3. Reiskosten woon-werkverkeer, dienstreizen en verhuiskosten Artikel 1 Begripsomschrijvingen CAR UWO Ambtenaar Werkgebied: Standplaats: Dienstreis: Woon-werkverkeer: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten Uitwerkingsovereenkomst De ambtenaar in de zin van de CAR en de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan werkgebied is het complete grondgebied van Flevoland en Gooi en Vechtstreek. de gemeente of het met name genoemde gedeelte van de gemeente waar de ambtenaar gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht De noodzakelijke reis en het hiermee verband houdende verblijf van de ambtenaar ingevolge een hem door of namens het Dagelijks bestuur OFGV verstrekte opdracht, niet zijnde woonwerkverkeer. Alle rechtstreekse reizen tussen woning en standplaats / plaats tewerkstelling. Plaats tewerkstelling: Het OFGV gebouw waar de ambtenaar zijn functie uitoefent. (hoofdvestiging te Lelystad of een van de aangewezen steunpunten). Etmaalvergoeding: De vergoeding wegens verblijfkosten voor ieder vol etmaal ingevolge de Reisregeling binnenland. Artikel 2 reiskosten tussen woning en werk 1. Reiskosten worden vergoed als de enkele reisafstand tussen woning en plaats tewerkstelling meer dan 10 kilometer bedraagt. Als met openbaar vervoer wordt gereisd, worden de kosten bij inlevering van vervoers- of betaalbewijzen volgens de minst kostbare wijze volledig vergoed (2 e klas). 2. In alle andere gevallen wordt een netto kilometervergoeding volgens onderstaande staffel op basis van een enkele reis toegekend: Tot en met 25 km 0,19. 26 tot 50 km 0,22. 51 tot en met 85 km 0,25. 3. Vergoeding vindt plaats op basis van het aantal feitelijk gemaakte reizen. 4. Het aantal te vergoeden kilometers wordt aan de hand van de snelste route, bepaald met behulp van www.anwbrouteplanner.nl Artikel 3 Vergoeding reis- en verblijfkosten dienstreizen Artikel 3.1 Begin en einde van de dienstreizen a. Voor de vergoeding van reis- en verblijfskosten geldt dat de plaats tewerkstelling het beginpunt en het eindpunt is van de dienstreis. b. In afwijking daarvan kan de woning van de ambtenaar of een andere plaats als beginpunt respectievelijk eindpunt van de dienstreis worden aangemerkt. c. Van een andere plaats is met name sprake in die gevallen waarin sprake is van een dienstreis in het kader van toezicht, handhaving, of controle, waarbij de medewerker gebruik maakt van zijn privé-motorvoertuig. Dan geldt, indien de medewerker buiten het werkgebied woont, de grens van het werkgebied van de OFGV als beginpunt van de dienstreis. De reis van de eigen woning tot de grens van het werkgebied wordt dan aangemerkt als woon-werkverkeer.
Artikel 3.2 Vergoeding van reiskosten van openbaar vervoer a. Voor dienstreizen wordt gebruik gemaakt van het openbaar vervoer, inclusief treintaxi. De ambtenaar heeft het recht per trein tweede klas te reizen. b. Voor dienstreizen tijdens de spitsuren of ingeval van bijzondere omstandigheden kan toestemming worden verleend om eerste klas te reizen. De vervoers- of betalingsbewijzen moeten bij de declaratie worden gevoegd. Artikel 3.3 Vergoeding van reiskosten bij gebruik gemotoriseerd privévervoermiddel Als voor de dienstreis gebruik gemaakt wordt van een gemotoriseerd privévervoermiddel, geldt een kilometervergoeding van 0,38 netto per km. Parkeer- veer- en tolgelden voortvloeiende uit het gebruik van het privé-vervoermiddel worden vergoed onder overlegging van bewijsstukken. Artikel 3.4 Parkeervergunning en ontheffing De ambtenaar die volgens zijn leidinggevende regelmatig werkzaamheden moet uitvoeren buiten zijn plaats van tewerkstelling en hiervoor zijn eigen vervoermiddel gebruikt kan in aanmerking komen voor een parkeervergunning of een ontheffing op grond van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens. Artikel 3.5 Dienstfiets a. De ambtenaar die ten behoeve van dienstreizen binnen de standplaats gebruik maakt van een fiets, wordt geacht gebruik te maken van een door de OFGV ter beschikking te stellen dienstfiets, indien deze beschikbaar is. b. De ambtenaar die volgens zijn leidinggevende regelmatig buiten zijn plaats tewerkstelling werkzaamheden moet uitvoeren en hiervoor zijn/haar eigen fiets gebruikt ontvangt jaarlijks een vergoeding van 100,= netto. Dit bedrag wordt geïndexeerd op basis van het algemene prijsindexcijfer van het CBS per 1 januari. Artikel 3.6 Vergoeding verblijfkosten De verblijfskosten worden vergoed op grond van artikel 13 van het Reisbesluit binnenland en artikel 5 van de Reisregeling binnenland. Artikel 3.7 Reisdeclaraties a. Het declareren van de reis- en verblijfkosten gebeurt op een voorgeschreven formulier, onder overlegging van de vereiste betalingsbewijzen. b. Declaraties moeten binnen drie maanden na de maand waarop de declaratie betrekking heeft worden ingediend bij de administratie. Artikel 4 Hardheidsclausule In situaties waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet kan het Dagelijks bestuur van de OFGV nadere regels stellen. De hardheidsclausule wordt in ieder geval toegepast in situaties waarbij aantoonbaar is dat de medewerker is benadeeld ten opzichte van de regelingen bij zijn/haar vorige werkgever.
