 92% in de provincie West-Vlaanderen. 4,3% werkt in Oost-Vlaanderen. 41% van de beroepsactieve respondenten werkt in een organisatie met minstens 50 werknemers, 26% in een organisatie met 10 tot 49 werknemers, 11% in een organisatie met 5 tot 9 werknemers en 22% in een organisatie met minder dan 5 werknemers. 36% van de werkende respondenten werkt in de non-profitsector, circa 30% in de secundaire sector (industrie en bouw) 16,6% in de commerciële dienstverlening, 15,3% in de groot- en kleinhandel en horeca en 3,2% in de land- en tuinbouw. Deze sector van tewerkstelling sluit goed aan bij het werkelijke profiel van de werkende bevolking tussen 25 en 64 jaar in West-Vlaanderen zoals wordt vastgesteld in de Enquête naar de Arbeidskrachten, met name: land- en tuinbouw: 2,9% EAK - 3,2% WES-enquête; secundaire sector: 29% EAK - 30% WES-enquête; groot- en kleinhandel, horeca: 17% EAK - 15,3% WES-enquête; commerciële diensten: 16,3% EAK - 16,6% WES-enquête; non-profitsector: 34,7% EAK - 36% WES-enquête. Wat betreft de sector van tewerkstelling zijn grote verschillen vast te stellen tussen de regio s. Zo is het aandeel tewerkgestelden in de non-profitsector veel groter in de regio s Brugge, Oostende en de Westhoek dan in de regio s Midden- en Zuid-West- Vlaanderen. In Brugge en Oostende is ook het aandeel werknemers tewerkgesteld in de handel en horeca duidelijk groter dan in de andere regio s. Midden- en Zuid-West- Vlaanderen hebben dan weer een groter percentage respondenten actief in de industrie. De regio Kortrijk kent ook het grootste percentage respondenten tewerkgesteld in de bouw en in de commerciële diensten. Er zijn echter geen cijfers op regioniveau beschikbaar over de sector van tewerkstelling van de werkende bevolking tussen 25 en 64 jaar. Gezien we op West-Vlaams niveau vrij goed de werkelijke situatie benaderen en gezien de verschillende economische structuren van de regio s, durven we aannemen dat onze steekproef ook op niveau van de regio s vrij goed aansluit bij de werkelijke profielen van de werkende bevolking. Drie op de vier beroepsactieven werken voltijds. Bij de 25% deeltijdsen zijn vooral halftijdse en 80%-regimes populair. 22,2% van de respondenten heeft een maandelijks netto-inkomen uit het hoofdberoep dat minder bedraagt dan 1.250 euro. 21,6% verdient tussen 1.250 en 1.500 euro, 23,2% tussen 1.500 en 1.799 euro, 17,3% tussen 1.800 en 2.199 euro en 15,7% verdient meer dan 2.200 euro netto per maand. 2. Deelname aan levenslang leren 2.1. Deelname aan levenslang leren in de voorbije 12 maanden 39,7% van de volwassen West-Vlamingen tussen 25 en 64 jaar heeft tijdens de 12 maanden voorafgaand aan de bevraging deelgenomen aan onderwijs of aan een opleiding. De bevraging zelf vond plaats tussen november 2009 en maart 2010. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 33

Van de totale West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar nemen dus ongeveer 240.000 personen deel aan onderwijs en vorming. Het betreft zowel formeel als nietformeel leren. Informeel leren via zelfstudie is hier niet inbegrepen. In het werkingsgebied van Webros komt dit neer op circa 140.000 personen tussen 25 en 64 jaar die opleidingen volgen; in het werkingsgebied van Comenes op ongeveer 100.000 deelnemers. De participatiegraad aan opleidingen ligt het hoogst in de regio Brugge (47,4%) en het laagst in het arrondissement Kortrijk (34,8%) en in de Westhoek (35,9%). De participatiegraden in Oostende en Midden-West-Vlaanderen benaderen het gemiddelde voor de provincie. De participatiegraad ligt echter lager in het arrondissement Tielt (37,7%) dan in het arrondissement Roeselare (40,4%). In de Westhoek kent het arrondissement Ieper de laagste participatiegraad (31,1%). Bekeken op het niveau van de consortia zien we een grotere participatiegraad in opleidingen in het werkingsgebied van Webros in vergelijking met Comenes (tabel 13 en figuur 5). Tabel 13 Deelname aan levenslang leren van de West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar, naar regio, WES-enquête 2010 (in absolute aantallen en in %) Regio Aantal deelnemers aan opleiding en vorming (via extrapolatie) Participatiegraad in onderwijs of vorming Brugge 69.922 47,4 Oostende 31.805 40,5 Westhoek 39.754 35,9 Totaal werkingsgebied consortium Webros 141.481 42,0 Midden-West-Vlaanderen 48.396 39,3 Kortrijk 51.282 34,8 Totaal werkingsgebied Comenes 99.678 36,9 Provincie West-Vlaanderen 241.159 39,7 Figuur 5 Participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar regio, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 47,4 40,5 35,9 39,3 34,8 39,7 30,0 20,0 10,0 0,0 Brugge Oostende Westhoek Midden- West- Vlaanderen Kortrijk Provincie West- Vlaanderen Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 34

2.1.1. Wie neemt deel? Tussen mannen en vrouwen is er weinig verschil in participatiegraden. Andere kenmerken zijn echter meer bepalend voor het al dan niet participeren in onderwijs en opleiding. Zo stellen we vast dat (zie tabel 14 en figuren 6 tot en met 11): de deelname aan opleiding afneemt met de leeftijd; de deelname aan opleiding toeneemt met het opleidingsniveau; gezinnen met kinderen meer deelnemen aan opleiding dan gezinnen zonder kinderen; beroepsactieven meer deelnemen aan opleiding dan niet-beroepsactieven; inwoners van kleinere gemeenten minder deelnemen aan opleiding dan inwoners van grotere gemeenten. Uit de analyse van het aanbod stelden we ook vast dat er in het midden van de provincie West-Vlaanderen een lijn van gemeenten is met een laag bereik van het opleidingsaanbod van CVO s, Syntra en de VDAB. Het betreft de gemeenten Alveringem, Vleteren, Lo-Reninge, Houthulst, Kortemark, Ichtegem, Lichtervelde, Wingene, Pittem, Tielt, Ruiselede en Dentergem. Uit de enquête blijkt dat in deze gemeenten de participatiegraad in levenslang leren inderdaad beduidend lager ligt, met name op 33,8% tegenover 40,3% voor de andere gemeenten. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 35

Tabel 14 De mate waarin men tijdens de voorbije 12 maanden onderwijs of een opleiding heeft gevolgd, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) ONDERWIJS OF OPLEIDING GEVOLGD TIJDENS DE VOORBIJE 12 MAANDEN? Ja Neen Totaal Aantal respondenten GESLACHT Man 40,4 59,6 100,0 854 Vrouw 39,0 61,0 100,0 835 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 52,9 47,1 100,0 367 35-49 jaar 40,0 60,0 100,0 691 50-64 jaar 31,7 68,3 100,0 632 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 20,1 79,9 100,0 532 Middengeschoold 39,0 61,0 100,0 647 Hooggeschoold 61,0 39,0 100,0 509 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 35,3 64,7 100,0 274 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 33,2 66,8 100,0 433 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar 52,4 47,6 100,0 131 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar 44,6 55,4 100,0 242 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 13 en 17 jaar 41,5 58,5 100,0 252 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder 42,4 57,6 100,0 347 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 44,4 55,6 100,0 1.324 Niet beroepsactief 23,1 76,9 100,0 354 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 68,6 31,4 100,0 202 Arbeider 26,8 73,2 100,0 399 Bediende 53,2 46,8 100,0 429 Zelfstandige 31,7 68,3 100,0 230 (Brug)gepensioneerd 16,7 83,3 100,0 131 Huisman/huisvrouw 19,9 80,1 100,0 94 Werkloos 30,8 69,2 100,0 67 Arbeidsongeschikt 12,5 87,5 100,0 45 REGIO Brugge 47,4 52,6 100,0 410 Oostende 40,5 59,5 100,0 220 Westhoek 35,9 64,1 100,0 310 Midden-West-Vlaanderen 39,3 60,7 100,0 344 Kortrijk 34,8 65,2 100,0 408 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 42,0 58,0 100,0 940 Comenes 36,9 63,1 100,0 752 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 31,0 69,0 100,0 224 Meer dan 10.000 inwoners 41,0 59,0 100,0 1.468 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 39,2 60,8 100,0 859 200-500 inwoners per km² 43,2 56,8 100,0 647 <200 inwoners per km² 29,8 70,2 100,0 186 LIGGING GEMEENTE Gemeente tussen noorden en zuiden van de provincie 33,8 66,2 100,0 152 Andere gemeente 40,3 59,7 100,0 1.539 Totaal 39,7 60,3 100,0 1.692 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 36

Figuur 6 Participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar geslacht, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 40,4 39,0 39,7 0,0 Man Vrouw Totaal Figuur 7 Participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar leeftijdsklasse, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 52,9 40,0 31,7 0,0 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar Figuur 8 Participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar opleidingsniveau, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 61,0 50,0 40,0 30,0 39,0 20,0 10,0 0,0 20,1 Laaggeschoold Middengeschoold Hooggeschoold Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 37

Figuur 9 Participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar gezinssamenstelling, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 35,3 33,2 52,4 44,6 41,5 42,4 30,0 20,0 10,0 0,0 Alleenwonende Gezin zonder (thuiswonende) kinderen Gezin, jongste kind jonger dan 3 jaar Gezin, jongste kind tussen 3 en 12 jaar Gezin, jongste kind tussen 13 en 17 jaar Gezin, jongste kind 18 jaar of ouder Figuur 10 Participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naarmate waarin men al dan niet beroepsactief is, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 44,4 30,0 20,0 23,1 10,0 0,0 Beroepsactief Niet beroepsactief Figuur 11 Participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar bevolkingsaantal woongemeente, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 31,0 Minder dan 10.000 inwoners 41,0 Meer dan 10.000 inwoners Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 38

Als we ons focussen op de beroepsactieven, dan zien we dat (tabel 15 en figuren 12 tot en met 16): ambtenaren de hoogste participatiegraad kennen (68,6%), gevolgd door bedienden (53,2%). Zelfstandigen (31,7%) en arbeiders (26,8%) nemen beduidend minder deel aan onderwijs en vorming; de deelname aan opleiding toeneemt met de grootte van de organisatie waar men werkt; personen tewerkgesteld in de non-profitsector veel meer deelnemen (62,9%) aan opleiding dan personen tewerkgesteld in andere sectoren. De laagste participatiegraden stellen we vast in de handel en horeca, de bouw en de industrie; er geen verschil is in participatiegraad tussen voltijds en deeltijds werkenden; de deelname aan levenslang leren toeneemt met het netto-inkomen. Vanaf een inkomen dat hoger is dan 2.200 euro neemt de participatiegraad echter lichtjes af. Dit heeft te maken met het feit dat we in deze inkomensklasse relatief veel zelfstandigen aantreffen, een groep waarvan de participatiegraad in levenslang leren relatief laag ligt. De verschillen in tewerkstellingsstructuur tussen de West-Vlaamse regio s zijn ons inziens ook gedeeltelijk verantwoordelijk voor de verschillende participatiegraden in levenslang leren: veel ambtenaren en tewerkgestelden in de non-profitsector in de regio Brugge leiden bijvoorbeeld tot hogere participatiegraden in deze regio in vergelijking met de regio Kortrijk, die gekenmerkt wordt door veel industrie en bouw, met relatief veel arbeiders en weinig ambtenaren. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 39

Tabel 15 De mate waarin de beroepsactieven tijdens de voorbije 12 maanden onderwijs of een opleiding hebben gevolgd, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) ONDERWIJS OF OPLEIDING GEVOLGD TIJDENS DE VOORBIJE 12 MAANDEN Ja Neen Totaal Aantal respondenten AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 32,8 67,2 100,0 294 5-9 werknemers 39,9 60,1 100,0 142 10-49 werknemers 41,1 58,9 100,0 342 50 werknemers of meer 54,5 45,5 100,0 538 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 17,8 82,2 100,0 42 Industrie 35,6 64,4 100,0 267 Bouw 32,9 67,1 100,0 116 Groot- en kleinhandel, horeca 24,8 75,2 100,0 201 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 45,4 54,6 100,0 205 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 62,9 37,1 100,0 471 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 44,6 55,4 100,0 998 Deeltijds 44,1 55,9 100,0 322 MAANDELIJKS NETTO- INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 28,7 71,3 100,0 282 1.250-1.499 EUR 41,0 59,0 100,0 272 1.500-1.799 EUR 53,7 46,3 100,0 292 1.800-2.199 EUR 55,2 44,8 100,0 217 2.200 EUR en meer 49,9 50,1 100,0 199 Totaal 44,4 55,6 100,0 1.324 Figuur 12 Participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar sociaaleconomisch statuut van de beroepsactieven, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 68,6 26,8 53,2 31,7 44,4 Ambtenaar Arbeider Bediende Zelfstandige Totaal beroepsactieven Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 40

Figuur 13 Participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar aantal werknemers in de organisatie waar men werkt, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 32,8 Minder dan 5 werknemers 39,9 41,1 54,5 5-9 werknemers 10-49 werknemers 50 werknemers of meer Figuur 14 Participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar sector van tewerkstelling, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 35,6 32,9 24,8 45,4 62,9 20,0 10,0 0,0 Industrie Bouw Groot- en kleinhandel, horeca Commerciële diensten Nonprofitsector Figuur 15 Participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naarmate waarin men voltijds of deeltijds werkt, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 44,6 44,1 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 Voltijds Deeltijds Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 41

Figuur 16 Participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar maandelijks netto-inkomen, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 28,7 41,0 53,7 55,2 49,9 20,0 10,0 0,0 Minder dan 1.250 EUR 1.250-1.499 EUR 1.500-1.799 EUR 1.800-2.199 EUR 2.200 EUR en meer 2.2. Deelname aan levenslang leren in de voorbije 4 weken Omdat op Europees niveau de Lissabon-doelstelling voor wat betreft de participatie aan levenslang leren berekend wordt aan de hand van de deelname aan onderwijs of vorming gedurende de voorbije 4 weken, hebben we ook in onze enquête deze vraag gesteld (zie tabel 16). We stellen hier echter veel hogere percentages vast dan in de Enquête naar de Arbeidskrachten die gebruikt wordt voor de invulling van deze Lissabonindicator. Volgens onze enquête heeft 22% van de West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar in de vier weken voorafgaand aan de bevraging onderwijs of een opleiding gevolgd. Volgens de indicator uit de Enquête naar de Arbeidskrachten heeft slechts 6,3% onderwijs of een opleiding gevolgd tijdens de vier weken voorafgaand aan de bevraging. De verklaring voor deze verschillen kan vooral gezocht worden in de verschillende doelstellingen van beide enquêtes. Bij de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) ligt de focus in eerste instantie op de mate waarin men al dan niet aan het werk is, en veel minder op de mate waarin men bijkomende opleidingen volgt. In onze enquête, evenals in de Enquête Volwasseneneducatie (AES), ligt de focus op opleidingen. Als we onze cijfers trouwens vergelijken met de cijfers uit de Enquête Volwasseneneducatie van de FOD Economie (beiden met referentieperiode 12 maanden), dan liggen de resultaten van deze enquête in dezelfde lijn: een participatiegraad in levenslang leren van 39,7% in West-Vlaanderen (enquête WES) tegenover een participatiegraad van 40,5% in België en van 43,2% in Vlaanderen (Enquête Volwasseneneducatie) en slechts een participatiegraad van 19,3% in België, 20,7% in Vlaanderen en 16,5% in West-Vlaanderen in de Enquête naar de Arbeidskrachten (referentieperiode 12 maanden). Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 42

Tabel 16 De mate waarin men tijdens de voorbije 4 weken onderwijs of een opleiding heeft gevolgd, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Omschrijving ONDERWIJS OF OPLEIDING GEVOLGD TIJDENS DE VOORBIJE 4 WEKEN? Ja Neen Totaal Aantal respondenten GESLACHT Man 21,8 78,2 100,0 856 Vrouw 22,2 77,8 100,0 837 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 30,2 69,8 100,0 368 35-49 jaar 23,3 76,7 100,0 693 50-64 jaar 16,0 84,0 100,0 634 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 9,7 90,3 100,0 534 Middengeschoold 22,4 77,6 100,0 647 Hooggeschoold 34,4 65,6 100,0 510 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 17,9 82,1 100,0 273 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 19,1 80,9 100,0 435 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 28,8 71,2 100,0 131 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 21,3 78,7 100,0 243 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 25,7 74,3 100,0 252 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 24,4 75,6 100,0 349 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 23,8 76,2 100,0 1.327 Niet beroepsactief 16,2 83,8 100,0 355 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 34,3 65,7 100,0 203 Arbeider 13,6 86,4 100,0 401 Bediende 28,8 71,2 100,0 429 Zelfstandige 18,8 81,2 100,0 230 (Brug)gepensioneerd 7,5 92,5 100,0 131 Huisman/huisvrouw 15,5 84,5 100,0 94 Werkloos 23,5 76,5 100,0 67 Arbeidsongeschikt 7,2 92,8 100,0 46 REGIO Brugge 28,1 71,9 100,0 412 Oostende 22,7 77,3 100,0 221 Westhoek 19,2 80,8 100,0 310 Midden-West-Vlaanderen 21,9 78,1 100,0 344 Kortrijk 17,9 82,1 100,0 409 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 23,9 76,1 100,0 942 Comenes 19,7 80,3 100,0 753 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 18,0 82,0 100,0 224 Meer dan 10.000 inwoners 22,7 77,3 100,0 1.472 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 21,5 78,5 100,0 863 200-500 inwoners per km² 24,4 75,6 100,0 647 <200 inwoners per km² 16,0 84,0 100,0 186 LIGGING GEMEENTE Gemeente tussen noorden en zuiden van de provincie 19,6 80,4 100,0 152 Andere gemeente 22,3 77,7 100,0 1.543 Totaal 22,0 78,0 100,0 1.695 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 43

De EAK is bovendien een verplichte enquête en de AES en onze WES-enquête zijn dit niet. Bijgevolg zullen aan de AES en aan onze WES-enquête misschien eerder mensen deelgenomen hebben die opleidingen volgen. Degene die geen opleidingen volgen, zullen zich misschien minder aangesproken gevoeld hebben om deel te nemen aan de enquête. Bij de EAK worden ook proxyantwoorden toegelaten. Dit zijn antwoorden gegeven door een ander volwassen persoon in het huishouden wanneer de betrokkene afwezig is. Bij de AES en onze WES-enquête worden proxies niet toegelaten. Proxies zijn allicht minder vaak op de hoogte van (vooral niet-formele) opleidingen die de partner, zoon, dochter of iemand anders van het huishouden volgt wat dus tot een onderschatting leidt. Momenteel is men op niveau van Eurostat aan het bekijken hoe men in de toekomst de vraagstelling in de Enquête naar de Arbeidskrachten kan aanpassen zodat de resultaten meer in de lijn zouden liggen van andere enquêtes zoals de Enquête Volwasseneneducatie. Tot zolang blijven de cijfers uit de Enquête naar de Arbeidskrachten (referentieperiode vier weken) echter de officiële Europese indicatoren om de participatie in levenslang leren op Europees niveau te meten. 2.3. Mate waarin men opleidingen die men had willen volgen, toch niet heeft gevolgd Iets meer dan een kwart van de respondenten (26,9%) heeft in de voorbije 12 maanden bepaalde opleidingen niet gevolgd hoewel men die graag had gevolgd. Dit percentage bedraagt 36,6% voor de respondenten die reeds opleidingen hebben gevolgd. Van de personen die geen opleidingen hebben gevolgd, zegt 1 op 5 dat ze graag een opleiding had gevolgd. Werklozen, hooggeschoolden, ambtenaren, personen tewerkgesteld in de nonprofitsector, personen tussen 25 en 34 jaar, arbeidsongeschikten en respondenten uit het werkingsgebied van Webros zeggen relatief meer dat ze bepaalde opleidingen die ze graag hadden willen volgen niet hebben gevolgd (zie tabellen 17 en 18). 2.4. Deelname aan levenslang leren in de toekomst 45,5% van alle respondenten is van plan om in de toekomst (de komende drie jaar) zeker nog opleidingen te volgen. Als we mogen aannemen dat ze dit ook effectief zullen doen, dan mogen we een toename van de participatiegraad in levenslang leren verwachten. 30% van de respondenten zegt geen opleidingen te zullen volgen in de toekomst en ongeveer een kwart van de respondenten weet het nog niet. Tabellen 19 en 20 tonen de mate waarin de verschillende groepen van ondervraagden in de toekomst opleidingen zullen volgen. Figuren 17 tot en met 28 zetten de huidige en de toekomstig verwachte participatiegraden naast elkaar. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 44

Tabel 17 De mate waarin men tijdens de voorbije 12 maanden een opleiding die men graag had gevolgd niet heeft gevolgd, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) WAS ER IN DE VOORBIJE 12 MAANDEN EEN OPLEIDING DIE U GRAAG ZOU GEVOLGD HEBBEN MAAR DIE U NIET HEEFT GEVOLGD? Ja Neen Totaal Aantal respondenten GESLACHT Man 25,4 74,6 100,0 856 Vrouw 28,4 71,6 100,0 834 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 33,4 66,6 100,0 366 35-49 jaar 27,7 72,3 100,0 694 50-64 jaar 22,2 77,8 100,0 631 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 17,8 82,2 100,0 533 Middengeschoold 26,2 73,8 100,0 648 Hooggeschoold 37,3 62,7 100,0 507 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 24,6 75,4 100,0 273 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 24,9 75,1 100,0 434 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 35,7 64,3 100,0 131 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 31,3 68,7 100,0 243 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 27,3 72,7 100,0 250 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 24,1 75,9 100,0 349 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 27,3 72,7 100,0 1.325 Niet beroepsactief 25,7 74,3 100,0 354 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 36,9 63,1 100,0 203 Arbeider 21,0 79,0 100,0 399 Bediende 30,2 69,8 100,0 429 Zelfstandige 21,7 78,3 100,0 230 (Brug)gepensioneerd 21,9 78,1 100,0 131 Huisman/huisvrouw 12,4 87,6 100,0 94 Werkloos 47,9 52,1 100,0 66 Arbeidsongeschikt 32,4 67,6 100,0 46 REGIO Brugge 32,1 67,9 100,0 412 Oostende 31,9 68,1 100,0 221 Westhoek 27,9 72,1 100,0 310 Midden-West-Vlaanderen 22,2 77,8 100,0 342 Kortrijk 21,9 78,1 100,0 408 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 30,7 69,3 100,0 942 Comenes 22,0 78,0 100,0 750 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 28,9 71,1 100,0 222 Meer dan 10.000 inwoners 26,5 73,5 100,0 1.470 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 28,5 71,5 100,0 862 200-500 inwoners per km² 24,1 75,9 100,0 644 <200 inwoners per km² 28,7 71,3 100,0 186 ONDERWIJS OF OPLEIDING GEVOLGD TIJDENS DE VOORBIJE 12 MAANDEN? Ja 36,6 63,4 100,0 665 Neen 20,4 79,6 100,0 1.020 Totaal 26,9 73,1 100,0 1.692 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 45

Tabel 18 De mate waarin de beroepsactieven tijdens de voorbije 12 maanden een opleiding die ze graag hadden gevolgd niet hebben gevolgd, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Omschrijving WAS ER IN DE VOORBIJE 12 MAANDEN EEN OPLEIDING DIE U GRAAG ZOU GEVOLGD HEBBEN MAAR DIE U NIET HEEFT GEVOLGD? Ja Neen Totaal Aantal respondenten AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 23,1 76,9 100,0 294 5-9 werknemers 31,5 68,5 100,0 141 10-49 werknemers 28,0 72,0 100,0 343 50 werknemers of meer 28,3 71,7 100,0 538 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 16,4 83,6 100,0 42 Industrie 23,8 76,2 100,0 267 Bouw 21,9 78,1 100,0 117 Groot- en kleinhandel, horeca 23,1 76,9 100,0 200 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, zakelijke of 22,0 78,0 100,0 205 persoonlijke dienstverlening) Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 36,0 64,0 100,0 471 Andere 54,1 45,9 100,0 5 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 27,7 72,3 100,0 1.001 Deeltijds 26,3 73,7 100,0 320 MAANDELIJKS NETTO- INKOMEN HOOFD- BEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 22,6 77,4 100,0 280 1.250-1.499 EUR 28,1 71,9 100,0 274 1.500-1.799 EUR 30,5 69,5 100,0 291 1.800-2.199 EUR 29,7 70,3 100,0 219 2.200 EUR en meer 27,2 72,8 100,0 198 Totaal 27,3 72,7 100,0 1.325 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 46

Tabel 19 De mate waarin men van plan is om in de toekomst (de komende drie jaar) nog opleidingen te volgen, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten BENT U VAN PLAN OM IN DE TOEKOMST NOG OPLEIDINGEN TE VOLGEN? Ja Neen Weet nog niet GESLACHT Man 47,4 28,4 24,3 100,0 848 Vrouw 43,7 32,2 24,1 100,0 832 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 53,7 17,1 29,2 100,0 365 35-49 jaar 49,2 26,2 24,6 100,0 687 50-64 jaar 36,6 42,1 21,3 100,0 631 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 25,1 49,9 25,0 100,0 527 Middengeschoold 45,1 27,1 27,8 100,0 644 Hooggeschoold 67,0 13,8 19,3 100,0 507 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 42,0 35,5 22,5 100,0 270 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 37,9 37,9 24,2 100,0 434 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 56,8 20,1 23,0 100,0 130 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 52,0 25,8 22,2 100,0 239 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het 30,4 100,0 249 jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 45,7 23,9 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 48,3 27,6 24,1 100,0 347 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 49,9 25,7 24,3 100,0 1.318 Niet beroepsactief 29,8 46,1 24,1 100,0 351 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 72,9 12,4 14,6 100,0 203 Arbeider 33,8 36,9 29,4 100,0 398 Bediende 55,7 19,9 24,3 100,0 424 Zelfstandige 40,8 32,3 26,9 100,0 230 (Brug)gepensioneerd 20,6 55,5 23,9 100,0 130 Huisman/huisvrouw 27,1 55,4 17,5 100,0 92 Werkloos 48,4 18,8 32,8 100,0 67 Arbeidsongeschikt 32,1 47,4 20,5 100,0 46 47

Tabel 19 De mate waarin men van plan is om in de toekomst (de komende drie jaar) nog opleidingen te volgen, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal Aantal respondenten BENT U VAN PLAN OM IN DE TOEKOMST NOG OPLEIDINGEN TE VOLGEN? Ja Neen Weet nog niet REGIO Brugge 57,6 26,7 15,7 100,0 412 Oostende 45,3 29,1 25,6 100,0 218 Westhoek 41,4 31,4 27,3 100,0 309 Midden-West-Vlaanderen 45,8 29,7 24,4 100,0 343 Kortrijk 35,9 33,9 30,2 100,0 401 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 49,4 28,8 21,8 100,0 939 Comenes 40,5 32,0 27,5 100,0 743 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 36,7 34,5 28,8 100,0 220 Meer dan 10.000 inwoners 46,8 29,6 23,6 100,0 1.462 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 46,1 29,0 24,9 100,0 857 200-500 inwoners per km² 45,1 32,6 22,3 100,0 639 <200 inwoners per km² 43,7 27,5 28,8 100,0 186 ONDERWIJS OF OPLEIDING GEVOLGD TIJDENS DE VOORBIJE 12 MAANDEN Ja 78,8 7,1 14,1 100,0 668 Neen 23,5 45,7 30,9 100,0 1.005 Totaal 45,5 30,2 24,3 100,0 1.682 48

Tabel 20 De mate waarin de beroepsactieven van plan zijn om in de toekomst (de komende drie jaar) nog opleidingen te volgen, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten BENT U VAN PLAN OM IN DE TOEKOMST NOG OPLEIDINGEN TE VOLGEN? Ja Neen Weet nog niet AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 41,7 33,0 25,2 100,0 292 5-9 werknemers 49,2 14,2 36,6 100,0 140 10-49 werknemers 43,4 29,3 27,3 100,0 338 50 werknemers of meer 59,1 21,9 18,9 100,0 539 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 39,7 47,6 12,7 100,0 42 Industrie 41,5 28,6 29,9 100,0 268 Bouw 42,0 32,1 25,9 100,0 116 Groot- en kleinhandel, horeca 32,8 33,6 33,5 100,0 196 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 48,8 20,8 30,4 100,0 202 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 66,5 18,7 14,9 100,0 471 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 51,8 23,8 24,4 100,0 994 Deeltijds 44,4 31,1 24,4 100,0 320 MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 34,3 38,7 27,1 100,0 281 1.250-1.499 EUR 48,4 25,0 26,6 100,0 271 1.500-1.799 EUR 54,2 20,0 25,7 100,0 289 1.800-2.199 EUR 62,2 20,2 17,6 100,0 217 2.200 EUR en meer 60,3 19,1 20,6 100,0 197 Totaal 49,9 25,7 24,3 100,0 1.318 49

Figuur 17 Huidige en toekomstige participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar regio, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 57,6 47,4 45,3 40,5 41,4 35,9 Brugge Oostende Westhoek Midden- West- Vlaanderen 45,8 35,9 45,5 39,3 39,7 34,8 Kortrijk Provincie West- Vlaanderen Huidig Toekomstig Figuur 18 Huidige en toekomstige participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar geslacht, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 47,4 43,7 45,5 40,4 39,0 39,7 Man Vrouw Totaal Huidig Toekomstig Figuur 19 Huidige en toekomstige participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar leeftijdsklasse, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 53,7 52,9 40,0 49,2 36,6 31,7 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar Huidig Toekomstig Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 50

Figuur 20 Huidige en toekomstige participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar opleidingsniveau, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 67,0 61,0 45,1 39,0 25,1 20,1 Laaggeschoold Middengeschoold Hooggeschoold Huidig Toekomstig Figuur 21 Huidige en toekomstige participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar gezinssamenstelling, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 42,0 37,9 35,3 33,2 56,8 52,4 52,0 44,6 45,7 48,3 41,5 42,4 Alleenwonende Gezin zonder (thuiswonende) kinderen Gezin, jongste kind jonger dan 3 jaar Gezin, jongste kind tussen 3 en 12 jaar Gezin, jongste kind tussen 13 en 17 jaar Gezin, jongste kind 18 jaar of ouder Huidig Toekomstig Figuur 22 Huidige en toekomsige participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naarmate waarin men al dan niet beroepsactief is, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 44,4 49,9 Beroepsactief 29,8 23,1 Niet beroepsactief Huidig Toekomstig Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 51

Figuur 23 Huidige en toekomstige participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar bevolkingsaantal woongemeente, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 36,7 31,0 Minder dan 10.000 inwoners 46,8 41,0 Meer dan 10.000 inwoners Figuur 24 Huidige en toekomstige participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar sociaaleconomisch statuut van de beroepsactieven, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 68,6 33,8 26,8 53,255,7 40,8 31,7 49,9 44,4 Ambtenaar Arbeider Bediende Zelfstandige Totaal beroepsactieven Huidig Toekomstig Figuur 25 Huidige en toekomstige participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar aantal werknemers in de organisatie waar men werkt, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 41,7 49,2 43,4 39,9 41,1 32,8 Minder dan 5 werknemers 59,1 54,5 5-9 werknemers 10-49 werknemers 50 werknemers of meer Huidig Toekomstig Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 52