Artikel 5 Verhuiskosten Artikel 5.1 Aan degene die niet verhuisplichtig is volgens de UWO, wordt eveneens verhuiskostenvergoeding toegekend als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: - de belanghebbende is aangesteld in vaste dienst of in tijdelijke dienst met het vooruitzicht van een vaste aanstelling; - de verhuizing vindt plaats binnen 2 jaar na indiensttreding; - de reisafstand tussen woning en werk was voor de verhuizing ten minste 25 kilometer en deze wordt door de verhuizing met ten minste 60% verminderd. Artikel 5.2 De verhuiskostenvergoeding volgens onderdeel 6 wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 18 van de UWO. De in dat hoofdstuk vermelde terugbetalingsverplichting is eveneens van toepassing. Artikel 5.3 Na verhuizing wordt het eventueel resterende woon-werkverkeer vergoed overeenkomstig de voorgaande punten.
Geachte heer Schnoor, Dank voor de bevestiging van uw instemming met de nieuwe regeling reiskosten. De overeengekomen regeling is mijns inziens niet alleen een alleszins behoorlijke regeling die voorziet in een zeer redelijke tegemoetkoming in de reiskosten maar past ook binnen de begroting van de Omgevingsdienst. Het verheugd mij te kunnen constateren dat de leden van het Bijzonder Georganiseerd Overleg en de adviserende leden van de vakorganisaties bereid zijn geweest in overleg te komen tot een regeling waarover geen verschil van inzicht meer bestaat. Daarmee komt een einde aan het overleg tussen werkgever en Bijzonder Georganiseerd Overleg en kan de organisatie overgaan naar een situatie waarin de dialoog over arbeidsvoorwaarden voortaan kan plaatsvinden in een regulier Georganiseerd Overleg. Om e.e.a. te bekrachtigen zal ik u op korte termijn een datumvoorstel doen voor een afsluitende vergadering. Ten aanzien van de punten 1 t/m 4 in uw brief merk ik het volgende op: Ad 1. Compensatie eventueel nadeel. Tijdens het overleg is geconstateerd dat de hardheidsclausule uit het sociaal plan voldoende garantie biedt om tot individueel maatwerk te komen in die gevallen waarin sprake is van een (onredelijke) financiële benadeling ten opzichte van de rechtspositie op dit punt bij de vorige werkgever. In het sociaal plan zelf is reeds een bepaling opgenomen met betrekking tot de eventuele meerdere reistijd die het gevolg is van de overgang naar de OFGV. Dit onderwerp lijkt mij daarmee voldoende afgedekt. Uw opmerking ziet op een nadeel dat geleden zou kunnen. Compensatie voor een de facto niet geleden nadeel lijkt mij echter niet reëel. Ad 2. Opsomming in artikel 3.1: Deze opsomming, en met name de opmerking m.b.t. de grens van het werkgebied, zijn met opzet opgenomen om die specificatie uitdrukkelijk te duiden. Het lijkt mij dan ook niet gewenst deze te schrappen. De woorden met name duiden erop dat het gaat om een verbijzondering, niet om een uitsluiting van de door u genoemde mogelijkheid dat een andere plaats ook betrekking kan hebben op andere dienstreizen dan alleen mar die ten behoeve van toezicht, controle of handhaving. Ad 3: bovengrens: Vanzelfsprekend zal de genoemde bovengrens niet met terugwerkende kracht worden gehanteerd. Ad 4: aanvang diensttijd. Zoals u weet is dit onderwerp tijdens het overleg uitdrukkelijk aan de orde geweest. De discussie daarover is steeds duidelijk geweest en daarover hebben wij tot op heden n.m.m. geen verschil van inzicht. Toch lijkt het goed deze gedachtegang nog eens te expliciteren. Feitelijk is er sprake van drie categorieën. a. In principe geldt dat aanvang diensttijd is niet aanvang dienstreis maar de diensttijd vangt aan op het moment waarop met de werkzaamheden (of cursus, of bespreking) wordt aangevangen c.q. het moment waarop de plaats van de werkzaamheden (cursuslocatie, overleglocatie) wordt bereikt. Over dit onderwerp bestaat ook de nodige jurisprudentie. b. In die gevallen waarbij mensen direct vanuit huis gaan naar een plaats voor controle, toezicht of handhaving geldt dat in die gevallen / op die dagen de diensttijd aanvangt op het moment dat de grens van het werkgebied wordt overschreden (artikel 3.1.). Voor diegenen die binnen het verzorgingsgebied wonen betekent dat dat als zij direct vanuit huis voor controle, toezicht of handhaving op pad gaan de werktijd aanvangt op het moment dat men van huis vertrekt. c. De categorie voor wie geldt dat door de overgang naar de OFGV hun reistijd toeneemt met meer dan een uur. In dat geval geldt volgens het Sociaal Plan dat het meerdere (dus boven dat uur toename) als werktijd wordt aangemerkt.
Alleen categorie b. wijkt af van de standaardregel dat de diensttijd aanvangt op het moment dat met de werkzaamheden wordt begonnen. Hoewel de bepaling over diensttijd op verzoek van de vakorganisaties is geschrapt, toont de opmerking in uw brief aan dat het goed is hierover helderheid te hebben en daarover ook te communiceren.