Figuur 26 Huidige en toekomstige participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar sector van tewerkstelling, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 41,5 42,0 35,6 32,9 32,8 24,8 Industrie Bouw Groot- en kleinhandel, horeca 45,4 48,8 Commerciële diensten 66,5 62,9 Nonprofitsector Huidig Toekomstig Figuur 27 Huidige en toekomstige participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naarmate waarin men voltijds of deeltijds werkt, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 51,8 44,6 44,1 44,4 Voltijds Deeltijds Huidig Toekomstig Figuur 28 Huidige en toekomstige participatiegraden in levenslang leren in West-Vlaanderen, naar maandelijks netto-inkomen, WES-enquête 2010 (in %) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 34,3 28,7 Minder dan 1.250 EUR 48,4 41,0 1.250-1.499 EUR 54,2 53,7 1.500-1.799 EUR 62,2 55,2 1.800-2.199 EUR 60,3 49,9 2.200 EUR en meer Huidig Toekomstig Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 53

2.5. Huidige en toekomstige deelnemers Schema 2 biedt een samenvatting van de huidige en toekomstige participatie in levenslang leren. We delen de respondenten in vier categorieën in: personen die geen opleiding hebben gevolgd in de voorbije 12 maanden en dit in de toekomst ook niet zullen doen (46,2%); personen die geen opleiding hebben gevolgd maar in de toekomst wel opleidingen zullen volgen (14,1%); personen die opleidingen hebben gevolgd en in de toekomst nog opleidingen zullen volgen (31,4%); personen die opleidingen hebben gevolgd maar in de toekomst geen opleidingen meer zullen volgen (8,3%). We merken hierbij op dat sommige respondenten nog niet weten of ze in de toekomst nog bijkomende opleidingen gaan volgen. Deze respondenten werden ingedeeld bij de toekomstige niet-deelnemers. Via extrapolatie van onze huidige en toekomstige participatiegraden naar de totale populatie tussen 25 en 64 jaar, ramen we het huidige aantal West-Vlaamse deelnemers aan levenslang leren op circa 241.000 personen en het toekomstige aantal op ongeveer 276.000. Dit zou een toename betekenen van 14,6% 1. Schema 2 Huidige en toekomstige deelnemers aan levenslang leren in de provincie West-Vlaanderen, leeftijdsklasse 25-64 jaar, WES-enquête 2010 (in % en extrapolatie naar de totale West- Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar) HUIDIGE NIET- DEELNEMERS (60,3%) (366.295 personen) HUIDIGE DEELNEMERS (39,7%) (241.159 personen) Volgde geen opleiding en zal in de toekomst geen opleiding volgen (46,2%) 280.644 personen Volgde geen opleiding maar zal in de toekomst wel opleidingen volgen (14,1%) 85.651 personen Volgde opleiding(en) en zal in de toekomst nog opleidingen volgen (31,4%) 190.741 personen Volgde opleiding(en) maar zal in de toekomst geen opleiding(en) meer volgen (8,3%) 50.419 personen TOEKOMSTIGE NIET-DEELNEMERS (46,2%) TOEKOMSTIGE DEELNEMERS (45,5%) (276.392 personen) TOEKOMSTIGE NIET-DEELNEMERS (8,3%) 1 We veronderstellen hierbij dat alle toekomstige deelnemers in hetzelfde jaar opleidingen zullen volgen, wat niet noodzakelijk het geval is vermits we de vraag gesteld hebben voor de komende drie jaar. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 54

2.6. Leren via zelfstudie Naast het formele en niet-formele leren via een lesgever, kunnen mensen ook doelbewust bijleren op hun werk of tijdens hun vrije tijd via zelfstudie. De opleiding wordt dan niet aangeboden door een instelling of organisatie maar er wordt geleerd van collega s, van gezinsleden, of zelfstandig via boeken, vaktijdschriften, computer, De enquête leert ons dat 44,5% van de West-Vlamingen tussen 25 en 64 jaar in de 12 maanden voorafgaand aan de bevraging bijgeleerd heeft via zelfstudie. De cijfers zijn terug te vinden in tabel 21 (voor alle respondenten) en in tabel 22 (voor de beroepsactieven). Omdat de focus van de enquête ligt op het formele en niet-formele leren, gaan we niet verder in op deze vorm van leren. Tabel 21 De mate waarin men tijdens de voorbije 12 maanden via zelfstudie doelbewust geprobeerd heeft om iets bij te leren op het werk of tijdens de vrije tijd, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Omschrijving BIJGELEERD VIA ZELFSTUDIE? Totaal Aantal respondenten Ja Neen GESLACHT Man 48,1 51,9 100,0 803 Vrouw 40,9 59,1 100,0 792 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 50,0 50,0 100,0 335 35-49 jaar 47,7 52,3 100,0 664 50-64 jaar 37,7 62,3 100,0 597 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 26,2 73,8 100,0 502 Middengeschoold 44,0 56,0 100,0 608 Hooggeschoold 64,0 36,0 100,0 483 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 41,6 58,4 100,0 254 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 43,3 56,7 100,0 408 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 40,6 59,4 100,0 120 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 46,3 53,7 100,0 230 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 48,8 51,2 100,0 241 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 45,8 54,2 100,0 330 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 47,3 52,7 100,0 1260 Niet beroepsactief 33,5 66,5 100,0 330 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 64,3 35,7 100,0 193 Arbeider 32,3 67,7 100,0 383 Bediende 49,7 50,3 100,0 409 Zelfstandige 48,8 51,2 100,0 214 (Brug)gepensioneerd 32,7 67,3 100,0 124 Huisman/huisvrouw 30,9 69,1 100,0 86 Werkloos 37,7 62,3 100,0 61 Arbeidsongeschikt 30,2 69,8 100,0 44 REGIO Brugge 52,8 47,2 100,0 399 Oostende 47,3 52,7 100,0 214 Westhoek 39,9 60,1 100,0 303 Midden-West-Vlaanderen 42,6 57,4 100,0 325 Kortrijk 39,0 61,0 100,0 356 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 55

Tabel 21 De mate waarin men tijdens de voorbije 12 maanden via zelfstudie doelbewust geprobeerd heeft om iets bij te leren op het werk of tijdens de vrije tijd, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Omschrijving BIJGELEERD VIA ZELFSTUDIE? Totaal Aantal respondenten Ja Neen CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 47,2 52,8 100,0 916 Comenes 40,7 59,3 100,0 681 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 38,6 61,4 100,0 208 Meer dan 10.000 inwoners 45,3 54,7 100,0 1.388 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 44,7 55,3 100,0 800 200-500 inwoners per km² 44,4 55,6 100,0 614 <200 inwoners per km² 43,9 56,1 100,0 183 ONDERWIJS OF OPLEIDING GEVOLGD TIJDENS DE VOORBIJE 12 MAANDEN? Ja 60,0 40,0 100,0 627 Neen 34,2 65,8 100,0 965 Totaal 44,5 55,5 100,0 1.597 Tabel 22 De mate waarin de beroepsactieven tijdens de voorbije 12 maanden via zelfstudie doelbewust geprobeerd hebben om iets bij te leren op het werk of tijdens de vrije tijd, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Omschrijving BIJGELEERD VIA ZELFSTUDIE? Totaal Aantal respondenten Ja Neen AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 46,7 53,3 100,0 279 5-9 werknemers 48,0 52,0 100,0 135 10-49 werknemers 42,4 57,6 100,0 319 50 of meer werknemers 50,8 49,2 100,0 518 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 44,9 55,1 100,0 41 Industrie 37,9 62,1 100,0 256 Bouw 44,7 55,3 100,0 110 Groot- en kleinhandel, horeca 40,5 59,5 100,0 186 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 43,0 57,0 100,0 193 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 58,3 41,7 100,0 454 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 49,4 50,6 100,0 956 Deeltijds 41,1 58,9 100,0 300 MAANDELIJKS NETTO- INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 34,3 65,7 100,0 267 1.250-1.499 EUR 42,1 57,9 100,0 260 1.500-1.799 EUR 50,6 49,4 100,0 275 1.800-2.199 EUR 56,0 44,0 100,0 212 2.200 EUR en meer 59,8 40,2 100,0 190 Totaal 47,3 52,7 100,0 1.260 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 56

3. Opleidingsdomeinen 3.1. Domeinen waarin men opleidingen heeft gevolgd Aan de respondenten die opleidingen hebben gevolgd in de voorbije 12 maanden werd gevraagd in welke domeinen zij opleidingen hebben gevolgd. 30,7% van de respondenten die opleidingen volgden, heeft een opleiding gevolgd binnen het hoofddomein gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg en sport. 29,8% volgde een opleiding in het domein economie, handel, secretariaat, veiligheid en vervoer en 28,7% in het domein computer, documentatie, informatiebeheer, informatica. 13,1% heeft een opleiding gevolgd in ambachten, kunst, toerisme, 10,4% in exacte wetenschappen, bouw, techniek, media en 9,8% in talen, taalkunde, journalistiek. Slechts 0,3% van de respondenten volgde een opleiding basisvaardigheden (zie tabel 23). Gemiddeld hebben de respondenten opleidingen gevolgd in 1,3 verschillende opleidingsdomeinen. Merk echter op dat dit nog niks zegt over het aantal opleidingen dat gevolgd werd: een respondent kan immers binnen eenzelfde opleidingsdomein meerdere opleidingen volgen. 3.2. Domeinen waarin men opleidingen had willen volgen 26,9% van de respondenten zegt dat ze bepaalde opleidingen die ze hadden willen volgen in de voorbije 12 maanden toch niet hebben gevolgd. Van deze respondenten zegt 30,7% dat ze graag een opleiding binnen het opleidingsdomein computer, documentatie, informatiebeheer en informatica hadden gevolgd. 27% wou een opleiding volgen in gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg en sport en 22,2% in ambachten, kunst, toerisme. 19,4% had graag een opleiding talen, taalkunde, journalistiek gevolgd en 15,1% een opleiding economie, handel, secretariaat, veiligheid, vervoer. 1,3% van de respondenten wou een opleiding basisvaardigheden volgen (tabel 24). Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 57

Tabel 23 De domeinen waarin men opleidingen heeft gevolgd in de voorbije 12 maanden, naar regio, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Kortrijk Totaal Brugge Oostende Westhoek Midden-West- Vlaanderen Opleidingsdomein Gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg, sport, 37,5 37,3 19,6 29,4 27,3 30,7 Economie, handel, secretariaat, veiligheid, vervoer, 21,3 40,0 30,0 28,9 36,1 29,8 Computer, documentatie, informatiebeheer, informatica, 30,0 25,1 32,7 23,0 31,4 28,7 Ambachten, kunst, toerisme, 14,4 13,4 12,1 14,6 10,3 13,1 Exacte wetenschappen, bouw, techniek, media, 8,5 14,4 10,8 10,2 10,7 10,4 Talen, taalkunde, journalistiek, 11,7 2,7 9,8 9,7 11,5 9,8 Horeca, voeding, voedsel, 5,3 5,1 5,4 6,2 5,5 5,5 Dieren, land- en tuinbouw, milieu, 1,7 4,3 4,7 3,8 5,8 3,8 Basisvaardigheden 0,4 0,0 0,7 0,6 0,0 0,3 Totaal 130,8 142,2 126,0 126,4 138,5 132,2 Aantal respondenten 192 86 111 133 138 660 58

Tabel 24 De domeinen waarin men opleidingen had willen volgen in de voorbije 12 maanden, naar regio, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Kortrijk Totaal Brugge Oostende Westhoek Midden-West- Vlaanderen Opleidingsdomein Computer, documentatie, informatiebeheer, informatica, 27,0 35,4 32,7 34,7 27,4 30,7 Gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg, sport, 33,7 33,4 24,9 17,5 21,6 27,0 Ambachten, kunst, toerisme, 25,8 17,2 19,4 16,8 27,8 22,2 Talen, taalkunde, journalistiek, 15,8 18,9 16,9 22,3 25,1 19,4 Economie, handel, secretariaat, veiligheid, vervoer, 9,3 11,7 15,5 15,5 26,0 15,1 Exacte wetenschappen, bouw, techniek, media, 13,1 12,1 9,2 4,1 16,6 11,4 Horeca, voeding, voedsel, 5,2 11,3 7,7 7,5 13,5 8,6 Dieren, land- en tuinbouw, milieu, 6,0 2,7 9,8 4,0 3,3 5,4 Basisvaardigheden 1,6 0,0 1,4 1,2 1,9 1,3 Totaal 137,5 142,7 137,5 123,6 163,1 141,0 Aantal respondenten 130 67 83 72 85 437 59

4. Redenen voor het al dan niet volgen van opleidingen 4.1. Redenen voor het volgen van opleidingen in de voorbije 12 maanden Circa 57% van de respondenten volgt onder meer opleidingen om zijn/haar huidige job beter te kunnen uitvoeren en/of zijn/haar carrièrevooruitzichten te verbeteren. 41,1% volgt opleidingen om zijn/haar algemene kennis en vaardigheden te verhogen en eenzelfde percentage uit pure interesse of hobby. 34% van de participanten volgde een opleiding op vraag van de werkgever. Andere redenen zijn: om een diploma/getuigschrift te behalen (13%); om nieuwe sociale contacten te leggen (11%); om betere kansen te hebben op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld voor het verwerven van een (nieuwe) job (10,4%); om mijn eigen zaak te kunnen starten (4,5%); opleiding gevolgd op vraag van mijn arbeidsbemiddelaar (1,5%). Tabel 25 splitst de antwoorden op per regio. Uit alle redenen hebben de respondenten ook de belangrijkste reden voor het volgen van opleidingen gehaald. We stellen vast dat voor 63,7% van de respondenten die opleidingen volgden de hoofdreden werkgerelateerd is en voor 36,3% niet (onmiddellijk) werkgerelateerd (zie tabel 26 en figuur 29). De meest geciteerde reden is om mijn huidige job beter te kunnen uitvoeren en/of om mijn carrièrevooruitzichten te verbeteren. Voor 35,6% van de participanten aan opleiding is dit de belangrijkste reden. 20,2% volgt in eerste instantie opleidingen uit pure interesse of hobby en 16,2% omdat de werkgever het gevraagd heeft. Voor 13,5% van de deelnemers aan opleiding is het verhogen van de algemene kennis en vaardigheden de hoofdreden. Tabellen 27 en 28 tonen aan dat relatief meer mannen geneigd zijn om zich bij te scholen in het belang van de huidige of toekomstige job. Verder blijkt dat onder meer nietberoepsactieven, laaggeschoolden, ouderen, deeltijds werkenden en de lagere inkomensklassen relatief minder opleidingen volgen omwille van werkgerelateerde redenen en meer omwille van redenen die losstaan van de huidige of toekomstige job. Opvallend zijn ook de verschillen tussen de regio s en dan vooral tussen Brugge en Oostende. In Brugge geeft men relatief vaak een niet-werkgerelateerde reden als hoofdreden voor opleiding op terwijl men in Oostende veel meer een werkgerelateerde reden aanduidt. Een verklaring voor deze verschillen hebben we echter niet. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 60

Tabel 25 De redenen om bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries,... in de voorbije 12 maanden te volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Totaal Om mijn huidige job beter te kunnen uitvoeren en/of om mijn carrièrevooruitzichten te verbeteren 56,9 Om mijn algemene kennis en vaardigheden te verhogen 41,1 Uit pure interesse, hobby 41,1 Opleiding gevolgd op vraag van mijn werkgever 34,0 Om een diploma/getuigschrift te behalen 13,0 Om nieuwe sociale contacten te leggen 11,0 Om betere kansen te hebben op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld voor het verwerven van een (nieuwe) job 10,4 Om mijn eigen zaak te kunnen starten 4,5 Opleiding gevolgd op vraag van mijn arbeidsbemiddelaar (bijvoorbeeld de VDAB) 1,5 Andere, werkgerelateerd 1,9 Andere, niet werkgerelateerd 0,8 Totaal 216,2 Aantal respondenten 670 Tabel 26 De belangrijkste reden om bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries,... in de voorbije 12 maanden te volgen, WES-enquête 2010 (in %) Reden % respondenten WERKGERELATEERD 63,7 Om mijn huidige job beter te kunnen uitvoeren en/of om mijn carrièrevooruitzichten te verbeteren 35,6 Opleiding gevolgd op vraag van mijn werkgever 16,2 Om betere kansen te hebben op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld voor het verwerven van een (nieuwe) job 4,7 Om een diploma/getuigschrift te behalen 3,8 Om mijn eigen zaak te kunnen starten 2,2 Opleiding gevolgd op vraag van mijn arbeidsbemiddelaar (bijvoorbeeld de VDAB) 0,2 Andere, werkgerelateerd 1,0 NIET-WERKGERELATEERD 36,3 Uit pure interesse, hobby 20,2 Om mijn algemene kennis en vaardigheden te verhogen 13,5 Om nieuwe sociale contacten te leggen 2,3 Andere, niet werkgerelateerd 0,3 Totaal 100,0 Aantal respondenten 645 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 61

Figuur 29 De redenen om bijkomende opleidingen te volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 Om mijn huidige job beter te kunnen uitvoeren en/of om mijn carrièrevooruitzichten te verbeteren 35,6 56,9 Opleiding gevolgd op vraag van mijn werkgever 16,2 34,0 WERKGERELATEERD Om betere kansen te hebben op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld voor het verwerven van een (nieuwe) job Om een diploma/getuigschrift te behalen Om mijn eigen zaak te kunnen starten 4,7 3,8 4,5 2,2 10,4 13,0 Opleiding gevolgd op vraag van mijn arbeidsbemiddelaar (bv de VDAB) 1,5 0,2 Andere, werkgerelateerd 1,9 1,0 NIET (ONMIDDELLIJK) WERKGERELATEERD Uit pure interesse, hobby Om mijn algemene kennis en vaardigheden te verhogen Om nieuwe sociale contacten te leggen Andere, niet werkgerelateerd 2,3 0,8 0,3 20,2 13,5 11,0 41,1 41,1 Behoort tot één van de redenen Belangrijkste reden Tabel 27 De hoofdreden voor het volgen van opleidingen, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Omschrijving Werkgerelateerd Niet (onmiddellijk) werkgerelateerd Totaal Aantal respondenten GESLACHT Man 67,2 32,8 100,0 330 Vrouw 59,8 40,2 100,0 314 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 71,9 28,1 100,0 183 35-49 jaar 66,3 33,7 100,0 266 50-64 jaar 52,5 47,5 100,0 196 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 46,3 53,7 100,0 102 Middengeschoold 67,6 32,4 100,0 243 Hooggeschoold 66,2 33,8 100,0 299 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 65,0 35,0 100,0 92 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 55,8 44,2 100,0 141 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 74,0 26,0 100,0 65 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 67,9 32,1 100,0 107 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 65,8 34,2 100,0 102 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 60,4 39,6 100,0 136 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 62

Tabel 27 De hoofdreden voor het volgen van opleidingen, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Omschrijving Werkgerelateerd Niet (onmiddellijk) werkgerelateerd Totaal Aantal respondenten BEROEPSACTIEF Beroepsactief 68,2 31,8 100,0 566 Niet beroepsactief 31,5 68,5 100,0 78 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE (a) Ambtenaar 73,2 26,8 100,0 133 Arbeider 60,8 39,2 100,0 103 Bediende 67,1 32,9 100,0 224 Zelfstandige 62,4 37,6 100,0 68 REGIO Brugge 59,0 41,0 100,0 191 Oostende 75,2 24,8 100,0 85 Westhoek 66,6 33,4 100,0 109 Midden-West-Vlaanderen 60,7 39,3 100,0 134 Kortrijk 63,6 36,4 100,0 126 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 64,7 35,3 100,0 385 Comenes 62,1 37,9 100,0 260 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 66,1 33,9 100,0 66 Meer dan 10.000 inwoners 63,4 36,6 100,0 579 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 61,5 38,5 100,0 318 200-500 inwoners per km² 65,0 35,0 100,0 274 <200 inwoners per km² 70,3 29,7 100,0 53 Totaal 63,7 36,3 100,0 645 (a) Omwille van het kleine aantal respondenten in de categorieën van de inactieven worden deze resultaten niet weergegeven. Tabel 28 De hoofdreden voor het volgen van opleidingen door de beroepsactieven, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Omschrijving Werkgerelateerd Niet (onmiddellijk) werkgerelateerd Totaal Aantal respondenten AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 69,3 30,7 100,0 92 5-9 werknemers 68,6 31,4 100,0 56 10-49 werknemers 71,5 28,5 100,0 136 50 werknemers of meer 65,9 34,1 100,0 281 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Industrie 65,5 34,5 100,0 90 Bouw 76,5 23,5 100,0 37 Groot- en kleinhandel, horeca 57,6 42,4 100,0 50 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 77,1 22,9 100,0 90 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 67,0 33,0 100,0 284 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 70,7 29,3 100,0 430 Deeltijds 60,1 39,9 100,0 135 MAANDELIJKS NETTO- INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 63,2 36,8 100,0 79 1.250-1.499 EUR 62,1 37,9 100,0 109 1.500-1.799 EUR 71,8 28,2 100,0 152 1.800-2.199 EUR 66,6 33,4 100,0 116 2.200 EUR en meer 75,8 24,2 100,0 92 Totaal 68,2 31,8 100,0 566 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 63

4.2. Redenen voor het niet volgen van opleidingen die men wel had willen volgen 26,9% van de respondenten gaf aan dat er bepaalde opleidingen waren die men had willen volgen maar die men toch niet gevolgd heeft. Tabel 29 geeft de redenen hiervoor aan. Een derde van de respondenten zegt dat de opleiding georganiseerd werd op een tijdstip dat niet paste. Daarnaast speelt het gebrek aan tijd een belangrijke rol voor het niet volgen van bepaalde opleidingen die men had willen volgen: voor 27,8% van de respondenten valt de opleiding niet te combineren met de werksituatie, voor 21% valt ze niet te combineren met de werk- én gezinssituatie en voor 18,6% van de respondenten valt de opleiding niet te combineren met de gezinssituatie. Daarnaast zegt 5,3% van de respondenten dat ze geen tijd heeft om een opleiding te volgen. Het feit dat de opleiding niet in de buurt georganiseerd werd, is voor 17,7% van de respondenten een reden om een bepaalde opleiding niet te volgen. De kostprijs van de opleiding speelt voor 13,5% van de respondenten mee. Bijlagetabellen 1 tot en met 4 tonen de redenen opgesplitst naar leeftijdsklasse, naar opleidingsklasse, naarmate waarin men al dan niet werkt en naar statuut van de werkenden. De jongere leeftijdsklassen en de hoger opgeleiden geven bijvoorbeeld meer te kennen dat de opleiding niet te combineren valt met de werksituatie. De respondenten tussen 50 en 64 jaar geven dan weer vaker de reden de opleiding werd niet in mijn buurt georganiseerd op. Deze leeftijdscategorie heeft ook meer te kampen met gezondheidsproblemen. Dit is ook het geval voor de laaggeschoolden. Deze categorie zegt ook relatief vaak dat de opleiding te lang duurt, dat de opleiding te zwaar, te moeilijk is en dat men niet voldoet aan de voorwaarden om toegelaten te worden tot de opleiding. Beroepsactieven zeggen meer dan niet-werkenden dat de opleiding op een tijdstip georganiseerd wordt dat voor hen niet past of dat ze geen tijd hebben (omwille van gezin, werk, ) om een opleiding te volgen. Redenen die relatief meer door niet-werkenden worden opgegeven zijn: de opleiding werd niet in mijn buurt georganiseerd, ik had gezondheidsproblemen, de opleiding was te zwaar, te moeilijk, de opleiding werd nergens georganiseerd, de opleiding duurde te lang. Van de werkenden hebben de zelfstandigen in belangrijke mate problemen voor het volgen van opleidingen omwille van het gebrek aan tijd door werk of de combinatie werk-gezin. Arbeiders geven het gebrek aan informatie en de moeilijkheid van de opleiding relatief vaker als redenen op dan de andere categorieën. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 64

Tabel 29 De redenen om bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries,... die men had willen volgen in de voorbije 12 maanden toch niet te volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Reden Totaal De opleiding werd op een tijdstip georganiseerd dat voor mij niet paste 33,3 De opleiding valt niet te combineren met mijn werksituatie 27,8 De opleiding valt niet te combineren met mijn werk- én gezinssituatie 21,0 De opleiding valt niet te combineren met mijn gezinssituatie 18,6 De opleiding werd niet in mijn buurt georganiseerd 17,7 De opleiding was te duur 13,5 De opleiding valt niet te combineren met mijn vrijetijdsbesteding 8,1 Ik mocht de opleiding niet volgen van mijn werkgever 6,1 De opleiding was reeds volzet 5,6 Geen tijd 5,3 Ik had gezondheidsproblemen 5,1 Ik had geen/onvoldoende informatie over de opleiding 4,9 De opleiding duurde te lang 4,9 De opleiding werd nergens georganiseerd 4,5 Ik voldeed niet aan de voorwaarden/vereiste voorkennis om toegelaten te worden 3,5 De opleiding was te zwaar, te moeilijk 3,1 Mijn leeftijd 1,2 Andere 13,6 Totaal 197,7 Aantal respondenten 451 Tabel 30 toont de belangrijkste reden om bepaalde opleidingen die men had willen volgen toch niet te volgen. Bijlagetabellen 5 tot en met 8 splitst de resultaten op naar leeftijdsklasse, opleidingsniveau, mate waarin men al dan niet werkt en het sociaaleconomische statuut van de werkenden. Het gebrek aan tijd speelt de respondenten duidelijk parten: voor 15,7% van de respondenten valt de opleiding niet te combineren met de werksituatie, voor 14,8% niet met de werk- en gezinssituatie, voor 8,9% niet met de gezinssituatie, voor 2,6% niet met de vrijetijdsbesteding en 2,2% zegt gewoon geen tijd te hebben. Als we al deze factoren optellen, dan is gebrek aan tijd omwille van allerlei redenen voor 44,2% de belangrijkste hinderpaal voor het volgen van (nog meer) opleidingen. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 65

Tabel 30 De belangrijkste reden om bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries,... die men had willen volgen in de voorbije 12 maanden toch niet te volgen, WES-enquête 2010 (in %) Reden % respondenten De opleiding werd op een tijdstip georganiseerd dat voor mij niet paste 18,9 De opleiding valt niet te combineren met mijn werksituatie 15,7 De opleiding valt niet te combineren met mijn werk- én gezinssituatie 14,8 De opleiding valt niet te combineren met mijn gezinssituatie 8,9 De opleiding werd niet in mijn buurt georganiseerd 5,8 De opleiding was te duur 5,6 Ik mocht de opleiding niet volgen van mijn werkgever 4,9 Ik had gezondheidsproblemen 3,0 De opleiding was reeds volzet 2,7 De opleiding valt niet te combineren met mijn vrijetijdsbesteding 2,6 Geen tijd 2,2 De opleiding duurde te lang 2,1 Ik voldeed niet aan de voorwaarden/vereiste voorkennis om toegelaten te worden 1,9 De opleiding werd nergens georganiseerd 1,8 De opleiding was te zwaar, te moeilijk 1,3 Ik had geen/onvoldoende informatie over de opleiding 1,2 Mijn leeftijd 0,3 Andere 6,3 Totaal 100,0 Aantal respondenten 436 Voor 18,9% van de respondenten paste het tijdstip waarop de opleiding werd georganiseerd niet. 5,8% van de respondenten volgde een opleiding die ze hadden willen volgen niet omdat de opleiding niet in de buurt werd georganiseerd en 5,6% omdat de opleiding te duur was (zie ook figuur 30). Merk op dat voor 12,6% van de respondenten, woonachtig in een kleine gemeente, het feit dat de opleiding niet in de buurt werd georganiseerd de belangrijkste reden is om een opleiding die men had willen volgen toch niet te volgen (tabel 31). Ook voor 12,2% van de niet-werkenden is dit de belangrijkste reden (zie bijlagetabel 7). Figuur 31 maakt een verdere groepering van de belangrijkste redenen. Gebrek aan tijd is de belangrijkste reden maar daarnaast is een reden die verband houdt met de opleiding zelf voor 41,3% de belangrijkste reden om een opleiding die men had willen volgen toch niet te volgen. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 66

Figuur 30 De redenen om opleidingen die men had willen volgen in de voorbije 12 maanden toch niet te volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 De opleiding werd op een tijdstip georganiseerd dat voor mij niet paste De opleiding valt niet te combineren met mijn werksituatie De opleiding valt niet te combineren met mijn werk- én gezinssituatie De opleiding valt niet te combineren met mijn gezinssituatie De opleiding werd niet in mijn buurt georganiseerd De opleiding was te duur Ik mocht de opleiding niet volgen van mijn werkgever Ik had gezondheidsproblemen De opleiding was reeds volzet De opleiding valt niet te combineren met mijn vrijetijdsbesteding Geen tijd De opleiding duurde te lang Ik voldeed niet aan de voorwaarden/vereiste voorkennis om toegelaten te worden De opleiding werd nergens georganiseerd De opleiding was te zwaar, te moeilijk Ik had geen/onvoldoende informatie over de opleiding Mijn leeftijd Andere 8,9 5,8 5,6 6,1 4,9 5,1 3,0 5,6 2,7 8,1 2,6 5,3 2,2 4,9 2,1 3,5 1,9 4,5 1,8 3,1 1,3 4,9 1,2 1,2 0,3 6,3 18,9 15,7 21,0 14,8 18,6 17,7 13,5 13,6 27,8 33,3 Behoort tot één van de redenen Belangrijkste reden Tabel 31 De belangrijkste reden om bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries,... die men had willen volgen in de voorbije 12 maanden, toch niet te volgen, naar bevolkingsaantal woongemeente, WES-enquête 2010 (in %) BEVOLKINGSAANTAL Totaal WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners Meer dan 10.000 inwoners De opleiding werd op een tijdstip georganiseerd dat voor mij niet paste 22,2 18,4 18,9 De opleiding valt niet te combineren met mijn werksituatie 21,5 14,7 15,7 De opleiding valt niet te combineren met mijn werk- én gezinssituatie 11,6 15,3 14,8 De opleiding valt niet te combineren met mijn gezinssituatie 9,9 8,8 8,9 De opleiding werd niet in mijn buurt georganiseerd 12,6 4,7 5,8 De opleiding was te duur 1,3 6,3 5,6 Ik mocht de opleiding niet volgen van mijn werkgever 1,2 5,5 4,9 Ik had gezondheidsproblemen 3,7 2,9 3,0 De opleiding was reeds volzet 1,6 2,9 2,7 De opleiding valt niet te combineren met mijn vrijetijdsbesteding 4,6 2,2 2,6 Geen tijd 3,0 2,1 2,2 De opleiding duurde te lang 0,0 2,4 2,1 Ik voldeed niet aan de voorwaarden/vereiste voorkennis om toegelaten te worden 0,0 2,2 1,9 De opleiding werd nergens georganiseerd 0,0 2,0 1,8 De opleiding was te zwaar, te moeilijk 0,0 1,5 1,3 Ik had geen/onvoldoende informatie over de opleiding 1,3 1,2 1,2 Mijn leeftijd 0,0 0,3 0,3 Andere 5,4 6,5 6,3 Totaal 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 61 375 436 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 67

Figuur 31 De belangrijkste reden om opleidingen die men had willen volgen in de voorbije 12 maanden toch niet te volgen, WES-enquête 2010 (in %) 4,9 6,3 3,3 Gebrek aan tijd 44,2 Reden die te maken heeft met de opleiding zelf Persoonlijke redenen (exclusief tijd) 41,3 Mocht opleiding niet volgen van werkgever Andere redenen 4.3. Redenen voor het niet volgen van opleidingen 60,3% van de respondenten heeft in het jaar voorafgaand aan de bevraging geen enkele opleiding gevolgd. Tabel 32 toont alle redenen en tabel 33 toont de belangrijkste reden om geen opleidingen te volgen. De gegevens zijn ook weergegeven in figuur 32. Bijlagetabellen 9 tot en met 16 tonen de redenen en de belangrijkste reden naar leeftijdsklasse, naar opleidingsniveau, naarmate waarin men wel of niet actief is en naar sociaaleconomisch statuut. Tabel 32 De redenen om GEEN bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries,... in de voorbije 12 maanden te volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Reden Totaal Geen behoefte om me bij te scholen 53,3 Niet te combineren met mijn werksituatie 22,2 Niet te combineren met mijn werk- én gezinssituatie 15,6 Opleidingen gaan door op een tijdstip dat niet voor mij past 15,5 Niet te combineren met mijn gezinssituatie 14,1 Te hoge kostprijs van opleidingen 7,1 Een opleiding duurt doorgaans te lang 6,6 Ik heb gezondheidsproblemen 6,0 Ik heb onvoldoende informatie over de opleidingsmogelijkheden 5,9 Te zwaar, te moeilijk 5,6 Niet te combineren met mijn vrijetijdsbesteding 5,4 Ik kan geen enkele opleiding in mijn omgeving volgen (afstand tot opleidingsinstantie is te groot) 4,2 Ik krijg onvoldoende steun van mijn werkgever om opleidingen te volgen 3,1 Ik voldoe niet aan de eisen om toegelaten te worden tot opleidingen die me interesseren 2,4 Leeftijd, einde carrière 1,9 Geen specifieke reden 0,5 Genoeg opleidingen gevolgd in het verleden 0,3 Andere 3,6 Totaal 173,2 Aantal respondenten 957 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 68

Tabel 33 De belangrijkste reden om GEEN bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries,... te volgen in de voorbije 12 maanden, WES-enquête 2010 (in %) Reden % respondenten Geen behoefte om me bij te scholen 42,6 Niet te combineren met mijn werksituatie 13,3 Niet te combineren met mijn werk- én gezinssituatie 9,9 Niet te combineren met mijn gezinssituatie 7,5 Opleidingen gaan door op een tijdstip dat niet voor mij past 6,3 Ik heb gezondheidsproblemen 3,5 Ik heb onvoldoende informatie over de opleidingsmogelijkheden 2,2 Een opleiding duurt doorgaans te lang 2,2 Te hoge kostprijs van opleidingen 2,1 Te zwaar, te moeilijk 1,9 Niet te combineren met mijn vrijetijdsbesteding 1,4 Ik krijg onvoldoende steun van mijn werkgever om opleidingen te volgen 1,3 Leeftijd, einde carrière 1,1 Ik kan geen enkele opleiding in mijn omgeving volgen (afstand tot opleidingsinstantie 1,1 is te groot) Ik voldoe niet aan de eisen om toegelaten te worden tot opleidingen die me 0,9 interesseren Geen specifieke reden 0,5 Genoeg opleidingen gevolgd in het verleden 0,2 Andere 1,9 Totaal 100,0 Aantal respondenten 930 Voor 42,6% van de respondenten die geen opleidingen volgt, is de belangrijkste reden dat men geen behoefte heeft om zich bij te scholen. Andere redenen die worden aangehaald, hebben te maken met het niet combineerbaar zijn met werk en/of gezin (tijd!), het tijdstip dat niet past en het feit dat men gezondheidsproblemen heeft. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 69

Figuur 32 De redenen om geen bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries, in de voorbije 12 maanden te volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 Geen behoefte om me bij te scholen Niet te combineren met mijn werksituatie Niet te combineren met mijn werk- én gezinssituatie Niet te combineren met mijn gezinssituatie Opleidingen gaan door op een tijdstip dat niet voor mij past Ik heb gezondheidsproblemen Ik heb onvoldoende informatie over de opleidingsmogelijkheden Een opleiding duurt doorgaans te lang Te hoge kostprijs van opleidingen Te zwaar, te moeilijk Niet te combineren met mijn vrijetijdsbesteding Ik krijg onvoldoende steun van mijn werkgever om opleidingen te volgen Leeftijd, einde carrière Ik kan geen enkele opleiding in mijn omgeving volgen (afstand tot opleidingsinstantie is te groot) Ik voldoe niet aan de eisen om toegelaten te worden tot opleidingen die me interesseren Geen specifieke reden Genoeg opleidingen gevolgd in het verleden Andere 13,3 15,6 9,9 14,1 7,5 15,5 6,3 6,0 3,5 5,9 2,2 6,6 2,2 7,1 2,1 5,6 1,9 5,4 1,4 3,1 1,3 1,9 1,1 4,2 1,1 2,4 0,9 0,5 0,5 0,3 0,2 3,6 1,9 22,2 42,6 53,3 Behoort tot één van de redenen Belangrijkste reden Behalve het tijdstip, dat voor 6,3% van de respondenten moeilijk ligt, worden andere redenen die te maken hebben met de kenmerken van de opleidingen (duurtijd, kostprijs, moeilijkheidsgraad, bereikbaarheid, ) slechts door een beperkt aantal respondenten als belangrijkste reden vermeld. Ze spelen wel vaak een rol maar zijn meestal niet de doorslaggevende reden om geen opleiding te volgen. Ook voor respondenten uit kleinere gemeenten of voor de respondenten die wonen in een gemeente in het midden van de provincie wordt de reden ik kan geen opleiding volgen in mijn omgeving door minder dan 2% van de respondenten als hoofdreden opgegeven. Figuur 33 vat de belangrijkste redenen samen. Een reden die te maken heeft met de opleiding zelf wordt door 16,7% als belangrijkste knelpunt voor het niet volgen van opleidingen opgegeven. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 70

Figuur 33 De belangrijkste reden om geen bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries, in de voorbije 12 maanden te volgen, WES-enquête 2010 (in %) 16,7 3,9 4,7 1,3 Geen behoefte om me bij te scholen Gebrek aan tijd 42,6 Reden die te maken heeft met de opleiding zelf Persoonlijke redenen (exclusief tijd) Onvoldoende steun van werkgever 32,1 Andere redenen 4.4. Redenen om in de toekomst geen opleidingen te volgen 45,5% van de ondervraagden is van plan om in de nabije toekomst nog opleidingen te volgen, 30,2% is dat niet van plan en 24,3% weet het nog niet. Aan de personen die geen opleidingen zullen volgen in de toekomst (30,2%) hebben we gevraagd waarom ze dat niet zullen doen. Opnieuw hebben we gepolst naar alle redenen en naar de belangrijkste reden. De resultaten zijn terug te vinden in tabellen 34 en 35 en in figuur 34. Meer gedetailleerde resultaten, meer bepaald naar leeftijd, opleidingsniveau en naar de mate waarin men al dan niet actief is, zijn terug te vinden in bijlagetabellen 17 tot en met 22 1. Geen behoefte hebben om zich bij te scholen is de reden die veruit het meest voorkomt: voor 72,7% van de respondenten is dit één van de redenen, voor 62,7% zelfs de belangrijkste reden. Opnieuw speelt het gebrek aan tijd omwille van allerlei redenen (werk, gezin, vrije tijd, ) een grote rol. Voor 21,3% is gebrek aan tijd de belangrijkste reden om in de toekomst geen opleidingen (meer) te volgen. Redenen die te maken hebben met de opleiding zelf zijn slechts voor 6,6% van de respondenten de belangrijkste reden om geen opleidingen (meer) te volgen in de toekomst (zie ook figuur 35). 1 Omwille van het kleine aantal respondenten in bepaalde categorieën werd geen opsplitsing gemaakt van de resultaten naar sociaaleconomisch statuut. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 71

Tabel 34 De redenen om in de toekomst geen bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries,... te volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Reden Totaal Geen behoefte om me bij te scholen 72,7 Niet te combineren met mijn werksituatie 12,8 Niet te combineren met mijn gezinssituatie 10,2 Niet te combineren met mijn werk- én gezinssituatie 10,2 Opleidingen gaan door op een tijdstip dat niet voor mij past 6,9 Te zwaar, te moeilijk 6,7 Een opleiding duurt doorgaans te lang 5,8 Ik heb gezondheidsproblemen 4,9 Leeftijd, einde carrière 3,9 Te hoge kostprijs van opleidingen 3,8 Niet te combineren met mijn vrijetijdsbesteding 3,3 Ik heb onvoldoende informatie over de opleidingsmogelijkheden 3,2 Ik kan geen enkele opleiding in mijn omgeving volgen (afstand tot opleidingsinstantie is te groot) 2,3 Ik krijg onvoldoende steun van mijn werkgever om opleidingen te volgen 2,0 Ik voldoe niet aan de eisen om toegelaten te worden tot opleidingen die me interesseren 2,0 Andere 2,3 Totaal 152,9 Aantal respondenten 463 Tabel 35 De belangrijkste reden om in de toekomst geen bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries,... te volgen, WES-enquête 2010 (in %) Reden % respondenten Geen behoefte om me bij te scholen 62,7 Niet te combineren met mijn werksituatie 8,2 Niet te combineren met mijn werk- én gezinssituatie 6,5 Niet te combineren met mijn gezinssituatie 5,2 Leeftijd, einde carrière 3,6 Ik heb gezondheidsproblemen 2,6 Te zwaar, te moeilijk 1,9 Opleidingen gaan door op een tijdstip dat niet voor mij past 1,4 Niet te combineren met mijn vrijetijdsbesteding 1,4 Een opleiding duurt doorgaans te lang 1,3 Ik krijg onvoldoende steun van mijn werkgever om opleidingen te volgen 0,9 Ik voldoe niet aan de eisen om toegelaten te worden tot opleidingen die me interesseren 0,8 Ik kan geen enkele opleiding in mijn omgeving volgen (afstand tot opleidingsinstantie is te groot) 0,6 Te hoge kostprijs van opleidingen 0,5 Ik heb onvoldoende informatie over de opleidingsmogelijkheden 0,2 Andere 2,2 Totaal 100,0 Aantal respondenten 457,7 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 72

Figuur 34 De redenen om in de toekomst geen bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries, te volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 70,0 80,0 Geen behoefte om me bij te scholen 62,7 72,7 Niet te combineren met mijn werksituatie Niet te combineren met mijn werk- én gezinssituatie Niet te combineren met mijn gezinssituatie Leeftijd, einde carrière Ik heb gezondheidsproblemen Te zwaar, te moeilijk Opleidingen gaan door op een tijdstip dat niet voor mij past Niet te combineren met mijn vrijetijdsbesteding Een opleiding duurt doorgaans te lang Ik krijg onvoldoende steun van mijn werkgever om opleidingen te volgen Ik voldoe niet aan de eisen om toegelaten te worden tot opleidingen die me interesseren Ik kan geen enkele opleiding in mijn omgeving volgen (afstand tot opleidingsinstantie is te groot) Te hoge kostprijs van opleidingen Ik heb onvoldoende informatie over de opleidingsmogelijkheden Andere 12,8 8,2 10,2 6,5 10,2 5,2 3,9 3,6 4,9 2,6 6,7 1,9 6,9 1,4 3,3 1,4 5,8 1,3 2,0 0,9 2,0 0,8 2,3 0,6 3,8 0,5 3,2 0,2 2,3 2,2 Behoort tot één van de redenen Belangrijkste reden Figuur 35 De belangrijkste reden om in de toekomst geen bijkomende opleidingen, cursussen, seminaries, te volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 6,6 6,3 0,9 2,2 Geen behoefte om me bij te scholen Gebrek aan tijd 21,3 Reden die te maken heeft met de opleiding zelf Persoonlijke redenen (exclusief tijd) 62,7 Onvoldoende steun van werkgever Andere redenen Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 73

5. Het zoeken naar informatie 30,5% van de respondenten heeft tijdens de voorbije 12 maanden naar informatie over onderwijs- en opleidingsmogelijkheden gezocht. Vooral mensen die effectief een opleiding hebben gevolgd, hebben informatie gezocht. Meer dan 90% van de personen die informatie heeft gezocht, vond de juiste informatie. Ondanks de versnippering van het aanbod vinden de meeste mensen dus toch de informatie die ze zoeken. De gegevens zijn terug te vinden in figuur 36 en in tabellen 36 tot en met 39. Het internet blijkt het middel bij uitstek om de juiste informatie te vinden. 70,5% van de respondenten die informatie heeft gevonden, vonden dit op het internet. 25,6% vond informatie via de onderwijs- of opleidingsinstantie zelf (via hun folders of door rechtstreeks contact), 15,8% via familie, vrienden, buren of collega s, 14,4% via de werkgever, 12% via (arbeids)bemiddelaars en 11,8% via de media (zie figuur 37). Figuur 36 De mate waarin men naar informatie over onderwijs- en opleidingsmogelijkheden heeft gezocht en de mate waarin men de juiste informatie heeft gevonden, WES-enquête 2010 (in %) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 69,5 30,5 Informatie gezocht 8,9 91,1 Informatie gevonden Ja Neen Figuur 37 De manier waarop of de plaats waar men informatie over onderwijs- en opleidingsmogelijkheden heeft gevonden, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 70,5 25,6 15,8 14,4 12,0 11,8 1,8 Op het internet Via een onderwijsof opleidingsinstantie zelf Via familie, vrienden, buren, collega's Via mijn werkgever Via de VDAB, interimkantoor, OCMW, vakbond, andere Via de media (tv, radio, kranten, reclameaffiche,...) Andere Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 74

Tabel 36 De mate waarin men tijdens de voorbije 12 maanden naar informatie over onderwijs- en opleidingsmogelijkheden heeft gezocht, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) IINFORMATIE GEZOCHT? Totaal Aantal respondenten Ja Neen GESLACHT Man 29,4 70,6 100,0 854 Vrouw 31,7 68,3 100,0 832 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 43,7 56,3 100,0 368 35-49 jaar 32,5 67,5 100,0 692 50-64 jaar 20,6 79,4 100,0 628 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 16,3 83,7 100,0 533 Middengeschoold 29,8 70,2 100,0 645 Hooggeschoold 46,5 53,5 100,0 507 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 31,1 68,9 100,0 273 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 26,7 73,3 100,0 432 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 41,4 58,6 100,0 131 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 38,1 61,9 100,0 242 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 28,8 71,2 100,0 252 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 27,0 73,0 100,0 347 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 32,0 68,0 100,0 1.324 Niet beroepsactief 25,8 74,2 100,0 351 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 48,2 51,8 100,0 203 Arbeider 20,7 79,3 100,0 399 Bediende 34,1 65,9 100,0 429 Zelfstandige 29,6 70,4 100,0 230 (Brug)gepensioneerd 17,0 83,0 100,0 130 Huisman/huisvrouw 17,5 82,5 100,0 94 Werkloos 50,1 49,9 100,0 66 Arbeidsongeschikt 23,4 76,6 100,0 44 REGIO Brugge 41,0 59,0 100,0 410 Oostende 32,6 67,4 100,0 221 Westhoek 26,5 73,5 100,0 306 Midden-West-Vlaanderen 24,0 76,0 100,0 342 Kortrijk 27,2 72,8 100,0 410 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 34,3 65,7 100,0 937 Comenes 25,8 74,2 100,0 752 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 26,9 73,1 100,0 221 Meer dan 10.000 inwoners 31,0 69,0 100,0 1.468 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 32,9 67,1 100,0 863 200-500 inwoners per km² 28,1 71,9 100,0 642 <200 inwoners per km² 27,4 72,6 100,0 184 ONDERWIJS OF OPLEIDING GEVOLGD TIJDENS DE VOORBIJE 12 MAANDEN Ja 50,7 49,3 100,0 668 Neen 17,1 82,9 100,0 1.014 Totaal 30,5 69,5 100,0 1.689 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 75

Tabel 37 De mate waarin de beroepsactieven tijdens de voorbije 12 maanden naar informatie over onderwijs- en opleidingsmogelijkheden hebben gezocht, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Omschrijving INFORMATIE GEZOCHT? Totaal Aantal respondenten Ja Neen AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 30,3 69,7 100,0 293 5-9 werknemers 30,1 69,9 100,0 142 10-49 werknemers 28,7 71,3 100,0 343 50 werknemers of meer 35,7 64,3 100,0 538 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 17,6 82,4 100,0 42 Industrie 26,0 74,0 100,0 267 Bouw 24,8 75,2 100,0 117 Groot- en kleinhandel, horeca 24,4 75,6 100,0 200 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 29,9 70,1 100,0 205 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 42,9 57,1 100,0 471 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 32,6 67,4 100,0 1.001 Deeltijds 30,1 69,9 100,0 319 MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 24,2 75,8 100,0 280 1.250-1.499 EUR 32,4 67,6 100,0 272 1.500-1.799 EUR 33,1 66,9 100,0 293 1.800-2.199 EUR 35,8 64,2 100,0 218 2.200 EUR en meer 37,0 63,0 100,0 198 Totaal 32,0 68,0 100,0 1.324 Tabel 38 De mate waarin de personen die informatie over onderwijs- en opleidingsmogelijkheden hebben gezocht de juiste informatie hebben gevonden, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) INFORMATIE GEVONDEN? Totaal Aantal respondenten Ja Neen GESLACHT Man 90,1 9,9 100,0 237 Vrouw 92,1 7,9 100,0 248 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 92,7 7,3 100,0 155 35-49 jaar 90,2 9,8 100,0 212 50-64 jaar 90,6 9,4 100,0 117 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 91,6 8,4 100,0 84 Middengeschoold 91,3 8,7 100,0 178 Hooggeschoold 90,7 9,3 100,0 223 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 87,3 12,7 100,0 79 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 92,8 7,2 100,0 106 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 94,7 5,3 100,0 54 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 91,5 8,5 100,0 89 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 88,6 11,4 100,0 69 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 91,5 8,5 100,0 86 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 92,5 7,5 100,0 396 Niet beroepsactief 85,7 14,3 100,0 87 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 76

Tabel 38 De mate waarin de personen die informatie over onderwijs- en opleidingsmogelijkheden hebben gezocht de juiste informatie hebben gevonden, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) INFORMATIE GEVONDEN? Totaal Aantal respondenten Ja Neen HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 96,8 3,2 100,0 93 Arbeider 91,9 8,1 100,0 78 Bediende 91,1 8,9 100,0 136 Zelfstandige 93,8 6,2 100,0 61 REGIO Brugge 93,1 6,9 100,0 161 Oostende 86,1 13,9 100,0 62 Westhoek 93,3 6,7 100,0 80 Midden-West-Vlaanderen 89,0 11,0 100,0 80 Kortrijk 90,7 9,3 100,0 101 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 91,7 8,3 100,0 303 Comenes 90,0 10,0 100,0 182 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 92,1 7,9 100,0 58 Meer dan 10.000 inwoners 90,9 9,1 100,0 426 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 89,4 10,6 100,0 260 200-500 inwoners per km² 92,9 7,1 100,0 175 <200 inwoners per km² 93,4 6,6 100,0 50 Totaal 91,1 8,9 100,0 485 Tabel 39 De mate waarin de beroepsactieven tijdens de voorbije 12 maanden naar informatie over onderwijs- en opleidingsmogelijkheden hebben gezocht de juiste informatie hebben gevonden, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) INFORMATIE GEVONDEN? Totaal Aantal respondenten Ja Neen AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 87,2 12,8 100,0 81 5-9 werknemers 87,4 12,6 100,0 37 10-49 werknemers 94,4 5,6 100,0 94 50 werknemers of meer 94,8 5,2 100,0 183 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Industrie 89,5 10,5 100,0 67 Bouw 82,0 18,0 100,0 27 Groot- en kleinhandel, horeca 88,1 11,9 100,0 44 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 94,9 5,1 100,0 57 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 95,2 4,8 100,0 188 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 92,5 7,5 100,0 307 Deeltijds 92,2 7,8 100,0 88 MAANDELIJKS NETTO- INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 93,6 6,4 100,0 64 1.250-1.499 EUR 90,8 9,2 100,0 80 1.500-1.799 EUR 92,0 8,0 100,0 91 1.800-2.199 EUR 94,5 5,5 100,0 74 2.200 EUR en meer 93,0 7,0 100,0 69 Totaal 92,5 7,5 100,0 396 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 77

6. De onderwijs- en opleidingsverstrekkers 6.1. Bij wie volgt men opleidingen? Het bedrijf waar men werkt speelt een belangrijke rol als opleidingsverstrekker. 27,8% van de personen die opleidingen heeft gevolgd in de voorbije 12 maanden heeft één of meerdere opleidingen gekregen in het eigen bedrijf. Een kwart van de respondenten heeft een beroep gedaan op het volwassenenonderwijs binnen de CVO s. De top 5 wordt vervolledigd door private opleidingsverstrekkers (13,4%), Syntra (10,3%) en hogescholen (7,6%). 7% van de respondenten heeft opleidingen gevolgd bij private ondernemingen die het organiseren van opleidingen niet als hoofdactiviteit hebben, 6,6% deed een beroep op sectorale opleidingsinstituten, 6% op vzw s en non-profitorganisaties die het organiseren van opleidingen niet als hoofdactiviteit hebben, 5,6% op individuen en eenzelfde percentage op universiteiten. 5% van de respondenten volgde een opleiding bij de VDAB en 4,1% bij een werkgeversorganisatie. We merken ook op dat 0,8% een beroep deed op basiseducatie en eenzelfde percentage op Vormingplus (zie figuur 38). De cijfers werden ook opgesplitst naar enkele kenmerken van de respondenten. We verwijzen hiervoor naar tabellen 40 tot en met 42. Opvallend in deze tabellen is onder meer het relatief kleine percentage (12%) van respondenten uit de regio Oostende dat opleidingen volgt in een CVO. In Brugge en de Westhoek liggen deze percentages boven de 30%. In de regio Oostende richt men zich vaker op de VDAB - die sterk aanwezig is in Oostende - en op hogescholen en nonprofitorganisaties. In Midden-West-Vlaanderen wordt relatief meer een beroep gedaan op Syntra en op werkgeversorganisaties in vergelijking met de andere West-Vlaamse regio s. In Kortrijk worden relatief meer opleidingen gevolgd in het eigen bedrijf en in hogescholen. Vrouwen volgen relatief meer opleidingen in een CVO dan mannen. Mannen krijgen dan weer relatief meer opleidingen binnen het eigen bedrijf of in private ondernemingen die het organiseren van opleidingen niet als hoofdactiviteit hebben. Het aandeel respondenten dat een opleiding volgt in een CVO ligt het hoogst bij de oudere leeftijdsklasse en bij de lager geschoolden. Jongeren doen relatief vaker een beroep op private opleidingsverstrekkers, hogescholen of universiteiten. Dit geldt ook voor hooggeschoolden. Deze groep volgt ook relatief vaker een opleiding in het eigen bedrijf dan laag- en middengeschoolden. Opvallend is ook dat meer dan de helft (54%) van de inactieven die opleidingen volgt, zich wendt tot een CVO. Bij de beroepsactieven ligt dit percentage op 21,7%. 10% van de inactieven doet ook een beroep op een hogeschool en 10% op de VDAB. Het volwassenenonderwijs is ook heel populair bij personen die in hoofdzaak om niet (onmiddellijk) werkgerelateerde redenen een bijkomende opleiding volgen. 44,7% van de respondenten die in hoofdzaak opleidingen volgt die niet arbeidsmarktgerelateerd zijn, richt zich tot het volwassenenonderwijs. Van de personen die hoofdzakelijk om werkgerelateerde redenen opleidingen volgen, doet maar 15,8% een beroep op CVO s. Zij volgen vooral opleidingen in het eigen bedrijf (34,8%). Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 78

Figuur 38 De organisaties bij wie men opleidingen heeft gevolgd in de voorbije 12 maanden, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Eigen bedrijf Volwassenenonderwijs Private opleidingsverstrekkers Syntra Hogescholen Private ondernemingen Sectorale opleidingsinstituten Vzw s en nonprofitorganisaties Individuen Universiteiten VDAB Werkgeversorganisaties Academie/ muziekschool/ conservatorium Vakbonden Managementscholen Basiseducatie Vormingplus Andere 2,7 13,4 14,5 3,3 10,3 11,1 4,1 7,6 7,2 10,4 7 7,5 3 6,6 7,4 0 6 6,4 3,1 5,6 5,6 5,8 5,6 5,5 6 5 4,4 10 4,1 4,6 0 3,3 3 5,5 2,8 3 0,9 2 2,3 0 0,8 0,4 4,5 0,8 0,9 0 1,9 1,41,9 27,8 31,2 25,4 21,7 54 0 10 20 30 40 50 60 Totaal Beroepsactief Niet beroepsactief Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 79

Tabel 40 De organisaties bij wie men opleidingen heeft gevolgd in de voorbije 12 maanden, naar regio, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Kortrijk Totaal Brugge Oostende Westhoek Midden-West- Vlaanderen Organisatie Eigen bedrijf 24,2 33,2 23,7 26,3 34,0 27,8 Volwassenenonderwijs (CVO, avondschool) 32,1 12,0 31,0 22,4 23,2 25,4 Private opleidingsverstrekkers 17,6 10,4 11,9 11,7 12,3 13,4 Syntra 7,9 10,1 8,5 14,1 11,4 10,3 Hogescholen 7,7 10,4 4,9 3,7 11,5 7,6 Private ondernemingen die het organiseren van opleidingen niet als hoofdactiviteit hebben 8,3 9,6 5,4 5,8 6,0 7,0 Sectorale opleidingsinstituten 5,3 9,1 13,0 4,4 3,6 6,6 Vzw s en non-profitorganisaties die het organiseren van opleidingen niet als hoofdactiviteit hebben 7,9 10,8 5,3 3,6 3,4 6,0 Individuen (bijvoorbeeld personen die privélessen geven) 7,4 2,8 3,1 4,6 7,9 5,6 Universiteiten 5,7 6,5 3,4 5,3 6,8 5,6 VDAB 4,8 9,5 3,3 5,7 3,3 5,0 Werkgeversorganisaties, Kamer van Koophandel (VOKA), VKW, Unizo 2,8 7,7 0,5 8,3 2,2 4,1 Academie/muziekschool/conservatorium 2,3 3,6 5,0 5,9 0,7 3,3 Vakbonden 2,4 3,0 3,8 4,3 0,8 2,8 Managementscholen 1,6 2,6 4,0 1,2 1,4 2,0 Basiseducatie (Wijzer, Open School, Bijleren in de Westhoek) 0,9 0,0 2,4 1,0 0,0 0,8 Vormingplus 1,0 0,0 1,3 0,0 1,2 0,8 Andere 1,0 3,0 1,4 0,0 4,5 1,9 Totaal 140,9 144,4 131,8 128,4 134,2 135,9 Aantal respondenten 190 89 111 135 137 662 80

Tabel 41 De organisaties bij wie men opleidingen heeft gevolgd in de voorbije 12 maanden, naar geslacht, leeftijdsklasse en opleidingsniveau, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Totaal GESLACHT LEEFTIJDSKLASSE OPLEIDINGSNIVEAU Organisatie Middengeschoold Hooggeschoold Man Vrouw 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar Laaggeschoold Eigen bedrijf 31,0 24,4 26,6 30,8 24,9 15,5 27,4 32,6 27,8 Volwassenenonderwijs (CVO, avondschool) 22,1 29,1 21,8 23,7 31,1 36,4 27,9 19,7 25,4 Private opleidingsverstrekkers 13,2 13,6 17,0 13,1 10,2 5,7 13,4 16,1 13,4 Syntra 11,6 9,0 12,0 12,3 6,0 10,5 11,3 9,5 10,3 Hogescholen 6,8 8,1 13,9 6,4 3,1 0,0 3,6 13,5 7,6 Private ondernemingen die het organiseren van opleidingen niet als hoofdactiviteit hebben 8,4 5,5 8,8 7,6 4,5 0,0 6,4 10,0 7,0 Sectorale opleidingsinstituten 7,0 6,1 8,3 6,8 4,5 4,7 6,3 7,4 6,6 Vzw s en non-profitorganisaties die het organiseren van opleidingen niet als hoofdactiviteit hebben 5,8 6,3 5,2 5,9 7,0 6,3 5,7 6,2 6,0 Individuen (bijvoorbeeld personen die privélessen geven) 3,6 7,8 3,5 6,2 6,7 6,4 4,8 6,0 5,6 Universiteiten 4,7 6,6 7,7 5,4 3,8 1,3 1,0 10,8 5,6 VDAB 6,8 3,1 6,3 4,8 4,2 11,0 6,0 2,2 5,0 Werkgeversorganisaties, Kamer van Koophandel (VOKA), VKW, Unizo 4,7 3,4 4,1 3,4 5,0 3,7 3,0 4,8 4,1 Academie/muziekschool/conservatorium 3,3 3,4 4,2 2,5 3,6 1,3 2,6 4,6 3,3 Vakbonden 3,7 1,8 2,0 2,3 4,1 2,4 2,7 2,6 2,8 Managementscholen 2,6 1,4 1,2 2,8 1,7 1,2 0,3 3,7 2,0 Basiseducatie (Wijzer, Open School, Bijleren in de Westhoek) 0,5 1,2 0,0 0,3 2,3 2,4 0,7 0,4 0,8 Vormingplus 0,7 0,8 0,6 0,3 1,5 1,5 0,8 0,5 0,8 Andere 1,3 2,4 2,8 1,7 1,2 0,0 2,5 2,0 1,9 Totaal 137,8 134 145,9 136,4 125,7 110,4 126,6 152,5 135,9 Aantal respondenten 343 318 190 273 199 107 247 306 662 81

Tabel 42 De organisaties bij wie men opleidingen heeft gevolgd in de voorbije 12 maanden, naarmate waarin men al dan niet beroepsactief is en naar de hoofdreden om bijkomende opleidingen te volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Organisatie BEROEPSACTIEF HOOFDREDEN OM OPLEIDING TE VOLGEN Totaal Beroepsactief Niet beroepsactief Werkgerelateerd Niet (onmiddellijk) werkgerelateerd Eigen bedrijf 31,2 2,7 34,8 13,1 27,8 Volwassenenonderwijs (CVO, avondschool) 21,7 54,0 15,8 44,7 25,4 Private opleidingsverstrekkers 14,5 3,3 14,2 11,3 13,4 Syntra 11,1 4,1 10,0 11,0 10,3 Hogescholen 7,2 10,4 8,6 4,9 7,6 Private ondernemingen die het organiseren van opleidingen niet als hoofdactiviteit hebben 7,5 3,0 9,1 4,1 7,0 Sectorale opleidingsinstituten 7,4 0,0 8,0 3,8 6,6 Vzw s en non-profitorganisaties die het organiseren van opleidingen niet als hoofdactiviteit hebben 6,4 3,1 4,9 7,7 6,0 Individuen (bijvoorbeeld personen die privélessen geven) 5,6 5,8 4,9 6,6 5,6 Universiteiten 5,5 6,0 5,7 4,9 5,6 VDAB 4,4 10,0 5,8 4,2 5,0 Werkgeversorganisaties, Kamer van Koophandel (VOKA), VKW, Unizo 4,6 0,0 5,8 1,1 4,1 Academie/muziekschool/conservatorium 3,0 5,5 1,6 6,8 3,3 Vakbonden 3,0 0,9 3,3 1,5 2,8 Managementscholen 2,3 0,0 2,3 1,3 2,0 Basiseducatie (Wijzer, Open School, Bijleren in de Westhoek) 0,4 4,5 0,2 2,0 0,8 Vormingplus 0,9 0,0 0,6 1,2 0,8 Andere 1,9 1,4 2,3 1,3 1,9 Totaal 138,7 114,9 137,7 131,5 135,9 Aantal respondenten 584 76 409 227 662 6.2. Imago van de opleidingsverstrekkers In de enquête legden we aan de respondenten een lijst voor met opleidingsverstrekkers. We vroegen of ze deze opleidingsverstrekkers kennen en of ze er al een opleiding bij hadden gevolgd. Daarna werd aan de respondenten gevraagd met welke opgesomde termen zij de gekende opleidingsverstrekkers typeren. Het ging om volgende aanbieders van opleidingen: volwassenenonderwijs (CVO, avondschool); basiseducatie (Wijzer, Open School, Bijleren in de Westhoek, ); VDAB; Syntra; hogescholen (Howest, KATHO, KHBO, ); universiteiten; managementscholen; private opleidingsverstrekkers; sectorale opleidingsinstituten. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 82

En om volgende termen: hoge kwaliteit; hoge kostprijs; goede reputatie; goede bereikbaarheid; persoonlijke aanpak; flexibel (naar tijdstip opleidingen); flexibel (naar inhoud opleidingen); erkende opleiding, met certificaat. Uiteraard worden de opleidingsverstrekkers door sommige respondenten nog met andere, soms negatieve, termen geassocieerd. Het achterhalen van deze bijkomende associaties was echter niet de opzet van onze vraagstelling. 6.2.1. Kent men de opleidingsverstrekkers en heeft men er al opleidingen bij gevolgd? De meest gekende opleidingsverstrekkers zijn (figuur 39): VDAB: gekend door 89,2% van de respondenten; volwassenenonderwijs (77,5%); hogescholen (77,4%); Syntra (74,8%); universiteiten (68%). Figuur 39 De mate waarin de verschillende opleidingsverstrekkers gekend zijn bij de West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar, WES-enquête 2010 (in %) 0% 20% 40% 60% 80% 100% VDAB Volwassenenonderwijs Hogescholen Syntra Universiteiten 89,2 77,5 77,4 74,8 68,0 10,8 22,5 22,6 25,2 32,0 Managementscholen Private opleidingsverstrekkers Basiseducatie Sectorale opleidingsinstituten 27,8 27,1 22,2 16,8 72,2 72,9 77,8 83,2 Gekend Niet gekend Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 83

27,8% kent managementscholen, 27,1% kent private opleidingsverstrekkers, 22,2% kent de centra voor basiseducatie en 16,8% kent sectorale opleidingsinstituten. Wanneer we vragen aan de respondenten of ze al een opleiding of cursus hebben gevolgd bij deze opleidingsverstrekkers, dan zien we dat het volwassenenonderwijs de meeste cursisten aantrekt: reeds 31,7% van de respondenten heeft reeds een opleiding gevolgd in een CVO. De hogescholen staan op twee met 21,4% en Syntra op drie met 20,9%. 16,4% van de respondenten heeft reeds een opleiding gevolgd bij de VDAB en 13,2% bij een private opleidingsverstrekker. 9% volgde reeds een opleiding aan een universiteit, 7,2% bij een sectoraal opleidingsinstituut en 3,1% aan een managementschool. Tot slot heeft 2,8% van de respondenten reeds een opleiding gevolgd in een centrum voor basiseducatie (figuur 40). Tabellen 43 tot en met 60 tonen de mate waarin de verschillende opleidingsinstanties gekend zijn en de mate waarin men er reeds een opleiding bij heeft gevolgd, naar enkele kenmerken van de respondenten. Figuur 40 De mate waarin de West-Vlaamse bevolking reeds een opleiding heeft gevolgd bij de verschillende opleidingsverstrekkers, WES-enquête 2010 (in %) 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Volwassenenonderwijs Hogescholen Syntra VDAB Private opleidingsverstrekkers Universiteiten Sectorale opleidingsinstituten 31,7 21,4 20,9 16,4 13,2 9,0 7,2 68,3 78,6 79,1 83,6 86,8 91,0 92,8 Managementscholen 3,1 Basiseducatie 2,8 96,9 97,2 Opleiding bij gevolgd Geen opleiding bij gevolgd Interessant is ook om na te gaan welk percentage van de respondenten die een opleidingsverstrekker kent, reeds een opleiding bij deze opleidingsverstrekker heeft gevolgd. Figuur 41 toont dat bijna de helft van de respondenten die private opleidingsverstrekkers kent er ook effectief reeds een opleiding bij heeft gevolgd. Voor de sectorale opleidingsinstituten bedraagt dit percentage 42,7% en het volwassenenonderwijs staat op plaats 3 met 40,9%. Voor de andere opleidingsverstrekkers ligt dit percentage veel lager, bijvoorbeeld 27,9% voor Syntra en 18,4% voor de VDAB. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 84

Figuur 41 Aandeel respondenten dat effectief een opleiding heeft gevolgd bij de opleidingsverstrekkers die ze kent, WES-enquête 2010 (in %) 80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 48,7 42,7 40,9 27,9 27,7 18,4 13,3 12,7 11,2 Private opleidingsverstrekkers Sectorale opleidingsinstituten Volwassenenonderwijs Syntra Hogescholen VDAB Universiteiten Basiseducatie Managementscholen Dit percentage kan ook berekend worden voor de verschillende deelgroepen binnen de populatie. Zo stellen we bijvoorbeeld bij het volwassenenonderwijs vast dat voor een aantal groepen het gemiddelde percentage van 40,9% aanzienlijk lager ligt. Dit is onder meer het geval voor personen tussen 25 en 34 jaar, laaggeschoolden, arbeiders, arbeidsongeschikten, respondenten woonachtig in een gemeente met minder dan 10.000 inwoners, tewerkgestelden in de land- en tuinbouw en werkenden met een laag nettoinkomen. Voor deze categorieën ligt dit percentage onder de 35%. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 85

Tabel 43 De mate waarin het volwassenenonderwijs (CVO, avondschool) gekend is en de mate waarin men er reeds een opleiding bij gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving GESLACHT Man 76,3 23,7 100,0 819 29,9 70,1 100,0 800 Vrouw 78,6 21,4 100,0 792 33,7 66,3 100,0 772 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 83,6 16,4 100,0 350 26,8 73,2 100,0 342 35-49 jaar 79,1 20,9 100,0 664 34,6 65,4 100,0 643 50-64 jaar 72,3 27,7 100,0 600 31,3 68,7 100,0 590 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 64,0 36,0 100,0 505 20,2 79,8 100,0 500 Middengeschoold 81,3 18,7 100,0 616 35,5 64,5 100,0 598 Hooggeschoold 86,7 13,3 100,0 490 39,4 60,6 100,0 473 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 73,0 27,0 100,0 263 29,1 70,9 100,0 256 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 77,8 22,2 100,0 411 34,0 66,0 100,0 405 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 82,7 17,3 100,0 126 29,1 70,9 100,0 122 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 77,5 22,5 100,0 234 31,7 68,3 100,0 227 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan 243 34,1 65,9 100,0 237 het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 78,6 21,4 100,0 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 78,2 21,8 100,0 325 30,5 69,5 100,0 316 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 79,5 20,5 100,0 1.272 32,5 67,5 100,0 1.236 Niet beroepsactief 70,6 29,4 100,0 333 29,7 70,3 100,0 329 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 91,9 8,1 100,0 200 44,8 55,2 100,0 193 Arbeider 70,2 29,8 100,0 384 22,9 77,1 100,0 375 Bediende 82,6 17,4 100,0 410 37,7 62,3 100,0 399 Zelfstandige 76,9 23,1 100,0 218 27,2 72,8 100,0 213 (Brug)gepensioneerd 71,6 28,4 100,0 122 31,6 68,4 100,0 122 Huisman/huisvrouw 69,0 31,0 100,0 89 27,5 72,5 100,0 86 Werkloos 76,1 23,9 100,0 65 36,2 63,8 100,0 64 Arbeidsongeschikt 60,3 39,7 100,0 44 19,3 80,7 100,0 43 86

Tabel 43 De mate waarin het volwassenenonderwijs (CVO, avondschool) gekend is en de mate waarin men er reeds een opleiding bij gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving REGIO Brugge 81,4 18,6 100,0 404 40,7 59,3 100,0 397 Oostende 82,0 18,0 100,0 210 31,6 68,4 100,0 210 Westhoek 81,3 18,7 100,0 297 33,2 66,8 100,0 292 Midden-West-Vlaanderen 78,2 21,8 100,0 335 28,2 71,8 100,0 325 Kortrijk 67,1 32,9 100,0 367 23,6 76,4 100,0 351 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 81,5 18,5 100,0 911 36,1 63,9 100,0 899 Comenes 72,4 27,6 100,0 703 25,8 74,2 100,0 676 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 79,4 20,6 100,0 215 23,9 76,1 100,0 211 Meer dan 10.000 inwoners 77,2 22,8 100,0 1.399 32,9 67,1 100,0 1.364 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 76,9 23,1 100,0 818 33,5 66,5 100,0 795 200-500 inwoners per km² 78,3 21,7 100,0 616 29,5 70,5 100,0 605 <200 inwoners per km² 77,5 22,5 100,0 180 31,3 68,7 100,0 175 Totaal 77,5 22,5 100,0 1.614 31,7 68,3 100,0 1.575 87

Tabel 44 De mate waarin de beroepsactieven het volwassenenonderwijs (CVO, avondschool) kennen en de mate waarin ze er reeds een opleiding bij gevolgd hebben, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 76,3 23,7 100,0 283 28,8 71,2 100,0 279 5-9 werknemers 83,6 16,4 100,0 136 30,2 69,8 100,0 133 10-49 werknemers 76,4 23,6 100,0 325 27,5 72,5 100,0 312 50 werknemers of meer 82,3 17,7 100,0 522 38,4 61,6 100,0 507 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 76,5 23,5 100,0 41 23,9 76,1 100,0 41 Industrie 73,5 26,5 100,0 259 28,9 71,1 100,0 249 Bouw 70,4 29,6 100,0 107 25,2 74,8 100,0 106 Groot- en kleinhandel, horeca 75,6 24,4 100,0 190 27,8 72,2 100,0 184 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 79,6 20,4 100,0 192 31,4 68,6 100,0 187 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 86,6 13,4 100,0 465 39,6 60,4 100,0 453 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 79,9 20,1 100,0 960 32,2 67,8 100,0 930 Deeltijds 78,2 21,8 100,0 309 33,5 66,5 100,0 304 MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 73,8 26,2 100,0 273 23,9 76,1 100,0 270 78,9 21,1 82,9 100,0 261 28,8 71,2 100,0 257 17,1 100,0 285 36,8 63,2 100,0 273 83,8 16,2 100,0 214 36,9 63,1 100,0 206 2.200 EUR en meer 77,9 22,1 100,0 183 37,9 62,1 100,0 178 1.250-1.499 EUR 1.500-1.799 EUR 1.800-2.199 EUR Totaal 79,5 20,5 100,0 1.272 32,5 67,5 100,0 1.236 88

Tabel 45 De mate waarin basiseducatie gekend is en de mate waarin men er reeds een opleiding bij gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving GESLACHT Man 21,2 78,8 100,0 773 2,6 97,4 100,0 764 Vrouw 23,1 76,9 100,0 751 3,0 97,0 100,0 740 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 22,0 78,0 100,0 337 0,7 99,3 100,0 332 35-49 jaar 20,6 79,4 100,0 622 2,3 97,7 100,0 612 50-64 jaar 23,9 76,1 100,0 568 4,6 95,4 100,0 562 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 13,3 86,7 100,0 488 2,4 97,6 100,0 484 Middengeschoold 22,7 77,3 100,0 574 2,9 97,1 100,0 565 Hooggeschoold 31,1 68,9 100,0 461 3,2 96,8 100,0 454 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 19,7 80,3 100,0 248 3,6 96,4 100,0 241 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 20,3 79,7 100,0 384 2,7 97,3 100,0 385 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 27,6 72,4 100,0 121 0,0 100,0 100,0 120 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 24,2 75,8 100,0 227 2,0 98,0 100,0 223 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 20,3 79,7 100,0 229 1,6 98,4 100,0 227 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 24,2 75,8 100,0 306 4,8 95,2 100,0 300 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 22,8 77,2 100,0 1.198 2,4 97,6 100,0 1.181 Niet beroepsactief 19,9 80,1 100,0 319 4,5 95,5 100,0 316 HUIDIGE SOCIAALECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 34,4 65,6 100,0 184 3,8 96,2 100,0 181 Arbeider 14,8 85,2 100,0 368 2,1 97,9 100,0 363 Bediende 25,5 74,5 100,0 388 2,4 97,6 100,0 383 Zelfstandige 18,5 81,5 100,0 207 1,7 98,3 100,0 201 (Brug)gepensioneerd 19,0 81,0 100,0 116 3,7 96,3 100,0 117 Huisman/huisvrouw 20,2 79,8 100,0 84 4,8 95,2 100,0 84 Werkloos 20,0 80,0 100,0 63 2,8 97,2 100,0 62 Arbeidsongeschikt 17,8 82,2 100,0 43 4,6 95,4 100,0 41 89

Tabel 45 De mate waarin basiseducatie gekend is en de mate waarin men er reeds een opleiding bij gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Omschrijving GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING Totaal Aantal respondenten BIJ GEVOLGD? respondenten Ja Neen Ja Neen REGIO Brugge 25,6 74,4 100,0 381 5,3 94,7 100,0 375 Oostende 22,5 77,5 100,0 199 2,3 97,7 100,0 198 Westhoek 34,1 65,9 100,0 288 3,4 96,6 100,0 283 Midden-West-Vlaanderen 15,3 84,7 100,0 323 1,7 98,3 100,0 318 Kortrijk 14,4 85,6 100,0 335 0,8 99,2 100,0 332 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 27,7 72,3 100,0 868 4,0 96,0 100,0 856 14,8 85,2 100,0 658 1,3 98,7 100,0 650 Comenes BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 24,8 75,2 100,0 210 1,0 99,0 100,0 206 Meer dan 10.000 inwoners 21,7 78,3 100,0 1.317 3,1 96,9 100,0 1.300 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 20,5 79,5 100,0 759 2,9 97,1 100,0 749 200-500 inwoners per km² 20,6 79,4 100,0 590 2,4 97,6 100,0 583 <200 inwoners per km² 34,5 65,5 100,0 177 3,8 96,2 100,0 175 Totaal 22,2 77,8 100,0 1.527 2,8 97,2 100,0 1.507 90

Tabel 46 De mate waarin de beroepsactieven basiseducatie kennen en de mate waarin ze er reeds een opleiding bij gevolgd hebben, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 22,0 78,0 100,0 270 2,2 97,8 100,0 265 5-9 werknemers 20,7 79,3 100,0 131 0,7 99,3 100,0 128 10-49 werknemers 22,1 77,9 100,0 303 1,9 98,1 100,0 298 50 werknemers of meer 24,3 75,7 100,0 489 3,1 96,9 100,0 484 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 20,7 79,3 100,0 40 4,0 96,0 100,0 38 Industrie 12,9 87,1 100,0 244 1,2 98,8 100,0 243 Bouw 10,7 89,3 100,0 100 0,0 100,0 100,0 100 Groot- en kleinhandel, horeca 17,5 82,5 100,0 178 2,5 97,5 100,0 173 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, 100,0 184 1,5 98,5 100,0 181 zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 18,3 81,7 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 35,3 64,7 100,0 436 3,8 96,2 100,0 431 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 22,0 78,0 100,0 905 1,8 98,2 100,0 889 Deeltijds 25,2 74,8 100,0 291 3,9 96,1 100,0 289 MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 20,7 79,3 100,0 262 4,1 95,9 100,0 261 1.250-1.499 EUR 23,0 77,0 100,0 248 1,9 98,1 100,0 245 1.500-1.799 EUR 25,7 74,3 100,0 264 1,3 98,7 100,0 260 1.800-2.199 EUR 22,1 77,9 100,0 205 2,3 97,7 100,0 198 2.200 EUR en meer 22,3 77,7 100,0 167 2,4 97,6 100,0 165 Totaal 22,8 77,2 100,0 1.198 2,4 97,6 100,0 1.181 91

Tabel 47 De mate waarin de VDAB gekend is, en de mate waarin men er reeds een opleiding bij gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving GESLACHT Man 89,4 10,6 100,0 813 16,3 83,7 100,0 776 Vrouw 89,1 10,9 100,0 785 16,5 83,5 100,0 753 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 93,7 6,3 100,0 356 17,0 83,0 100,0 344 35-49 jaar 90,7 9,3 100,0 650 18,4 81,6 100,0 617 50-64 jaar 85,0 15,0 100,0 594 13,9 86,1 100,0 570 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 85,2 14,8 100,0 509 16,7 83,3 100,0 495 Middengeschoold 91,0 9,0 100,0 604 19,7 80,3 100,0 579 Hooggeschoold 91,2 8,8 100,0 484 12,0 88,0 100,0 454 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 83,3 16,7 100,0 258 16,3 83,7 100,0 247 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 87,5 12,5 100,0 409 15,4 84,6 100,0 385 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 92,8 7,2 100,0 125 16,5 83,5 100,0 123 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 90,8 9,2 100,0 236 19,0 81,0 100,0 228 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan 237 17,5 82,5 100,0 227 het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 92,4 7,6 100,0 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 91,1 8,9 100,0 325 14,5 85,5 100,0 311 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 90,8 9,2 100,0 1.259 16,1 83,9 100,0 1.200 Niet beroepsactief 83,7 16,3 100,0 332 17,6 82,4 100,0 322 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 92,5 7,5 100,0 193 15,5 84,5 100,0 183 Arbeider 92,3 7,7 100,0 388 21,2 78,8 100,0 377 Bediende 89,3 10,7 100,0 408 17,1 82,9 100,0 386 Zelfstandige 89,3 10,7 100,0 213 7,5 92,5 100,0 201 (Brug)gepensioneerd 81,8 18,2 100,0 122 5,1 94,9 100,0 119 Huisman/huisvrouw 83,5 16,5 100,0 86 6,6 93,4 100,0 83 Werkloos 89,7 10,3 100,0 66 44,9 55,1 100,0 62 Arbeidsongeschikt 78,3 21,7 100,0 43 33,6 66,4 100,0 43 92

Tabel 47 De mate waarin de VDAB gekend is en de mate waarin men er reeds een opleiding bij gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving REGIO Brugge 88,4 11,6 100,0 396 19,0 81,0 100,0 378 Oostende 93,2 6,8 100,0 214 21,3 78,7 100,0 206 Westhoek 90,7 9,3 100,0 300 16,3 83,7 100,0 295 Midden-West-Vlaanderen 84,6 15,4 100,0 332 14,8 85,2 100,0 314 Kortrijk 90,8 9,2 100,0 358 12,0 88,0 100,0 337 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 90,3 9,7 100,0 910 18,6 81,4 100,0 880 Comenes 87,8 12,2 100,0 691 13,4 86,6 100,0 652 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 88,0 12,0 100,0 214 14,5 85,5 100,0 207 Meer dan 10.000 inwoners 89,4 10,6 100,0 1.387 16,7 83,3 100,0 1.324 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 91,4 8,6 100,0 803 16,5 83,5 100,0 762 200-500 inwoners per km² 85,6 14,4 100,0 615 16,1 83,9 100,0 591 <200 inwoners per km² 92,0 8,0 100,0 184 16,7 83,3 100,0 178 Totaal 89,2 10,8 100,0 1.601 16,4 83,6 100,0 1.531 93

Tabel 48 De mate waarin de beroepsactieven de VDAB kennen en de mate waarin ze er reeds een opleiding bij gevolgd hebben, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 88,6 11,4 100,0 280 9,6 90,4 100,0 267 5-9 werknemers 92,3 7,7 100,0 134 16,4 83,6 100,0 128 10-49 werknemers 92,1 7,9 100,0 323 18,3 81,7 100,0 308 50 werknemers of meer 90,8 9,2 100,0 516 18,1 81,9 100,0 491 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 80,9 19,1 100,0 42 7,5 92,5 100,0 41 Industrie 89,6 10,4 100,0 254 19,7 80,3 100,0 243 Bouw 96,3 3,7 100,0 106 24,6 75,4 100,0 103 Groot- en kleinhandel, horeca 88,2 11,8 100,0 187 12,3 87,7 100,0 177 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, 100,0 194 14,4 85,6 100,0 189 zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 91,8 8,2 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 91,6 8,4 100,0 455 14,7 85,3 100,0 428 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 91,2 8,8 100,0 949 14,9 85,1 100,0 903 Deeltijds 89,9 10,1 100,0 307 19,6 80,4 100,0 295 MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 89,9 10,1 100,0 276 20,1 79,9 100,0 270 1.250-1.499 EUR 91,0 9,0 100,0 260 16,5 83,5 100,0 248 1.500-1.799 EUR 92,5 7,5 100,0 280 17,7 82,3 100,0 265 1.800-2.199 EUR 91,2 8,8 100,0 210 12,6 87,4 100,0 202 2.200 EUR en meer 90,3 9,7 100,0 178 11,3 88,7 100,0 165 Totaal 90,8 9,2 100,0 1.259 16,1 83,9 100,0 1.200 94

Tabel 49 De mate waarin Syntra gekend is en de mate waarin men er reeds een opleiding bij gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving GESLACHT Man 76,0 24,0 100,0 812 23,5 76,5 100,0 778 Vrouw 73,5 26,5 100,0 797 18,4 81,6 100,0 770 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 83,0 17,0 100,0 353 22,4 77,6 100,0 344 35-49 jaar 77,7 22,3 100,0 656 24,3 75,7 100,0 632 50-64 jaar 66,9 33,1 100,0 602 16,2 83,8 100,0 575 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 60,8 39,2 100,0 508 10,2 89,8 100,0 495 Middengeschoold 77,2 22,8 100,0 610 23,9 76,1 100,0 586 Hooggeschoold 86,8 13,2 100,0 489 28,7 71,3 100,0 465 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 64,1 35,9 100,0 256 14,8 85,2 100,0 248 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 70,2 29,8 100,0 411 19,5 80,5 100,0 394 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 84,7 15,3 100,0 129 26,9 73,1 100,0 128 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 77,3 22,7 100,0 237 24,5 75,5 100,0 227 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan 235 22,4 77,6 100,0 225 het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 78,0 22,0 100,0 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 81,5 18,5 100,0 332 22,1 77,9 100,0 317 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 78,9 21,1 100,0 1.272 23,9 76,1 100,0 1.223 Niet beroepsactief 59,0 41,0 100,0 329 9,8 90,2 100,0 318 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 85,9 14,1 100,0 194 26,5 73,5 100,0 188 Arbeider 67,1 32,9 100,0 386 10,2 89,8 100,0 375 Bediende 81,2 18,8 100,0 415 28,1 71,9 100,0 393 Zelfstandige 86,6 13,4 100,0 218 33,8 66,2 100,0 211 (Brug)gepensioneerd 56,9 43,1 100,0 122 5,3 94,7 100,0 118 Huisman/huisvrouw 55,9 44,1 100,0 86 11,0 89,0 100,0 83 Werkloos 71,0 29,0 100,0 64 15,1 84,9 100,0 61 Arbeidsongeschikt 43,4 56,6 100,0 43 12,8 87,2 100,0 41 95

Tabel 49 De mate waarin Syntra gekend is en de mate waarin men er reeds een opleiding bij gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving REGIO Brugge 74,8 25,2 100,0 398 19,2 80,8 100,0 381 Oostende 73,2 26,8 100,0 212 23,5 76,5 100,0 209 Westhoek 79,4 20,6 100,0 299 19,3 80,7 100,0 293 Midden-West-Vlaanderen 66,4 33,6 100,0 335 18,6 81,4 100,0 316 Kortrijk 79,7 20,3 100,0 368 24,6 75,4 100,0 352 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 76,0 24,0 100,0 909 20,2 79,8 100,0 883 Comenes 73,4 26,6 100,0 703 21,8 78,2 100,0 668 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 68,4 31,6 100,0 214 19,1 80,9 100,0 208 Meer dan 10.000 inwoners 75,8 24,2 100,0 1.398 21,2 78,8 100,0 1.343 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 76,6 23,4 100,0 810 22,4 77,6 100,0 777 200-500 inwoners per km² 70,6 29,4 100,0 620 18,4 81,6 100,0 595 <200 inwoners per km² 81,5 18,5 100,0 182 22,4 77,6 100,0 179 Totaal 74,8 25,2 100,0 1.611 20,9 79,1 100,0 1.551 96

Tabel 50 De mate waarin de beroepsactieven Syntra kennen en de mate waarin ze er reeds een opleiding bij gevolgd hebben, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 83,3 16,7 100,0 286 26,6 73,4 100,0 275 5-9 werknemers 82,2 17,8 100,0 135 25,2 74,8 100,0 130 10-49 werknemers 75,3 24,7 100,0 323 22,9 77,1 100,0 310 50 werknemers of meer 77,8 22,2 100,0 522 22,8 77,2 100,0 502 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 74,5 25,5 100,0 42 10,5 89,5 100,0 39 Industrie 75,8 24,2 100,0 260 26,5 73,5 100,0 251 Bouw 77,5 22,5 100,0 108 29,9 70,1 100,0 103 Groot- en kleinhandel, horeca 79,4 20,6 100,0 189 24,8 75,2 100,0 183 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, 100,0 195 26,9 73,1 100,0 187 zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 77,1 22,9 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 82,2 17,8 100,0 457 20,8 79,2 100,0 440 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 80,3 19,7 100,0 955 25,8 74,2 100,0 921 Deeltijds 74,8 25,2 100,0 315 18,1 81,9 100,0 299 MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 71,8 28,2 100,0 278 14,6 85,4 100,0 272 1.250-1.499 EUR 75,4 24,6 100,0 258 17,8 82,2 100,0 251 1.500-1.799 EUR 83,4 16,6 100,0 282 26,7 73,3 100,0 266 1.800-2.199 EUR 83,0 17,0 100,0 213 27,5 72,5 100,0 203 2.200 EUR en meer 83,9 16,1 100,0 183 36,1 63,9 100,0 174 Totaal 78,9 21,1 100,0 1.272 23,9 76,1 100,0 1.223 97

Tabel 51 De mate waarin de hogescholen gekend zijn en de mate waarin men er reeds een opleiding aan gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving GESLACHT Man 78,0 22,0 100,0 796 20,8 79,2 100,0 769 Vrouw 76,6 23,4 100,0 785 21,9 78,1 100,0 757 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 88,2 11,8 100,0 353 38,2 61,8 100,0 341 35-49 jaar 78,0 22,0 100,0 643 20,2 79,8 100,0 619 50-64 jaar 70,3 29,7 100,0 588 12,6 87,4 100,0 569 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 63,0 37,0 100,0 499 2,7 97,3 100,0 486 Middengeschoold 79,0 21,0 100,0 597 13,1 86,9 100,0 573 Hooggeschoold 90,6 9,4 100,0 484 51,2 48,8 100,0 467 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 66,9 33,1 100,0 255 20,7 79,3 100,0 245 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 73,1 26,9 100,0 401 18,1 81,9 100,0 388 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 87,7 12,3 100,0 126 33,9 66,1 100,0 124 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 79,6 20,4 100,0 234 22,4 77,6 100,0 225 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan 232 21,2 78,8 100,0 226 het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 81,2 18,8 100,0 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 83,1 16,9 100,0 327 20,8 79,2 100,0 313 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 80,9 19,1 100,0 1.242 24,6 75,4 100,0 1.197 Niet beroepsactief 64,7 35,3 100,0 332 9,8 90,2 100,0 323 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 87,3 12,7 100,0 190 37,8 62,2 100,0 181 Arbeider 69,6 30,4 100,0 377 6,3 93,7 100,0 365 Bediende 85,5 14,5 100,0 404 34,4 65,6 100,0 388 Zelfstandige 82,5 17,5 100,0 215 20,1 79,9 100,0 207 (Brug)gepensioneerd 68,9 31,1 100,0 124 6,4 93,6 100,0 121 Huisman/huisvrouw 65,6 34,4 100,0 87 4,3 95,7 100,0 84 Werkloos 61,0 39,0 100,0 65 14,2 85,8 100,0 63 Arbeidsongeschikt 47,0 53,0 100,0 42 5,5 94,5 100,0 40 98

Tabel 51 De mate waarin de hogescholen gekend zijn en de mate waarin men er reeds een opleiding aan gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving REGIO Brugge 80,6 19,4 100,0 390 24,5 75,5 100,0 375 Oostende 81,1 18,9 100,0 208 25,1 74,9 100,0 204 Westhoek 71,4 28,6 100,0 289 15,2 84,8 100,0 284 Midden-West-Vlaanderen 71,8 28,2 100,0 327 18,9 81,1 100,0 312 Kortrijk 81,6 18,4 100,0 369 23,2 76,8 100,0 353 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 77,7 22,3 100,0 888 21,6 78,4 100,0 863 Comenes 77,0 23,0 100,0 696 21,2 78,8 100,0 666 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 75,4 24,6 100,0 209 19,8 80,2 100,0 205 Meer dan 10.000 inwoners 77,7 22,3 100,0 1.375 21,6 78,4 100,0 1.324 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 81,0 19,0 100,0 796 23,8 76,2 100,0 767 200-500 inwoners per km² 72,2 27,8 100,0 613 20,0 80,0 100,0 589 <200 inwoners per km² 79,2 20,8 100,0 174 15,4 84,6 100,0 172 Totaal 77,4 22,6 100,0 1.584 21,4 78,6 100,0 1.529 99

Tabel 52 De mate waarin de beroepsactieven hogescholen kennen en de mate waarin ze er reeds een opleiding aan gevolgd hebben, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 80,1 19,9 100,0 277 18,4 81,6 100,0 268 5-9 werknemers 79,8 20,2 100,0 134 20,3 79,7 100,0 126 10-49 werknemers 81,2 18,8 100,0 316 23,6 76,4 100,0 305 50 werknemers of meer 81,3 18,7 100,0 509 29,6 70,4 100,0 491 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 87,0 13,0 100,0 41 18,3 81,7 100,0 38 Industrie 71,4 28,6 100,0 249 14,6 85,4 100,0 242 Bouw 71,7 28,3 100,0 107 17,0 83,0 100,0 101 Groot- en kleinhandel, horeca 80,7 19,3 100,0 186 17,6 82,4 100,0 181 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, 100,0 190 21,7 78,3 100,0 185 zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 81,4 18,6 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 87,4 12,6 100,0 450 37,3 62,7 100,0 431 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 81,3 18,7 100,0 932 25,4 74,6 100,0 901 Deeltijds 79,7 20,3 100,0 307 22,0 78,0 100,0 293 MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 75,1 24,9 100,0 268 11,0 89,0 100,0 264 1.250-1.499 EUR 78,1 21,9 100,0 255 24,8 75,2 100,0 245 1.500-1.799 EUR 82,3 17,7 100,0 280 28,8 71,2 100,0 266 1.800-2.199 EUR 86,3 13,7 100,0 206 29,9 70,1 100,0 198 2.200 EUR en meer 86,6 13,4 100,0 180 35,5 64,5 100,0 174 Totaal 80,9 19,1 100,0 1.242 24,6 75,4 100,0 1.197 100

Tabel 53 De mate waarin universiteiten gekend zijn en de mate waarin men er reeds een opleiding aan gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WESenquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving GESLACHT Man 70,0 30,0 100,0 789 9,9 90,1 100,0 757 Vrouw 65,8 34,2 100,0 768 8,2 91,8 100,0 741 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 78,6 21,4 100,0 346 15,9 84,1 100,0 330 35-49 jaar 67,8 32,2 100,0 635 9,0 91,0 100,0 608 50-64 jaar 61,7 38,3 100,0 579 5,0 95,0 100,0 562 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 54,0 46,0 100,0 490 1,1 98,9 100,0 481 Middengeschoold 68,7 31,3 100,0 586 2,2 97,8 100,0 560 Hooggeschoold 81,7 18,3 100,0 479 25,8 74,2 100,0 457 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 62,2 37,8 100,0 251 8,1 91,9 100,0 239 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 65,0 35,0 100,0 393 7,8 92,2 100,0 379 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 73,2 26,8 100,0 123 14,0 86,0 100,0 121 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 70,3 29,7 100,0 233 13,7 86,3 100,0 224 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan 229 7,4 92,6 100,0 221 het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 67,9 32,1 100,0 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 73,0 27,0 100,0 322 7,4 92,6 100,0 308 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 69,2 30,8 100,0 1.225 10,2 89,8 100,0 1.176 Niet beroepsactief 63,1 36,9 100,0 326 4,7 95,3 100,0 316 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 78,2 21,8 100,0 189 21,1 78,9 100,0 178 Arbeider 56,7 43,3 100,0 373 1,4 98,6 100,0 362 Bediende 72,2 27,8 100,0 396 11,2 88,8 100,0 382 Zelfstandige 72,2 27,8 100,0 211 7,3 92,7 100,0 199 (Brug)gepensioneerd 66,3 33,7 100,0 120 1,8 98,2 100,0 119 Huisman/huisvrouw 62,1 37,9 100,0 87 4,0 96,0 100,0 84 Werkloos 58,6 41,4 100,0 62 4,6 95,4 100,0 59 Arbeidsongeschikt 53,3 46,7 100,0 42 3,9 96,1 100,0 40 101

Tabel 53 De mate waarin universiteiten gekend zijn en de mate waarin men er reeds een opleiding aan gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving REGIO Brugge 73,6 26,4 100,0 388 12,1 87,9 100,0 371 Oostende 71,8 28,2 100,0 202 9,3 90,7 100,0 193 Westhoek 61,7 38,3 100,0 288 7,0 93,0 100,0 283 Midden-West-Vlaanderen 61,6 38,4 100,0 328 7,3 92,7 100,0 313 Kortrijk 70,5 29,5 100,0 354 8,8 91,2 100,0 341 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 69,3 30,7 100,0 877 9,7 90,3 100,0 847 Comenes 66,3 33,7 100,0 683 8,1 91,9 100,0 654 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 65,5 34,5 100,0 209 9,0 91,0 100,0 204 Meer dan 10.000 inwoners 68,3 31,7 100,0 1.351 9,0 91,0 100,0 1.297 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 71,9 28,1 100,0 778 10,1 89,9 100,0 744 200-500 inwoners per km² 62,9 37,1 100,0 608 8,7 91,3 100,0 585 <200 inwoners per km² 67,7 32,3 100,0 174 5,6 94,4 100,0 172 Totaal 68,0 32,0 100,0 1.560 9,0 91,0 100,0 1.501 102

Tabel 54 De mate waarin de beroepsactieven universiteiten kennen en de mate waarin ze er reeds een opleiding aan gevolgd hebben, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 68,6 31,4 100,0 277 8,3 91,7 100,0 265 5-9 werknemers 79,6 20,4 100,0 132 12,1 87,9 100,0 124 10-49 werknemers 69,6 30,4 100,0 309 8,8 91,2 100,0 301 50 werknemers of meer 66,6 33,4 100,0 501 11,3 88,7 100,0 481 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 70,0 30,0 100,0 40 4,0 96,0 100,0 38 Industrie 60,0 40,0 100,0 247 4,1 95,9 100,0 241 Bouw 59,6 40,4 100,0 106 5,3 94,7 100,0 100 Groot- en kleinhandel, horeca 70,8 29,2 100,0 179 3,2 96,8 100,0 172 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, 100,0 188 11,5 88,5 100,0 180 zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 76,0 24,0 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 73,2 26,8 100,0 447 17,4 82,6 100,0 429 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 71,3 28,7 100,0 928 11,0 89,0 100,0 891 Deeltijds 63,1 36,9 100,0 294 7,4 92,6 100,0 283 MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 58,1 41,9 100,0 263 4,4 95,6 100,0 261 1.250-1.499 EUR 65,1 34,9 100,0 252 6,8 93,2 100,0 239 1.500-1.799 EUR 73,3 26,7 100,0 275 9,7 90,3 100,0 262 1.800-2.199 EUR 74,6 25,4 100,0 205 15,7 84,3 100,0 196 2.200 EUR en meer 80,0 20,0 100,0 178 18,2 81,8 100,0 169 Totaal 69,2 30,8 100,0 1.225 10,2 89,8 100,0 1.176 103

Tabel 55 De mate waarin managementscholen gekend zijn, en de mate waarin men er reeds een opleiding aan gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving GESLACHT Man 30,4 69,6 100,0 777 3,9 96,1 100,0 760 Vrouw 24,9 75,1 100,0 748 2,3 97,7 100,0 733 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 25,4 74,6 100,0 335 2,0 98,0 100,0 328 35-49 jaar 28,9 71,1 100,0 620 4,0 96,0 100,0 604 50-64 jaar 28,0 72,0 100,0 572 2,9 97,1 100,0 563 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 12,8 87,2 100,0 485 1,3 98,7 100,0 479 Middengeschoold 25,1 74,9 100,0 570 1,1 98,9 100,0 560 Hooggeschoold 46,8 53,2 100,0 468 7,5 92,5 100,0 453 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 18,7 81,3 100,0 249 1,8 98,2 100,0 242 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 24,1 75,9 100,0 388 2,9 97,1 100,0 379 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 31,1 68,9 100,0 118 4,8 95,2 100,0 118 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 35,3 64,7 100,0 226 3,7 96,3 100,0 221 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 29,4 70,6 100,0 228 3,0 97,0 100,0 225 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 32,2 67,8 100,0 309 3,3 96,7 100,0 301 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 29,7 70,3 100,0 1.200 3,5 96,5 100,0 1.170 Niet beroepsactief 20,7 79,3 100,0 318 1,4 98,6 100,0 316 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 36,9 63,1 100,0 185 4,5 95,5 100,0 179 Arbeider 14,3 85,7 100,0 364 0,0 100,0 100,0 360 Bediende 29,8 70,2 100,0 389 4,4 95,6 100,0 377 Zelfstandige 40,1 59,9 100,0 208 3,0 97,0 100,0 201 (Brug)gepensioneerd 29,2 70,8 100,0 118 2,1 97,9 100,0 117 Huisman/huisvrouw 20,2 79,8 100,0 85 0,0 100,0 100,0 85 Werkloos 12,3 87,7 100,0 62 2,1 97,9 100,0 62 Arbeidsongeschikt 9,5 90,5 100,0 42 1,6 98,4 100,0 40 104

Tabel 55 De mate waarin managementscholen gekend zijn, en de mate waarin men er reeds een opleiding aan gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving REGIO Brugge 35,2 64,8 100,0 385 3,4 96,6 100,0 375 Oostende 30,8 69,2 100,0 198 4,7 95,3 100,0 195 Westhoek 25,9 74,1 100,0 280 2,6 97,4 100,0 277 Midden-West-Vlaanderen 21,0 79,0 100,0 325 1,6 98,4 100,0 317 Kortrijk 25,8 74,2 100,0 340 3,7 96,3 100,0 331 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 31,2 68,8 100,0 863 3,4 96,6 100,0 847 Comenes 23,4 76,6 100,0 664 2,7 97,3 100,0 648 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 23,9 76,1 100,0 205 3,6 96,4 100,0 202 Meer dan 10.000 inwoners 28,4 71,6 100,0 1.322 3,0 97,0 100,0 1.294 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 28,6 71,4 100,0 763 3,6 96,4 100,0 745 200-500 inwoners per km² 27,9 72,1 100,0 593 3,1 96,9 100,0 582 <200 inwoners per km² 24,1 75,9 100,0 171 0,9 99,1 100,0 169 Totaal 27,8 72,2 100,0 1.527 3,1 96,9 100,0 1.496 105

Tabel 56 De mate waarin de beroepsactieven managementscholen kennen en de mate waarin ze er reeds een opleiding aan gevolgd hebben, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 32,1 67,9 100,0 269 3,0 97,0 100,0 264 5-9 werknemers 35,5 64,5 100,0 128 3,4 96,6 100,0 123 10-49 werknemers 24,8 75,2 100,0 304 3,2 96,8 100,0 295 50 werknemers of meer 30,1 69,9 100,0 493 3,9 96,1 100,0 482 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 28,1 71,9 100,0 40 4,0 96,0 100,0 38 Industrie 25,0 75,0 100,0 243 2,6 97,4 100,0 238 Bouw 19,9 80,1 100,0 103 2,4 97,6 100,0 101 Groot- en kleinhandel, horeca 31,1 68,9 100,0 178 1,5 98,5 100,0 172 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, 100,0 184 6,8 93,2 100,0 181 zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 36,9 63,1 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 31,3 68,7 100,0 435 3,7 96,3 100,0 422 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 31,8 68,2 100,0 907 4,0 96,0 100,0 882 Deeltijds 23,2 76,8 100,0 290 1,8 98,2 100,0 285 MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 17,2 82,8 100,0 258 1,4 98,6 100,0 256 1.250-1.499 EUR 22,1 77,9 100,0 248 1,3 98,7 100,0 242 1.500-1.799 EUR 29,2 70,8 100,0 264 1,4 98,6 100,0 257 1.800-2.199 EUR 35,6 64,4 100,0 205 4,6 95,4 100,0 198 2.200 EUR en meer 51,1 48,9 100,0 173 11,7 88,3 100,0 168 Totaal 29,7 70,3 100,0 1.200 3,5 96,5 100,0 1.170 106

Tabel 57 De mate waarin private opleidingsverstrekkers gekend zijn en de mate waarin men er reeds een opleiding bij gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving GESLACHT Man 26,9 73,1 100,0 784 12,9 87,1 100,0 775 Vrouw 27,1 72,9 100,0 751 13,5 86,5 100,0 745 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 29,3 70,7 100,0 336 17,9 82,1 100,0 336 35-49 jaar 27,8 72,2 100,0 625 12,9 87,1 100,0 615 50-64 jaar 25,0 75,0 100,0 576 10,7 89,3 100,0 571 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 14,6 85,4 100,0 486 4,4 95,6 100,0 485 Middengeschoold 25,5 74,5 100,0 576 12,7 87,3 100,0 568 Hooggeschoold 41,9 58,1 100,0 472 23,1 76,9 100,0 466 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 20,0 80,0 100,0 249 8,9 91,1 100,0 247 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 27,5 72,5 100,0 391 13,2 86,8 100,0 387 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 31,8 68,2 100,0 119 18,4 81,6 100,0 118 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 31,3 68,7 100,0 228 15,9 84,1 100,0 225 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan 230 14,2 85,8 100,0 230 het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 27,0 73,0 100,0 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 27,7 72,3 100,0 311 12,0 88,0 100,0 307 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 29,2 70,8 100,0 1.214 15,2 84,8 100,0 1.197 Niet beroepsactief 18,5 81,5 100,0 314 5,6 94,4 100,0 317 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 42,3 57,7 100,0 189 22,4 77,6 100,0 186 Arbeider 16,2 83,8 100,0 367 6,3 93,7 100,0 363 Bediende 31,6 68,4 100,0 394 19,6 80,4 100,0 389 Zelfstandige 31,1 68,9 100,0 208 12,0 88,0 100,0 203 (Brug)gepensioneerd 20,3 79,7 100,0 115 1,2 98,8 100,0 116 Huisman/huisvrouw 21,1 78,9 100,0 83 6,7 93,3 100,0 85 Werkloos 14,2 85,8 100,0 63 10,1 89,9 100,0 63 Arbeidsongeschikt 13,4 86,6 100,0 42 8,0 92,0 100,0 42 107

Tabel 57 De mate waarin private opleidingsverstrekkers gekend zijn en de mate waarin men er reeds een opleiding bij gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving REGIO Brugge 34,1 65,9 100,0 389 18,4 81,6 100,0 385 Oostende 26,9 73,1 100,0 201 12,4 87,6 100,0 200 Westhoek 20,5 79,5 100,0 284 8,8 91,2 100,0 281 Midden-West-Vlaanderen 24,9 75,1 100,0 324 12,8 87,2 100,0 322 Kortrijk 26,8 73,2 100,0 341 11,8 88,2 100,0 335 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 28,0 72,0 100,0 873 13,9 86,1 100,0 866 Comenes 25,9 74,1 100,0 664 12,3 87,7 100,0 657 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 26,5 73,5 100,0 206 9,5 90,5 100,0 201 Meer dan 10.000 inwoners 27,2 72,8 100,0 1.332 13,8 86,2 100,0 1.322 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 27,2 72,8 100,0 769 13,0 87,0 100,0 762 200-500 inwoners per km² 27,6 72,4 100,0 597 13,2 86,8 100,0 591 <200 inwoners per km² 24,8 75,2 100,0 172 14,2 85,8 100,0 170 Totaal 27,1 72,9 100,0 1.538 13,2 86,8 100,0 1.523 108

Tabel 58 De mate waarin de beroepsactieven private opleidingsverstrekkers kennen en de mate waarin ze er reeds een opleiding bij gevolgd hebben, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING BIJ respondenten GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 24,9 75,1 100,0 273 10,8 89,2 100,0 269 5-9 werknemers 33,2 66,8 100,0 130 19,3 80,7 100,0 128 10-49 werknemers 27,6 72,4 100,0 305 14,9 85,1 100,0 300 50 werknemers of meer 31,8 68,2 100,0 500 16,8 83,2 100,0 494 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 21,6 78,4 100,0 40 6,9 93,1 100,0 38 Industrie 25,0 75,0 100,0 245 10,8 89,2 100,0 243 Bouw 26,1 73,9 100,0 102 11,3 88,7 100,0 101 Groot- en kleinhandel, horeca 22,1 77,9 100,0 179 7,5 92,5 100,0 177 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, 100,0 188 18,2 81,8 100,0 185 zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 29,5 70,5 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 35,3 64,7 100,0 443 21,1 78,9 100,0 437 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 30,2 69,8 100,0 919 14,9 85,1 100,0 906 Deeltijds 26,1 73,9 100,0 293 16,2 83,8 100,0 289 MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 21,2 78,8 100,0 261 10,4 89,6 100,0 259 1.250-1.499 EUR 23,6 76,4 100,0 249 12,1 87,9 100,0 247 1.500-1.799 EUR 28,0 72,0 100,0 270 16,8 83,2 100,0 268 1.800-2.199 EUR 36,8 63,2 100,0 205 18,0 82,0 100,0 201 2.200 EUR en meer 42,9 57,1 100,0 177 22,9 77,1 100,0 172 Totaal 29,2 70,8 100,0 1.214 15,2 84,8 100,0 1.197 109

Tabel 59 De mate waarin sectorale opleidingsinstituten gekend zijn en de mate waarin men er reeds een opleiding bij gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving GESLACHT Man 16,4 83,6 100,0 769 7,7 92,3 100,0 766 Vrouw 17,2 82,8 100,0 744 6,6 93,4 100,0 730 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 15,4 84,6 100,0 331 6,9 93,1 100,0 333 35-49 jaar 19,1 80,9 100,0 616 9,3 90,7 100,0 608 50-64 jaar 15,0 85,0 100,0 568 5,0 95,0 100,0 558 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 10,4 89,6 100,0 484 2,5 97,5 100,0 478 Middengeschoold 16,2 83,8 100,0 568 7,0 93,0 100,0 562 Hooggeschoold 24,4 75,6 100,0 459 12,3 87,7 100,0 454 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 11,2 88,8 100,0 249 3,9 96,1 100,0 246 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 15,5 84,5 100,0 386 4,6 95,4 100,0 380 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 17,2 82,8 100,0 119 9,0 91,0 100,0 119 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 21,2 78,8 100,0 223 10,0 90,0 100,0 221 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan 227 10,2 89,8 100,0 225 het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 20,1 79,9 100,0 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 17,4 82,6 100,0 302 8,2 91,8 100,0 298 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 18,7 81,3 100,0 1.194 8,4 91,6 100,0 1.178 Niet beroepsactief 9,3 90,7 100,0 314 2,1 97,9 100,0 312 HUIDIGE SOCIAAL- ECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 18,4 81,6 100,0 182 12,3 87,7 100,0 182 Arbeider 13,3 86,7 100,0 368 4,6 95,4 100,0 360 Bediende 19,9 80,1 100,0 384 9,2 90,8 100,0 382 Zelfstandige 21,4 78,6 100,0 207 7,8 92,2 100,0 202 (Brug)gepensioneerd 10,1 89,9 100,0 115 2,7 97,3 100,0 114 Huisman/huisvrouw 7,4 92,6 100,0 83 0,0 100,0 100,0 83 Werkloos 11,1 88,9 100,0 63 4,3 95,7 100,0 63 Arbeidsongeschikt 7,5 92,5 100,0 42 0,0 100,0 100,0 42 110

Tabel 59 De mate waarin sectorale opleidingsinstituten gekend zijn en de mate waarin men er reeds een opleiding bij gevolgd heeft, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving REGIO Brugge 18,7 81,3 100,0 383 8,0 92,0 100,0 379 Oostende 17,8 82,2 100,0 199 10,0 90,0 100,0 198 Westhoek 17,2 82,8 100,0 282 7,8 92,2 100,0 282 Midden-West-Vlaanderen 15,7 84,3 100,0 322 6,5 93,5 100,0 317 Kortrijk 14,6 85,4 100,0 329 4,6 95,4 100,0 323 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 18,0 82,0 100,0 864 8,4 91,6 100,0 858 Comenes 15,1 84,9 100,0 651 5,5 94,5 100,0 640 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 17,3 82,7 100,0 208 8,4 91,6 100,0 206 Meer dan 10.000 inwoners 16,7 83,3 100,0 1.307 7,0 93,0 100,0 1.293 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 15,4 84,6 100,0 754 5,9 94,1 100,0 741 200-500 inwoners per km² 18,9 81,1 100,0 591 8,4 91,6 100,0 586 <200 inwoners per km² 15,7 84,3 100,0 171 8,3 91,7 100,0 171 Totaal 16,8 83,2 100,0 1.516 7,2 92,8 100,0 1.499 111

Tabel 60 De mate waarin de beroepsactieven sectorale opleidingsinstituten kennen en de mate waarin ze er reeds een opleiding bij gevolgd hebben, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Totaal Aantal respondenten GEKEND? Totaal Aantal REEDS OPLEIDING respondenten BIJ GEVOLGD? Ja Neen Ja Neen Omschrijving AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 17,9 82,1 100,0 270 7,5 92,5 100,0 265 5-9 werknemers 14,7 85,3 100,0 127 4,3 95,7 100,0 126 10-49 werknemers 19,9 80,1 100,0 302 7,0 93,0 100,0 296 50 werknemers of meer 19,4 80,6 100,0 489 10,8 89,2 100,0 485 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 19,5 80,5 100,0 40 7,5 92,5 100,0 37 Industrie 17,5 82,5 100,0 246 6,5 93,5 100,0 241 Bouw 13,2 86,8 100,0 101 4,2 95,8 100,0 101 Groot- en kleinhandel, horeca 14,6 85,4 100,0 178 3,4 96,6 100,0 177 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, 100,0 181 8,7 91,3 100,0 179 zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 17,5 82,5 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 22,3 77,7 100,0 431 12,4 87,6 100,0 427 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 19,5 80,5 100,0 902 9,2 90,8 100,0 890 Deeltijds 16,1 83,9 100,0 289 6,0 94,0 100,0 285 MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 16,9 83,1 100,0 262 5,2 94,8 100,0 257 1.250-1.499 EUR 11,6 88,4 100,0 248 4,9 95,1 100,0 244 1.500-1.799 EUR 20,0 80,0 100,0 263 11,1 88,9 100,0 262 1.800-2.199 EUR 22,0 78,0 100,0 203 10,9 89,1 100,0 199 2.200 EUR en meer 24,3 75,7 100,0 167 9,6 90,4 100,0 165 Totaal 18,7 81,3 100,0 1.194 8,4 91,6 100,0 1.178 112

6.2.2. Imago van de opleidingsverstrekkers Figuren 42 en 43 geven een samenvattend beeld van de termen waarmee de opleidingsverstrekkers geassocieerd worden. Figuur 42 toont het beeld voor de respondenten die de opleidingsverstrekker kennen, figuur 43 het beeld voor de respondenten die reeds een opleiding hebben gevolgd bij deze opleidingsverstrekker. Figuren 44 tot en met 52 tonen de afzonderlijke resultaten per opleidingsverstrekker. Het volwassenenonderwijs wordt vooral geassocieerd met goede reputatie, erkende opleidingen, goede bereikbaarheid en hoge kwaliteit. Zo associeert 45% van de respondenten die het volwassenenonderwijs kent, het volwassenenonderwijs met een goede reputatie, 33,7% met erkende opleidingen en 30,8% met hoge kwaliteit. De respondenten die reeds een opleiding hebben gevolgd, zijn bovendien nog veel positiever. 56,6% van de respondenten die reeds een opleiding heeft gevolgd in een CVO associeert het volwassenenonderwijs met goede reputatie en 52,4% met goede bereikbaarheid. Geen enkele andere opleidingsverstrekker scoort hoger op het aspect goede bereikbaarheid. Basiseducatie staat voor 29,5% van de respondenten die dit kent voor goede reputatie, voor 22,7% voor persoonlijke aanpak en voor 20,7% voor goede bereikbaarheid. Het is ook opmerkelijk dat de respondenten die reeds een opleiding in een centrum voor basiseducatie hebben gevolgd veel positiever antwoorden dan diegene die de centra voor basiseducatie enkel kennen van naam en er nog geen opleiding hebben gevolgd. Basiseducatie wordt door meer dan 40% van de respondenten die er reeds opleidingen heeft gevolgd geassocieerd met goede reputatie, goede bereikbaarheid en hoge kwaliteit. Ook bij de andere opleidingsverstrekkers zijn de respondenten die er opleidingen bij hebben gevolgd positiever dan de respondenten die de opleidingsverstrekker enkel kennen van naam. Toch is het verschil veel groter bij basiseducatie dan bij de andere organisaties. De VDAB wordt op een gelijkaardige manier getypeerd als het volwassenenonderwijs. Ook de bedrijven typeerden het volwassenenonderwijs en de VDAB min of meer op dezelfde manier. De VDAB scoort bij de bevolking die deze opleidingsinstantie kent goed op het vlak van goede reputatie (41,2%), erkende opleidingen met certificaat (32,3%) en hoge kwaliteit (26,4%). Het volwassenenonderwijs scoort wel nog beter op goede bereikbaarheid en flexibiliteit dan de VDAB. Op het vlak van persoonlijke aanpak scoort de VDAB bij de personen die er reeds een opleiding volgden iets beter dan de CVO s (39,4% tegenover 33,4%). Syntra scoort sterk op de termen goede reputatie, hoge kwaliteit, erkende opleidingen en goede bereikbaarheid. In tegenstelling tot het volwassenenonderwijs associeert ongeveer een kwart van de respondenten Syntra ook met een hoge kostprijs. Als we Syntra en de CVO s vergelijken aan de hand van de associaties die de personen maken die er reeds een opleiding hebben gevolgd, dan merken we ongeveer gelijke scores voor wat betreft goede reputatie en hoge kwaliteit. Op alle andere aspecten scoren de CVO s telkens iets beter dan Syntra. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 113

Hogescholen, universiteiten en managementscholen worden in belangrijke mate geassocieerd met hoge kwaliteit. Ze genieten ook van een goede reputatie maar worden ook relatief veel geassocieerd met hoge kostprijs. Bij de hogescholen zien we echter dat een kleiner percentage van de vroegere studenten/cursisten deze organisaties associëren met een hoge kostprijs dan de respondenten die deze organisatie enkel kennen van naam Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 114

Figuur 42 De termen waarmee de opleidingsverstrekkers geassocieerd worden door de respondenten die de opleidingsverstrekkers kennen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Figuur 43 De termen waarmee de opleidingsverstrekkers geassocieerd worden door de respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 70,0 80,0 90,0 Volwassenenonderwijs Volwassenenonderwijs Basiseducatie Basiseducatie VDAB VDAB Syntra Syntra Hogescholen Hogescholen Universiteiten Universiteiten Managementscholen Managementscholen Private opleidingsverstrekkers Private opleidingsverstrekkers Sectorale opleidingsinstituten Sectorale opleidingsinstituten Hoge kwaliteit Goede reputatie Persoonlijke aanpak Flexibel (naar inhoud opleiding) Hoge kostprijs Goede bereikbaarheid Flexibel (naar tijdstip opleiding) Erkende opleidingen (met certificaat) Hoge kwaliteit Goede reputatie Persoonlijke aanpak Flexibel (naar inhoud opleiding) Hoge kostprijs Goede bereikbaarheid Flexibel (naar tijdstip opleiding) Erkende opleidingen (met certificaat) Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 115

Figuur 44 De termen waarmee het volwassenenonderwijs (CVO, avondschool) geassocieerd wordt door de respondenten die de opleidingsverstrekker kennen en door de respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 56,6 52,4 46,5 47,3 45,0 60,0 50,0 33,7 29,1 23,1 17,0 18,1 13,9 2,7 30,8 32,5 33,4 21,1 7,7 9,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 Wordt met geen enkele van deze termen geassocieerd Erkende opleiding met certificaat Flexibel (naar inhoud opleidingen) Flexibel (naar tijdstip opleidingen) Persoonlijke aanpak Goede bereikbaarheid Hoge kwaliteit Hoge kostprijs Goede reputatie Respondenten die de opleidingsverstrekker kennen Respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd 116

Figuur 45 De termen waarmee basiseducatie geassocieerd wordt door de respondenten die de opleidingsverstrekker kennen en door de respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 45,2 50,0 42,8 41,4 45,0 40,0 31,8 29,3 29,5 35,0 28,2 26,3 30,0 22,3 22,7 20,7 25,0 16,7 20,0 13,6 13,1 11,0 12,1 15,0 4,9 10,0 2,6 5,0 0,0 Wordt met geen enkele van deze termen geassocieerd Erkende opleiding met certificaat Flexibel (naar inhoud opleidingen) Flexibel (naar tijdstip opleidingen) Persoonlijke aanpak Goede bereikbaarheid Hoge kwaliteit Hoge kostprijs Goede reputatie Respondenten die de opleidingsverstrekker kennen Respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd 117

Figuur 46 De termen waarmee de VDAB geassocieerd wordt door de respondenten die de opleidingsverstrekker kennen en door de respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 56,7 60,0 48,3 39,6 39,4 32,3 22,5 19,5 20,5 17,5 12,2 10,1 3,3 46,8 41,2 26,4 22,9 6,0 3,9 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 Wordt met geen enkele van deze termen geassocieerd Erkende opleiding met certificaat Flexibel (naar inhoud opleidingen) Flexibel (naar tijdstip opleidingen) Persoonlijke aanpak Goede bereikbaarheid Hoge kwaliteit Hoge kostprijs Goede reputatie Respondenten die de opleidingsverstrekker kennen Respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd 118

Figuur 47 De termen waarmee Syntra geassocieerd wordt door de respondenten die de opleidingsverstrekker kennen en door de respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 55,2 60,0 45,8 41,0 41,9 43,0 33,9 29,6 29,3 25,4 25,0 19,6 17,8 19,0 16,7 10,7 9,3 10,4 3,5 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 Wordt met geen enkele van deze termen geassocieerd Erkende opleiding met certificaat Flexibel (naar inhoud opleidingen) Flexibel (naar tijdstip opleidingen) Persoonlijke aanpak Goede bereikbaarheid Hoge kwaliteit Hoge kostprijs Goede reputatie Respondenten die de opleidingsverstrekker kennen Respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd 119

Figuur 48 De termen waarmee de hogescholen geassocieerd worden door de respondenten die de opleidingsverstrekker kennen en door de respondenten die er reeds een opleiding aan hebben gevolgd, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 62,8 61,0 52,3 46,5 45,1 70,0 60,0 50,0 34,8 36,2 28,2 25,0 21,2 17,7 19,5 13,9 10,0 8,8 8,5 5,9 5,7 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 Wordt met geen enkele van deze termen geassocieerd Erkende opleiding met certificaat Flexibel (naar inhoud opleidingen) Flexibel (naar tijdstip opleidingen) Persoonlijke aanpak Goede bereikbaarheid Hoge kwaliteit Hoge kostprijs Goede reputatie Respondenten die de opleidingsverstrekker kennen Respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd 120

Figuur 49 De termen waarmee universiteiten geassocieerd worden door de respondenten die de opleidingsverstrekker kennen en door de respondenten die er reeds een opleiding aan hebben gevolgd, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 90,0 77,1 80,0 62,7 54,4 53,4 38,6 40,2 40,0 33,5 22,0 22,0 13,1 7,9 9,3 4,7 4,6 6,2 12,0 3,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 Wordt met geen enkele van deze termen geassocieerd Erkende opleiding met certificaat Flexibel (naar inhoud opleidingen) Flexibel (naar tijdstip opleidingen) Persoonlijke aanpak Goede bereikbaarheid Hoge kwaliteit Hoge kostprijs Goede reputatie Respondenten die de opleidingsverstrekker kennen Respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd 121

Figuur 50 De termen waarmee managementscholen geassocieerd worden door de respondenten die de opleidingsverstrekker kennen en door de respondenten die er reeds een opleiding aan hebben gevolgd, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 70,0 60,0 58,9 55,8 53,9 46,0 50,0 33,3 22,3 18,1 14,9 7,8 4,1 5,7 33,8 34,2 31,1 25,7 17,4 10,3 7,9 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 Wordt met geen enkele van deze termen geassocieerd Erkende opleiding met certificaat Flexibel (naar inhoud opleidingen) Flexibel (naar tijdstip opleidingen) Persoonlijke aanpak Goede bereikbaarheid Hoge kwaliteit Hoge kostprijs Goede reputatie Respondenten die de opleidingsverstrekker kennen Respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd 122

Figuur 51 De termen waarmee private opleidingsverstrekkers geassocieerd worden door de respondenten die de opleidingsverstrekker kennen en door de respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 50,0 43,5 45,0 39,1 36,7 38,5 37,7 40,0 32,3 31,0 35,0 24,8 26,3 30,0 20,5 25,0 18,1 18,4 16,2 17,4 20,0 12,8 14,2 10,3 11,1 15,0 10,0 5,0 0,0 Wordt met geen enkele van deze termen geassocieerd Erkende opleiding met certificaat Flexibel (naar inhoud opleidingen) Flexibel (naar tijdstip opleidingen) Persoonlijke aanpak Goede bereikbaarheid Hoge kwaliteit Hoge kostprijs Goede reputatie Respondenten die de opleidingsverstrekker kennen Respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd 123

Figuur 52 De termen waarmee sectorale opleidingsinstituten geassocieerd worden door de respondenten die de opleidingsverstrekker kennen en door de respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 50,0 42,8 44,0 45,0 40,0 31,1 32,9 31,5 35,0 27,7 29,2 25,8 30,0 21,1 20,5 25,0 17,6 17,8 12,4 13,2 18,0 20,0 13,9 10,3 15,0 9,1 10,0 5,0 0,0 Wordt met geen enkele van deze termen geassocieerd Erkende opleiding met certificaat Flexibel (naar inhoud opleidingen) Flexibel (naar tijdstip opleidingen) Persoonlijke aanpak Goede bereikbaarheid Hoge kwaliteit Hoge kostprijs Goede reputatie Respondenten die de opleidingsverstrekker kennen Respondenten die er reeds een opleiding bij hebben gevolgd 124

De private opleidingsverstrekkers worden ook met een hoge kostprijs geassocieerd. Van alle opleidingsverstrekkers worden de private opleidingsverstrekkers ook relatief het meest geassocieerd met persoonlijke aanpak. Ook bij de enquête bij de bedrijven kwamen we tot deze conclusie. De sectorale opleidingsinstituten worden met vrij weinig termen geassocieerd. Goede reputatie scoort het best: 31,5% van de respondenten die deze instellingen kent, associeert de sectorale opleidingsinstituten met goede reputatie. Hoge kwaliteit wordt aangeduid door 25,8% van de respondenten die deze instituten kent en persoonlijke aanpak door 20,5%. 7. De opleidingen zelf 7.1. Welke opleidingen genieten de voorkeur? Figuur 53 en tabellen 61 en 62 geven een overzicht van het soort opleidingen waaraan de West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar de voorkeur geeft. De kenmerken van de opleidingen hebben betrekking op 1 : duurtijd; intensiteit; tijdstip opleiding; opleiding binnen of buiten de werkuren (enkel voor beroepsactieven); de vorm van de opleidingen (contact-, afstands- of gecombineerd onderwijs). 64,3% van de respondenten prefereert korte opleidingen van maximum 10 uren. 54,5% geeft de voorkeur aan opleidingen waarbij alle opleidingsuren in een korte tijdsspanne worden gegeven en 44,2% wenst dat de opleidingsuren verspreid liggen over diverse weken of maanden. Over het tijdstip op dewelke de opleiding moet doorgaan, bestaat er een grote verdeeldheid. Bijna de helft verkiest dat de opleidingen overdag georganiseerd worden en eenzelfde aandeel wil eerder s avonds opleidingen volgen. 6,7% prefereert opleidingen in het weekend. Van de beroepsactieven zegt 42,3% dat ze het liefst opleidingen volgt binnen de werkuren en 58% buiten de werkuren. Het merendeel van de respondenten (73,1%) prefereert contactonderwijs (100% contact), 21,7% is vooral te vinden voor gecombineerd onderwijs (combinatie van contacten afstandsonderwijs) en slechts 5,3% is voorstander van afstandsonderwijs (schriftelijk of via web; 100% afstands). Vergelijken we de antwoorden van deze respondenten met de antwoorden uit de enquête bij de bedrijven, dan zien we ongeveer dezelfde voorkeuren hoewel de antwoorden van de bedrijven nog meer uitgesproken zijn op het vlak van duurtijd en intensiteit: meer dan de bevolking zijn zij voorstander van korte opleidingen, in een korte tijdsspanne gegeven. 1 De respondenten konden meerdere antwoorden aanduiden. Merk op dat ook binnen een bepaald kenmerk de totaalpercentages soms hoger liggen dan 100 waarbij sommige respondenten dus beide antwoorden hebben aangeduid. Dit kan te maken hebben met het feit dat men verschillende voorkeuren heeft voor verschillende opleidingen. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 125

De preferenties verschillen sterk naargelang de sector waarin men is tewerkgesteld. De werknemers uit de non-profitsector vertonen andere voorkeuren dan werknemers uit andere sectoren: zij kiezen relatief meer voor opleidingen overdag en binnen de werkuren dan werknemers uit de overige sectoren. Toch zijn de verschillen minder frappant dan deze van de organisaties uit de non-profitsector zelf (zie rapport met resultaten van de enquête naar de opleidingsbehoeften van de West-Vlaamse bedrijven). Bijlagetabellen 23 tot en met 26 tonen de resultaten opgesplitst naar leeftijd, opleidingsniveau, mate waarin men al dan niet actief is en het sociaaleconomische statuut van de respondenten. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 126

5,3 Figuur 53 Het soort opleidingen waaraan men de voorkeur geeft, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) 73,1 80,0 64,3 58,0 54,5 48,8 48,6 44,2 42,3 36,2 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 6,7 10,0 0,0 21,7 Contactonderwijs Buiten de werkuren Binnen de werkuren In het weekend 's Avonds Afstandsonderwijs Gecombineerd onderwijs NAAR VORM Overdag Opleidingsuren verspreid over diverse weken, maanden In een korte tijdsspanne gegeven Langere opleiding (meer dan 10u) Korte opleiding (maximum 10u) NAAR DUURTIJD NAAR INTENSITEIT NAAR TIJDSTIP OPLEIDING BINNEN OF BUITEN DE WERKUREN 127

Tabel 61 Het soort opleidingen waaraan men de voorkeur geeft, naar regio, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Kortrijk Totaal Oostende Westhoek Midden-West- Vlaanderen Omschrijving Brugge NAAR DUURTIJD Korte opleiding (maximum 10 uren) 60,4 63,5 64,9 70,1 63,3 64,3 Langere opleiding (meer dan 10 uren) 40,1 36,8 35,5 29,9 37,8 36,2 NAAR INTENSITEIT Alle opleidingsuren worden in een korte tijdsspanne gegeven 50,1 61,5 53,8 53,4 56,6 54,5 Opleidingsuren liggen verspreid over diverse weken, maanden 48,8 38,2 46,0 44,6 41,1 44,2 NAAR TIJDSTIP OPLEIDING Overdag 54,0 53,0 44,9 49,0 44,1 48,8 's Avonds 45,7 48,1 49,9 47,0 52,3 48,6 In het weekend 4,6 5,7 8,5 7,6 7,4 6,7 NAAR VORM Contactonderwijs (100% contact) 73,3 66,8 74,5 77,3 71,6 73,1 Afstandsonderwijs (schriftelijk of via web) (100% afstands) 4,0 6,3 5,4 3,7 7,5 5,3 Gecombineerd onderwijs (combinatie van contact- en afstandsonderwijs) 23,6 27,9 20,0 19,0 19,9 21,7 Totaal 404,6 407,8 403,5 401,5 401,6 403,5 Aantal respondenten 413 221 310 346 406 1.695 128

Tabel 62 Het soort opleidingen waaraan beroepsactieven de voorkeur geven, naar sector van tewerkstelling, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Totaal Nonprofitsector Commerciële diensten Industrie Bouw Groot- en kleinhandel, horeca Omschrijving Land- en tuinbouw NAAR DUURTIJD Korte opleiding (maximum 10 uren) 71,6 65,5 59,4 72,8 66,0 62,0 65,0 Langere opleiding (meer dan 10 uren) 28,4 35,1 40,6 28,0 36,8 38,1 35,7 NAAR INTENSITEIT Alle opleidingsuren worden in een korte tijdsspanne gegeven 68,5 54,3 51,6 60,2 59,3 52,5 55,5 Opleidingsuren liggen verspreid over diverse weken, maanden 31,5 44,2 47,5 37,9 39,8 46,6 43,3 NAAR TIJDSTIP OPLEIDING Overdag 31,6 35,9 30,9 29,9 44,6 55,5 42,8 's Avonds 66,2 59,7 62,0 66,9 53,2 43,5 54,3 In het weekend 2,5 6,8 9,6 4,8 8,7 7,4 7,2 BINNEN OF BUITEN DE WERKUREN Binnen de werkuren 24,8 41,8 32,1 25,3 42,1 54,0 42,3 Buiten de werkuren 74,7 57,0 66,1 72,1 60,4 47,7 58,0 NAAR VORM Contactonderwijs (100% contact) 74,1 76,4 71,6 69,1 71,4 74,3 73,2 Afstandsonderwijs (schriftelijk of via web) (100% afstands) 1,8 4,8 6,5 5,6 5,9 4,5 5,0 Gecombineerd onderwijs (combinatie van contact- en afstandsonderwijs 24,1 19,5 21,2 24,5 24,0 22,3 22,3 Totaal 499,7 501,0 499,1 497,1 512,3 508,4 504,7 Aantal respondenten 42 268 115 201 205 473 1.309 129

7.2. De meest ideale periode voor het volgen van opleidingen 44,5% van de respondenten vindt september de meest ideale maand om een opleiding te starten. 14,8% geeft de voorkeur aan oktober, 9,3% aan november en 8,8% aan januari. Over de eindmaand van de opleiding is er meer verdeeldheid (zie tabel 63). 10% van de respondenten vindt de maanden september-december de meeste ideale periode om een opleiding te volgen. 8,4% verkiest de periode september-juni en 6,2% verkiest een volledig jaar, te starten in september. Andere periodes die de voorkeur genieten van 3 à 4% van de respondenten zijn september-november, september-mei, november-februari en oktober-februari (zie tabel 64). Tabel 63 De meest ideale startmaand en de meest ideale eindmaand voor een opleiding, WES-enquête 2010 (in %) Maand Startmaand Eindmaand Januari 8,8 4,5 Februari 5,9 14,9 Maart 4,7 11,7 April 2,3 9,0 Mei 2,1 10,2 Juni 1,4 13,4 Juli 2,1 0,7 Augustus 0,3 10,7 September 44,5 1,8 Oktober 14,8 2,5 November 9,3 6,6 December 3,9 14,1 Totaal 100,0 100,0 Aantal respondenten 1.675 1.675 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 130

Tabel 64 De meest ideale periode voor het volgen van een opleiding, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) GESLACHT LEEFTIJDSKLASSE OPLEIDINGSNIVEAU BEROEPSACTIEF Startmaand-eindmaand Beroepsactief Niet beroepsactief Middengeschoold Hooggeschoold Man Vrouw 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar Laaggeschoold September-december 8,7 11,4 8,4 11,6 9,2 8,5 12,2 8,7 10,9 6,5 September-juni 6,4 10,4 12,6 8,5 5,9 5,6 8,5 11,3 8,5 8,4 September-augustus 6,6 5,7 5,5 4,8 8,0 7,4 6,1 5,0 5,9 7,0 September-november 3,6 4,2 3,6 3,8 4,1 4,5 3,9 3,3 3,3 6,5 September-mei 3,5 3,7 3,3 4,0 3,5 3,0 3,3 4,8 3,7 3,6 November-februari 4,7 2,5 2,9 2,9 4,7 5,8 2,7 2,4 3,3 4,6 Oktober-februari 3,9 3,2 1,9 4,1 3,9 3,0 3,8 3,8 3,6 3,4 Januari-maart 3,8 1,8 3,8 2,9 2,1 1,8 3,3 3,2 2,9 2,2 September-februari 2,3 3,1 2,9 3,0 2,2 2,6 3,1 2,3 2,5 3,3 Oktober-december 3,1 2,2 2,0 1,8 3,9 4,3 1,8 1,9 3,0 1,5 September-april 2,5 2,5 2,4 2,4 2,6 2,3 2,0 3,3 2,2 3,5 September-maart 2,3 2,7 3,2 1,6 3,0 2,6 2,4 2,5 1,9 4,8 Maart-mei 2,2 2,3 1,8 3,2 1,4 2,4 1,9 2,5 1,9 3,3 November-maart 3,1 1,2 1,3 2,9 1,8 2,7 2,3 1,6 2,3 1,8 Januari-februari 2,8 1,5 2,7 1,6 2,4 2,5 2,1 1,7 2,5 0,9 Februari-april 2,4 1,9 1,9 2,5 1,9 1,6 2,3 2,5 2,1 2,2 Oktober-november 1,7 2,5 2,0 1,8 2,6 2,5 1,7 2,2 2,3 1,7 Oktober-maart 2,3 1,8 2,3 2,3 1,5 1,3 2,2 2,7 2,4 0,9 December-februari 2,7 1,3 0,7 2,7 2,0 2,2 2,6 1,1 2,5 0,3 Juli-augustus 1,6 2,4 0,9 1,8 2,6 2,6 1,5 1,9 1,6 3,0 Andere periodes (met telkens minder dan 2% van het totale aantal respondenten) 30,0 31,6 33,8 29,6 30,5 30,6 30,3 31,5 30,6 30,7 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 847 826 365 683 626 528 641 502 1.309 352 131

Tabel 64 De meest ideale periode voor het volgen van een opleiding, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal HUIDIGE SOCIAALECONOMISCHE SITUATIE Startmaand-eindmaand Arbeider Bediende Zelfstandige (Brug)gepensioneerd Huisman/huisvrouw Werkloos Arbeidsongeschikt Ambtenaar September-december 13,0 10,7 14,2 4,7 6,5 5,4 5,5 10,7 10,0 September-juni 12,0 6,1 9,4 7,7 5,1 3,7 14,4 10,9 8,4 September-augustus 4,6 5,2 6,0 8,1 11,5 5,2 7,3 0,0 6,2 September-november 1,9 5,0 2,3 3,2 3,9 8,6 4,8 9,9 3,9 September-mei 4,5 4,1 3,7 2,2 3,9 3,6 4,7 0,0 3,6 November-februari 2,7 5,1 1,7 4,8 8,5 1,5 2,4 4,8 3,6 Oktober-februari 3,6 2,1 3,9 4,0 2,7 1,5 2,8 8,7 3,6 Januari-maart 3,8 2,8 2,5 3,7 2,0 2,5 2,9 1,8 2,8 September-februari 4,0 3,5 2,0 1,2 3,2 3,6 3,2 4,3 2,7 Oktober-december 3,2 4,1 2,4 1,9 2,4 0,0 2,0 1,5 2,6 September-april 1,4 1,3 3,5 2,1 4,4 3,8 4,6 0,0 2,5 September-maart 3,6 1,4 1,9 0,8 3,5 5,2 7,1 6,0 2,5 Maart-mei 0,8 1,5 2,6 1,7 1,2 2,2 6,5 8,4 2,2 November-maart 2,2 2,3 1,2 5,0 2,7 3,0 0,0 0,0 2,2 Januari-februari 0,5 3,7 0,9 5,2 1,2 0,0 0,0 3,6 2,2 Februari-april 2,4 2,1 2,3 0,4 1,5 2,4 1,3 6,0 2,1 Oktober-november 1,5 2,3 2,6 2,1 1,3 3,0 2,5 0,0 2,1 Oktober-maart 2,7 1,9 2,8 2,0 0,0 1,9 1,2 1,5 2,0 December-februari 0,9 3,5 2,8 2,2 0,7 0,0 0,0 0,0 2,0 Juli-augustus 1,2 2,3 1,1 1,5 1,0 5,5 2,4 0,0 2,0 Andere periodes (met telkens minder dan 2% van het totale aantal respondenten) 29,4 29,0 30,2 35,6 32,7 37,3 24,3 21,9 30,8 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 203 396 422 225 131 92 66 45 1.675 132

7.3. Meest ideale startuur en einduur voor een avondopleiding Voor 26,7% van de respondenten is 19.00 uur het ideale tijdstip om een avondopleiding aan te vangen. 18,3% verkiest 18.00 uur, 14,3% 18.30 uur en 12,8% geeft er de voorkeur aan om reeds om 17.00 uur te starten. 10,3% start het liefst om 20.00 uur en 9,7% om 19.30 uur. Relatief meer vrouwen verkiezen om relatief vroeg te starten dan mannen. Dit geldt ook voor oudere respondenten, laaggeschoolden, bruggepensioneerden, werklozen, huismannen/vrouwen en arbeidsongeschikten (zie tabel 65). 26,4% vindt 22.00 uur het meest ideale einduur voor een avondopleiding. 20% is echter voorstander om te stoppen om 21.00 uur en 15,4% zou het liefst stoppen om 21.30 uur. 8,9% zou graag stoppen om 20.00 uur. Opnieuw zijn er verschillen in voorkeuren tussen de verschillende groepen. Algemeen kunnen we stellen dat groepen die relatief vroeg willen starten ook relatief vroeg willen stoppen (tabel 66). Tabellen 67 en 68 tonen het ideale startuur en het ideale einduur voor een avondopleiding opgesplitst naar het opleidingsdomein waarin men de voorbije 12 maanden opleidingen heeft gevolgd. Respondenten die een opleiding talen of ICT hebben gevolgd, geven relatief meer een voorkeur aan vroegere starturen. 7.4. De afstand die men bereid is af te leggen voor het volgen van een opleiding De meeste mensen zijn bereid 15 tot 30 minuten te rijden voor het volgen van een opleiding: 38% is bereid om maximaal 15 minuten te rijden, 39,6% is bereid een half uur te rijden. Voor 7,6% mag de duurtijd (enkele reis) maximum 5 minuten bedragen. Ongeveer 15% van de respondenten is bereid om meer dan 30 minuten te rijden voor het volgen van een opleiding (tabel 69). Wat betreft de maximale afstand in km, stellen we vast dat 18,6% maximaal 5 km wenst af te leggen. Voor 35,7% van de respondenten is de maximale afstand 15 km en voor 24,7% is dat 30 km. 9% is bereid om maximaal 45 km af te leggen voor het volgen van een opleiding (tabel 70). Relatief meer jongeren, hooggeschoolden, ambtenaren, bedienden en zelfstandigen zijn bereid om een langere afstand af te leggen voor het volgen van een opleiding dan andere groepen. Respondenten die een opleiding talen, ICT of ambachten, kunst en toerisme hebben gevolgd, zijn relatief minder bereid om langere afstanden af te leggen voor het volgen van opleidingen (zie tabellen 71 en 72). 7.5. Opleidingen dicht bij het werk of dicht bij de woonplaats Ongeveer tweederden van de respondenten verkiest een opleidingsplaats die dicht bij de woonplaats is gelegen. Slechts 12,7% verkiest een opleidingsplaats dicht bij het werk. 22,6% heeft geen voorkeur (figuur 53 en tabellen 73, 74 en 75). Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 133

Tabel 65 Het ideale startuur voor een avondopleiding, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) GESLACHT LEEFTIJDSKLASSE OPLEIDINGSNIVEAU BEROEPSACTIEF Startuur Beroepsactief Niet beroepsactief Middengeschoold Hooggeschoold Man Vrouw 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar Laaggeschoold Vroeger dan 17.00 uur 1,1 0,6 0,5 1,0 0,8 1,1 0,6 0,9 0,9 0,6 17.00 uur 12,2 13,4 9,0 9,1 18,8 20,0 11,4 6,8 9,1 25,9 17.30 uur 1,8 3,4 1,7 2,8 3,1 2,9 3,3 1,7 2,1 4,7 18.00 uur 17,5 19,1 17,6 15,7 21,4 19,3 18,3 17,1 17,4 21,2 18.30 uur 14,3 14,4 18,0 16,2 10,3 12,2 16,1 14,6 15,3 11,3 19.00 uur 28,3 25,1 27,3 28,6 24,4 24,7 26,3 29,2 28,6 19,9 19.30 uur 8,8 10,7 10,7 10,0 9,0 8,2 9,4 12,0 10,9 5,7 20.00 uur 11,0 9,5 11,9 12,4 7,0 7,3 9,6 14,0 12,1 2,9 Later dan 20.00 uur 0,7 0,4 0,7 0,7 0,2 0,5 0,7 0,4 0,6 0,2 Geen voorkeur 4,1 3,3 2,3 3,3 4,9 4,0 4,3 2,6 2,7 7,4 Werkt 's avonds of in ploeg, kan geen avondopleiding volgen 0,2 0,2 0,2 0,2 0,1 0,0 0,0 0,6 0,2 0,0 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 854 830 366 689 630 533 644 506 1.317 355 134

Tabel 65 Het ideale startuur voor een avondopleiding, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal HUIDIGE SOCIAALECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar Arbeider Bediende Zelfstandige (Brug)gepensioneerd Huisman/huisvrouw Werkloos Arbeidsongeschikt Startuur Vroeger dan 17.00 uur 0,0 0,5 1,2 2,1 1,7 0,0 0,0 0,0 0,8 17.00 uur 9,3 14,9 7,2 4,5 32,5 16,8 30,8 23,9 12,8 17.30 uur 3,1 2,5 2,1 1,0 4,0 4,6 1,0 9,1 2,6 18.00 uur 24,1 17,8 17,8 9,3 26,0 24,3 14,7 13,6 18,3 18.30 uur 15,3 15,2 17,3 11,5 7,4 13,2 13,5 11,8 14,3 19.00 uur 30,2 27,9 30,2 27,3 16,8 19,7 26,7 18,9 26,7 19.30 uur 6,5 8,8 12,3 16,8 0,0 8,0 8,9 13,0 9,7 20.00 uur 8,1 8,2 8,8 23,6 1,0 7,7 0,0 0,0 10,3 Later dan 20.00 uur 0,4 0,9 0,2 1,1 0,0 0,0 0,0 1,9 0,6 Geen voorkeur 2,6 3,3 2,7 2,3 10,5 5,6 4,3 7,9 3,7 Werkt 's avonds of in ploeg, kan geen avondopleiding volgen 0,4 0,0 0,3 0,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,2 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 201 399 427 228 131 94 67 45 1.684 135

Tabel 66 Het ideale einduur voor een avondopleiding, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) GESLACHT LEEFTIJDSKLASSE OPLEIDINGSNIVEAU BEROEPSACTIEF Einduur Beroepsactief Niet beroepsactief Middengeschoold Hooggeschoold Man Vrouw 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar Laaggeschoold Vroeger dan 19.00 uur 1,0 0,9 1,3 1,0 0,6 1,3 0,8 0,8 1,1 0,4 19.00 uur 5,7 5,6 3,6 4,0 8,7 8,8 5,5 2,6 4,2 11,1 19.30 uur 2,1 2,4 3,0 1,5 2,8 2,7 2,6 1,5 1,3 5,9 20.00 uur 8,1 9,7 7,5 6,9 11,9 14,1 7,9 4,7 7,2 15,7 20.30 uur 4,6 7,5 5,4 5,3 7,1 6,5 6,5 4,9 5,4 7,9 21.00 uur 20,1 19,9 20,1 20,0 20,0 22,4 19,4 18,5 20,8 17,6 21.30 uur 14,6 16,2 19,3 14,9 13,8 13,6 13,9 19,2 16,2 12,6 22.00 uur 27,9 24,8 26,5 30,0 22,3 21,5 27,4 29,7 29,0 16,9 22.30 uur 6,4 6,1 8,1 7,7 3,6 2,5 7,0 9,3 7,2 2,5 23.00 uur 2,9 2,0 1,9 3,4 1,9 1,1 3,0 3,3 3,0 0,7 Later dan 23.00 uur 0,2 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,1 0,2 0,1 0,0 Geen voorkeur 6,2 4,6 3,0 4,8 7,4 5,7 5,7 4,7 4,5 8,7 Werkt s avonds of in ploeg, kan geen avondopleiding volgen 0,2 0,2 0,2 0,2 0,1 0,0 0,0 0,6 0,2 0,0 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 849 825 1.674 364 686 627 529 642 502 1.311 136

Tabel 66 Het ideale einduur voor een avondopleiding, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal HUIDIGE SOCIAALECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar Arbeider Bediende Zelfstandige (Brug)gepensioneerd Huisman/huisvrouw Werkloos Arbeidsongeschikt Einduur Vroeger dan 19.00 uur 0,0 1,0 1,5 1,7 1,2 0,0 0,0 0,0 0,9 19.00 uur 4,2 5,9 3,7 2,7 13,5 10,9 11,7 8,0 5,7 19.30 uur 0,9 2,8 0,4 0,5 9,4 2,9 0,0 5,7 2,3 20.00 uur 7,1 12,8 4,1 4,7 20,9 10,9 15,3 11,9 8,9 20.30 uur 5,0 5,6 5,4 3,7 4,9 9,7 7,4 15,0 6,0 21.00 uur 23,2 23,5 22,1 13,0 19,0 15,1 16,9 16,4 20,0 21.30 uur 18,4 13,9 21,6 10,3 6,9 18,8 14,7 11,2 15,4 22.00 uur 30,5 23,2 28,6 36,6 12,0 21,1 19,1 20,6 26,4 22.30 uur 3,1 4,5 6,5 14,2 0,5 2,7 7,2 1,5 6,2 23.00 uur 3,3 2,3 1,1 6,8 0,0 0,0 2,4 1,9 2,5 Later dan 23.00 uur 0,4 0,0 0,0 0,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 Geen voorkeur 3,4 4,6 4,6 5,1 11,7 8,0 5,4 7,9 5,4 Werkt s avonds of in ploeg, kan geen avondopleiding volgen 0,4 0,0 0,3 0,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,2 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 352 201 396 423 228 129 94 67 45 137

Tabel 67 Het ideale startuur voor een avondopleiding, naar domein waarin men de voorbije 12 maanden opleidingen heeft gevolgd, WES-enquête 2010 (in %) Alle respondenten (ook deze die de voorbije 12 maanden geen opleidingen hebben gevolgd) Respondenten die de voorbije 12 maanden opleidingen hebben gevolgd Talen, taalkunde, journalistiek Gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg, sport Exacte wetenschappen, bouw, techniek, media Economie, handel, secretariaat, veiligheid, vervoer Computer, documentatie, informatiebeheer, informatica Startuur Ambachten, kunst, toerisme Vroeger dan 17.00 uur 1,8 0,0 0,4 0,0 0,0 2,1 0,8 0,8 17.00 uur 4,7 11,9 5,6 6,2 6,1 9,5 8,4 12,8 17.30 uur 2,4 2,5 2,6 2,1 2,0 2,9 2,7 2,6 18.00 uur 17,2 21,6 17,6 17,2 17,3 27,1 18,6 18,3 18.30 uur 16,0 16,3 19,7 16,5 16,9 22,8 17,3 14,3 19.00 uur 35,1 27,3 32,0 37,8 29,2 17,4 29,5 26,7 19.30 uur 11,8 10,8 10,9 6,1 10,5 7,7 9,5 9,7 20.00 uur 9,9 6,5 9,1 12,0 13,2 6,4 9,7 10,3 Later dan 20.00 uur 0,0 0,0 0,4 0,9 0,3 0,0 0,2 0,6 Geen voorkeur 1,0 3,2 1,7 1,2 4,1 4,1 3,0 3,7 Werkt 's avonds of in ploeg, kan geen avondopleiding volgen 0,0 0,0 0,0 0,0 0,4 0,0 0,1 0,2 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 86 188 195 69 201 64 668 1.684 138

Tabel 68 Het ideale einduur voor een avondopleiding, naar domein waarin men de voorbije 12 maanden opleidingen heeft gevolgd, WES-enquête 2010 (in %) Alle respondenten (ook deze die de voorbije 12 maanden geen opleidingen hebben gevolgd) Respondenten die de voorbije 12 maanden opleidingen hebben gevolgd Talen, taalkunde, journalistiek Gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg, sport Exacte wetenschappen, bouw, techniek, media Economie, handel, secretariaat, veiligheid, vervoer Computer, documentatie, informatiebeheer, informatica Einduur Ambachten, kunst, toerisme Vroeger dan 19.00 uur 1,8 0,5 0,8 0,0 0,0 2,1 0,9 0,9 19.00 uur 1,8 4,5 1,0 4,8 1,5 2,1 3,0 5,7 19.30 uur 1,5 1,1 2,3 1,4 0,6 2,4 1,7 2,3 20.00 uur 2,1 5,2 6,1 0,0 4,2 6,2 4,9 8,9 20.30 uur 3,8 7,0 5,4 4,9 5,7 1,3 4,3 6,0 21.00 uur 14,7 22,2 24,8 22,2 21,2 29,5 21,6 20,0 21.30 uur 21,0 18,8 18,6 15,4 19,8 22,7 17,7 15,4 22.00 uur 37,2 27,6 27,0 37,9 29,6 22,0 30,9 26,4 22.30 uur 9,2 7,3 7,8 9,6 7,9 6,4 7,7 6,2 23.00 uur 4,3 1,3 2,6 1,4 2,9 1,1 2,5 2,5 Later dan 23.00 uur 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,1 Geen voorkeur 2,6 4,4 3,6 2,4 6,2 4,1 4,4 5,4 Werkt s avonds of in ploeg, kan geen 0,4 0,0 0,1 0,2 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 avondopleiding volgen 0,0 0,0 0,0 0,0 Aantal respondenten 86 188 192 69 199 64 664 1.674 139

Tabel 69 De maximale afstand (in tijd) die men bereid is af te leggen voor het volgen van een opleiding, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) GESLACHT LEEFTIJDSKLASSE OPLEIDINGSNIVEAU BEROEPSACTIEF Omschrijving Beroepsactief Niet beroepsactief Middengeschoold Hooggeschoold Man Vrouw 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar Laaggeschoold 5 minuten 7,5 7,7 4,7 6,1 10,9 13,4 5,6 3,6 5,5 14,4 15 minuten 33,7 42,4 28,6 37,5 43,9 50,0 38,5 24,6 35,6 46,3 30 minuten 41,8 37,2 47,4 39,6 35,1 28,6 44,2 45,7 42,4 30,5 45 minuten 5,8 5,7 8,7 6,3 3,4 2,7 4,9 10,0 6,2 4,0 1 uur 6,2 4,5 6,7 6,6 3,3 2,7 4,6 9,1 6,2 2,5 1.30 uur 1,1 0,9 1,2 1,5 0,3 0,5 0,4 2,3 1,1 0,6 >1.30 uur 2,8 0,8 2,5 1,3 1,9 1,0 1,0 3,6 2,1 0,6 Hangt af van de opleiding 1,2 0,7 0,2 1,1 1,3 1,0 0,8 1,1 0,9 1,2 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 857 835 368 694 631 534 646 509 1.325 355 Tabel 69 De maximale afstand (in tijd) die men bereid is af te leggen voor het volgen van een opleiding, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Totaal HUIDIGE SOCIAALECONOMISCHE SITUATIE Omschrijving Arbeider Bediende Zelfstandige (Brug)gepensioneerd Huisman/huisvrouw Werkloos Arbeidsongeschikt Ambtenaar 5 minuten 3,2 8,4 3,5 6,9 15,5 13,1 11,8 20,9 7,6 15 minuten 26,6 45,2 33,0 35,5 55,3 45,9 38,8 35,8 38,0 30 minuten 49,6 39,1 43,2 40,7 23,2 36,7 35,0 28,7 39,6 45 minuten 4,9 3,4 9,6 5,4 2,8 2,8 4,7 4,8 5,8 1 uur 9,1 3,3 6,6 6,2 2,6 0,0 5,4 3,5 5,4 1.30 uur 3,1 0,0 0,8 1,3 0,5 0,0 1,9 0,0 1,0 >1.30 uur 2,8 0,3 2,2 2,8 0,0 0,0 2,4 0,0 1,8 Hangt af van de opleiding 0,7 0,2 1,1 1,1 0,0 1,3 0,0 6,3 1,0 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 202 401 430 229 130 94 67 46 1.691 140

Tabel 70 De maximale afstand (in km) die men bereid is af te leggen voor het volgen van een opleiding, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) GESLACHT LEEFTIJDSKLASSE OPLEIDINGSNIVEAU BEROEPSACTIEF Omschrijving Man Vrouw 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar Laaggeschoold Middengeschoold Hooggeschoold Beroepsactief Niet beroepsactief 5 km 14,8 22,6 9,7 15,3 27,3 31,6 15,3 9,2 14,4 33,9 10 km (a) 1,6 1,2 0,0 1,7 1,9 1,6 1,4 1,1 1,3 1,8 15 km 33,2 38,3 32,6 35,6 37,7 39,9 40,4 25,3 34,7 38,7 20 km (a) 1,0 0,3 0,5 0,5 1,0 0,8 0,7 0,5 0,7 0,6 30 km 27,0 22,3 28,9 26,4 20,3 17,5 25,0 31,9 27,1 16,3 45 km 10,0 8,0 11,7 10,4 6,1 4,6 10,9 11,5 10,0 5,8 60 km 5,7 3,5 9,5 4,8 1,6 1,1 3,3 10,0 5,4 1,7 100 km 3,3 2,4 4,7 3,3 1,3 1,4 1,8 5,8 3,5 0,6 >100 km 2,9 1,1 2,4 1,8 2,0 1,0 0,9 4,5 2,3 0,6 Hangt af van de opleiding 0,4 0,3 0,0 0,3 0,6 0,3 0,3 0,4 0,4 0,0 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 855 832 365 694 630 531 647 507 1.322 354 141

Tabel 70 De maximale afstand (in km) die men bereid is af te leggen voor het volgen van een opleiding, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) HUIDIGE SOCIAALECONOMISCHE SITUATIE Totaal Ambtenaar Arbeider Bediende Zelfstandige (Brug)gepensioneerd Huisman/huisvrouw Werkloos Arbeidsongeschikt Omschrijving 5 km 9,7 21,8 12,7 11,7 38,3 29,6 34,8 34,1 18,6 10 km (a) 1,3 2,4 1,1 0,0 3,2 2,3 0,0 0,0 1,4 15 km 31,3 38,4 33,5 36,5 39,7 44,0 27,3 42,7 35,7 20 km (a) 0,8 1,1 0,4 0,6 1,0 0,0 0,0 1,7 0,7 30 km 30,4 25,5 28,0 26,4 14,7 15,3 17,3 20,0 24,7 45 km 10,0 7,4 11,0 12,7 2,0 8,8 9,6 1,5 9,0 60 km 6,1 2,0 6,9 5,3 0,0 0,0 7,6 0,0 4,6 100 km 5,0 1,3 3,6 4,6 1,0 0,0 1,0 0,0 2,9 >100 km 5,3 0,0 2,4 1,6 0,0 0,0 2,4 0,0 2,0 Hangt af van de opleiding 0,0 0,0 0,4 0,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 203 400 428 228 130 92 67 46 1.687 (a) 10 km en 20 km waren geen voorgedefinieerde antwoorden, vandaar het lage antwoordpercentage. 142

Tabel 71 De maximale afstand (in tijd) die men bereid is af te leggen voor het volgen van een opleiding, naar domein waarin men de voorbije 12 maanden opleidingen heeft gevolgd, WES-enquête 2010 (in %) Alle respondenten (ook deze die de voorbije 12 maanden geen opleidingen hebben gevolgd) Respondenten die de voorbije 12 maanden opleidingen hebben gevolgd Talen, taalkunde, journalistiek Gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg, sport Exacte wetenschappen, bouw, techniek, media Economie, handel, secretariaat, veiligheid, vervoer Computer, documentatie, informatiebeheer, informatica Maximale afstand in tijd Ambachten, kunst, toerisme 5 minuten 2,6 5,2 3,2 1,2 2,0 1,1 4,1 7,6 15 minuten 31,4 29,7 20,5 22,6 21,9 35,4 26,2 38,0 30 minuten 46,0 45,2 53,3 41,2 43,5 46,8 45,2 39,6 45 minuten 8,7 7,8 8,9 14,2 11,8 8,2 8,7 5,8 1 uur 6,8 6,8 6,8 14,1 9,5 2,5 8,5 5,4 1.30 uur 1,9 1,3 2,1 3,6 3,6 0,0 2,4 1,0 >1.30 uur 2,6 2,3 5,3 2,0 5,8 3,5 3,4 1,8 Hangt af van de opleiding 0,0 1,7 0,0 1,2 2,1 2,5 1,3 1,0 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 86 189 197 69 202 64 671 1.691 143

Tabel 72 De maximale afstand (in km) die men bereid is af te leggen voor het volgen van een opleiding, naar domein waarin men de voorbije 12 maanden opleidingen heeft gevolgd, WES-enquête 2010 (in %) Alle respondenten (ook deze die de voorbije 12 maanden geen opleidingen hebben gevolgd) Respondenten die de voorbije 12 maanden opleidingen hebben gevolgd Talen, taalkunde, journalistiek Gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg, sport Exacte wetenschappen, bouw, techniek, media Economie, handel, secretariaat, veiligheid, vervoer Computer, documentatie, informatiebeheer, informatica Maximale afstand in km Ambachten, kunst, toerisme 5 km 12,9 13,9 6,7 7,4 9,4 13,0 10,5 18,6 10 km (a) 0,0 3,2 2,7 1,6 1,1 1,3 2,3 1,4 15 km 34,7 27,4 23,7 14,7 25,3 36,5 27,5 35,7 20 km (a) 1,6 0,0 0,5 0,0 0,8 0,0 0,6 0,7 30 km 25,0 27,9 30,7 37,2 24,6 30,5 28,5 24,7 45 km 10,2 14,0 15,0 13,6 11,3 5,6 11,1 9,0 60 km 9,1 5,4 10,4 8,3 9,9 4,6 8,2 4,6 100 km 3,1 2,9 5,2 9,2 8,2 3,5 5,9 2,9 >100 km 3,4 4,5 5,0 6,8 8,1 2,4 4,4 2,0 Hangt af van de opleiding 0,0 0,9 0,0 1,2 1,3 2,5 0,9 0,3 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 86 188 196 68 202 64 668 1.687 (a) 10 km en 20 km waren geen voorgedefinieerde antwoorden, vandaar het lage antwoordpercentage. 144

Tabel 73 De mate waarin men kiest voor een opleidingsplaats dicht bij het werk of dicht bij de woonplaats, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Geen voorkeur Totaal Aantal respondenten Een opleidingsplaats die dicht bij mijn woonplaats ligt Omschrijving Een opleidingsplaats die dicht bij mijn werk ligt GESLACHT Man 14,7 60,7 24,7 100,0 854 Vrouw 10,8 68,9 20,3 100,0 831 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 12,7 59,2 28,1 100,0 367 35-49 jaar 14,4 64,2 21,4 100,0 694 50-64 jaar 10,9 68,5 20,6 100,0 626 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 12,5 68,9 18,6 100,0 531 Middengeschoold 12,9 65,8 21,2 100,0 644 Hooggeschoold 12,7 58,9 28,4 100,0 509 SAMENSTELLING VAN HET GEZIN Alleenwonende 16,0 63,9 20,1 100,0 269 Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 13,2 62,7 24,1 100,0 434 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind jonger dan 3 jaar is 8,4 68,2 23,4 100,0 131 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het 62,5 24,6 100,0 243 jongste kind tussen 3 en 12 jaar is 12,9 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind tussen 13 en 17 jaar is 15,0 65,3 19,7 100,0 251 Gezin met thuiswonend(e) kind(eren), waarvan het jongste kind 18 jaar of ouder is 9,9 67,0 23,1 100,0 348 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 13,7 61,2 25,1 100,0 1.327 Niet beroepsactief 8,3 78,5 13,2 100,0 348 HUIDIGE SOCIAALECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 14,1 59,4 26,5 100,0 203 Arbeider 14,3 66,0 19,7 100,0 402 Bediende 12,6 61,4 26,0 100,0 430 Zelfstandige 15,0 54,9 30,0 100,0 229 (Brug)gepensioneerd 11,8 73,8 14,4 100,0 127 Huisman/huisvrouw 5,0 85,9 9,2 100,0 92 Werkloos 7,7 76,6 15,7 100,0 67 Arbeidsongeschikt 7,4 79,8 12,8 100,0 45 145

Tabel 73 De mate waarin men kiest voor een opleidingsplaats dicht bij het werk of dicht bij de woonplaats, naar enkele kenmerken van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Geen voorkeur Totaal Aantal respondenten Een opleidingsplaats die dicht bij mijn woonplaats ligt Omschrijving Een opleidingsplaats die dicht bij mijn werk ligt REGIO Brugge 11,4 61,3 27,3 100,0 408 Oostende 12,9 66,2 20,9 100,0 221 Westhoek 11,7 65,4 22,9 100,0 309 Midden-West-Vlaanderen 13,2 65,9 20,9 100,0 343 Kortrijk 14,3 65,8 19,9 100,0 408 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 11,8 63,8 24,4 100,0 938 Comenes 13,8 65,9 20,3 100,0 750 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 8,2 69,4 22,4 100,0 222 Meer dan 10.000 inwoners 13,4 64,0 22,6 100,0 1.466 BEVOLKINGSDICHTHEID >500 inwoners per km² 13,6 63,9 22,5 100,0 859 200-500 inwoners per km² 11,7 66,1 22,2 100,0 644 <200 inwoners per km² 12,5 63,3 24,2 100,0 185 Totaal 12,7 64,7 22,6 100,0 1.688 146

Tabel 74 De mate waarin de beroepsactieven kiezen voor een opleidingsplaats dicht bij het werk of dicht bij de woonplaats, naar enkele kenmerken van de werksituatie van de respondenten, WES-enquête 2010 (in %) Geen voorkeur Totaal Aantal respondenten Een opleidingsplaats die dicht bij mijn woonplaats ligt Omschrijving Een opleidingsplaats die dicht bij mijn werk ligt AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT Minder dan 5 werknemers 12,3 56,5 31,2 100,0 292 5-9 werknemers 12,0 64,9 23,0 100,0 142 10-49 werknemers 16,3 62,1 21,6 100,0 344 50 werknemers of meer 13,3 61,7 25,0 100,0 540 SECTOR VAN TEWERKSTELLING Land- en tuinbouw 5,6 61,2 33,2 100,0 42 Industrie 15,9 61,5 22,5 100,0 270 Bouw 8,4 71,7 19,9 100,0 116 Groot- en kleinhandel, horeca 17,6 50,1 32,3 100,0 200 Commerciële diensten (financiële sector, vervoer, zakelijke of persoonlijke dienstverlening) 15,4 63,1 21,5 100,0 205 Non-profitsector (gezondheidszorg, openbaar bestuur, onderwijs, ) 12,0 62,0 26,0 100,0 472 VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK Voltijds 14,5 58,1 27,4 100,0 1.002 Deeltijds 11,3 70,4 18,3 100,0 321 MAANDELIJKS NETTO-INKOMEN HOOFDBEROEP RESPONDENT Minder dan 1.250 EUR 13,0 66,7 20,4 100,0 282 1.250-1.499 EUR 14,5 59,1 26,4 100,0 273 1.500-1.799 EUR 15,4 61,2 23,5 100,0 293 1.800-2.199 EUR 10,6 61,1 28,3 100,0 218 2.200 EUR en meer 15,1 59,3 25,7 100,0 199 Totaal 13,7 61,2 25,1 100,0 1.327 147

Tabel 75 De mate waarin men kiest voor een opleidingsplaats dicht bij het werk of dicht bij de woonplaats, naar domein waarin men de voorbije 12 maanden opleidingen heeft gevolgd, WES-enquête 2010 (in %) Alle respondenten (ook deze die de voorbije 12 maanden geen opleidingen hebben gevolgd) Respondenten die de voorbije 12 maanden opleidingen hebben gevolgd Talen, taalkunde, journalistiek Gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg, sport Exacte wetenschappen, bouw, techniek, media Economie, handel, secretariaat, veiligheid, vervoer Computer, documentatie, informatiebeheer, informatica Omschrijving Ambachten, kunst, toerisme Een opleidingsplaats die dicht bij mijn werk ligt 6,0 16,0 13,9 13,6 13,2 15,7 13,6 12,7 Een opleidingsplaats die dicht bij mijn woonplaats ligt 71,9 58,0 55,9 52,4 60,6 64,6 60,0 64,7 Geen voorkeur 22,1 26,0 30,2 34,1 26,2 19,8 26,4 22,6 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Aantal respondenten 84 189 197 69 202 65 670 1.688 148

Figuur 53 De mate waarin men kiest voor een opleidingsplaats dicht bij het werk of dicht bij de woonplaats, WES-enquête 2010 (in %) 22,6 12,7 Een opleidingsplaats die dicht bij mijn werk ligt Een opleidingsplaats die dicht bij mijn woonplaats ligt Geen voorkeur 64,7 8. Verbetersuggesties Aan het einde van de enquête hebben we aan de respondenten gevraagd wat er voor hen zou moeten veranderen of verbeteren opdat zij (nog meer) opleidingen zouden volgen. 40,5% van de respondenten vindt dat er niks moet veranderen en 27,3% weet niet wat er zou moeten veranderen. 32,2% van de respondenten doet wel één of meerdere verbetersuggesties. Ze zijn uitgebreid terug te vinden in tabel 76. De veranderingen die het meest werden opgenoemd door de respondenten hebben te maken met: tijd (26,4% van de respondenten die verbetersuggesties doet); de inspanningen die de werkgever moet doen om opleidingen te stimuleren (17,6%); de kostprijs van opleidingen (16,4%); het tijdstip en de duurtijd van opleidingen (14,3%); afstand en bereikbaarheid (10,1%); het aanbod (8,5%); informatieverstrekking (7,5%). Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 149

Tabel 76 De zaken die zouden moeten veranderen of verbeteren voor de respondenten opdat ze meer opleidingen zouden volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) Nodige verandering % respondenten MEER TIJD 26,4 Meer tijd 13,9 Beter combineerbaar met mijn werksituatie 7,4 Beter combineerbaar met gezinssituatie 3,5 Indien ik deeltijds zou werken of een minder drukke job zou hebben, zou ik meer opleidingen volgen 0,8 Betere combinatie werk-privé 0,7 INSPANNINGEN VAN WERKGEVER 17,6 Meer mogelijkheden/toestemming krijgen van mijn werkgever 5,6 Betere verloning, hoger loon omdat je die opleiding volgt 3,6 Tussenkomst in kosten door werkgever 2,3 Meer educatief verlof 1,2 Kredieturen krijgen ter compensatie van het aantal gevolgde uren in avondschool 0,7 Werkgevers zouden van het bedrijf uit moeten opleidingen voorleggen 0,4 Betere directie 0,3 Regelmatiger werkrooster 0,3 Meer volk op de werkvloer 0,3 Als ik verplicht word door mijn werk 0,3 Mogelijkheid om met meerdere mensen samen te gaan 0,2 Doorbetaald worden door de werkgever 0,2 Interimwerknemers moeten ook de kans krijgen om tijdens de werkuren opleidingen te volgen 0,2 Geen inspraak van werkgever in keuze opleiding 0,2 Meer extra verlofdagen 0,2 Meer inspraak hebben in de opleidingsmomenten 0,2 Vervanging op het werk voorzien 0,2 Betere condities bij combinatie werk-opleiding zowel financieel als in arbeidsduur 0,2 Werkgever moet nog investeren/kansen geven aan oudere werknemers om opleidingen te volgen 0,2 Meer erkenning door de werkgever 0,3 Meer keuzemogelijkheden vanuit het werk 0,2 Dat de zieke personeelsleden vervangen worden 0,1 Dienstvrijstelling op het werk 0,1 Lagere werkdruk (voor werkgerelateerde opleidingen) 0,1 Tijdskrediet 0,1 KOSTPRIJS/TEGEMOETKOMINGEN 16,4 Lagere kostprijs 12,2 Meer financiële tussenkomst/subsidies 0,9 Overheid moet de mensen meer stimuleren/tussenkomst overheid 0,9 Aangepaste (= goedkopere) prijs voor gepensioneerden 0,5 Meer opleidingscheques geven aan mensen die het nodig hebben 0,5 Opleidingscheques zijn te omslachtig 0,4 Goedkope of gratis cursussen kunnen volgen via afstandsonderwijs 0,3 Opleidingscheques geven aan gepensioneerden 0,2 Vergoeding voor de verplaatsingskosten 0,2 Vergoeding krijgen 0,1 TIJDSTIP EN DUURTIJD OPLEIDINGEN 14,3 Tijdens de werkuren 2,9 Latere starturen 2,8 Flexibelere opleidingsuren 1,4 Kortlopende opleidingen (1 maand bijvoorbeeld in plaats van 6 maanden) 1,2 Flexibel aanbod, door het jaar heen = gelijk wanneer beginnen 1,0 Meer rekening houden met zelfstandigen 1,0 Te weinig namiddagcursussen voor sommige branches 0,6 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 150

Tabel 76 De zaken die zouden moeten veranderen of verbeteren voor de respondenten opdat ze meer opleidingen zouden volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) (vervolg 1) Nodige verandering % respondenten Meer opeenvolgende dagen zodat je meer in het ritme blijft 0,5 Omdat ik in 2 ploegen werk, zou het gemakkelijker zijn mocht je de ene week in de voormiddag naar de les kunnen en de andere week s avonds 0,5 Meer variatie aan opleidingen in de voormiddag 0,3 Maximum 2 uren, (avond)opleiding mag niet te lang duren 0,3 Meer cursussen in het weekend 0,2 Meer opleiding in de schoolvakanties 0,2 Ander startuur 0,1 Meer rekening houden met mensen die in ploegen werken 0,1 Nuttige tijdsindeling van de opleiding 0,1 Meer avondopleiding 0,7 Meer opleidingen tijdens de dag 0,4 AFSTAND/BEREIKBAARHEID 10,1 Meer opleidingsmogelijkheden dichtbij huis, in eigen streek, in eigen gemeente 7,7 Betere bereikbaarheid 0,8 Meer regionaal aanbod 0,7 Gemakkelijk bereikbaar via openbaar vervoer/te voet 0,7 Niet enkel opleidingen in grote steden 0,2 AANBOD 8,5 Meer en groter aanbod zal meer interesse opwekken 1,5 Meer gespecialiseerde opleidingen 1,3 Groter aanbod, betere onderwerpen 0,7 Meer opleidingen op maat (leeftijd, afkomst, ) 0,7 Vakspecifieke opleidingen 0,4 Graag voltijdse opleiding die in avondonderwijs wordt gegeven 0,3 Interactiever afstandsonderwijs (videoconferentie) 0,3 Aanbod moet aansluiten bij het werk 0,3 Opleiding voor management van een garage 0,3 Meer opleidingen in de opleiding van schoenmaker 0,3 Korter op de bal spelen inzake nieuwe IT-evoluties 0,3 Snellere up-to-date opleidingen 0,3 Meer contactonderwijs 0,2 Meer avondopleidingen rond fotografie 0,2 Betere afstemming tussen opleidingen 0,2 Opleidingen aanbieden in andere talen, bijvoorbeeld kooklessen in het Engels 0,2 Modules 0,2 Te weinig onlineopleidingen 0,2 Flexibele zelfstudieopleiding 0,2 Meer aanbod universiteiten binnen West-Vlaanderen 0,2 Nog meer variatie in hobbyopleidingen (bijvoorbeeld hoedenmaker) 0,1 Aanbod van interessante opleidingen in de sport 0,1 INFORMATIEVERSTREKKING 7,5 Meer informatie over het aanbod 7,1 Meer reclame 0,3 Opleiding die meer aan de titel van de opleiding beantwoordt 0,2 INHOUD OPLEIDINGEN 4,8 Meer praktijkgerichte opleidingen 2,7 Goede/meer kwaliteit 1,1 Opleidingen aangenamer/interactiever maken 0,5 Mogelijkheid tot proefles 0,3 Concreter toegepast op de actualiteit 0,1 Relaties leggen tussen deelgebieden zodat mensen zinvol leren denken 0,1 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 151

Tabel 76 De zaken die zouden moeten veranderen of verbeteren voor de respondenten opdat ze meer opleidingen zouden volgen, WES-enquête 2010 (in % van het aantal respondenten) (vervolg 2) Nodige verandering % respondenten MOEILIJKHEIDSGRAAD 3,6 Bijscholing per leeftijdscategorie (vaak verschil in mentaliteit, voorkennis en tempo tussen jongeren en ouderen) 1,0 Moeilijkheidsgraad die je zelf kan kiezen 0,7 Liever opleiding voor beginners 0,4 Geen huiswerk 0,4 Diepgaander, minder basisleerstof, intensiever 0,3 Ook verstaanbaar voor laaggeschoolden 0,2 Niet extra bijstuderen na opleiding 0,2 Examen schrikt af 0,2 Minder zware cursussen 0,1 Nood aan duidelijke omschrijving van het opleidingsaanbod inzake beginners-gevorderden 0,1 PERSOONLIJKE VERANDERINGEN 3,5 Betere gezondheid 1,3 Jongere leeftijd 0,8 Hogere uitkering/er financieel beter voorstaan 0,3 Dichter bij huis werken 0,2 Functieverandering 0,2 Rijbewijs halen 0,1 Eigen motivatie 0,1 Andere persoonlijke reden 0,4 LESGEVERS 2,8 Meer ervaren lesgevers/moeten hun vak beter kennen 1,1 Vakjargon goed uitleggen, goede leerkracht, kwalitatieve docenten 0,8 Gemotiveerde lesgevers 0,5 Docenten sneller opleiden in de nieuwste technieken 0,2 Betere contacten met leerkrachten en de groepen 0,1 Minder schoolse aanpak van docenten ten opzichte van volwassen studenten 0,1 ANDERE 3,8 Meer opvang voor de kinderen tijdens de opleidingen 0,9 Geen grote groepen 0,5 Sociale medewerking 0,4 Bij de VDAB krijg je geen officieel bewijs waarmee je op de arbeidsmarkt een job kan vinden 0,3 Attestering of certifiëring 0,3 Mensen meer stimuleren om te leren 0,3 Betere stoelen 0,3 Vrouwvriendelijker 0,2 Meer plaats voor personen om deel te nemen aan de cursus 0,2 Volwassenenonderwijs niet flexibel inzake werk-privé 0,2 Leerstof is niet voorhanden in de privésector 0,1 Bij stage, mogelijkheid om te spreiden of deels laten vallen 0,1 Totaal 119,3 Aantal respondenten 549 Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 152

HOOFDSTUK 3: MULTIVARIATE ANALYSE NAAR DE BEPALENDE FACTOREN VOOR DE DEELNAME AAN LEVENSLANG LEREN In bovenstaande analyses hebben we ons bij het leggen van verbanden tussen het al dan niet deelnemen aan levenslang leren en de kenmerken van de bevolking beperkt tot bivariate analyses, dit wil zeggen het kruisen van twee variabelen. Hierbij hebben we vastgesteld dat de deelname aan levenslang leren significant verschilt naargelang: regio en consortium van woonplaats; leeftijdsklasse; opleidingsniveau; mate waarin men al dan niet werkt; gezinssamenstelling; sociaaleconomisch statuut; bevolkingsaantal woongemeente; aantal werknemers in het bedrijf waar men werkt; sector van tewerkstelling; maandelijks netto-inkomen van het hoofdberoep. De deelname aan levenslang leren bleek niet significant te verschillen naargelang het geslacht en de mate waarin men voltijds of deeltijds werkt. Het nadeel van bivariate analyses is dat we hierbij geen netto-effecten berekenen van een verklarende variabele op de te verklaren variabele. Het is immers mogelijk dat het gevonden effect verklaard kan worden doordat de verklarende variabele met een andere verklarende variabele in verband staat. Zo is het goed mogelijk dat het effect van bijvoorbeeld opleidingsniveau geneutraliseerd wordt door het effect van leeftijd omdat deze twee variabelen mogelijks samenhangen. Om aan dit probleem te verhelpen passen we in dit hoofdstuk een multivariate analyse toe. We doen hierbij een beroep op logistische regressie. Deze techniek wordt toegepast om de invloed van allerlei onafhankelijke variabelen op een afhankelijke, nominale variabele die dichotoom van aard is - 2 categorieën: neemt deel aan levenslang leren of neemt niet deel - na te gaan. Via deze multivariate analyse moet ook duidelijk worden hoe we de opmerkelijk lagere deelname aan levenslang leren van de respondenten uit de regio Kortrijk in vergelijking met deze uit de regio Brugge kunnen verklaren. Wordt dit verklaard door onderliggende verschillen in de kenmerken van de respondenten, zoals bijvoorbeeld de sterk verschillende tewerkstellingsstructuur in de regio s of spelen er andere factoren? Hierbij geven we eerst kort enige uitleg bij het model. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 153

Een logistisch model gaat uit van kansverhoudingen: odds. De odds in ons voorbeeld is de kans om deel te nemen aan levenslang leren (in de voorbije 12 maanden) (pwel) gedeeld door de kans om niet deel te nemen (pniet). Een odds heeft een bereik van 0 (de kans om deel te nemen is 0) tot oneindig (de kans om deel te nemen is één). Omdat we liever met een variabele werken die een bereik heeft van min oneindig tot plus oneindig, wordt de natuurlijke logaritme van de odds genomen. Deze wordt de log odds of logit genoemd. Ons logistisch model ziet er dan uit als volgt: pwel ln = a + b1 X 1 + b 2 X 2 + b 3 X 3 + + b k X k pniet Met: a = intercept; b 1 = parameter die het effect van X 1 aangeeft; X 1 = onafhankelijke variabele 1 enz. Dit logistisch model kunnen we dan als volgt omzetten naar een kansmodel: de kans dat iemand deelneemt aan levenslang leren: pwel = e e ( a+ b1x 1+ b2 X 2+... bkxk ) ( a+ b1x 1+ b2 X 2+... bkxk ) + 1 en de kans dat iemand niet deelneemt aan levenslang leren is: pniet = e 1 ( a+ b1x 1+ b2 X 2+... + bkxk ) + 1 Het gebruik van de logitfunctie maakt dat we geen lineair model hebben in onze originele eenheden. De functie die we schatten start op 0 en loopt tot 1 en vormt een S- vormige curve: de kansen lopen eerst langzaam op, stijgen vervolgens lineair in het midden en buigen daarna langzaam af tot 1. 1. Variabelen in het model Wij hebben twee logistische regressiemodellen geschat: één voor alle respondenten en één voor enkel de werkende respondenten. De reden hiervoor is dat we voor de werkende respondenten meer kenmerken hebben dan voor de niet-werkende respondenten, met name de sector van tewerkstelling, het aantal werknemers tewerkgesteld in de organisatie waar men werkt, de mate waarin men voltijds of deeltijds werkt en het nettoinkomen. Schema 3 geeft een overzicht van alle onafhankelijke variabelen in het model. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 154

Schema 3 Onafhankelijke variabelen gebruikt bij de logistische regressie geslacht leeftijd opleidingsnivau gezinssamenstelling regio bevolkingsaantal woongemeente sociaaleconomisch statuut deelgenomen aan levenslang leren? JA/NEEN Variabelen gebruikt in model 1, met alle respondenten sector van tewerkstelling aantal werknemers in de organisatie waar men werkt voltijds of deeltijds werk Variabelen gebruikt in model 2, enkel met de werkende respondenten maandelijks netto-inkomen van het hoofberoep 155

De variabelen zien er als volgt uit: deelname: al of niet deelgenomen aan opleidingen in de voorbije 12 maanden (0 = neen, 1 = ja); geslacht: vrouw = 0, man = 1; leeftijd: 25-34 jaar, 35-49 jaar en 50-64 jaar; opleidingsniveau: laaggeschoold, middengeschoold, hooggeschoold; gezinssamenstelling: alleenwonende, gezin zonder (thuiswonende) kinderen, gezin met kinderen; regio: Brugge, Oostende, Westhoek, Midden-West-Vlaanderen, Kortrijk; bevolkingsaantal woongemeente: minder dan 10.000 inwoners = 0, meer dan 10.000 inwoners = 1; sociaaleconomisch statuut: ambtenaar, arbeider, bediende-kaderlid, zelfstandigevrij beroep, (brug)gepensioneerd, werkloos, andere inactieven (student, huisman/huisvrouw, arbeidsongeschikten en anderen); sector van tewerkstelling: land- en tuinbouw, industrie, bouw, groot- en kleinhandel, commerciële diensten, non-profitsector; aantal werknemers in de organisatie waar men werkt: minder dan 5, 5-9, 10-49, 50 of meer; voltijds of deeltijds werk: deeltijds = 0, voltijds = 1; maandelijks netto-inkomen van het hoofdberoep: minder dan 1.250 EUR, 1.250-1.499 EUR, 1.500-1.799 EUR, 1.800-2.199 EUR, 2.200 EUR en meer. Voor de niet-dichotome categoriale variabelen leeftijd, opleidingsniveau, gezinssamenstelling, regio, sociaaleconomisch statuut, sector van tewerkstelling, aantal werknemers in de organisatie waar men werkt en maandelijks netto-inkomen van het hoofdberoep moeten er dummy-variabelen aangemaakt worden. Wij kozen voor het indicatorcoderen, ook wel het klassieke dummy coderen genoemd. Het behoren tot een groep krijgt waarde 1, het niet behoren tot die groep waarde 0. Het aantal dummy-variabelen is gelijk aan het aantal categorieën min één. Eén van de categorieën krijgt hierbij overal 0 en wordt als referentiecategorie gebruikt. De resultaten worden dan altijd met deze referentiecategorie vergeleken. 2. Resultaten van de logistische regressie 2.1. Model met werkenden en niet-werkenden Tabel 77 toont de resultaten van de logistische regressie waarbij we alle respondenten opnemen. Het model is in staat om 69% van alle respondenten correct in te delen. Er blijkt een zeer sterke significante invloed uit te gaan van opleidingsniveau en sociaaleconomisch statuut. Ook de leeftijd en de gezinssamenstelling hebben een significante invloed. Geslacht en regio als geheel zijn niet significant. De afzonderlijke dummy voor Brugge is dat echter wel. Indien we het model schatten met het consortium van woonplaats als onafhankelijke variabele in plaats van de regio van woonplaats, dan blijkt deze variabele niet significant te zijn. De verschillen tussen de consortia (Webros en Comenes) berusten dus op toeval. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 156

Tabel 77 Logistische regressie van een aantal persoonskenmerken op het al dan niet deelnemen aan opleidingen, WES-enquête 2010, alle respondenten (aantal = 1.662) (Nagelkerke R² = 0,22) Onafhankelijke variabelen Parameter B Gestandaardiseerde B Significantie Exp(B) of odds ratio Geslacht (ref. = vrouw) 0,104 0,114 1,110 Leeftijd (ref. = 50-64) ** 25-34 jaar 0,379 0,162 * 1,461 35-49 jaar -0,068 0,143 0,934 Opleidingsniveau (ref. = laaggeschoold) *** Middengeschoold 0,608 0,147 *** 1,837 Hooggeschoold 1,235 0,167 *** 3,440 Gezinssamenstelling (ref. = alleenwonend) * Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 0,088 0,186 1,093 Gezin met kinderen 0,358 0,162 * 1,431 Regio (ref. = Kortrijk) Brugge 0,466 0,159 ** 1,594 Oostende 0,253 0,191 1,288 Westhoek 0,129 0,176 1,138 Midden-West-Vlaanderen 0,274 0,170 1,316 Bevolkingsaantal woongemeente (ref. = minder dan 10.000) 0,327 0,176 1,387 Sociaaleconomisch statuut (ref. =andere inactieven) *** Ambtenaar 1,323 0,259 *** 3,753 Arbeider 0,056 0,236 1,057 Bediende-kaderlid 0,773 0,224 ** 2,167 Zelfstandige-vrij beroep 0,066 0,247 1,068 (Brug)gepensioneerd -0,364 0,320 0,695 Werkloos 0,227 0,345 1,255 Constant -2,310 0,322 *** 0,099 * p <0,05 ** p <0,01 *** p <0,001 Naast de significantie van de parameters kunnen we ook de grootte van de parameters vergelijken aan de hand van de gestandaardiseerde parameters. Er blijken vooral sterke effecten uit te gaan van het sociaaleconomische statuut. Op basis van de odds ratio s in de tabel kunnen we één en ander gaan interpreteren. Zo stellen we vast dat een middengeschoolde 1,837 keer meer kans heeft om tot de groep van deelnemers aan opleidingen te behoren dan laaggeschoolden (in de veronderstelling dat alle andere kenmerken gelijk blijven). Hooggeschoolden hebben zelfs 3,44 keer meer kans dan laaggeschoolden. Ambtenaren hebben bijvoorbeeld 3,753 keer meer kans om tot de groep van deelnemers te behoren dan de groep van de andere inactieven. Bedienden en kaderleden hebben 2,167 keer meer kans. Hoewel de regio als geheel geen significante invloed uitoefent op de kans op al dan niet deelname aan levenslang leren, is de afzonderlijke dummy voor Brugge dat wel. De odds ratio bedraagt 1,594 wat betekent dat een respondent uit Brugge 1,594 keer meer kans heeft om tot de groep van deelnemers te behoren dan een respondent uit Kortrijk. De verschillen tussen Kortrijk en de andere regio s zijn niet significant en berusten eerder op toeval. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 157

In figuur 54 hebben we de odds ratio s uit de logistische regressie omgezet in een grafiek 1. Van de odds ratio s kleiner dan 1 hebben we de inverse genomen en ze negatief gemaakt. Op die manier kunnen negatieve en positieve effecten vergeleken worden. De negatieve effecten gaan naar links en de positieve effecten naar rechts 2. Omdat we als referentiecategorie meestal die categorie genomen hebben met de laagste deelname aan opleidingen, liggen de meeste odds ratio s naar rechts. Mochten we andere referentiecategorieën kiezen, dan krijgen we een ander beeld. Het komt er dus op aan om telkens te vergelijken met de referentiecategorie. 2.2. Model met enkel werkenden Tabel 78 toont de resultaten waarbij we nog een aantal bijkomende kenmerken van de werksituatie van de respondenten opnemen. De significante variabelen zijn nu opleidingsniveau, de sector van tewerkstelling, het maandelijkse netto-inkomen, het sociaaleconomische statuut en het bevolkingsaantal in de woongemeente. In tegenstelling tot het vorige model blijken leeftijd en gezinssamenstelling niet meer significant te zijn. Geslacht, regio, aantal werknemers in de organisatie waar men werkt en mate waarin men al dan niet voltijds werkt, zijn ook niet significant. Toch blijft er een significante invloed van de dummy voor Brugge. Een respondent uit Brugge blijkt meer kans te hebben om tot de groep van deelnemers te behoren dan een respondent uit Kortrijk. Dus ook al houden we rekening met verschillen in onder meer tewerkstellingsstructuur in de West- Vlaamse regio s, dan nog kunnen we met ons model geen verklaring vinden voor het grote verschil in participatiegraad tussen de regio s Brugge en Kortrijk. Elementen die niet ingesloten zijn in onze analyse zouden voor deze verklaring moeten zorgen. Het kan hier gaan om verschillen in aanbod, maar evenzeer om verschillen in mentaliteit en houding ten aanzien van leren tussen noord en zuid of om andere factoren. 1 2 Het probleem hierbij is dat je de odds ratio s groter dan 1 niet samen met de odds ratio s kleiner dan 1 in één grafiek mag zetten. Een odds ratio van 0,25 is de omgekeerde odds ratio van 4 maar grafisch is de waarde 4 vele keren groter dan de waarde 0,25. Dat zou een foutieve indruk geven dat de effecten van positieve odds ratio s veel groter zijn dan de effecten met odds ratio s kleiner dan 1. Deze laatste hebben immers per definitie een range tussen 0 en 1 terwijl de positieve effecten odds ratio s genereren tussen 1 en + oneindig. Om grafisch een correcte vergelijking te maken, converteren we de odds ratio s tussen 0 en 1 allemaal naar odds ratio s boven 1 door de inverse te nemen maar tegelijk maken we ze ook negatief. Bron: Mortelmans Dimitri, Logistische regressie, uitgeverij Acco, Leuven, 301 blz. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 158

Figuur 54 Factoren van invloed op de kans om wel of niet deel te nemen aan opleidingen (resultaten van de logistische regressie van een aantal persoonskenmerken op het al dan niet deelnemen aan opleidingen, WES-enquête 2010, alle respondenten (aantal = 1.662)) GESLACHT (ref. = vrouw) LEEFTIJD (ref. = 50-64 jaar) 25-34 jaar 35-49 jaar OPLEIDINGSNIVEAU (ref. = laaggeschoold) Middengeschoold Hooggeschoold GEZINSSAMENSTELLING (ref. = alleenwonend) Gezin zonder (thuiswonende) kinderen Gezin met kinderen REGIO (ref. = Kortrijk) Brugge Oostende Westhoek Midden-West-Vlaanderen BEVOLKINGSAANTAL (ref. = minder dan 10.000) STATUUT (ref. =andere inactieven) Ambtenaar Arbeider Bediende-kaderlid Zelfstandige-vrij beroep (Brug)gepensioneerd Werkloos -2-1 0 1 2 3 4 5 Minder kans op deelname aan opleidingen Meer kans op deelname aan opleidingen 159

Tabel 78 Logistische regressie van een aantal persoonskenmerken en kenmerken van de werksituatie op het al dan niet deelnemen aan opleidingen, WES-enquête 2010, werkende respondenten (aantal = 1.260) (Nagelkerke R² = 0,24) Onafhankelijke variabelen Parameter B Gestandaardiseerde B Significantie Exp(B) of odds ratio Geslacht (ref. = vrouw) 0,107 0,156 1,113 Leeftijd (ref. = 50-64) 25-34 jaar 0,068 0,193 1,070 35-49 jaar -0,224 0,163 0,800 Opleidingsniveau (ref. = laaggeschoold) *** Middengeschoold 0,466 0,179 ** 1,594 Hooggeschoold 0,923 0,209 *** 2,516 Gezinssamenstelling (ref. = alleenwonend) Gezin zonder (thuiswonende) kinderen 0,137 0,224 1,147 Gezin met kinderen 0,257 0,191 1,293 Regio (ref. = Kortrijk) Brugge 0,466 0,188 * 1,593 Oostende 0,328 0,228 1,388 Westhoek 0,110 0,207 1,117 Midden-West-Vlaanderen 0,221 0,198 1,247 Bevolkingsaantal woongemeente (ref. = minder dan 10.000) 0,421 0,203 * 1,524 Sociaaleconomisch statuut (ref. = arbeider) * Ambtenaar 0,714 0,249 ** 2,042 Bediende-kaderlid 0,526 0,187 ** 1,691 Zelfstandige-vrij beroep 0,382 0,266 1,465 Sector van tewerkstelling (ref. = industrie) *** Land- en tuinbouw -1,028 0,505 * 0,358 Bouw -0,106 0,264 0,900 Groot- en kleinhandel -0,416 0,258 0,660 Commerciële diensten 0,204 0,221 1,226 Non-profit 0,574 0,207 ** 1,775 Aantal werknemers in de organisatie waar men werkt (ref. = minder dan 5) 5-9 werknemers 0,240 0,261 1,272 10-49 werknemers 0,165 0,234 1,179 50 werknemers of meer 0,394 0,240 1,483 Voltijds werk (ref. = deeltijds) -0,182 0,190 0,833 Maandelijks netto-inkomen hoofdberoep (ref. = minder dan 1.250 EUR) ** 1.250-1.499 EUR 0,400 0,216 * 1,491 1.500-1.799 EUR 0,766 0,224 *** 2,151 1.800-2.199 EUR 0,690 0,256 ** 1,993 2.200 EUR en meer 0,499 0,276 1,647 Constant -2,570 0,433 *** 0,077 * p <0,05 ** p <0,01 *** p <0,001 Indien we het model opnieuw schatten met de indeling van de regio s op basis van de consortia, dan blijkt ook met dit model dat de verschillen tussen Comenes en Webros niet significant zijn. Het significante verschil dat we hadden vastgesteld bij de bivariate analyse wordt dus bij een multivariate analyse geneutraliseerd door andere verklarende variabelen. Figuur 55 toont opnieuw de grafische voorstelling van de odds ratio s. We zien bijvoorbeeld dat werkenden in de land- en tuinbouw, in de bouw en in de groot- en kleinhandel minder kans hebben om deel te nemen aan opleidingen dan tewerkgestelden in de industrie. Wie tewerkgesteld is in de commerciële diensten of in de non-profitsector heeft daarentegen meer kans om deel te nemen aan opleidingen. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 160

Figuur 55 Factoren van invloed op de kans van werkenden om wel of niet deel te nemen aan opleidingen (resultaten van de logistische regressie van een aantal persoonskenmerken en kenmerken van de werksituatie op het al dan niet deelnemen aan opleidingen, WES-enquête 2010, werkende respondenten (aantal = 1.260)) GESLACHT (ref. = vrouw) LEEFTIJD (ref. = 50-64 jaar) 25-34 jaar 35-49 jaar OPLEIDINGSNIVEAU (ref. = laaggeschoold) Middengeschoold Hooggeschoold GEZINSSAMENSTELLING (ref. = alleenwonend) Gezin zonder (thuiswonende) kinderen Gezin met kinderen REGIO (ref. = Kortrijk) Brugge Oostende Westhoek Midden-West-Vlaanderen BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE (ref. = minder dan SOCIAALECONOMISCH STATUUT (ref. = arbeider) Ambtenaar Bediende-kaderlid Zelfstandige-vrij beroep SECTOR VAN TEWERKSTELLING (ref. = industrie) Land- en tuinbouw Bouw Groot- en kleinhandel Commerciële diensten Non-profit AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE (ref. = < 5 werknemers) 5-9 werknemers 10-49 werknemers 50 of meer werknemers VOLTIJDS OF DEELTIJDS WERK (ref. = deeltijds) NETTO-INKOMEN (ref. = minder dan 1.250 EUR) 1.250-1.499 EUR 1.500-1.799 EUR 1.800-2.199 EUR 2.200 EUR en meer -4-3 -2-1 0 1 2 3 161

Tot slot kunnen we ook de kans voorspellen dat iemand wel of niet deelneemt aan opleidingen. Voor de werkende populatie maken we hierbij gebruik van het tweede geschatte model omdat hier ook rekening wordt gehouden met onder meer de sector van tewerkstelling en het inkomen van de respondenten. Aan de hand van de eerder gegeven kansformule kunnen we bijvoorbeeld berekenen wat de kans is dat de volgende persoon deelneemt aan opleidingen: man; 30 jaar; hooggeschoold; gehuwd, zonder kinderen; woonachtig in Wevelgem; als ambtenaar voltijds tewerkgesteld in een non-profitorganisatie met 100 werknemers; met een netto-inkomen van 1.700 euro. pwel = e ( 2,57+ 0,107+ 0,068+ 0,923+ 0,137+ 0,421+ 0,714+ 0,574+ 0,394 0,182+ 0,766) e = 79,4% ( 2,57+ 0,107+ 0,068+ 0,923+ 0,137+ 0,421+ 0,714+ 0,574+ 0,394 0,182+ 0,766) + 1 Voor een vrouw met dezelfde kenmerken is de kans 77,6%; voor een man van 40 jaar met dezelfde kenmerken 74,3%, enz. De kansen kunnen ook op figuur worden voorgesteld. Bij wijze van voorbeeld toont figuur 56 de kansen op deelname aan opleidingen van werkenden, volgens statuut en opleidingsniveau. Voor de andere kenmerken kiezen we: geslacht: man; leeftijd: 30 jaar; gezinssituatie: gehuwd, zonder kinderen; woonplaats: regio Oostende, gemeente met meer dan 10.000 inwoners, bijvoorbeeld Oostende zelf; voltijds tewerkgesteld in een non-profitorganisatie met meer dan 50 werknemers; met een netto-inkomen van 1.600 euro. Een ander voorbeeld (figuur 57) toont de kans op deelname aan opleidingen van een gehuwde vrouw van 40 jaar met 2 kinderen, voltijds tewerkgesteld als arbeidster in een industrieel bedrijf met 40 werknemers en met een netto-inkomen van 1.500 euro, en dit naargelang de regio van woonplaats. Deze figuren zijn voorbeelden en kunnen in principe voor elk type van respondent worden aangemaakt. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 162

Figuur 56 Kans op deelname aan opleidingen van een gehuwde man van 30 jaar zonder kinderen, woonachtig in Oostende en voltijds tewerkgesteld in een non-profitorganisatie met meer dan 50 werknemers en met een netto-inkomen van 1.600 euro, naar statuut en opleidingsniveau Kans 90,0 85,0 80,0 75,0 70,0 65,0 60,0 55,0 50,0 45,0 40,0 Arbeider Bediende-kaderlid Zelfstandige-vrij beroep Ambtenaar Laaggeschoold Middengeschoold Hooggeschoold Figuur 57 Kans op deelname aan opleidingen van een gehuwde vrouw van 40 jaar met 2 kinderen, voltijds tewerkgesteld als arbeidster in een industrieel bedrijf met 40 werknemers en met een netto-inkomen van 1.500 euro, naar regio van woonplaats Kans 35 33 31 29 27 25 23 21 19 17 15 Brugge Oostende Westhoek Midden-West- Vlaanderen Kortrijk Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 163

Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 164

HOOFDSTUK 4: SAMENVATTING EN BESLUITEN De enquête levenslang leren bij 1.707 West-Vlamingen tussen 25 en 64 jaar wou nagaan in welke mate de West-Vlaamse bevolking participeert aan levenslang leren en wat de redenen zijn waarom men wel of niet participeert. De bevraging werd face to face afgenomen door cursisten van VSPW Kortrijk en studenten van Howest, KATHO en KULeuven, campus Kortrijk. Onze enquête wil hiermee een aanvulling en verfijning zijn op twee enquêtes die door de FOD Economie worden georganiseerd, met name de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) en de Enquête Volwasseneneducatie (AES) die beperkt (EAK) of volledig (AES) in het teken staan van levenslang leren. Uit de Enquête naar de Arbeidskrachten leren we dat de participatie in levenslang leren in de provincie West-Vlaanderen lager ligt dan in Vlaanderen en in België, enerzijds, en dat de Lissabon-doelstelling die stelt dat de participatie in levenslang leren 12,5% moet bedragen tegen 2010 (via meting in de EAK) nog niet gehaald is, anderzijds. In 2009 bedroeg deze indicator, die de deelname aan levenslang leren tijdens de voorbije vier weken meet, 6,3% voor West-Vlaanderen en 7,4% voor Vlaanderen. Omwille van andere doelstellingen, andere vraagstelling, het verplicht of niet verplicht zijn van de enquête en het al dan niet werken met proxies, kunnen we de cijfers uit de Enquête naar de Arbeidskrachten niet vergelijken met die uit de Enquête Volwasseneneducatie en met onze enquête. We merken wel op dat onze cijfers sterk aansluiten bij de resultaten voor België en Vlaanderen uit de Enquête Volwasseneneducatie. In de volgende paragrafen geven we de belangrijkste vaststellingen uit onze WESenquête weer. Hierbij werden de 1.707 enquêtes als volgt verspreid over de verschillende arrondissementen: werkingsgebied Webros: Brugge: 429, Diksmuide: 81, Ieper: 172, Oostende: 244, Veurne: 93; werkingsgebied Comenes: Kortrijk: 365, Roeselare: 213, Tielt: 110. Er werd een weging van de resultaten op niveau van de combinatie leeftijd en scholing, enerzijds, en op niveau van het arrondissement van de woongemeente, anderzijds, doorgevoerd. Op die manier zijn representatieve uitspraken voor de West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar mogelijk. De steekproefomvang laat ook toe om betrouwbare resultaten voor te stellen voor de West-Vlaamse regio s. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 165

1. Profiel van de respondenten Het profiel van de respondenten (na weging) ziet er als volgt uit: 50,5% mannen tegenover 49,5% vrouwen; 21,6% is tussen 25 en 34 jaar, 41% tussen 35 en 49 jaar, 37,4% tussen 50 en 64 jaar; 31,6% is laaggeschoold, 38,3% middengeschoold, 30,1% hooggeschoold; 24,3% woont in het arrondissement Brugge, 12,9% in het arrondissement Oostende, 18,2% in de Westhoek, 20,3% in Midden-West-Vlaanderen en 24,3% in Zuid-West- Vlaanderen; 78,8% van de respondenten is beroepsactief en 21,2% is niet beroepsactief; 41% van de beroepsactieve respondenten werkt in een organisatie met minstens 50 werknemers, 26% in een organisatie met 10 tot 49 werknemers, 11% in een organisatie met 5 tot 9 werknemers en 22% in een organisatie met minder dan 5 werknemers; 36% van de beroepsactieven werkt in de non-profitsector, circa 30% in de secundaire sector (industrie en bouw), 16,6% in de commerciële dienstverlening, 15,3% in de groot- en kleinhandel en horeca en 3,2% in de land- en tuinbouw; drie op de vier beroepsactieven werken voltijds; 22,2% van de werkenden heeft een maandelijks netto-inkomen uit het hoofdberoep dat minder bedraagt dan 1.250 euro. 21,6% verdient tussen 1.250 en 1.500 euro, 23,2% tussen 1.500 en 1.799 euro, 17,3% tussen 1.800 en 2.199 euro en 15,7% verdient meer dan 2.200 euro netto per maand. 2. Deelname aan levenslang leren 39,7% van de volwassen West-Vlamingen tussen 25 en 64 jaar heeft tijdens de 12 maanden voorafgaand aan de bevraging (november 2009-maart 2010) deelgenomen aan onderwijs of aan een opleiding. Het betreft zowel formeel als niet-formeel leren. Informeel leren via zelfstudie 1 is hier niet inbegrepen. 26,9% van de respondenten heeft in de voorbije 12 maanden bepaalde opleidingen niet gevolgd hoewel men die graag had gevolgd. Het gaat hier zowel om personen die wel andere opleidingen hebben gevolgd als om personen die geen opleidingen hebben gevolgd. De participatiegraden in opleidingen naar regio bedragen (referentieperiode 12 maanden): 47,4% in de regio Brugge; 40,5% in de regio Oostende; 39,3% in Midden-West-Vlaanderen (waarvan in het arrondissement Roeselare 40,4% en in het arrondissement Tielt 37,7%); 35,9% in de Westhoek (waarvan in het arrondissement Ieper 31,1%); 34,8% in de regio Kortrijk. 1 44,5% van de ondervraagden heeft in de 12 maanden voorafgaand aan de bevraging bijgeleerd via zelfstudie. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 166

De participatiegraden in opleidingen naar geslacht bedragen: 40,4% voor mannen; 39% voor vrouwen. Naar leeftijd zijn er aanzienlijke verschillen in participatiegraad: 52,9% voor personen tussen 25 en 34 jaar; 40% voor personen tussen 35 en 49 jaar; 31,7% voor personen tussen 50 en 64 jaar. Naar opleidingsniveau zijn de verschillen nog groter: 20,1% voor laaggeschoolden; 39% voor middengeschoolden; 61% voor hooggeschoolden. Verder blijkt uit de bivariate analyse dat: gezinnen met kinderen meer deelnemen aan opleidingen dan gezinnen zonder kinderen; beroepsactieven meer deelnemen aan opleidingen dan niet-beroepsactieven; inwoners van kleinere gemeenten minder deelnemen aan opleidingen dan inwoners van grotere gemeenten; van de werkende populatie de groep ambtenaren de hoogste participatiegraad kent, gevolgd door de bedienden. Zelfstandigen en arbeiders leren het minst bij; de deelname aan opleidingen toeneemt met de grootte van de organisatie waar men werkt; personen tewerkgesteld in de non-profitsector veel meer deelnemen aan opleidingen dan personen tewerkgesteld in andere sectoren; er geen verschil is in participatiegraad tussen voltijds en deeltijds werkenden; de deelname aan levenslang leren toeneemt met het netto-inkomen. Vanaf een inkomen dat hoger is dan 2.200 euro neemt de participatiegraad echter lichtjes af door de grote aanwezigheid van zelfstandigen in deze inkomenscategorieën. 45,5% van alle respondenten is van plan om in de toekomst (de komende drie jaar) zeker nog opleidingen te volgen. Als we mogen aannemen dat ze dit ook effectief zullen doen, dan mogen we een toename van de participatiegraad in levenslang leren verwachten; De huidige en toekomstige deelnemers aan levenslang leren kunnen als volgt gegroepeerd worden: personen die geen opleiding hebben gevolgd in de voorbije 12 maanden en dit in de toekomst ook niet zullen doen (46,2%); personen die geen opleiding hebben gevolgd maar in de toekomst wel opleidingen zullen volgen (14,1%); personen die opleidingen hebben gevolgd en in de toekomst nog opleidingen zullen volgen (31,4%); personen die opleidingen hebben gevolgd maar in de toekomst geen opleidingen meer zullen volgen (8,3%). Via extrapolatie van onze huidige en toekomstige participatiegraden naar de totale populatie tussen 25 en 64 jaar, ramen we het huidige aantal West-Vlaamse deelnemers aan levenslang leren op circa 241.000 personen en het toekomstige aantal op ongeveer 276.000. Dit zou een toename betekenen van 14,6%. Tabel 79 geeft een samenvattend overzicht van het ingeschatte profiel van de huidige en de toekomstige deelnemers en niet-deelnemers in levenslang leren en vergelijkt deze profielen met dit van alle respondenten. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 167

Tabel 79 Samenvattend overzicht met het profiel van de respondenten, van de huidige en de toekomstige deelnemers en niet-deelnemers in levenslang leren, WES-enquête 2010 (in %) Toekomstige nietdeelnemers Toekomstige deelnemers Huidige nietdeelnemers Omschrijving Alle respondenten Huidige deelnemers GESLACHT Man 50,5 51,4 50,0 52,5 48,8 Vrouw 49,5 48,6 50,0 47,5 51,2 LEEFTIJDSKLASSE 25-34 jaar 21,6 28,9 16,9 25,6 18,4 35-49 jaar 41,0 41,2 40,7 44,2 38,0 50-64 jaar 37,4 29,9 42,4 30,2 43,6 OPLEIDINGSNIVEAU Laaggeschoold 31,6 16,0 41,7 17,4 43,1 Middengeschoold 38,3 37,6 38,8 38,1 38,6 Hooggeschoold 30,1 46,4 19,5 44,6 18,3 BEROEPSACTIEF Beroepsactief 78,8 87,8 73,0 86,3 72,8 Niet beroepsactief 21,2 12,2 27,0 13,7 27,2 HUIDIGE SOCIAALECONOMISCHE SITUATIE Ambtenaar 12,7 22,6 6,4 20,8 6,3 Arbeider 25,0 17,5 29,7 18,9 30,0 Bediende 26,8 37,2 20,4 33,2 21,4 Zelfstandige 14,4 11,9 16,0 13,2 15,5 (Brug)gepensioneerd 8,2 3,6 11,1 3,7 11,7 Huisman/huisvrouw 5,8 3,0 7,6 3,5 7,6 Werkloos 4,2 3,4 4,7 4,6 3,9 Arbeidsongeschikt 2,9 0,9 4,0 2,1 3,6 REGIO Brugge 24,3 28,9 21,1 31,0 19,0 Oostende 12,9 13,2 12,8 12,9 13,0 Westhoek 18,2 16,6 19,5 16,7 19,7 Midden-West-Vlaanderen 20,3 20,2 20,5 20,5 20,3 Kortrijk 24,3 21,1 26,1 18,8 28,0 CONSORTIUM WOONPLAATS Webros 55,5 58,7 53,5 60,6 51,8 Comenes 44,5 41,3 46,5 39,4 48,2 BEVOLKINGSAANTAL WOONGEMEENTE Minder dan 10.000 inwoners 13,1 10,3 15,1 10,6 15,2 Meer dan 10.000 inwoners 86,9 89,7 84,9 89,4 84,8 168

Tabel 79 Samenvattend overzicht met het profiel van de respondenten, de huidige en toekomstige deelnemers en niet-deelnemers in levenslang leren, WES-enquête 2010 (in %) (vervolg) Toekomstige nietdeelnemers Toekomstige deelnemers Huidige nietdeelnemers Omschrijving Alle respondenten Huidige deelnemers AANTAL WERKNEMERS IN DE ORGANISATIE WAAR MEN WERKT (ENKEL VOOR WERKENDEN) Minder dan 5 werknemers 22,3 16,4 27,1 18,6 26,1 5-9 werknemers 10,8 9,7 11,7 10,5 10,9 10-49 werknemers 26,0 23,9 27,6 22,3 29,3 50 werknemers of meer 41,0 50,0 33,6 48,6 33,7 SECTOR VAN TEWERKSTELLING (ENKEL VOOR WERKENDEN) Land- en tuinbouw 3,2 1,3 4,8 2,6 3,9 Industrie 20,5 16,3 23,7 17,0 24,3 Bouw 8,9 6,6 10,8 7,5 10,4 Groot- en kleinhandel, horeca 15,3 8,5 20,8 9,8 20,3 Commerciële diensten 15,6 16,0 15,5 15,1 16,0 Non-profitsector 36,0 50,9 24,1 47,9 24,4 Andere 0,4 0,4 0,4 0,1 0,7 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 169

3. Opleidingsdomeinen De opleidingsdomeinen waarin de meeste respondenten opleidingen hebben gevolgd in de voorbije 12 maanden zijn: gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg en sport; economie, handel, secretariaat, veiligheid en vervoer; computer, documentatie, informatiebeheer, informatica. De respondenten die bepaalde opleidingen die ze hadden willen volgen in de voorbije 12 maanden toch niet hebben gevolgd, hadden vooral opleidingen willen volgen in: computer, documentatie, informatiebeheer en informatica; gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg en sport; ambachten, kunst, toerisme; talen, taalkunde, journalistiek; economie, handel, secretariaat, veiligheid, vervoer. 4. Redenen voor het al dan niet volgen van opleidingen De redenen voor het volgen van opleidingen zijn voor een groot stuk werkgerelateerd: 63,7% van de respondenten die opleidingen volgden, geven een werkgerelateerde reden als hoofdreden hiervoor op. De belangrijkste werkgerelateerde redenen zijn: om mijn huidige job beter te kunnen uitvoeren en/of mijn carrièrevooruitzichten te verbeteren en opleiding gevolgd op vraag van mijn werkgever. Opleidingen volgen uit pure interesse of hobby en voor het verhogen van de algemene kennis en vaardigheden zijn de belangrijkste niet-werkgerelateerde redenen. De redenen voor het niet volgen van opleidingen die men wel had willen volgen hebben in belangrijke mate te maken met een gebrek aan tijd. Voor 44,2% van de respondenten is gebrek aan tijd de belangrijkste reden om bepaalde opleidingen die men had willen volgen niet te volgen. Voor 41,3% heeft de belangrijkste reden te maken met een kenmerk van de opleiding zelf (tijdstip dat niet past, opleiding werd niet in de buurt georganiseerd, opleiding was te duur, ). 42,6% van de respondenten die geen opleiding heeft gevolgd, geeft als belangrijkste reden op dat ze geen behoefte hebben om zich bij te scholen. Gebrek aan tijd wordt door 32,1% van de respondenten als hoofdreden opgegeven. Een reden die te maken heeft met de opleiding zelf wordt door 16,7% als belangrijkste knelpunt voor het niet volgen van opleidingen opgegeven. voor 62,7% van de respondenten is het geen behoefte hebben aan bijkomende opleidingen de belangrijkste reden om in de toekomst geen opleidingen meer te volgen. Voor 21,3% is gebrek aan tijd de belangrijkste reden om in de toekomst geen opleidingen (meer) te volgen. Redenen die te maken hebben met de opleiding zelf zijn slechts voor 6,6% van de respondenten de hoofdreden. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 170

5. Het zoeken naar informatie 30,5% van de respondenten heeft tijdens de voorbije 12 maanden naar informatie over onderwijs- en opleidingsmogelijkheden gezocht. Meer dan 90% van de personen die informatie heeft gezocht, vond de juiste informatie. Het internet blijkt het middel bij uitstek om de juiste informatie te vinden. 6. De onderwijs- en opleidingsverstrekkers De West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar richtte zich in de voorbije 12 maanden vooral tot de volgende opleidingsverstrekkers voor het volgen van opleidingen: het eigen bedrijf (27,8% van de personen die een opleiding heeft gevolgd in de voorbije 12 maanden); het volwassenenonderwijs (CVO s) (25,4%); private opleidingsverstrekkers (13,4%); Syntra (10,3%); hogescholen (7,6%). De meest gekende opleidingsverstrekkers bij de West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar zijn: VDAB: gekend door 89,2% van de respondenten; volwassenenonderwijs (77,5%); hogescholen (77,4%); Syntra (74,8%); universiteiten (68%). De opleidingsinstanties waar de meeste respondenten reeds een opleiding hebben gevolgd, zijn: volwassenenonderwijs (31,7% van de respondenten heeft er ooit al een opleiding bij gevolgd); hogescholen (21,4%); Syntra (20,9%); VDAB (16,4%); private opleidingsverstrekkers (13,2%). Aan de bevolking die de opleidingsverstrekkers kennen, werd ook gevraagd hoe zij deze organisaties typeren: het volwassenenonderwijs wordt vooral geassocieerd met goede reputatie, erkende opleidingen, goede bereikbaarheid en hoge kwaliteit ; basiseducatie wordt geassocieerd met goede reputatie, persoonlijke aanpak en goede bereikbaarheid ; de VDAB wordt op een gelijkaardige manier getypeerd als het volwassenenonderwijs. Het volwassenenonderwijs scoort wel nog beter op goede bereikbaarheid en flexibiliteit dan de VDAB; Syntra scoort sterk op de termen goede reputatie, hoge kwaliteit, erkende opleidingen en goede bereikbaarheid maar wordt ook door ongeveer een kwart van de respondenten geassocieerd met een hoge kostprijs ; Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 171

de respondenten die reeds een opleiding hebben gevolgd, zijn steeds veel positiever over de opleidingsinstantie dan de organisaties die de opleidingsinstantie enkel kennen van naam. Dit is het meest opvallend bij de centra voor basiseducatie. 7. De opleidingen zelf 64,3% van de respondenten prefereert korte opleidingen van maximum 10 uren. 54,5% verkiest opleidingen waarbij alle opleidingsuren in een korte tijdsspanne worden gegeven en 44,2% wenst dat de opleidingsuren verspreid liggen over diverse weken of maanden. 49% verkiest een opleiding overdag en eenzelfde percentage verkiest een opleiding s avonds. 73,1% van de respondenten geeft de voorkeur aan contactonderwijs (100% contact), en 21,7% aan gecombineerd onderwijs. 10% van de respondenten vindt de maanden september-december de meeste ideale periode om een opleiding te volgen. 8,4% verkiest de periode september-juni en 6,2% verkiest een volledig jaar, te starten in september. September is voor 44,5% van de respondenten de ideale startmaand. Voor 26,7% van de respondenten is 19.00 uur het ideale tijdstip om een avondopleiding aan te vangen. Een kleine 20% is voorstander van 18.00 uur. 26,4% vindt 22.00 uur het meest ideale einduur voor een avondopleiding. 20% wil liever stoppen om 21.00 uur. De meeste mensen zijn bereid 15 tot 30 minuten te rijden voor het volgen van een opleiding. De meeste respondenten verkiezen een opleidingsplaats die dicht bij de woonplaats is gelegen. 8. Verbetersuggesties Om (nog) meer opleidingen te volgen, zouden volgens de respondenten onder meer de volgende zaken moeten veranderen/verbeteren: meer tijd; meer inspanningen van de werkgever om opleidingen te stimuleren; lagere kostprijs van opleidingen; ander tijdstip en/of andere duurtijd van opleidingen; kortere afstand en/of betere bereikbaarheid van de opleidingscentra. 9. Multivariate analyse Via een logistische regressie werd de gezamenlijke invloed van allerlei kenmerken van de respondenten (leeftijd, opleidingsniveau, gezinssituatie, ) op de kans op deelname aan levenslang leren nagegaan. Er werden twee modellen geschat: een model voor alle respondenten en een model enkel voor de werkende respondenten. Het tweede model bevat een aantal bijkomende kenmerken van de werksituatie van de respondenten. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 172

In het eerste model blijkt een zeer sterke invloed uit te gaan van het opleidingsniveau en het sociaaleconomische statuut op de kans om deel te nemen aan opleidingen. Ook leeftijd en gezinssamenstelling blijken significant. Geslacht is niet significant. Ook de verschillen naar regio zijn globaal niet significant. Er is enkel een significant verschil tussen de regio s Brugge en Kortrijk. Wanneer we bijkomende kenmerken van de werksituatie opnemen, blijken de verschillen naar leeftijd en gezinssamenstelling geneutraliseerd te worden. De factoren die bepalend zijn voor de kans op al of niet-deelname aan een opleiding bij de werkende bevolking zijn het opleidingsniveau, de sector van tewerkstelling, het sociaaleconomische statuut, het maandelijkse netto-inkomen uit het hoofdberoep en het bevolkingsaantal in de woongemeente. Tevens blijkt dat een respondent uit Brugge meer kans heeft om tot de groep van deelnemers te behoren dan een respondent uit Kortrijk met dezelfde kenmerken. Tussen de andere regio s zijn er geen significante verschillen. Ook de verschillen op niveau van de consortia zijn niet significant en kunnen te wijten zijn aan toeval. Þ Levenslang Leren - Fase 2 Juni 2010 Participatie van de West-Vlaamse bevolking in levenslang leren 173

BIJLAGEN

BIJLAGE 1: VRAGENLIJST

2944 1! " ENQUÊTE LEVENSLANG LEREN In opdracht van de provincie West-Vlaanderen en de twee West-Vlaamse consortia Volwassenenonderwijs Comenes en Webros, wil het onderzoeks- en adviesbureau WES meten in welke mate de West-Vlaamse bevolking bijblijft en blijft leren. De enquête is bedoeld voor elke persoon, woonachtig in West-Vlaanderen, tussen 25 en 64 jaar. Zowel mensen die opleidingen volgen als personen die dit niet doen, komen in aanmerking. De vragenlijst wordt mondeling afgenomen door studenten hoger onderwijs of cursisten volwassenenonderwijs. BESCHERMING VAN DE PERSOONSGEGEVENS WES vzw respecteert alle wettelijke bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke gegevens van de ondervraagde personen (Belgische wet van 8 december 1992 met betrekking tot de bescherming van de persoonsgegevens en latere aanpassingen). Alle verstrekte informatie blijft vertrouwelijk, is uitsluitend bedoeld voor onderzoek, wordt niet doorgegeven aan derden en wordt anoniem verwerkt. I. IDENTIFICATIE 1. Duid het geslacht aan van de ondervraagde persoon Man Vrouw 2. Kruis de postcode aan van de woonplaats van de ondervraagde persoon 8 0 0 0 1 1 1 2 2 2 3 3 3 4 4 4 5 5 5 6 6 6 7 7 7 8 8 8 9 9 9